Inhoudstafel van Brug 38:

Editoriaal
Albert Steffen, biografie
Globalisering
Waarom wij slechte politici hebben
Kritiek
Liegen
GAIA
Het verschil tussen Jezus en Christus
Ontmoeting met een ongeborene

*

*

*

*








Beste Lezer,

Zoals beloofd beginnen we deze Brug met een uitgebreide biografie van Albert Steffen. Dit artikel werd geschreven door Angela Matile en vertaald door Wilma Develter. Gewoonlijk zijn artikels in De Brug niet zo lang omdat we streven naar een gevarieerd samengesteld tijdschrift. Daarom vonden we het goed om wat evenwicht te brengen door ook enkele kortere artikels op te nemen. Het artikel over globalisering is daar één van.

Altijd weer staat men verbaasd over de actualiteit van de woorden van Rudolf Steiner. Op blz. 12 leest u hoe hij een beschaving voorspelt die al haar geestelijke energie aanwendt om de lagere natuur van de mens te bevredigen. En dan ziet men hoe gans de maand december de brievenbus vol steekt met folders van warenhuizen, met een aanbod aan eetwaren en geschenkideetjes ...
Het is niet zo gemakkelijk om een dergelijk verschijnsel in alle gelatenheid te constateren.
We moeten het proberen te begrijpen als een overdrijving in het tijdperk van de bewustzijnsziel, die meebrengt dat het egoïsme sterk ontwikkeld is. Volgens de New York Times vindt 81 % van de Amerikanen dat hun eigen leven een autobiografie waard is, maar ... slechts 10 % is geïnteresseerd in de biografie van een ander !
(in Journaal van 28 november 2002)

Wanneer deze verhouding omgekeerd wordt, en 81 % van de mensen geïnteresseerd zijn in het leven van de ander, en slechts 10 % in hun eigen leven, dan weten we dat we in het tijdperk van het geestelijk zelf gekomen zijn.
Dan zullen we op een andere manier Kerstmis vieren.

François De Wit.





Globalisering

In een voordracht, gehouden in 1911 ( in GA 127) legt Rudolf Steiner uit dat religie, wetenschap en sociaal samenleven in ieder tijdvak moeten veranderen omdat ook de mens verandert.
In de Egyptische tijd werd vooral de gewaarwordingsziel ontwikkeld en in onze tijd de bewustzijnsziel, het is dus maar logisch dat we in die twee tijdvakken een andere godsdienstbeleving, een andere wetenschap en een andere inrichting van het maatschappelijk leven hebben.
Het is ook zo dat in ieder tijdvak al de kiemen voor het volgende moeten gezaaid worden. In het maatschappelijk samenleven betekent dat dat nu het inzicht moet doordringen dat het geluk van een mens nooit mag gekocht worden op kosten van het ongeluk van een andere mens. Tegenwoordig is nog altijd het omgekeerde geldig, wat min of meer normaal is: de mens leeft nog volop in de ontwikkeling van de bewustzijnsziel en dat gaat gepaard met een grote portie egoïsme.
Antroposofie moet de weg wijzen naar de zesde na-atlantische cultuurperiode.
Rudolf Steiner stelt zich even voor dat de mensheid totaal niet wil weten van antroposofie:


