Inhoudstafel van Brug 87 ( maart 2015)

Meditatiegroep

Angst

Tevredenheid

Scholingsweg – praktisch

Kabouter Karlik

Derde Wereldoorlog ?

Reïncarnatie in het nieuws

Jezuïetisme

Is paus Franciscus wel een paus ?

Profetie van Malachi

Wezensdelen : Ik en geestzelf na de dood



+ Groter lettertype
+ Kleiner lettertype


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

Beste Lezer




.
In De Brug 85 hebben wij een oproep gedaan om een geestelijke guerrilla-actie te voeren. Dat was naar aanleiding van een voordracht door Terry Boardman.
Eind september 2014 zijn dan drie antroposofen bijeengekomen. Ze spraken af om zich iedere dag rond hetzelfde uur te verdiepen in een bepaalde spreuk, eerder een gebed van Rudolf Steiner.
Ter herinnering : deze actie is bedoeld om een vrije (geestelijke) ruimte te creëren die als een eiland kan weerstaan aan de vloedgolf van ahrimanische inspiraties die de mensheid nu zo graag opneemt. Als ondersteunend beeld nemen we dan bvb. Malta :

Je staat aan de borstwering van het fort Sint-Elmo en kijkt uit over de Middellandse Zee waarop honderden Saracenenschepen het eiland naderen. Maak het beeld zo concreet mogelijk : al deze schepen stel je je voor met zwarte zeilen en groene halve-maanwimpels. Op deze schepen bevinden zich duizenden mensen die willen bemachtigen wat hun niet toekomt. De warme junizon schijnt op je gezicht, ze schijnt over de diepblauwe zee en de wolkenloze helderblauwe hemel, ze laat haar licht zowel over de goeden als over de slechten schijnen. Achter jou bevindt zich de hogergelegen burcht van Sint-Michaël, die jou in de rug dekt maar die jij ook moet verdedigen. Neem genoeg tijd om het beeld op te bouwen want de woorden zijn op een halve minuut gesproken. Eens het beeld levendig genoeg is, - je kunt jezelf rustig als een Tempelridder voorstellen – dan bedenk je dat de burcht achter jou in feite de Waarheid is en al de vijandelijke schepen niets anders zijn dan leugens die in overweldigende aantallen op jou afkomen.
Als je om bepaalde redenen liever niet dit beeld uit een ver verleden gebruikt, dan kun je ook een ander nemen, bvb. de stad Dresden op het einde van W.O. II. Deze keer komt de vijand niet van het oosten maar van het westen. Hoog in de lucht naderen ontelbare zwermen bommenwerpers met een dodelijke lading. Je weet dat Dresden geen militaire doelwitten heeft, de stad zit vol onschuldige vluchtelingen. Ergens in het westen werd beslist om deze mensen te vernietigen. Jij bemant een flak, een luchtafweerbatterij. Deze agressor moet gestopt worden. In het midden van de stad bevindt zich de Sixtijnse Madonna. Die staat voor de Waarheid, de bommen uit het westen staan voor de immense vernietigingskracht van de leugens. Dan spreek je het volgende :

Gods behoedende zegenende straal
Vervul mijn groeiende ziel
Opdat ze kan grijpen
Sterkende krachten al-overal.
De gelofte wil ze afleggen
de macht der liefde
in zich levensvol te laten ontwaken
En zo Gods kracht te zien
op haar levenspad
En werken in Gods zin
met alles wat ze heeft.
Gottes schützender segnender Strahl
Erfülle meine wachsende Seele,
Daß sie ergreifen kann
Stärkende kräfte allüberall.
Geloben will sie sich,
Der Liebe Macht in sich
Lebensvoll zu erwecken,
Und sehen so Gottes Kraft
Auf ihrem Lebenspfade
Und wirken in Gottes Sinn
Mit allem was sie hat.


