Inhoudstafel van Brug 73 (september 2011)Christus in de etherische wereld Biologisch-dynamische landbouw Biologisch-dynamische landbouw en meditatie Waarom worden we niet helderziend ?
+ Groter lettertype * * * * * * * * * * * * * * *
Deze zomer zat ik in de eetzaal van een groot hotel aan de Adriatische zee.
Maar nee, zo erg is het wellicht nog niet, ik ben te streng voor mijn medemens en tijdgenoot :
de eetzaal van een vakantiehotel is geen plek om spiritueel bezig te zijn. De mensen mogen ook eens genieten van hun fysieke aardse situatie.
Later, aan de rand van het zwembad. Moeders liggen met hun tijdschriftje in de ligzetels, vaders spelen met hun kroost in het water. Een jonge vader in zwembroek passeert langs mij, op zijn bovenarm een grote tatoeage : de gekruisigde Christus, in perspectief van boven rechts af gezien, zeker 15 cm groot. Niet zo ongewoon bij liefhebbers van dit soort lichaamsversiering. Maar wat zie ik op zijn borst getatoeëerd, over gans de breedte, in grote gekalligrafeerde drukletters :
EGO SUM VIA ET VERITAS ET VITA
Daar sta je toch even sprakeloos van !
François De Wit.
* * * * * * * * * * * * * * *
Vrouwen zijn geen haar beter
Zo luidt de titel van een interview in de Weekend Knack van 13 april 2011.
Lang, heel lang heeft Lisette Thooft gedacht dat mannen slechter waren dan vrouwen. Egoïstischer, baziger. Minder sociaal. Minder gevoelig. Ze geloofde dat mannen uit hebzucht en egoïsme sinds de oertijd vrouwen aan zich onderwierpen. Tegenwoordig vindt ze het onbegrijpelijk dat ze zo lang kon denken dat er één soort op de wereld was waarvan één helft beter is dan de andere. Ze goot haar bevindingen en bedenkingen in “De onverzadigbare vrouw (en afwezige man)”.
Lisette Thooft : Ik begon eens goed om me heen te kijken en ik dacht, wat vreemd toch dat ik geen vriendinnen of vrouwelijke kennissen heb die overheerst worden door hun man. Alle vrouwen die ik ken, alle vrouwen die ik zie in films en op televisie, zijn veeleer bazig. Thuis toch. Meestal zijn mannen een beetje op hun hoede in de nabijheid van hun vrouwelijke partner. Zelfs al is hij tien jaar ouder, twintig centimeter groter, dertig kilo zwaarder, heeft hij langer gestudeerd en verdient hij meer, toch let hij op zijn tellen. Ook in goede relaties zijn mannen bang om hun vrouw boos te maken. Waarom dan ? Omdat het heel moeilijk is om een vrouw niét boos te maken. Vrouwen zijn ook machtshebberige controlefreaks. En hebben iets onverzadigbaars : het is nooit genoeg, ze willen altijd meer. Er is altijd iets te klagen, te verbeteren, te wensen. Het moet altijd anders en beter. Hij moet anders. Hun relatie moet anders. Hoe leuk een vrouw ook is, toch kan ze ook een draak zijn in de omgang met haar vriend of haar man. Dat zullen mannen graag horen... Ze zijn inderdaad blij met mijn boodschap, maar ze gaan zeker niet vrijuit. Mannen hebben, als reactie misschien, of gewoon omdat ze zo in elkaar zitten, in hun liefdesrelatie vaak iets afwezigs. Veel mannen krijgen zo'n wazige blik als hun vrouw aan het woord is, of ze verschansen zich achter hun krant of hun pc, ze werken dag en nacht, ze liggen uren onder hun auto, ze gaan uit vissen. Ze verdwijnen uit beeld. Kortom : zij zeurt, hij zwijgt ? Daar komt het op neer. De meeste geliefden willen niets anders dan van elkaar houden, maar vroeg of laat botsen ze op elkaars lastige kanten, slechte eigenschappen, schaduwzijden. En die blijken universeel. Mannen vinden vrouwen vaak bemoeizuchtig, bazig, bezitterig en lastig. Vrouwen vinden mannen lui, bot, slordig, onverantwoordelijk en egocentrisch. Dat heeft nog steeds te maken met de oudste strijd tussen de seksen, de strijd om succes in de voorplanting. Want wat gebeurt daar ? Het vrouwelijke geslachtsorgaan is hol en moet gevuld worden. Het oergebaar is : "Het moet erin." Van daaruit ontwikkelen zich grijpende en beslagleggende gebaren. Het mannelijke oergebaar is : "Het moet eruit." Een man moet zich juist laten gaan in de geslachtsdaad, en daarna blijft hij leeg, afwezig achter. Dat gevecht is in de loop van duizenden jaren niet verdwenen, maar het is subtieler geworden. Tegenwoordig is er vooral een min of meer beheerste competitie op emotioneel en intellectueel niveau. Hoe denkt u over de theorie dat mannen van Mars komen en vrouwen van Venus ? Er zat wel wat in, in dat populaire boek van John Gray, maar het was zo statisch. Alsof het zo is en altijd hetzelfde zal blijven. Maar er zit beweging in de man-vrouwverhouding. Die verandert voortdurend, al gaat het traag, weerbarstig en moeizaam. Als wij denken aan de evolutie, denken we in darwinistische termen : van amoebe tot mensaap. Alsof er sindsdien niet zo gek veel veranderd is. Maar van mensaap tot nu, zijn we onvergelijkelijk veel beschaafder geworden. Denkt u nu dat vrouwen niét onderdrukt zijn ?
Natuurlijk zijn vrouwen onderdrukt, maar nu ben ik ervan overtuigd dat mannen vrouwen begonnen te onderdrukken omdat vrouwen zo egoïstisch waren, bazig, asociaal en ongevoelig. Oude mythen en sagen schetsen de vrouw als een op seks beluste heks die de man verscheurt en domineert. Daar is de mythe van de draak ontstaan, die staat voor de verschrikkelijke vrouwelijke seksualiteit die mannen angst inboezemt : vrouwen hadden tanden in hun geslachtsorganen die mannen verslonden. En de mannen waren onschuldige lammetjes ?
Nee, maar in die oude verhalen zijn mannen nergens agressief tegen vrouwen. Natuurlijk hebben ze ook afgrijselijke dingen gedaan en waren ze soms monsterlijk. Maar vrouwen waren ook monsters. Ze hadden een grote voorsprong als het ging om macht in de relatie, en ook vandaag is hun kracht amper te overwinnen : ze zijn verbaal sterker, kunnen beter manipuleren, dreigen en chanteren. Daar kan geen vent tegenop. Dat zijn eigenschappen die gewoonlijk aan mannen worden toegedicht.
Ik heb heel veel geschreven over emancipatie, en alle mogelijke onderzoeken daaromtrent bestudeerd. Alle onderlinge verschillen zijn de revue gepasseerd, en het enige échte keiharde verschil is dat mannen meer risico's nemen. Daaruit vloeien andere dingen voort, zoals méér criminaliteit, creativiteit, vindingrijkheid en ondernemingszin. Ik kan me voorstellen dat mannen blij zijn met uw boek. Op mijn vorige boek, Alchemie van de liefde , kreeg ik inderdaad blije en dankbare reacties van mannen. Een van hen zei : "Ik las uw boek, mijn vrouw nog niet, maar mijn huwelijk is vrediger geworden." Anderen zeggen dat ik hun relatie heb gered. Doe ik toch nog aan goede werken, kom ik toch nog in de hemel (lacht). Vond u zelf baat bij uw nieuwe inzichten ?
Jazeker. Ook mijn eigen relatie is erdoor gered. Ik ben nu negen jaar gelukkig met dezelfde man. Niet mijn langste relatie ooit, wel veruit de beste. We waren heel verliefd in het begin, maar na een tijd begonnen we ruzie te maken. Toen heb ik mijn man naar de psychiater gestuurd, want ik dacht natuurlijk dat het weer aan hem lag (schallende lach). Hij maakte een afspraak en kwam terug met het verzoek om volgende keer mee te komen. Ik dus mee. De psychiater zei : "Moet je eens goed naar me luisteren, Lisette. Je levert je man bij me in alsof hij een sputterend huishoudapparaat is waar ik even aan moet sleutelen tot hij perfect is. Ik zal jou eens wat vertellen : met deze man is er helemaal niets mis." En toen werd u nog kwader, en trok hij zich nog meer terug, want zo gaat dat doorgaans...