" Nu wil ik even als hypothese aannemen dat datgene wat vandaag antroposofie is en nog maar een zeer kleine stroming voorstelt, door diegenen die ermee in contact komen beschouwd zou worden als uitvindsels en droombeelden, en dat de stroming onderdrukt zou worden. Zij die op het standpunt van de antisofie staan - en de wetenschap evolueert in de richting van de antisofie- zouden gewoon het gedijen van de antroposofie onmogelijk maken. Dan zou men geen begrip kunnen verwerven van wat moet gebeuren, de mensen zouden zich afsluiten van een inzicht in deze dingen. In wat voor situatie zouden ze dan terechtkomen?
De mensen zouden in dat geval op aarde leven als een kudde dieren die in een voor hen ongeschikt klimaat terecht komen waaraan ze zich niet kunnen aanpassen. Het gevolg zou zijn dat deze kudde verkommert, geleidelijk ten gronde gericht wordt. De mensen zouden allemaal overgeleverd zijn aan vroegtijdig verval, decadentie, de ondergang. Niet door uit te sterven, ze zouden verdierlijken, wat veel erger is dan uitsterven. Alleen de lagere passies en driften zouden nog werkelijk leven, de mensen zouden slechts verlangen om dit of dat te eten, en al hun denken zouden ze aanwenden om juist maar dit eten te kunnen krijgen.
Ze zouden fabrieken bouwen om het beste meel, om het beste brood te maken; schepen en vliegtuigen om van de verste plaatsen de vruchten aan te voeren en producten te leveren die ze willen genieten. Ongelooflijke scherpzinnigheid aanwenden om dit soort "cultuur" te bevorderen - want dat zouden ze namelijk cultuur noemen. Oneindige intelligentie en geesteskracht zouden ze gebruiken, om uiteindelijk toch alleen maar hun tafel te dekken. Wat betekent die frase van "meer cultuur" anders dan dat oneindige geesteskracht aangewend wordt voor wat ? Om te telegraferen: ik heb zo en zoveel zakken meel nodig - dan is er toch grote geestkracht gebruikt voor iets dat tenslotte toch maar dienstig is aan wat men kan noemen het dier in de mens. Spiritualiteit en intelligentie zijn twee totaal verschillende zaken. Het materialistisch tijdvak leidt tot een hoogtepunt van intelligentie en intelligente cultuur. Maar dat heeft niets te maken met spiritualiteit.
Nemen we aan dat de mensen aldus uitgeschakeld werden, wat moeten de goden dan doen ? Die zouden zeggen: nu hebben we een geslacht gehad dat niet begrepen heeft wat de opdracht van de aarde was. Wij moeten een ander geslacht sturen, een geslacht van zielen die dan tot stand brengen wat de missie van de aarde is.
Maar goed, kleine groepen mensen zullen inzien wat spiritueel leven in de toekomst moet zijn en daarom zal de aardemissie door die mensen volbracht worden. Wat als zesde cultuurperiode onze vijfde na-atlantische moet aflossen, dat zal door een kleine groep mensen opgenomen worden en die zullen zich over de ganse aarde verspreiden."

Het hangt af van de vrije keuze van ieder individu of hij gaat meewerken aan een neergaande ontwikkeling of dat hij zich inzet voor een toekomstideaal : het geluk van een mens mag niet ten koste gaan van het geluk van een ander. Om dit ideaal echt te kunnen vatten moet de mens ook weten van de overgang van de bewustzijnsziel naar het geestelijk zelf, van het persoonlijke naar het bovenpersoonlijke. En daarom is antroposofie nodig.



Waarom hebben wij zo'n slechte politici ?

Op 11 januari 1912 sprak Rudolf Steiner in Munchen over "Nervositeit en het Ik".
De voordracht werd opgenomen in GA 143, maar hij werd ook afzonderlijk uitgegeven.
Nervositeit is een probleem waar wij allen mee te kampen hebben, is het niet persoonlijk dan is het omdat mensen uit onze omgeving eraan lijden. Het is niet alleen een kwaal voor individuen, het heeft ook gevolgen voor de maatschappij.

" Iets ongemeen schadelijk voor onze tijd is dat een groot aantal mensen die in het openbare leven topfuncties uitoefenen, studeren op de manier zoals er nu tegenwoordig eenmaal gestudeerd wordt.
Er zijn nu eenmaal ganse studierichtingen die men bvb. aan de universiteit kan volgen op een manier dat men het ganse jaar door met tamelijk andere zaken bezig is dan met het doordenken en grondig bestuderen van wat de professoren in hun cursussen vertellen. Af en toe gaat men eens luisteren naar de les, maar wat men moet kennen voor de examens, dat maakt men zich op enkele weken eigen, dan 'blokt' men het allernoodzakelijkste. Dat 'blokken' is eigenlijk zeer schadelijk. En aangezien er nu al in de lagere scholen geblokt wordt, zijn de kwalen die daaruit voortvloeien helemaal niet zo onbedenkelijk.
Het wezenlijke bij dit blokken is dat er eigenlijk geen verbinding tot stand komt van de ziele-interesse, van de innerste wezenskern met de stof die men moet instuderen. En dikwijls hoort men op de scholen de scholieren klagen: "Ach, kon ik maar vlug weer vergeten wat ik hier moet van buiten leren." - Echt de stof te allen prijze willen beheersen, dat is er niet bij. Het is maar een zwakke band die de menselijke zielekern verbindt met wat hij moet opnemen.
Het gevolg hiervan is dat de mensen zich eigenlijk niet dusdanig kunnen ontwikkelen dat ze met genoeg werkzaamheid in het openbare leven kunnen ingrijpen. Door de zaken die ze moesten weten te blokken, door zich daar niet innerlijk mee te verbinden, zijn ze ook niet innerlijk verbonden met de opgaven van hun beroep. Met hun ziel staan ze ver af van wat ze met hun hoofd uitvoeren.
Nu is er voor de totale wezenheid van de mens niets schadelijkers dan wanneer men met de ziel, met het hart, ver af staat van hetgeen de kop moet doen. Dat is niet alleen iets dat een fijngevoelige, sensitieve mens tegenstaat, het is iets dat in de hoogste mate de kracht en de energie van het menselijk etherlichaam beïnvloedt. Vooral het etherlichaam. Het ether- of levenslichaam wordt altijd zwakker en zwakker door dit zielloze bedrijven, door de geringe verbinding die bestaat tussen de menselijke zielekern en het doen. Hoe meer de mens iets moet doen wat hem niet interesseert, des te meer verzwakt hij zijn ether- of levenslichaam."