.
Rudolf Steiner gaf dit gebed op het einde van de cyclus “Makrokosmos en Mikrokosmos” ( GA 119, laatste voordracht, Wenen, 31 maart 1910 – vorig jaar ook in ’t Nederlands verschenen).
Na deze spreuk volgen nog deze mooie woorden :

“Geesteswetenschap wil de ganse mens tot de hogere werelden brengen, niet alleen maar de denkende, maar ook de voelende en de willende mens. Wij kunnen over de wereld nadenken, maar als wij alleen maar denken, dan blijven wij ondanks alle inzichten koud en onverschillig. De inzichten omtrent de hogere werelden moeten veeleer in ons gevoelens wakker maken, en hoe hoger een mens kan schouwen, des te dieper in hem ontwaken de impulsen van het voelen, de impulsen van het handelen, de impulsen om te leven volgens de grote ideeën die uit de geestelijke wereld naar beneden stralen.
Wij worden aandachtig, biddend; het voelen wordt aandachtig, het willen God-innig als wij de geestelijke inzichten volgen. Want wie de waarheid zo inziet dat hij ze voelt, die zal daarbij niet blijven staan, die zal helemaal vanzelf, zonder enige dwang, ook willen en doen wat hij ingezien heeft als zijnde juist en waar.
En dat is de toetssteen.
Wie inzicht heeft in de geest maar desondanks onverschillig is in zijn voelen en willen, op die zou de geesteswetenschap niet op de juiste manier gewerkt hebben. De geesteswetenschap heeft precies een toetssteen daarin : dat het inzicht uitmondt in een aandachtig-vrome stemming en dat de mens in zijn willen opneemt en handelend uitvoert wat hij als juist ingezien heeft.
Waar de inzichten van de geesteswetenschap op deze manier werken, daar rijst waarachtig in de mens een geestelijke zon omhoog die hem van binnenuit met warmte en licht doorstraalt.
Daarom dus, omdat geestelijke inzichten in het hart opgenomen moeten worden, is het natuurlijk dat deze geestelijke inzichten vandaag in onze cultuur binnensijpelen via mensen die zich groeperen in verenigingen, via mensen-maatschappen. Als het alleen maar op de inzichten zou aankomen, dan kon de mens een eenzaat zijn. Maar als uit de inzichten volgt dat hart en gevoel meespreken, dan voelt de mens zich aangetrokken tot andere mensen. Daarom is geestelijk inzicht iets wat de mensen verenigt en het is natuurlijk en begrijpelijk dat de onwillekeurige drang bestaat bij mensen die dezelfde neiging hebben, hetzelfde verlangen, die dezelfde liefde tot geesteswetenschappelijke ideeën en idealen voelen, dat ze elkaar opzoeken, zich in maatschappen verenigen wier leden hier en daar, waar ze zich ook mogen bevinden, steeds deze hoge geestelijke doelen in een warmvoelend hart dragen. Dat is iets groots en vér-reikends, als de geesteswetenschap zich op deze manier uitbreidt dat ze de mensen samenbrengt die het door de innigheid van hun voelen en willen zo vergaat dat ze vanzelf verwante zielen aantrekken. Waar kunnen wij in een wereld van maatschappelijke chaos mensen vinden met wie wij ons verwant voelen ? Hoe gefragmenteerd is de wereld vandaag op menselijk vlak ! Daar zitten de mensen samen in kantoren of werkplaatsen of fabrieken en verrichten dezelfde arbeid. En toch, hoe ver kunnen hun zielen niet van elkaar verwijderd zijn ! Wij kunnen zij aan zij met een ander mens zitten en de levensomstandigheden zijn zo gecompliceerd dat wij elkaar niet verstaan. Als wij echter ergens kunnen gaan en weten : daar zijn mensen die het heiligste dat wij vereren in onze ziel, ook vereren – dan hebben wij het recht om aan te nemen dat zij in hun innerlijk iets hebben dat verwant is met het diepste binnenste van onze eigen ziel. Als wij aansluiten bij deze mensen, die datgene wat wij het heiligste noemen, ook voor zich het heiligste noemen, die in hun ziel hetzelfde licht en dezelfde liefde dragen als wij, dan kunnen deze mensen – die wij anders helemaal niet kennen – ons toeschijnen als de uiterlijke dragers van een innerlijke wezenheid die wij ook kennen. Dan weten we dat verwanten in de geest kunnen bestaan. Overal waar wij komen en de beweging zich uitbreidt onder mensen die hetzelfde licht en dezelfde liefde als wij in zich hebben, zullen zielen aaneensluiten die ons verwant zijn, die voor dezelfde idealen ijveren. Daarmee is iets ontzaglijks gezegd : dat de inzichten die wij uit geestelijke hoogten naar hier halen en in de zielen laten instromen, de mensen veranderen, dat ze die tot andere mensen maken; dat ook in zielen die vroeger misschien dag in dag uit, jarenlang zonder empathie naast elkaar geleefd hebben, de kiem van liefde en medegevoel en het vuur voor idealen ontvlamt en uit hen die voordien koude en nuchtere mensen waren, warmvoelende mensheidsvrienden maakt.
Wij spreken, wanneer wij inzichten bekend maken, niet alleen over de wijsheid van de hogere werelden, maar ook over wat in deze inzichten werkt als liefde van mensenziel tot mensenziel. Dat is de ware weg om op een praktische wijze een broederschap onder de mensen op het spoor te zetten.
Nooit kan dit doel door programma’s of preken van liefde bereikt worden, ook niet door theorieën te verkopen over broederlijkheid of door oproepen tot vrijgevigheid en dergelijke. Waar zich echter mensen samenvinden die in de geest verwant zijn, die zich aangetrokken voelen door dezelfde idealen en hetzelfde als heilig beschouwen wat ook wij als heilig beschouwen, dan kunnen wij een menselijke broederschap grondvesten.