Het zijn de natuurwetten die in werking treden. En hiermee is ook gezegd wat de remedie is : tegen die natuurwetten ingaan. Niét doen wat je geneigd bent te doen, maar die neigingen onderkennen en ze loslaten. Dan word je een beter mens, en het verandert je partner automatisch ook. Komen we er ooit uit ? Zeker weten. Dat proces gaat steeds door, gestuurd en gestimuleerd door de botsingen, ruzies en strubbelingen. Mannen en vrouwen lijden nog steeds zozeer onder elkaars onhebbelijkheden dat ze blijven proberen die eruit te boksen, weg te knuppelen, glad te schuren. Waar gaat het heen ?
Naar rustiger wateren. Als de vrouw de vrijheid in zich opneemt, en de man de liefde, dan komt het goed. En daar zijn we naar op weg : we hebben steeds meer liefde en steeds meer vrijheid. U geeft het christendom een zeer belangrijke beschavende functie. Van mij mag het christendom inmiddels wel weg, hoor. Taak volbracht, zou ik zeggen. Maar het heeft een uiterst beschavende invloed gehad, en was van groot belang bij de emancipatie van de vrouw. Natuurlijk, het christendom heeft ook heksen verbrand en andere narigheden aangericht, maar het heeft ook ideeën van naastenliefde, trouw, zelfopoffering en liefdadigheid ingevoerd. In de middeleeuwen is er in de westerse cultuur iets gebeurd dat bij mijn weten uniek is in de wereld : we hebben de onderdrukking van vrouwen geïnternaliseerd. Wij besnijden geen vrouwen, we sluieren ze niet, we sluiten ze niet op achter tralies. Het christendom vertelde vrouwen dat ze kuis moesten zijn en hun man moesten gehoorzamen. Dàt was het grote gebod van het christendom, met als uitgangspunt dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn. Merkwaardige gelijkheid, als de een de ander moet gehoorzamen.
Dat lijkt tegenstrijdig, maar misschien is de vrouw van nature zo dominant dat man en vrouw, als zij zich wat intoomt, toch nog een vorm van gelijkwaardigheid kunnen bereiken. Ik weet niet of het waar is, maar het is interessant om het eens vanuit die hoek te bekijken. Begeeft u zich niet op glad ijs, met de bewering dat wij, West-Europeanen, het hoogst beschaafd zijn ? Daar ben ik me terdege van bewust. Maar ik zie wat de westerse cultuur aan de rest van de wereld bijdraagt : de romantische liefde. Die exporteren wij ook, via de soapseries die overal ter wereld, tot in de armzaligste huisjes, de schamelste hutten bekeken worden. In de hele wereld wil nu iedereen zijn eigen partner uitkiezen. Dat is het goede. Maar de westerse cultuur heeft ook verschrikkelijke dingen ontwikkeld. De militaire technologie en andere ellende. De enorme overconsumptie, de roofzuchtige behandeling van de natuur, de technologische verloedering. Dat is de zwarte kant van de westerse cultuur. Ook aan deze cultuur zal een einde komen, zoals ook de Egyptische, Griekse en Romeinse cultuur ten onder gingen. Wie weet loopt onze westerse beschaving op zijn laatste benen en beleven wij de nadagen ervan. Maar wat de volgende cultuur zeker zal overnemen, is de romantische liefde, het Europees huwelijksmodel. Dat krijg je niet meer weg uit de menselijke beschaving, dat is te belangrijk. De onverzadigbare vrouw (en de afwezige man), Lisette Thooft, uitgeverij Balans, 255 p., 18,95 euro.
* * * * * * * * * * * * * * *
Christus in de etherische wereld
Op één punt kunnen we het niet eens zijn met Lisette Thooft in het bovenstaande interview. “Meer en meer mensen ervaren de etherische Christus of hebben een bijna dood ervaring. Ik dacht één persoon op acht. De antroposofen hopen ook op een Christuservaring. Ze verwachten dat zij die eerder zullen hebben dan de anderen. Maar volgens mij klopt dat niet. Die antroposofen hebben zo'n ervaring niet nodig, zij hebben die al gedeeltelijk verworven. Zij geloven zonder te zien. Het is misschien wat karikaturaal voorgesteld om het duidelijk te maken.”
Het onderstaande verhaal gaat over een ontmoeting met de Christus. Er wordt gesproken van een visioen, en omdat het beeld verschijnt in de gestalte van een traditionele katholieke voorstelling, namelijk als Jezus met een lam, zou men het als visioen kunnen beschouwen. Anderzijds weer niet omdat de verschijning maar twee dagen na mekaar optrad en dan niet meer. Dus toch een authentieke ervaring in de etherische wereld.
Ze was een rijzige vrouw met glad blond haar, smalle handen en grote mannelijke voeten. Ze had een vooruitspringende neus, zware wenkbrauwen, mooie, niet al te strenge ogen en gezonde tanden. Slechts af en toe, als ze lachte, kwamen twee gouden kronen tevoorschijn waarop ze fier was. Misschien lachte ze daarom meer dan haar vrome medezusters die van haar zegden dat ze een kwajongensnatuur had.
Toen ze zeven jaar was, had ze een visioen gehad. Het was op een winteravond, de sneeuw knerpte onder de grote voeten van het voor haar leeftijd te veel ontwikkelde meisje. Ze keerde terug van de school, alleen, omdat alleen zij zo ver van de school woonde, over het riviertje.
De volgende avond wachtte ze op dezelfde plek weer op de Heer Jezus. Toen Hij met het witte lam in Zijn armen verscheen, gebood hij het meisje om haar leven te wijden aan het bekeren van de negerkindertjes.
Ze heette zuster Veronika, hoewel ze ooit eens gewenst had om de naam Johanna aan te nemen, als aandenken aan het dorpsmeisje dat de middeleeuwse strijdkrachten van de Franse ridderschaar aangevoerd had en later op de brandstapel gestorven was.
De kindergezichtjes waren geconcentreerd en diep-ernstig. Ze verstonden deze tekens maar moeizaam. Vaak weenden ze zacht in het refectorium. Dan troostte zuster Veronika hen. “Vreugde wacht op jou,” zei ze, “Ween maar niet, op jou wacht de vreugde.”
Maar in dit opzicht stelde hij haar niet teleur. De jongen overleefde de oorlog en werd een hoge ambtenaar in het socialistische Polen.
Andrzej Szczypiorski (1924-2000)
* * * * * * * * * * * * * * *
Liegen
De handelwijze van zuster Veronika in het bovenstaande fragment stelt ons voor een moeilijk probleem.
Als antroposoof weet men wat liegen betekent, het stond vroeger al in De Brug 37 :
“Voor het uitoefenen van onrecht zijn er maar twee wegen, namelijk die van het geweld en die van de list. Zoals ik door geweld een ander kan doden of beroven of kan dwingen om mij te gehoorzamen, zo kan ik dit ook door list bereiken doordat ik hem verkeerde motieven presenteer waardoor hij moet doen wat hij anders niet zou doen. Dat gebeurt door middel van de leugen. Die is juist alleen daarom verwerpelijk voor zover ze een werktuig van de list is, dus een dwingen door middel van een motivatie. Dat is ze ook in de meeste gevallen. Want om te beginnen kan mijn liegen niet geschieden zonder een motief van mijn kant. Dit motief zal echter – op een zeldzame uitzondering na - onrechtvaardig zijn, namelijk het oogmerk om een ander over wie ik geen macht heb, te leiden volgens mijn wil, d.i. te dwingen door een motivatie. Dit oogmerk ligt zelfs aan de basis van de lichtzinnige leugens, doordat hij die ze hanteert zich daardoor aan de ander beter wil voordoen dan hij in feite is. ( … )
Maar net zoals ik het recht heb om geweld dat op mij afkomt te weren door geweld van mijn kant, in dezelfde gevallen waar ik een recht op geweld heb, heb ik ook een recht tot liegen, bvb. wanneer ik geconfronteerd word met rovers en andere geweldenaars die ik door een list probeer te overmeesteren.