Vandaar dat nerveuze gedoe in gans de maatschappij en dus ook in het politieke leven.
Het spijtige van de zaak is natuurlijk dat wij in een vicieuze cirkel zijn terechtgekomen:
het onderwijs moet veranderen opdat de mensen zich meer met hun opgaven in dit leven zouden kunnen verbinden. Maar het onderwijs zal niet veranderen omdat nagenoeg alle mensen die er iets over te beslissen hebben, totaal niet verbonden zijn met hun opdracht.
Onlangs presenteerde een ex-minister van cultuur enkele van zijn "nieuwe" ideetjes aan de pers. In het onderwijs zou hij graag alleen in de voormiddag les willen zien, in de namiddag alleen sport, praktische en kunstzinnige vakken. Hoe modern, een idee van Rudolf Steiner, bijna een eeuw oud. Toen was het revolutionair, tegenwoordig is dat een lapmiddel (wanneer het voormiddagonderwijs even zielloos blijft). Waarom stelt geen enkele minister of academicus het concept "school" in vraag of de zin van een Ministerie van Onderwijs ?
De oplossingen voor de 21ste eeuw zullen namelijk iets drastischer moeten zijn dan wat opslag te geven aan de leerkrachten of hen politiebevoegdheid toe te kennen ( zoals men in Frankrijk gedaan heeft).




Kritiek

Wanneer onze levensomstandigheden ons ertoe nopen regelmatig een elementair gebod voor de geestelijke ontwikkeling te overtreden, dan moeten we dat op rekening van ons karma schrijven. Blijkbaar moeten wij voor onze geestelijke ontwikkeling in dit leven niet in de eerste plaats concentratie- en meditatieoefeningen verrichten, maar wel eerst een deel van ons karma vereffenen met de personen met wie wij karmisch verbonden zijn.
Een onderwijzer bvb. kan fantastisch werk verrichten met de kinderen die hem toevertrouwd worden, maar de aard van dit beroep brengt mee dat hij relatief veel moet terechtwijzen, kritiek leveren op de prestaties van de kinderen omdat die niet het niveau halen dat hij verwacht.
Kritiek uitoefenen is objectief een belemmering voor een geestelijke ontwikkeling.

Een van de toehoorders van Rudolf Steiners toespraak tot de jeugd in Breslau op 11 juni 1924 was zich daarvan sterk bewust en stelde volgende vraag: " Als jonge mens geraakt men dikwijls in conflict met oudere mensen, vooral met de eigen ouders. En dan leest men in "Hoe verkijgt men bewustzijn op hogere gebieden" dat men altijd tolerant moet zijn. Maar met de eigen ouders kan men die tolerantie zo moeilijk opbrengen. Wat doet men daarmee ? Rudolf Steiner:
" Uw ouders zullen u na hun dood daarvoor dankbaar zijn want discussies met de jeugd betekent voor oude mensen veel goeds na hun dood." (in GA 217a)

Dit voorval is terug een mooi praktisch voorbeeld van hoe men kritiek kan vermijden. In theorie had Rudolf Steiner evengoed kunnen preken: " Sorry jongen, maar als jij kritiek uitoefent op je ouders, dan kun je een geestelijke ontwikkeling wel vergeten."
Daarmee had hij dan een waarheid uitgesproken, maar tegelijkertijd ook kritiek. Als rasechte pedagoog benadrukt hij het positieve: het voordeel van de karmische vereffening.

En hoe stond het nu weer in GA 10 "Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden"?

"Wie van nature zulke gevoelens van eerbied en devotie kent of wie ze tot zijn geluk door een juiste opvoeding werden ingeplant, brengt veel mede, wanneer hij in zijn latere leven de toegang tot hogere kennis zoekt. Wie zulk een voorbereiding niet meebrengt, stuit reeds op hindernissen bij de eerste schreden op het Pad van kennis, indien hij niet het aankweken van een devote stemming met al zijn kracht onderneemt.
In onze tijd vooral is het van groot gewicht de volle aandacht op dit punt te vestigen.
Onze beschaving neigt maar al te zeer tot kritiek, tot oordelen en afbreken en slechts weinig tot eerbied, tot vereren met hart en ziel. Onze kinderen reeds kritiseren veel meer dan dat zij zich aan gevoelens van eerbied overgeven.
Maar elke kritiek, elk vernietigend oordeel verdrijft evenzeer de hogere kenvermogens der ziel, als eerbied en toewijding ze ontwikkelen. Hiermede is niets gezegd ten nadele van onze beschaving. Het is geenszins de bedoeling hier kritiek op uit te oefenen. Juist aan de kritiek, het zelfbewust menselijk oordeel, het "onderzoekt alle dingen en behoudt het goede" hebben wij de grootheid van onze cultuur te danken. Nimmer hadden wetenschap, industrie, het verkeer, de rechtsverhoudingen van onze tijd zich ontwikkeld, als de mens niet op alles kritiek had uitgeoefend en de maatstaf van zijn oordeel had aangelegd.
Maar voor deze aanwinst op het gebied van uiterlijke beschaving moeten wij boeten met een overeenkomstig verlies aan hogere kennis, aan geestelijk leven. Er zij nog eens met nadruk op gewezen: in het hogere weten is geen sprake van verering voor mensen, maar alleen van verering voor kennis en waarheid.
Een ding echter zij ieder zich bewust: dat het namelijk voor degene die geheel in de uiterlijkheden van onze hedendaagse beschaving opgaat, een zware taak is tot inzicht in hogere wereldgebieden door te dringen. Hij zal dit alleen kunnen volbrengen als hij krachtdadig aan zichzelf werkt. Vroeger, toen het materiele leven eenvoudiger van structuur was, was geestelijke ontplooiing ook gemakkelijker te bereiken. Het te vereren en heilig te houden ideaal tekende zich duidelijk af tegenover alle andere verhoudingen. In een tijdperk van kritiek worden de idealen naar omlaag getrokken. Andere gevoelens nemen de plaats in van verering, ontzag, aanbidding en bewondering. Onze tijd dringt deze gevoelens meer en meer op de achtergrond, zodat ze in het dagelijkse leven de mens nog slechts in zeer geringe mate toevloeien. Wie hogere kennis zoekt, moet deze gevoelens in zich wakker roepen; hij moet er zijn ziel van vervullen.
Dat kan men niet door studie, alléén door het leven. Wie leerling wil worden der geestesscholing moet zich door krachtige zelfopvoeding tot eerbied stemmen. Hij moet overal in zijn omgeving, in zijn ondervindingen datgene opzoeken wat hem bewondering en eerbied kan inboezemen.
Ontmoet ik een mens en laak ik zijn zwakheden, dan beroof ik mijzelf van kracht tot hogere kennis; tracht ik mij liefderijk in zijn goede eigenschappen te verdiepen, dan verzamel ik dergelijke krachten. Voortdurend moet de leerling indachtig zijn deze aanwijzing te volgen. Ervaren geestesvorsers weten welke kracht zij te danken hebben aan de omstandigheid dat zij aldoor weer in alle dingen het goede zien en een afbrekend oordeel terughouden.
Dit mag evenwel geen uiterlijke levensregel blijven. De mens heeft het in zijn macht zichzelf te vervolmaken, zich mettertijd geheel om te vormen. Maar die omvorming moet in zijn binnenste, in zijn gedachteleven worden voltrokken. Het is niet voldoende dat ik enig wezen in mijn uiterlijke gedragingen achting betoon. Ook in mijn denken, moet die achting aanwezig zijn. Hiermede moet de leerling der geestesscholing beginnen: hij moet devotie in zijn gedachteleven opnemen. Hij moet opmerkzaam worden op alle gedachten van oneerbiedigheid, van afbrekende kritiek, die in zijn bewustzijn opstijgen en zijn streven richten op het aankweken van gedachten van devotie en eerbied.
Telkenmale wanneer wij er ons toe zetten om gewaar te worden wat in ons bewustzijn leeft als afkeurende kritiek, als veroordeling van wereld en leven, worden wij nader gebracht tot hogere kennis.
En wij vorderen snel wanneer wij in zulke ogenblikken in ons bewustzijn slechts gedachten opnemen die ons met bewondering, met achting en eerbied voor leven en wereld vervullen."