Maar het recht tot liegen gaat nog verder. Het treedt in voege bij ieder volledig onbevoegde vraag die mijn persoonlijke of zakelijke aangelegenheden betreft, dus vrijpostig is. Door te antwoorden zou ik mijzelf in gevaar kunnen brengen, ja zelfs door te antwoorden : ik wil het niet zeggen – maak ik mij al verdacht. Hier is de leugen een noodweer tegen een onbevoegde nieuwsgierigheid die meestal niet van een welwillend motief uitgaat. Ik heb het recht om mijzelf preventief te beschermen tegen eventuele kwaadwilligheid en fysiek geweld door mijn eigendom te ommuren met een gepunte omheining, daar ’s nachts gevaarlijke honden los te laten lopen, ja zelfs voetangels. Een indringer heeft de voor hem kwalijke gevolgen van mijn zelfbescherming alleen maar aan zichzelf te wijten. Zo heb ik ook het recht om iets op alle manieren geheim te houden wanneer de kennis omtrent dat iets mij zou blootstellen aan de agressie van anderen. Ook moet ik hem niet door te antwoorden : ik wil het niet zeggen – het punt aanduiden waar een voor mij gevaarlijk, voor hem misschien voordelig geheim verborgen ligt. Ik ben bevoegd hem met een leugen af te wimpelen, en als hij door die leugen zichzelf schade berokkent, dan is het zijn eigen schuld. “Ask me no questions and I’ll tell you no lies” – luidt hier de correcte maxime.
Volgens dit principe handelt ieder verstandige man. Keert hij bvb. van een stad terug waar hij een belangrijke som geld geïncasseerd heeft en hij ontmoet een onbekende reiziger die dezelfde richting uitgaat als hem, dan zal hij op de gewone vragen van waar hij komt en waar hij naartoe gaat, naar waarheid antwoorden. Wanneer echter de ander verder vraagt, wat hij daar gedaan heeft, dan zal hij met een leugen antwoorden om niet het gevaar te lopen overvallen te worden. ( … )
Maar afgezien van deze gevallen van noodweer is iedere leugen een werktuig van onrecht. Vandaar dat de rechtvaardigheid eist dat we waarachtig zijn, tegen iedereen. Maar dat de leugen niet totaal onvoorwaardelijk, zonder uitzondering en per definitie verwerpelijk is, dat kunnen we afleiden uit het feit dat er gevallen zijn waar liegen zelfs een plicht is, namelijk voor artsen. En ook dat er edelmoedige leugens zijn wanneer iemand de schuld van een ander op zich wil nemen. En ten slotte omdat ook Jezus Christus eens doelbewust gelogen heeft ( in Joh. 7 – 8).”
Toen we deze laatste zin voor het eerst lazen, schrokken we toch wel eventjes : kan dat waar zijn ?
8 Gaan jullie maar naar het feest; ik ga niet, omdat de tijd voor mij nog niet rijp is.’ 9 Dat zei hij, en hij bleef in Galilea.
8 Gaat gijlieden op tot dit feest; Ik ga nog niet op tot dit feest; want Mijn tijd is nog niet vervuld.
Wat lezen we in een bijbelcommentaar (Walvoord) ?
"Ik moet toegeven dat ik ten zeerste verwonderd was toen ik gewaar werd dat bvb. het gesprek met de Sadduceeën waar het Marcus-evangelie over vertelt, helemaal niet door Christus vanuit het Jezuslichaam gesproken werd, maar door één van de apostelen. Het was natuurlijk de Christus die sprak, want dit deed zich vaak voor dat, wanneer Christus Jezus Zijn schare verliet - Hij maakte zich af en toe los van hen- Hij toch onder hen was. Ofwel liep Hij geestelijk met hen mee terwijl Hij ver weg was, ofwel was Hij slechts in zijn etherisch lichaam bij hen. Zijn etherlichaam was onder hen, Zijn etherlichaam trok ook samen met hen door het land, en men kon dikwijls niet uitmaken of Hij zo te zeggen Zijn fysiek lichaam meehad, of dat het alleen de verschijning van het etherlichaam was."
Natuurlijk niet, want ze konden nooit met zekerheid weten wie nu in feite de Christus was !
“Dat, volgens het principe van de ridderlijke eer, de beschuldiging van leugen als zeer zwaar geldt en eigenlijk alleen kan weggewassen worden met het bloed van diegene die de beschuldiging uitgesproken heeft, ligt niet aan het feit dat de leugen een onrecht is. Want anders zou ook de beschuldiging van het plegen van onrecht door geweld even erg krenkend moeten zijn, wat zoals bekend niet het geval is. Dat komt omdat volgens het principe van de ridderlijke eer het geweld, de macht, in feite de grondslag is van het recht. Wie nu, om een onrecht te plegen, de leugen hanteert, die bewijst daarmee dat hij geen macht heeft, of de nodige moed ontbeert om de macht, het geweld uit te oefenen. Iedere leugen getuigt van vrees : dat breekt de staf over haar.”
* * * * * * * * * * * * * * *
Profeet Steiner heeft steeds meer volgelingenDe krant De Morgen van 26 februari 2011 wijdde een relatief groot artikel aan de Steinerschool. De titel die de redacteur boven het artikel plaatste is typerend voor de moderne pseudo-progressieve geest : er is geen Waarheid, ieder heeft zijn waarheid en al wie zich laat overtuigen door inzichten en argumenten, hoe gegrond ze ook zijn, geeft zijn eigen “kritisch” denken op en wordt volgeling van een (ze zeggen wel profeet maar ze bedoelen) goeroe.
Methodescholen bloeien 150 jaar na geboortedatum van Duitse pedagoog als nooit tevoren
Ze doen rare dansjes, bekwamen zich in het vak heemkunde en vieren met veel luister Sint-Michaël. Het alsmaar groeiend aantal volgelingen van de precies 150 jaar geleden geboren Rudolf Steiner lijkt soms te leven in een andere tijd of op een andere planeet. Toch bloeien de steinerscholen vandaag als nooit te voren.
Een doordeweekse ochtend in een steinerschoolklas. De kinderen sijpelen stilletjes binnen, begroeten de juf met een stevige handdruk en nemen plaats in een kring van houten banken. Om kwart na acht is de kring al gevormd en wordt het tijd voor de ochtenddans excuseer: de euritmie. In navolging van de juf brengen de kinderen een heel apart soort ballet. De bedoeling van dit ritueel? "Het wezenlijke van de menselijke beweging doorgronden." De bedenker ervan? Rudolf Steiner.
De filosoof/pedagoog/redenaar/profeet Rudolf Steiner stichtte in 1919 een school op voor de arbeiderskinderen van de in Stuttgart gevestigde sigarenfabriek Waldorf-Astoria. Het was de eerste van de wereldwijd inmiddels meer dan duizend scholen die zich door Steiners ideeën liet inspireren. Zonder overdrijving kun je stellen dat Steiner een van de meest invloedrijke denkers is uit de vorige eeuw. Naar aanleiding van zijn 150ste verjaardag publiceerde het Duitse kwaliteitsblad Die Zeit vorige week een lijvig dossier over deze man. Steiner werd er gekenmerkt als 'der letzte Prophet'.
Rudolf Steiner is de grondlegger van de zogenaamde antroposofie, een soort totaalfilosofie die, aldus de denker, "het geestelijke in de mens met het geestelijke in de kosmos wil verbinden." Dat klinkt niet alleen esoterisch, dat is het ook, en het is weinig aannemelijk dat het die antroposofie is die de steinerscholen zo aantrekkelijk maakt voor ouders van nu.
Bovendien, zegt woordvoerster Griet van Raemdonck, is de antroposofie al lang niet meer het alfa en het omega van deze onderwijsmethode. "Steiner was daar weliswaar mee bezig en dat wekt misschien een bepaalde indruk, maar onze scholen zijn niet georganiseerd volgens de antroposofische leer. Iedereen is hier welkom en er wordt geen les gegeven in de antroposofie. Onze scholen zijn georganiseerd als gewone scholen."
Verschillen met "gewone scholen" zijn er nochtans genoeg. Om er een paar te noemen: op de steinerschool krijgen leerlingen geen rapport. Juffen en meesters verhuizen er zes jaar lang mee met de kinderen naar het volgende leerjaar. Handboeken zijn er niet, en leren lezen doen de kinderen pas "als ze daar klaar voor zijn". Naast klassieke vakken als taal en rekenen krijgen de kinderen hier ook les in heemkunde, het al genoemde euritmie, volksdans, landbouw, vormtekenen en houtbewerking.
De grote aandacht voor kunst en handwerk is misschien wel het meest wezenlijke verschil met andere vormen van onderwijs. Waar in het reguliere onderwijs de nadruk ligt op de cognitieve vakken, zijn steinerscholen er, zoals ze zelf zeggen, "voor het hoofd, het hart en de handen". Automatisch rijst dan de vraag of die grotere aandacht voor het hart en de handen niet deels ten koste gaat van het hoofd.
Feit is dat leerlingen die afstudeerden aan een steinerschool veel minder dan gemiddeld voor de exacte wetenschappen kiezen. Uit cijfers die de steinerscholen zelf verzamelden, blijkt dat ex-leerlingen vooral terechtkomen in pedagogische of artistieke richtingen. Het minst populair zijn exacte wetenschappen, politieke en sociale wetenschappen, rechten en criminologie.
De cijfers lijken het cliché te bevestigen dat de steinerschool vooral creatievelingen aflevert en dat wie een carrière als pakweg ingenieur of ICT'er ambieert best een andere keuze maakt. "Wij hebben één gemeenschappelijke aso-richting, dat klopt", bevestigt Van Raemdonck. "Die biedt in principe toegang tot alle richtingen hoger onderwijs, maar wie achteraf een sterk wiskundige richting wil gaan doen, moet inderdaad eerst een bijkomend voorbereidend jaar volgen."
Wat ons meteen bij een ander cliché over de steinerscholen brengt. Steineradepten hebben een onmiskenbare voorkeur voor hout. En houten computers, die moeten nog uitgevonden worden. "Wij hebben onze eigen ICT-eindtermen", zegt Van Raemdonck, "Wij willen kinderen eerst kennis laten maken met het gesproken woord, dan het geschreven en dan pas de computer. Een kind van zes jaar is nog volop bezig met de motorische ontwikkeling en de reële wereld. Voor de virtuele wereld is het dan nog te vroeg. Eerst moet de lichamelijke ontwikkeling genoeg kansen krijgen. Maar wij bannen computers niet: vanaf het einde van de lagere school worden ze wel degelijk gebruikt."
Het ritme van de natuur
Behalve de digitale revolutie is er nog een andere maatschappelijke verandering die zich in de steinerwereld slechts moeizaam lijkt te voltrekken. Steinerscholen zijn nooit concentratiescholen, of het moet zijn dat met concentratiescholen op de hoge concentratie aan bakfietsen wordt gedoeld. "Ouders van de steinerschool zijn oprechte antiracisten", merkte stand-upcomedian Nigel Williams onlangs op. "Maar je ziet daar geen allochtone leerlingen."
"Ach, dat is zo'n typisch vooroordeel", zucht Van Raemdonck. "Wij hebben een school voor buitengewoon secundair onderwijs en daar zitten kinderen van alle werelddelen. En niet al onze basisscholen zijn wit. Maar het is een feit dat alternatieve schoolmethodes beter bekend zijn bij mensen met een hogere opleiding. Wij staan open voor iedereen, maar we trekken nu eenmaal veel kinderen uit een bepaalde culturele laag aan."
Terug naar het kleuterklasje uit het begin van ons verhaal. Werkelijk alles in deze klas is zacht, warm, rond en natuurlijk. Het contrast met het staal en beton van de harde, kille buitenwereld kan niet groter zijn.
Als de steinerscholen onder vuur liggen, dan is het vooral vanwege dat contrast met de echte wereld en hun al dan niet vermeende wereldvreemdheid. Tegelijk is het wellicht net dat contrast dat van dit onderwijstype een succesverhaal maakt. Terwijl de wereld steeds sneller doordraait en ook scholen zich steeds nadrukkelijk moeten mengen in de ratrace, stijgt blijkbaar de behoefte aan een school die zich enkel houdt aan het ritme van de natuur.
Ruben Block (39) Zanger/gitarist Triggerfinger
'Het zijn de mensen die de school maken, niet de methode'
"Mijn moeder heeft mee de steinerschool in Lier opgericht en ze heeft jaren les in het steineronderwijs gegeven. Het was dan ook logisch dat haar kinderen niet naar een klassieke school zouden gaan."
"Steineronderwijs is helemaal niet zo vreemd als mensen denken. Toen Jambers in de jaren '80 de reportage over de Millets toonde, liepen er bij ons even goed leerlingen met zo'n jas rond. Sommigen gingen helemaal mee in het verhaal van biologische voeding en al de rest, maar anderen deden dat niet. Er waren gradaties en net die veelkleurigheid maakte het boeiend."
"Na mijn tijd op de steinerschool heb ik een half jaar geschilderd. Tot ik op mijn negentiende plots een gitaar in mijn handen kreeg en besefte: 'dat is mijn passie'. En het is goed gekomen (lacht). Als je 18 bent, heb je eigenlijk slechts één zomervakantie om te beslissen wat je met de rest van je leven wil doen. Steiner laat je van alles proeven en leert je dat het niet erg is om even te bezinnen en te zoeken. "
"Mijn kinderen zitten niet op een methodeschool. Het kwam praktisch niet uit en eigenlijk hecht ik niet zoveel belang aan de methode of de filosofie. Het zijn de mensen die de school maken. Mijn zoon wordt evengoed als een individu behandeld: ook het gewone onderwijs is op dat vlak geëvolueerd. Wat ik wel merk: bij steiner werkten wij met materiaal de kleurtjes, het papier van topkwaliteit. Dat is helemaal anders in een gewone school."
Stijn Janssen (37) projectmanager Vlaamse Instelling Technologisch Onderzoek
'26 uur wiskunde per week om bij te benen'
"Mijn vrouw was er niet voor te vinden, maar ik had graag gehad dat we onze kinderen op de steinerschool hadden ingeschreven. Destijds zuchtte ik wel als we moesten koperslaan, kleien of houtbewerken, maar achteraf bekeken ben ik blij dat ik het allemaal heb meegemaakt. Steiner vormt je op álle vlakken."
"Het was bijna toeval dat ik er terechtgekomen ben. Ik ben begonnen in een katholiek schooltje, maar volgens mijn ouders was ik daar niet gelukkig. De andere school om de hoek was de steinerschool. Mijn ouders hebben de methodiek gaandeweg ontdekt. Voor mij was het een goede school. Ik was graag creatief en muzikaal bezig, maar het is niet voor ieder kind. Mijn zus, bijvoorbeeld, lag het helemaal niet. Zij is na het lager naar een gewone middelbare school gegaan."
"Op mijn achttiende wilde ik burgerlijk ingenieur worden. Dat betekende een jaar voorbereidende wiskunde in het Sint-Jan Berchmanscollege. Ik heb geen moment gedacht 'had ik maar niet op de steinerschool gezeten'. Ik kreeg 26 uur wiskunde per week en dan nog wat fysica en chemie en het was wennen op een school waar alles toch wat strikter was, maar in een jaar tijd was ik bijgebeend. Mijn opleiding ging vlot en ik heb later mijn doctoraat behaald. Het muzikale en het tekenen ben ik met de jaren wat verloren, maar het creatieve denken is mij hopelijk bijgebleven."
Gerd Van Looy (40) performing arts manager BOZAR
'Een prachtige tijd, maar ik ben er een beetje lui geworden'
"Mijn ouders waren heel gemotiveerde mensen, geëngageerd in allerlei bewegingen: macrobiotiek, leesgroepen, yoga... De vier kinderen zijn allemaal uit pure overtuiging naar een steinerschool gegaan. Ik zat er heel graag, maar bel mijn broers en zus op en je krijgt vier verschillende verhalen."