Liegen

Een vrouw is getrouwd met een jaloerse man. Op een avond is ze aan het station blijven praten met een vriend die ze lang niet meer gezien had. Ze komt een kwartier later thuis dan gewoonlijk. Haar echtgenoot vraagt hoe het komt dat ze later van haar werk thuiskomt. "De trein had vertraging schat", zegt ze. Met deze leugen om bestwil vermijdt ze een - volgens haar zinloze- discussie en een ongezellige avond.
Ooit stelde iemand aan Rudolf Steiner een vraag over een leugen om bestwil. Zijn antwoord:

" Verzwijgen uit liefde, een leugen om bestwil, is altijd een zeer gecompliceerde daad. Een leugen uit liefde kan een noodzaak zijn, ja onder bepaalde omstandigheden schijnt het een goede daad te zijn, maar op een zeer gecompliceerde manier verbindt zij. Door een leugen om bestwil verbinden wij ons karmisch met de betreffende persoon en dan nog wel met zijn zwakheid. Later zullen wij terug iets met hem te maken krijgen. Later zullen we hem de waarheid moeten zeggen. We zullen later genoodzaakt zijn hem een zeer onsympathieke waarheid te vertellen, dat zal de ontwikkelingsfactor zijn die dit goedmaakt.
En het is goed dat het zo is. Want als wij ons genoodzaakt zien om een leugen om bestwil te gebruiken, dan is dat reeds karmisch, egoïstisch, want ook een leugen om bestwil is een egoïstische daad, dat heeft niets te maken met een ware liefdesdaad. Want bij een leugen om bestwil is er toch altijd een stukje berekening. Ze wordt niet alleen uit liefde verteld . . . "


In ons voorbeeld: waarom liegt de vrouw ? Voor een deel uit liefde, ze houdt rekening met die zwakheid van haar echtgenoot en wil hem nodeloos gepieker en onzekerheid besparen. Maar ze is ook gesteld op een rustige avond voor haarzelf, ze wil haar relatie niet in gevaar brengen. De keuze voor die jaloerse echtgenoot is ongetwijfeld karmisch, en waarschijnlijk ligt de diepere zin van een dergelijke relatie precies in de bittere, "hopeloze" discussies die de jaloersheid van de man veroorzaakt. Door deze discussies uit de weg te gaan, ontneemt de vrouw ontwikkelingskansen zowel aan de man als aan zichzelf. Karmisch gezien wordt aldus de vereffening alleen maar uitgesteld.
Over de leugen in 't algemeen spreekt Rudolf Steiner altijd in uiterst negatieve bewoordingen.
In GA 95 ("Vor dem Tore der Theosophie"):

" Er bestaat een stelling in het occultisme die nu mag bekend worden:
Iedere leugen is in de astrale wereld een moord !
Dat is een zeer belangrijke stelling; De betekenis ervan kan maar inzien wie kennis van hogere werelden heeft. Hoe licht gaan de mensen erover: "Och, dat is maar een gedachte, een gevoel, dat blijft in de ziel; een oorveeg mag ik niet geven, maar een slechte gedachte, dat schaadt niemand."
"Er is geen minder waar spreekwoord dan "De gedachten zijn vrij" - want iedere gedachte, ieder gevoel is een realiteit, en wanneer ik denk dat iemand een slecht mens is of ik bemin hem niet, dan is dat voor wie in de astrale wereld kan schouwen, als een pijl, als een bliksem die zich als een geweerkogel naar het astraallichaam van de ander beweegt en hem beschadigt.
Ieder gevoel, iedere gedachte is een wezenheid, een vorm in de astrale wereld en voor wie in deze wereld kan kijken is het dikwijls veel erger om te zien hoe iemand een slechte gedachte over een ander koestert dan wanneer iemand die ander fysiek schaadt.
Vertelt men over een mens een waarheid, dan wordt een gedachtevorm opgebouwd die de ziener naar vorm en kleur kan herkennen en die het leven van de ander versterkt. De gedachte die een waarheid bevat, gaat naar de wezenheid op wie zij betrekking heeft en stimuleert en vitaliseert deze wezenheid. Dus als ik een waarheid denk over mijn medemens dan versterk ik zijn leven. Spreek ik een leugen over hem, dan laat ik een vijandige kracht naar hem stromen die vernietigend, zelfs dodelijk werkt. Vandaar dat iedere leugen een moord is. Iedere waarheid vormt een levensbevorderend element, iedere leugen een levensbelemmerend element.
Wie dit weet, die zal zich meer in acht nemen in de omgang met waarheid en leugen ... "

In hetzelfde boek, bij de vragenbeantwoording:


" Een leugen is een moord in het astrale
Stel u voor dat ik de volgende gedachte denk: ik heb een mens ontmoet. Daardoor wordt een zeer bepaalde gedachtevorm geboren. Nu vertel ik hetzelfde aan een ander: ik heb een mens ontmoet. Terug wordt dezelfde gedachtevorm geboren. Beide gedachtevormen komen elkaar tegen en versterken elkaar. Wanneer ik echter lieg en ik zeg: ik heb die mens niet ontmoet, dan wordt een gedachtevorm geboren die tegengesteld is aan de eerste. Beide gedachtevormen botsen op elkaar en vernietigen elkaar. De explosie doet zich voor in het astraal lichaam van de leugenaar."