"Voor mij was het een prachtige tijd, maar misschien toch ook niet ideaal. Ik ben er een beetje lui geworden. In de klas zaten kinderen met heel erg verschillende capaciteiten. Dat is heel erg sociaal, maar tegelijkertijd moet je wel wachten tot iedereen mee is. Voor sommigen was dat een redding, zonder steiner zouden ze in het beroeps terechtgekomen zijn. Maar ik leerde mijn testen als die er al waren terwijl ik op de fiets naar school reed."
"Op mijn 18de ben ik filosofie gaan studeren. Ik wou die brede opleiding verderzetten, een verlengstuk breien aan mijn tijd in de steinerschool. Dat was geen probleem: ik was geslaagd in eerste zit. Al vraag ik mij wel af of architectuur ook zo vlot gegaan zou zijn."
"Ik pluk nog dagelijks de vruchten van steiner: ik ben een generalist, kan over alles meespreken. Ik heb een tijdlang als technicus gewerkt in het theater. Ik had niet de juiste opleiding, maar dat heeft mij nooit gestoord. Je blijft toch overal altijd een beet atypisch. De eerste jaren nadat ik afgestudeerd was, vroeg ik mij bij sommige mensen wel af: 'zou dat er ook eentje van de steinerschool zijn?'"
* * * * * * * * * * * * * * *
Deinse student wint internationale innovatiewedstrijd
Rudolf Steiner haalde eind 2010 ook nog eens de Vlaamse pers, meer bepaald in Het Nieuwsblad van 21 december.
Deinzenaar Arne Vastershaeghe, student in Nederland voor de unieke opleiding tot biologisch-dynamische landbouwer, heeft de Europese wedstrijd 'Get Started for a Great Challenge' gewonnen. De jury vond zijn project over boomgaardkalkoenen 'duurzaam geniaal'.
Kalkoenen houden het gras kort en zetten het om in waardevolle mest. En op het einde heb je biologisch vlees
Hij is 23 en laatstejaarsstudent biologisch-dynamische landbouw aan het Groenhorst College in Dronten, Flevoland, in Noord-Nederland. Een unieke opleiding die wel eens wordt omschreven als 'de universiteit van het leven'. Biologisch-dynamisch staat voor een biologische teeltwijze naar Rudolf Steiner, die rekening houdt met de invloeden van de natuur en de kosmos op de landbouw. Centraal staan ook de verbetering van de bodemvruchtbaarheid, diversiteit in gewassen en dieren en de organisatie van het landbouwbedrijf als een organisme.
Arne: 'De opleiding is enorm boeiend met ieder jaar een ander accent: fruitteelt, akkerbouw, veekweek en tuinbouw. Het is mijn droom om ooit een hoeve te runnen op basis van alle kennis die ik heb opgedaan.'
In afwachting nam Arne, in team met de Italiaanse Chalotta Alecci en de Britse Gaia Firth, deel aan de wedstrijd The Great Challenge van The Global Entrepeneurship. Die spoort deelnemers aan om oplossingen te zoeken voor een betere wereld volgens de gedachte 'Think global, act local'.
Arne bedacht het project 'boomgaardkalkoenen', een even eenvoudig als geniaal idee om de bedrijfsvoering van een fruitteler duurzamer te maken.
Hij vertelt: 'Een probleem bij het beheer van een boomgaard is het intensieve onderhoud van het gras. Werkuren, luchtvervuiling, grasafvoer en bemesting maken het fruit duurder. De goedkope oplossing? Kalkoenen. Die houden het gras kort en zetten het om in waardevolle mest. Zo ontstaat een sluitende mineralenkringloop, blijft de grasmaaier op stal, komt er tijd vrij, is er geen import van voeder of andere mest, blijft de investering laag en hou je op het einde van de rit ook biologisch vlees over.'
De betrokken fruitteler reageerde alvast enthousiast en, als het drietal zou willen, kunnen ze meteen beginnen met de kweek van biologische kalkoenen. 'Een Duitse afnemer wil er zelfs 4.000 tegelijk kopen. Dat gaan we niet doen, want vleesproductie was niet ons doel.'
Silicon Valley
Met het filmpje dat Arne maakte, won het team eerst de publieksprijs. Daarop volgde een selectie als één van de vijf genomineerden en ten slotte koos de jury, een groep van bekende ondernemers, resoluut voor het project boomgaardkalkoenen als winnaar. De prijs is een reis voor twee personen naar het Amerikaanse Silicon Valley, één van de meest innovatieve plaatsen in de wereld.
* * * * * * * * * * * * * * *
Meditatie en landbouw
Het voordeel van af en toe eens op te ruimen is dat je soms een lang vergeten tijdschrift terugvindt. Je leest het opnieuw en je weet waarom je het destijds opzij hebt gelegd. Met enkele jaren vertraging kunnen de lezers van De Brug er dan van profiteren !
In de biologisch-dynamische land- en tuinbouw speelt levenskracht een belangrijke rol. Maar kunnen we een stap verder gaan en kan levenskracht ook worden waargenomen of worden ervaren ?
Van levenskracht kunnen we uiterlijke kenmerken waarnemen zoals smaak, geur en kleur. De innerlijke kant ervan kunnen we niet met de gewone zintuigen waarnemen, hiervoor moeten we, zo zegt Dorian Schmidt, het denken, voelen en willen scholen totdat zij onze waarnemingsorganen worden voor het niet-zichtbare gebied. Het denken wordt ontwikkeld tot de imaginatie, het voelen tot de inspiratie en het willen tot de intuïtie. Op het seminar hebben we ons beperkt tot het ontwikkelen van het denken tot de imaginatie en met het voelen is een begin gemaakt. De eerste stap is dat we leren ons bewustzijn te richten en daardoor iets kunnen ervaren, wat we anders niet zouden opmerken. Eerste oefeningen hiervoor zijn het richten van de aandacht op een lichaamsdeel. Hierbij komt dat deel van het lichaam groot in het bewustzijn te staan. Je merkt dat die plek warm wordt en de vorm en de krachten worden ervaarbaar. Wanneer men dit met verschillende lichaamsdelen doet (bijvoorbeeld de wreef, de ribben en de neuswortel ) worden er verschillen ervaarbaar die je weer verder helpen. Door deze oefening vaker te doen verdiep je de ervaring. Na de oefening worden de ervaringen verzameld. Interessant is dat er veel ervaringen zijn, die elkaar aanvullen. Sommigen zien het in een beeld, anderen voelen meer de krachten. Stap twee is het je bewust worden van je voorstellingen. Voorstellingen spelen zich niet in ons hoofd af, maar op een gebogen vlak op ongeveer 30 tot 50 centimeter van ons hoofd. Dat is na te gaan door met je hand door een voorstelling te gaan, zij verdwijnt als je hand ervoor komt. De voorstellingen liggen dus op een min of meer vaste plek. Volgens Dorian Schmidt is dit de grens van ons levenslichaam. Deze grens kunnen we ons ook bewust worden als iemand te dichtbij komt, hij breekt dan in het levenslichaam in.
Dan is er een groot probleem, namelijk dat we ons normaal slecht op de voorstellingen kunnen concentreren omdat er steeds gedachten en voorstellingen door ons hoofd schieten. Men moet dan het denken onder controle krijgen, zodat de voorstelling beschikbaar blijft voor de beelden die ontstaan van hetgeen men wil onderzoeken. Het voelen en het willen moeten we uit het hoofd omlaag drukken zodat het hoofd vrij wordt. Elementenwezens Wanneer dit is bereikt kunnen vormkrachten worden waargenomen of ervaren. Men moet zich dan op een plant concentreren en zich erin en er buiten verplaatsen door de plant in de voorstelling afwisselend groter en kleiner te maken. Krachten en bewegingen worden dan ervaarbaar. Je kunt ze buiten je zien, bijvoorbeeld doordat je elementenwezens ziet op planten of door de bewegingen van de levenskracht waar te nemen, die ook daadwerkelijk door enkele deelnemers werden gezien.