Ongeveer hetzelfde in GA 93, Kosmogonie:


" Een leugen op het fysieke niveau wordt een vernietiging op het astrale niveau. De leugen is een moord op het astrale vlak. Dit fenomeen is de oorsprong van de zwarte magie. Het gebod op het fysieke vlak: "Gij zult niet doden !" - luidt, vertaald naar het astrale vlak "Gij zult niet liegen !"
"Op het fysieke vlak is een leugen maar een woord, een voorstelling, een illusie. Ze kan veel onheil aanrichten, maar ze vernietigt niets. Op het astrale vlak zijn alle gevoelens, alle gedachten, zichtbare vormen, levendige krachten. Op het astrale vlak veroorzaakt een leugen een botsing tussen de valse en de ware vorm: ze doden elkaar."


En zo stond het ooit in De Brug nr. 8 (uit GA 170):

"Aan de ene kant wordt iets onwaar gezegd, hetzij met opzet, hetzij uit lichtzinnigheid, en daarmee, doordat wij zeggen "opzet, lichtzinnigheid" wijzen wij er reeds op dat met de leugengeest ook Lucifer verbonden is ! Lucifer is verbonden met de leugengeest, hij bereikt ons daardoor zelfs bijzonder goed, want liegen veroorzaakt emoties. En wij verliezen de kracht om ons evenwicht te houden tussen wat we voelen en willen enerzijds en wat we denken anderzijds. Het zal ten zeerste nodig zijn dat de mensen sterk genoeg vanuit hun onderbewustzijn naar hun bewustzijn halen hoe oneindig tegenwoordig de tegenovergestelde tendens verspreid is van wat voor de toekomst noodzakelijk is:
de harde verantwoordelijkheid voor wat men als waarheid formuleert.
Dat zien we op een ontzettende wijze verdwijnen, bijzonder de laatste jaren. Maar het belangrijke is dat men moet wakker worden. Want de mensen weten niet in hun bewustzijn hoe sterk de tendens is om een onwaarheid te vertellen."


Maar mogen we dan de kinderen wel iets vertellen van Sinterklaas ? Zouden we strikt gezien daarmee niet liegen ? Rudolf Steiner in GA 127:


" We liegen niet wanneer we de kinderen vertellen van de ooievaar. Omdat we daarmee namelijk een beeld gebruiken dat meer waarheid bevat dan wat de ouders van nu de kinderen bijbrengen, dat het kind afstamt van vader en moeder. Het beeld van de ooievaar -of eender welk ander beeld- wijst erop dat het kind iets is dat uit de wolken neerdaalt. Door dit beeld kijkt het kind naar regionen die boven de trivialiteit uitstijgen en bouwt daarmee iets op waaruit later de waarheid kan groeien.
Het beeld van de ooievaar voor iets onwaars te houden getuigt van een gebrek aan fantasie, van de onmacht om een gepast beeld te vinden voor iets als reïncarnatie - dat fenomeen als dusdanig kan men de kinderen toch niet bijbrengen.
Maar - zo wordt dan opgeworpen- de kinderen geloven daar tegenwoordig niet meer in.
Dat komt alleen maar omdat de mensen die het aan de kinderen vertellen er zelf niet in geloven. Zodra men zelf niet gelooft aan wat het beeld uitdrukt, kunnen de kinderen er ook niet aan geloven. Is het echter voor onszelf een beeld voor iets reëels, iets waars, wanneer wij fantasie genoeg hebben om het reële in een beeld om te zetten, dan geloven de kinderen het ook. En het is eigenlijk zeer mooi om de kinderen te zeggen : vader geeft een deel, moeder geeft een deel, maar een derde deel wordt door andere wezens uit hemelshoogten naar beneden gebracht, op hun vleugels wordt het naar vader en moeder gebracht.
Als wij het zo zeggen dan is het beeld zeer correct en spreken wij van een waarheid ... "





Zijn de aanhangers van GAIA helderziend ?