Maar ook kun je het binnen je zien, door iets eetbaars, zoals een klein stukje van een gewas, op te eten en je te concentreren op de krachten die dat teweegbrengt en waar die werken. Wanneer men dit met een aantal voedingsmiddelen doet, worden er grote verschillen duidelijk die helaas niet direct met het uiterlijk waargenomen gewas in verband kunnen worden gebracht. Zo proefden wij twee rassen raapstelen, waarvan er een beter bij stond dan het andere. De ervaring was echter dat het ras dat er slechter bij stond beter viel en een mooiere krachtenontwikkeling liet zien. Een rasverschil ? Hybriden Aan het eind vertelde Dorian Schmidt nog over zijn onderzoekingen. Zo bleek uit zijn onderzoek dat PET (de harde plastic flessen) als verpakking voor bronwater ongeschikt is, kraanwater heeft meer kracht dan bronwater uit plastic flessen, Ook ging hij erop in dat hybriden naar zijn ervaring ongeschikt zijn als voedsel. Het vraagt veel ik-kracht om deze voedingsmiddelen bij elkaar te houden. Dat wat later op het veld gebeurt (namelijk dat een hybride uit elkaar valt in veel verschillende vormen) gebeurt in de mens ook. En om te voorkomen dat de krachten uit elkaar vallen, probeert het Ik ze bij elkaar te houden. Dat verzwakt het Ik weer. Gelukkig is de ontwikkeling van zaadvaste rassen in volle gang. Alweer zo’n ontwikkeling waarin de biologisch-dynamische landbouw voorop loopt.
Een tweede verslag in hetzelfde nummer is van Ton Baars, over een bijzondere studiedag
Vormkrachten Een ander beeld, wat je in de plant terug ziet is wat de afnemer aan eisen stelt; bijvoorbeeld veel gluten (tarwe-eiwit)voor een luchtig brood met een hoge kap of de wens, dat bepaalde stoffen aanwezig zijn, met name die stoffen met een hoge geloofwaardigheidsklank qua gezondheid (Seleen, Zink, omega-3).
Een ander element van de hoedanigheid van elke plantensoort of elk ras komt je tegemoet in de zintuiglijke waarneming. Je hebt tarwerassen die niet hoger worden dan 50cm en rassen met kafnaalden op de aartjes, die tot 150 cm hoog kunnen worden. De planten vertonen een totaal verschillend “groeigebaar”, laten een andere kleurcompositie zien tijdens groei en afrijping, kortom geven
aanleiding tot een totaal ander (innerlijk) stemmingsbeeld. Vervolgens stelde Karl-Josef de vraag: Waardoor worden wij eigenlijk gevoed ? Vertering en voeding is in eerste instantie het uiteenvallen van de substanties tot de meest basale stoffen, maar ook het afbreken van de vorm van de plant. Toch worden wij geen wortel, als wij wortel eten. Echter de vormkrachten van de plant komen vrij voor de opbouw van onze eigen levenskrachten, namelijk die wij gebruiken voor ons denken, voelen en willen. De biologisch-dynamische plantenveredelaars houden zich bezig met de vraag, hoe de plant veredeld kan worden, zodat bij de vernietiging van de plantensubstanties in ons maagdarmkanaal de krachten van denken, voelen en willen gecoördineerd blijven.
De chaotische F1-hybride
Zoals boven al is aangegeven is de FI-hybride een eldorado voor elke teler. Homogeniteit tot aan de horizon. Deze homogeniteit is uiterlijke schijn in de ogen van diegene die de levenskrachten direct waarneemt. Innerlijk is de F1 een chaos aan krachten, waardoor wij ons aan dergelijke planten niet meer kunnen opladen. De vertering brengt geen energie, maar kost ons kracht. Dit kan toch niet de bedoeling zijn van een Demeterproduct ! Om dat begrijpelijk te maken, moet je je bedenken hoe een F1-hybride ontstaat.
Na de lezing van Karl-Josef Müller was er gelegenheid om in een van de vijf werkgroepen een en ander te horen over een bepaald veredelingsthema. Ik was aanwezig in de groep van veredelaarster Christina Henatsch en kinderarts Uwe Momsen.
Vloeken in de neo-Darwinistisch kerk
* * * * * * * * * * * * * * *
Waarom worden we niet helderziend ? – tweede deel
In de vorige Brug lazen we dat zowel Lucifer als Ahriman ons het mediteren en concentreren moeilijk maken. In het onderstaande interview vinden we vele inzichten uit de antroposofie bevestigd en we leren terug iets bij, namelijk welke extra middelen Ahriman heeft om het bewustzijn op hogere gebieden onmogelijk te maken.
In Nederland, waar hij na het faillissement van zijn nachtclub in Glasgow een tweede thuis vond, is Ogilvie (46) een fenomeen. In verschillende tv-programma’s —‘De babyfluisteraar’, ‘Baby’s wil is wet’, ‘The Ghost Whisperer’ — legde hij er de voorbije jaren contact met zuigelingen en geesten van overledenen, maar vooral zijn theatershows, waarin hij voor een groot publiek spontane readings doet, bezorgden hem bij onze noorderburen zowat de status van orakel en goeroe.
Op 10 januari 2012 konden we in de kranten lezen :
Wij hebben de reportage bekeken en waren niet onder de indruk, tenzij van de leugenachtigheid van de programmamakers.
HUMO : U spreekt geen Nederlands— op tv en tijdens theatershows hebt u een tolk. Maar Vlaamse baby’s die via telepathie dingen tegen u zeggen, die verstaat u wel?
Ogilvie : Alle jonge kinderen, overal ter wereld spreken een soort universele taal, met veel symboliek en non-verbale componenten, die ik inderdaad vrij gemakkelijk kan verstaan. Alleen als ze me namen van belangrijke mensen in hun leven proberen door te geven, heb ik het wat moeilijker om hen correct te begrijpen, zeker als die namen in het Engels niet bestaan.
HUMO : Wat vertellen kinderen u zoal tijdens een reading?
Ogilvie : Wat hen dwarszit. Waar ze bang voor zijn. Wat ze graag anders zouden willen.
HUMO : Alleen maar negatieve informatie? Communiceert u nooit met zorgeloze kinderen?
Ogilvie : Als ik in een kamer ben met tien kinderen die een probleem hebben, kan ik met gemiddeld acht van hen een connectie maken. In een kamer met tien willekeurige kinderen — met en zonder problemen — zakt dat aantal naar vijf. Zorgeloze kinderen hebben geen reden om met mij te praten, hè.
HUMO : Hoe weten ze dat ze u kunnen vertrouwen?
Ogilvie : Omdat ik hen onmiddellijk op hun gemak stel en hun duidelijk maak dat ze hun problemen aan mij kunnen vertellen. Alles hangt natuurlijk van hun karakter af. Sommige kinderen zijn heel
gesloten of angstig en vertrouwen niemand. Met hen kan ik wel een connectie maken, maar ze zullen me niets vertellen. Voor ‘De babyfluisteraar’ ga ik als volgt te werk: ik stap een kamer binnen met tien kinderen die mijn productieteam voor mij heeft geselecteerd, en ik voel meteen wie wil communiceren en wie niet. Vervolgens stap ik naar het kind met wie ik de sterkste connectie voel, daarna naar het kind met de tweede sterkste connectie enzovoort. Je kan het vergelijken met tien telefoons die rinkelen met een verschillend volume: ik neem eerst de luidste op en eindig met de stilste.
HUMO : Kinderen vertellen u vaak verrassende dingen, maar vaak hebben die helemaal niets met hun problemen te maken.
Ogilvie : Dat komt omdat ze geen onderscheid maken tussen belangrijke dingen en faits divers. Dat zijn vader met een blauwe auto rijdt, dat hij pijn heeft als hij plast, dat er thuis een grote oranje vaas op de kast staat, dat hij bang is om te gaan slapen, dat de buren een grote hond hebben, dat hij van zijn oma een rode ballon heeft gekregen: voor zo’n dreumes is dat allemaal hetzelfde.
HUMO : Via de kinderen komt u ook details over hun ouders te weten. Vaak zijn die heel persoonlijk - van relatieproblemen tot medische kwesties.
Ogilvie : En toch is dat relevant. Als ik tegen een moeder kan zeggen dat zij tien jaar geleden, op een zondagmiddag tijdens de zomervakantie, van een paard is gevallen en twee bovenste snijtanden heeft gebroken, heb ik bewezen dat ik geen bedrieger ben. Dan zal ze me ook geloven als ik daarna over de problemen van haar kind begin.
HUMO Hoe kan een één- of tweejarige zoiets weten?