Het feit dat een organisatie als GAIA bestaat wijst erop dat er een verhoogde gevoeligheid is voor het leed van dieren. Dat is tamelijk nieuw in de geschiedenis van de Westerse mensheid. Eeuwenlang nam men het woord uit Genesis als richtsnoer:
" Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zeeën, over het gevogelte des hemels en over al het gedierte dat op de aarde kruipt."
Dit bevel werd gegeven aan het begin van een tijdperk waarin de mens zijn vroegere helderziendheid moest verliezen. Vóór dit tijdperk zag de mens de geestelijke achtergrond van de wereld en hij wist dat hij verbonden was met alle wezens. Bij volksstammen die in nauw contact met de natuur leven was het tot voor kort gebruikelijk om bvb. vóór het omhakken van een boom het wezen dat die boom bewoonde aan te spreken en uit te leggen waarom het nodig was de boom om te hakken.
De Westerse materialistische mens volgt nog altijd trouw het bijbels gebod.
Nu ontwikkelt de mensheid zich ook als geheel en ze overschrijdt in onze tijd een drempel van een verhoogd bewustzijn. Dat merken we aan verschillende fenomenen die we kunnen samenvatten als New-Age, een zoeken naar nieuwe vormen van spiritualiteit, een verhoogd bewustzijn van de verbondenheid van de mens met gans zijn leefwereld. In het geval van GAIA: met de dierenwereld.
In De Brug nr. 6 schreven we al iets over vivisectie: een wetenschapper die dieren martelt, zal in zijn kamaloka al het leed dat hij veroorzaakt heeft, aan den lijve (in zijn ziel) moeten ondervinden. Daarmee wordt er vereffend van de kant van de mens.
Maar er bestaat ook een vereffening van de kant van het dier: de pijn die het geleden heeft komt terug als een goed gevoel, zeer merkwaardig, aangezien dieren niet reïncarneren.
Rudolf Steiner in GA 143 (blz. 139):


" We weten dat de mens in de loop van zijn ontwikkeling de dieren leed heeft toegebracht, dat hij dieren gedood heeft. Wie inzicht verkrijgt in het karma in het leven van de mens, vindt het vaak zeer onrechtvaardig dat het dier -dat niet kan reïncarneren- toch pijn moet verdragen en zelfs, in het geval van de hogere diersoorten, met een bepaald bewustzijn naar de dood gaat. Daar zou toch eigenlijk een karmische vereffening moeten zijn !
De mens heeft natuurlijk een karmische vereffening in het kamaloka voor de pijn die hij bij het dier veroorzaakt heeft, maar daarover ga ik nu niet spreken, ik spreek van de vereffening van de kant van het dier. We moeten ons een gedachte klaar voor de geest stellen. Wanneer we de mensheidsontwikkeling beschouwen, dan zien we hoeveel leed de mens over het dierenrijk heeft uitgestrooid en hoeveel dieren hij heeft gedood. Wat betekenen deze pijnen, deze dood in de loop van de evolutie ?
De occulte studie toont ons dat iedere pijn die aan een pijnvoelend wezen buiten de mens veroorzaakt wordt, dat iedere dood een kiem voor de toekomst is. Zoals de dieren gewild zijn door de voortschrijdende goddelijke ontwikkeling, zijn ze niet bestemd om incarnaties door te maken zoals de mens. Maar wanneer een wijziging intreedt in dit wijsheidsvol wereldplan, wanneer de mens ingrijpt en de evolutie van de dieren niet laat verlopen zoals ze zonder de aanwezigheid van de mens had geweest, wat gebeurt er dan? Welnu, het occult onderzoek leert ons dat ieder leed, iedere dood die de mens het dier aandoet, dat die toch allemaal terugkeren en wederopstaan, niet door incarnatie, maar omdat de dieren pijn en leed aangedaan werd.
Dit leed, deze pijn roepen de dieren weer terug. De dieren die pijn geleden hebben komen evenwel niet in dezelfde vorm terug, maar datgene in hen wat de pijn gevoeld heeft, dat komt terug. Het komt terug op dusdanige wijze dat de pijnen der dieren vereffend worden, zodanig dat iedere pijn het tegenovergestelde gevoel oproept. De pijn, het lijden, de dood, dat zijn de kiemen die de mens uitgezaaid heeft; ze komen zodanig terug dat elke pijn in de toekomst zijn tegendeel meebrengt.
Om een concreet voorbeeld te gebruiken:
Wanneer de Aarde overgaat naar de Jupitertoestand, dan gaan de dieren daar niet meer zijn in hun huidige toestand, maar hun pijnen en lijden zullen heropwekken de gevoelskrachten van de pijnen. Die zullen leven in de mensen en zich in de mensen belichamen als parasitaire dieren. Uit de gewaarwordingen en gevoelens van de mensen die er last van hebben zal de vereffening geschapen worden voor die pijnen uit het verleden.
Dat is de occulte waarheid die men objectief en ongeschminkt kan uitspreken, ook al hoort de tegenwoordige mensheid die niet graag. De mens zal er eens onder lijden, en het dier zal een vereffening voor zijn lijden krijgen door een bepaald goed gevoel, een aangename gewaarwording.
Dat gebeurt ook nu al stilaan in de loop van dit aardeleven, hoe zonderling het ook schijnt. Want waarom worden de mensen geplaagd door wezens die eigenlijk noch dier, noch plant zijn, maar die tussen de twee staan, bacillen en dergelijke, die er een goed gevoel bij hebben wanneer de mens door hun aanwezigheid lijdt ?
Dit lot hebben die mensen zichzelf bereid door in vorige incarnaties dieren te pijnigen en ter dood te brengen.
Hoewel het dier niet meer in dezelfde vorm verschijnt, toch neemt het zijn gevoel mee door de tijd en ervaart een vereffening van zijn lijden in het leed dat de mens dan moet doormaken. Aldus is al wat er bestaat aan lijden en pijn nooit zonder gevolg. Het is een kiem waaruit ontspruit hetgeen door smart en leed en dood veroorzaakt werd. Er kan geen leed, geen pijn, geen dood bestaan zonder dat daardoor niet iets bewerkstelligd wordt dat later vrucht draagt."