Ogilvie : De meest voor de hand liggende verklaring is dat kinderen gesprekken van hun ouders over het verleden opvangen en sommige details onthouden. Maar soms weten ze zelfs dingen die hun ouders
nooit hebben uitgesproken. Dat zijn moeder twintig jaar geleden verkracht is, of dat ze ooit een abortus ondergaan heeft Of dat zijn vader ooit met de politie in aanraking is geweest, of dat hij op zijn vijftiende zelfmoord heeft proberen te plegen. Al die informatie hebben ze in de baarmoeder gekregen. Als foetus ben je negen maanden met je moeder verbonden: is het dan niet logisch dat je dan — naast alle voedingsstoffen — ook haar herinneringen, emoties en trauma’s meekrijgt? En is het ook niet logisch dat je een stuk van het verleden van je vader erft, aangezien je voor de helft uit zijn genetisch materiaal bestaat?
HUMO Kinderen vertellen u ook weleens dingen die niet kloppen: hebt u daar een verklaring voor?
Ogilvie : Zij kunnen me de verkeerde informatie doorgeven, maar ik kan hen ook verkeerd begrijpen.
Een kind kan me bijvoorbeeld een vrouw met pijn aan haar knie laten zien: ik kan denken dat het zijn moeder is, terwijl het zijn oma is. De kunst is om alle info stapsgewijs bij de ouders te verifiëren, om
zo tot het juiste verhaal te komen.
HUMO Kunt u via telepathie alleen met baby’s en peuters communiceren, of lukt het ook met oudere kinderen en volwassenen?
Ogilvie : Met kinderen tussen één en drie, die nog niet echt kunnen spreken, kan ik in tachtig à negentig procent van de gevallen communiceren. Bij kinderen tussen drie en zes zakt dat percentage tot vijftig procent. Kinderen jonger dan één jaar zijn nog niet voldoende ontwikkeld om via telepathie te communiceren en vanaf drie jaar hebben ze steeds minder de behoefte om non-verbaal te communiceren. Zo verliezen ze langzaam maar zeker hun zesde zintuig. Bij sommige mensen gebeurt dat niet: dat zijn de zogenoemde helderzienden.
HUMO : En verstandelijk gehandicapte kinderen, kunt u daarmee contact leggen ?
Ogilvie : Voor de nieuwe reeks van ‘De babyfluisteraar’ heb ik gewerkt met Joey, een zwaar autistische jongen. In het dagelijkse leven kan je nauwelijks met hem communiceren, maar via telepathie lukte het mij even gemakkelijk als bij andere kinderen. Hij vertelde me veel details, zoals de naam van zijn juf, welke knuffel hij enkele dagen eerder van zijn moeder had gekregen, en dat hij graag door het raam naar de tuin van de buren kijkt.
HUMO : Met welke problemen kampen de baby’s en peuters in ‘De babyfluisteraar’ zoal?
Ogilvie : Tot dusver hadden de meesten problemen om naar bed te gaan of in te slapen. Anderen weigerden te eten of konden hun eten niet binnenhouden. Nog anderen hadden problemen om zich te ontlasten. En veel kinderen waren bang van de wereld door de confrontatie met de angsten en onzekerheden van hun ouders.
HUMO : In veel gevallen ligt de oorzaak van een probleem bij de ouders, en daar confronteert u hen ook mee.
Ogilvie : Ik houd hun een spiegel voor: ik vertel hoe hun kind zich voelt, en leg uit welke impact hun manier van opvoeden heeft gehad. Als ze dat begrijpen, vraag ik of ze bereid zijn een aantal dingen
te veranderen. Vervolgens stellen we samen een actieplan op om de angst of stress van hun kind te verminderen. Soms is dat eenvoudig: de slaapkamer van hun kind in een ander kleurtje schilderen, bijvoorbeeld, omdat het onrustig wordt van blauw of rood. Soms is het ingewikkelder, bijvoorbeeld als een kind niet wil gaan slapen omdat het na de geboorte om medische redenen een tijdje in het ziekenhuis heeft gelegen. Gevolg is dat het zich jaren later nog steeds angstig en verlaten voelt als het in bed wordt gelegd. Met zo’n kind ga ik het liefst terug naar dat ziekenhuis, samen met de ouders om uit te leggen waarom ze hem daar destijds hebben achtergelaten.
HUMO : In Nederland bent u vooral bekend omdat u ook met doden zou kunnen communiceren, maar daar wordt in ‘De babyfluisteraar’ met geen woord over gerept. Waarom niet?
Ogilvie : Omdat vtm wil dat ik in Vlaanderen eerst geloofwaardigheid opbouw met ‘De babyfluisteraar’. Later kan ik dan eventueel een ander tv-programma maken, met geesten, zoals ‘The Ghost Whisperer’.
HUMO : Hoe doet u dat, met geesten communiceren?
Ogilvie : Op dezelfde manier als met baby’s : ik activeer een bepaald deel van mijn hersenen, waardoor ik de energie en non-verbale signalen kan opvangen. Mijn hersenen functioneren anders dan de jouwe. Ik heb ze een paar jaar geleden laten onderzoeken door Gerald Gluck, een hersenspecialist in Florida. Hij stelde vast dat de activiteit in mijn rechter prefrontale cortex — het gebied dat verantwoordelijk is voor non-verbale communicatie — extreem hoog is als ik met baby’s of geesten praat. Die hoge activiteit komt maar bij 0,3 procent van alle mensen voor, vertelde hij me. Hij had dat alleen nog maar vastgesteld bij twee boeddhistische monniken, maar die moesten daarvoor wel eerst intensief mediteren. Ik bereik die toestand in een fractie van een seconde, zonder te mediteren. Ik kan een luikje in mijn frontale kwab openen en de rest van mijn hersenen afsluiten, waardoor ik non-verbale signalen opvang van levenden en doden.
HUMO : Wat zou er gebeuren als u dat luikje nu zou openen?
Ogilvie : Dan zou ik waarschijnlijk een paar geesten zien: mensen die jij hebt gekend en mensen die ik heb gekend. Maar waarom zou ik dat doen? Ik zoek alleen contact met geesten als iemand mijn hulp
nodig heeft. En ik vang ook alleen signalen van geesten op als zij met mij willen communiceren — ook wat dat betreft is er geen verschil met kinderen.
HUMO : Sinds wanneer weet u dat u met geesten kunt communiceren?
Ogilvie : Toen ik negen was, zag ik op een avond de geest van mijn overleden buurman in mijn slaapkamer verschijnen. Vanaf dat moment wist ik: ik ben ánders.
HUMO : Hebt u dat tegen uw ouders gezegd?
Oglivie : Nee, ik heb mijn gave vijfentwintig jaar voor iedereen verborgen gehouden. Ik was bang dat niemand me zou geloven. Pas toen in 2000 mijn nachtclub in Glasgow failliet ging, besefte ik dat ik een zinvoller leven wou: ik wou mensen helpen.
HUMO : Worden we allemaal geesten als we sterven?
Ogilvie : Ik vermoed van wel. Iedere mens is energie, en energie gaat niet verloren.
HUMO : Hoe zien geesten eruit?
Ogilvie : Dat hangt af van de sterkte van het signaal. Soms heb ik een vrij accuraat beeld van iemand - dat bevestigen de nabestaanden me. Soms zie ik alleen maar contouren, een soort energieveld. Maar
meestal is het gezicht wel duidelijk genoeg om het geslacht en de leeftijd te bepalen.
HUMO : Hoe kunnen geesten hun nabestaanden helpen of gelukkiger maken?
Ogilvie : Hoe vaak hoor je mensen niet zeggen: ‘Ik wou dat ik op een goede manier afscheid had kunnen nemen van mijn vader.’ of: ‘Ik zou graag willen weten wat mijn moeder met haar laatste woorden bedoelde.’ Op die vragen, die vaak een leven lang aan je blijven knagen, hebben alleen de geesten een antwoord. Tijdens mijn theatershows kom ik gemiddeld met twintig geesten in contact. Als ik met hen communiceer, probeer ik — opnieuw: net als bij kinderen — zo veel mogelijk details te ontdekken. Ze vertellen me wanneer en hoe ze gestorven zijn, wat voor leven ze hebben geleid, wie hun nabestaanden zijn. Iedereen kan zeggen: ‘Je overleden moeder of vader houdt van je.’ Maar bij mij weten de nabestaanden dat er echt contact is geweest, en dan geloven ze me ook als ik hun zeg dat hun
dierbaren het goed maken.
HUMO : Is het niet angstaanjagend om overal geesten te zien?
Ogilvie : Waarom? Wat ik zie heeft niets met griezelfilms of zo te maken. Geesten hebben het beste met ons voor; er is geen enkele reden om bang van hen te zijn.
HUMO : En poltergeisten?
Ogilvie : Die hebben evenmin slechte bedoelingen, maar zij kunnen niet tot rust komen. Het zijn de geesten van mensen die in slechte omstandigheden aan hun einde zijn gekomen, of die zelfmoord hebben gepleegd en daar spijt van hebben.
HUMO : Zoekt u weleens contact met overleden vrienden of familieleden?
Ogilvie : Ja, met mijn grootmoeder. Kort na het faillissement van mijn nachtclub is ze gestorven, maar ze is nog altijd heel belangrijk voor me. Enkele weken na haar dood heeft ze contact met me opgenomen — sommige geesten zijn zo sterk dat ze mijn prefrontale cortex zélf kunnen activeren. Ze raadde me aan om meteen radioprogramma in Schotland te beginnen en readings via de telefoon te doen. Zo is mijn
carrière als medium begonnen.
HUMO : Moet u bepaalde regels in acht nemen om uw gave niet kwijt te raken?
Ogilvie : Ik mag niet te veel in de buurt van microgolf ovens en gsm-masten komen: mijn kortetermijn-geheugen lijdt onder de straling en mijn gevoeligheid voor non-verbale communicatie neemt af. Daarom heb ik mijn huis met stralingwerende verf laten schilderen, en op reis kies ik voor hotels zonder wifi. Merk ik dat er toch straling is, dan wikkel ik mijn hoofd in een speciaal deken dat die tegenhoudt. Anders doe ik geen oog dicht.
HUMO Hoe gaat u om met de kritiek dat u — zoals zo veel helderzienden — ofwel een gek ofwel een oplichter bent?
Ogilvie : Ik heb leren aanvaarden dat sommigen totaal niet snappen waar ik mee bezig ben —ik leef nu eenmaal in een wereld vol ongelovige thomassen — maar dat geeft hun nog niet het recht om mij een leugenaar te noemen. Dat vind ik vreselijk; mijn ouders hebben me geleerd om noóit te liegen, ik ben geen charlatan. Het is toch niet omdat een paar helderzienden dat wél zijn, dat alles wat met het paranormale te maken heeft niet deugt?
HUMO : In 2007 hebt u in Miami een test afgelegd bij James Randi, de scepticus die een miljoen dollar uitlooft aan wie onder gecontroleerde omstandigheden om het even welke paranormale gave kan
bewijzen. U faalde.
Ogilvie : Channel 5 had mij voorgesteld om de uitdaging aan te gaan, en ik ging meteen akkoord. We hadden afgesproken dat ik één week met tien kinderen kon voorbereiden, en dat ik er dan een paar
kon kiezen met wie ik de test wou doen. Maar omdat Randi’s ploeg geen geschikte kandidaten vond, heb ik de test maar met één kind, een jongen van twee — kunnen doen, zonder enige voorbereiding,
de dag voor ik weer naar Engeland vloog. Ik had kunnen weigeren, maar ik was speciaal naar de States gekomen om te laten zien wat ik kon, en ik wou niet onverrichter zake weer naar huis.
Ik geloof niet meer in de intellectuele eerlijkheid van sceptici. Zelfs al slaag ik voor tien wetenschappelijk verantwoorde tests, dan nog zullen ze zeggen: ‘Hij heeft gewoon geluk gehad.’ Of: ‘Het was doorgestoken kaart.’ Na mijn debacle bij Randi heb ik beslist om die tests voortaan te laten voor wat ze zijn. Non-believers zullen altijd non-believers blijven.
HUMO Als u echt mensen wilt helpen, waarom gebruikt u uw gave dan niet ver weg van het entertainmentcircuit, zonder dat u daar geld voor vraagt? U zou — ik zeg maar wat — moordzaken kunnen oplossen of verdwenen personen kunnen opsporen.
Ogilvie : Voor de vele duizenden mensen die ik al via radio en televisie en in het theater heb geholpen, is dat verre van entertainment: in hun leven heb ik wel degelijk een verschil gemaakt.
HUMO : Bedankt voor het gesprek.
* * * * * * * * * * * * * * *
MichaelUit Emil Bocks “Reisetagebücher” (Urachhaus, 1960, 2de druk) namen we een kort fragment over. Hij heeft het hier over een idee dat bij hem opkwam tijdens een korte reis naar Noord-Italië in de herfst van 1938. De foto’s plukten we zelf hier en daar van het internet.
De derde dag van mijn verblijf in Italië kwam ik aan in Pavia.
Vanaf de andere oever ziet men de rijke stadssilhouetten met hun torens. Het wordt meteen duidelijk : hier was ooit het brandpunt van vele gebeurtenissen.
Maar deze figuren zijn slechts het middelpunt van een schier overstromende bron van beelden, horizontaal langs de gevel aangebracht, in de lichte steen gehouwen : het hele gamma van mythische dier- en elementenwezens is daar bijeengebracht als een raadselachtig heidense versiering van een christelijk godshuis. In de hoogte wordt de gevel een vlakke driehoekige puntgevel die echter een zekere beweging verkrijgt door de romaanse zuilen en rondbogen.
Het ogenblik dat ik deze Michaëlskerk voor het eerst zag betekende voor mij een van de zeldzame momenten dat men zich als door een bliksem getroffen voelt die de ziel onmiddellijk tot bewondering en verering doet overgaan. Ik had reeds vroeger mooie voorbeelden van romaans dierbeeldhouwwerk gezien, zoals dat, blijkbaar van de Langobarden stammend, in dienst van de bouwkunst gesteld is, in Duitsland en ook in Italië : aan de Johanniskerk in Schwäbisch Gmünd, in Quedlinburg, in Schwarzloch, een vroeger klooster bij Tübingen, en dan vooral aan de San’Ambrogio in Milaan. Hier zag ik nu het hoogtepunt en de voleinding van de geestelijke stroming die zo onbekommerd groots het heidens-germaans schouwen van de elementenwereld in dienst van de christelijke kerkbouw stelt.
De vraag klaar te formuleren betekende tegelijkertijd ook het antwoord vinden. Ik stootte op een historisch sleutelbegrip van vérreikende betekenis, dat nochtans zo voor de hand liggend en eenvoudig is dat ik mij erover verbaasde om het al niet vroeger op het spoor te zijn gekomen. Ik zag een historische wet voor mij die betrekking heeft op de verhouding tussen aartsengelgeschiedenis en mensheidsgeschiedenis. Altijd wanneer Michaël zich opmaakt om opnieuw regent te worden van een tijdperk, bereidt hij zich op deze opdracht voor door de vorming en leiding van een bepaald volk op zich te nemen. Het vorige michaëlische tijdvak, dat van de Griekse filosofen, van de profeten in Israël, van de oorlogen met de Perzen en de tochten van Alexander de Grote, werd voorafgegaan door een periode waarin Michaël de aartsengel van het oudtestamentische volk was.
Wat Emil Bock toen blijkbaar niet wist, is dat er in deze kerk een merkwaardig labyrint te vinden is dat eveneens de brug slaat tussen het heidendom en het christendom. Voor hem was het duidelijk dat al die vreemde diervormen op de buitenkant van de kerk slechts variaties waren van de draak, maar anderen vonden de tegenstelling Michaël-draak terug binnen in de kerk, namelijk in het labyrint op de muur dat het motief van David- Goliath resp. Theseus-minotaurus bijeen zet, allemaal beelden die hetzelfde illustreren : de strijd van het hogere Ik van de mens tegen zijn eigen dierlijke natuuraspecten.
De afbeelding hierboven komt uit het tijdschrift van de abdij Frauenwörth, waar de Benedictinessen ook een mooi labyrint aangelegd hebben.
|
Terug naar het thuisblad
*
*
*
*
*