Soms hoort men kritiek op de acties van GAIA: "Hoe kan men nu zo bezorgd zijn om het welzijn van dieren terwijl er nog zoveel menselijk leed te lenigen valt ?"
Dankzij de antroposofie weten we nu dat GAIA in feite zeer goed voor het (toekomstig) welzijn van de mens ijvert !




Ontmoeting met een ongeborene ?

Iedereen herinnert zich nog wel de succesfilm van Steven Spielberg "Close Encounters of the Third Kind", over UFO's die in Amerika landen en ruimtewezens die contact maken met de aardbewoners. Echte liefhebbers zullen zich ook de naam van een hoofdrolspeler herinneren, Richard Dreyfuss, die ook al in de even beroemde "Jaws" speelde. De carrière van deze acteur ging pijlsnel omhoog. Op zijn 29ste kreeg hij een Oscar voor zijn rol in "The Goodbye Girl". Later ging het bergaf met hem en hij geraakte verslaafd aan drank en drugs. Op het moment dat de film "Close Encounters" gedraaid werd zat hij al vijf jaar aan de cocaïne. Hij vertelt hoe hij er van af geraakte:


" In 1982 raakte ik met mijn wagen in een slip. Ik dook de ravijn in, maakte een tuimeling en smakte tegen een palmboom. Twee uur lang zat ik in de wagen gekneld, en achteraf werd ik op mijn ziekbed gearresteerd wegens het bezit van cocaïne.
Toch waren het niet dat ongeval of die arrestatie die me wakker schudden. Ook op mijn ziekbed bleef ik drank en drugs verslinden. Maar op het ogenblik dat ik het ziekenhuis verliet gebeurde er iets bizars. In mijn droom verscheen het beeld van een klein meisje. Ze was een jaar of acht en had een roze-witte jurk aan met strikken, zwarte lakschoentjes en witte sokken. Dat beeld van dat meisje was de meest verbijsterende ervaring die ik ooit heb gehad. Omdat het zo duidelijk was wie ze was: het kleine meisje dat ik de dag van het ongeval had kunnen doodrijden. Ik had nooit in God geloofd, maar toen werd me een visioen aangereikt dat ik nodig had om mezelf tot de orde te roepen. Ik werd nuchter vóór haar gezicht helemaal duidelijk was. Maar ik ben er zeker van dat als ik haar trekken had kunnen zien, het die van mijn dochter zouden zijn geweest, die toen nog niet geboren was."

Zo krijgen de mensen een klein lesje in antroposofie in een populair tijdschrift als Humo (september 1997 - nr. 2976). Ze lezen het en bemerken niet de tegenstrijdigheid: als dat het meisje was dat Dreyfuss die dag kon doodgereden hebben, dan kon het niet tegelijk zijn ongeboren dochter zijn. Ofwel zag hij een ongeboren ziel, ofwel de ziel van een meisje dat al -en nog- leefde.
Waarschijnlijk was het zijn ongeboren dochter. Waarom ? Hij had zichzelf die dag kunnen doodrijden en daardoor had hij later niet meer een fysieke drager kunnen verwekken voor deze ziel die als meisje wilde geboren worden. Dan had zij niet kunnen bestaan, ze was in het rijk van de ongeborenen (en van de reeds-gestorvenen) gebleven.
Had Richard Dreyfuss iets geweten van antroposofie dan had hij de verschijning juist kunnen interpreteren.



Thuisblad.