Zo zou de voordrachtenreeks die vandaag eindigt – en in de grond eigenlijk iedere voordracht – niet moeten beschouwd worden als iets waaruit de mensenzielen alleen maar meer te weten komen, hun kennis vergroten, maar zij zou moeten bewerkstelligen dat uit die kennis onmerkbaar een warm gevoel opstijgt voor de hoge idealen van de mensheid en voor de noodzaak de mensen samen te brengen in een geest van broederlijkheid. Hoe meer wij in dergelijke voordrachten opnemen aan inzichten, des te meer moeten wij ertoe komen de mensen ook graag te zien, het vuur van de liefde aan te wakkeren en mee te werken om de mensen het hoge mensheidsideaal van broederlijkheid nader te brengen.
In die zin heb ik ook deze voordrachten willen houden. Wij hebben getracht om vanuit de meest verschillende invalshoeken dingen bijeen te brengen die ons de wereld en ons bestaan laten begrijpen zoals dit uit het geestelijke naar hier komt.
Slechts als men zich tot de geest verheft vindt men het ware innerlijke wezen van de mens. Ware mensenliefde vindt haar oorsprong in het geestelijke.
Zulke gevoelens van liefde gaan zich zeker manifesteren waar de mensen door de geesteswetenschap zich verheffen tot het geestelijke want de geesteswetenschap geeft leven aan de mensen, verwarmt ze en verlicht ze. Waar ze op de juiste manier verkondigd wordt en juist opgenomen wordt, daar zal ze steeds impulsen geven die een logica van het hart voorbereiden. Want de logica van het denken is verenigbaar met het sterkste egoïsme, maar de logica van het hart is in staat om geleidelijk alle egoïsme te overwinnen en van alle mensen deelnemers aan een mensengemeenschap te maken. Pas wanneer de geestelijke waarheden ons doordrongen hebben met levenswarmte, hebben wij de impuls van de geesteswetenschap juist begrepen.”
( … )

Op dit ogenblik zijn er dus al drie antroposofen die zich op hetzelfde tijdstip concentreren op de woorden die Rudolf Steiner in deze voordracht gaf. Alle lezers van dit blad zijn bij deze uitgenodigd om twee andere antroposofen op te zoeken en af te spreken om op een vast te leggen tijdstip eveneens deze spreuk-meditatie-gebed te laten klinken.

“Ihr sollt nicht vergessen daß von den spirituellen Mächten auf euch gerechnet wird in der Menschheitsführung.”

“Vergeet niet dat de spirituele machten op jullie rekenen …”

(GA 265, blz. 421)


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Angst

Niet zo lang gelden kwam een bekende mediafiguur in het nieuws omdat ze preventief haar borsten liet amputeren uit schrik dat ze ooit eens borstkanker zou krijgen. Als men de logica achter deze beslissing doortrekt, dan kan men even goed zelfmoord plegen om aan de dood te ontsnappen. Terug een van de droevige consequenties van een materialistische levensvisie die dit aardse leven niet in een eeuwig en spiritueel perspectief wil zien. De moderne filosofen en ethici kunnen dit probleem beschrijven maar oplossingen kunnen ze vanuit hun denkpatronen natuurlijk niet aanreiken. Uit De Morgen van 25 september 2013.

'Op den duur is het leven zelf een ziekte'

Boek - 'Ziek van Gezondheid' legt kluwen van massale diagnoses bloot

We proberen zo hard gezond te zijn, dat onze gezondheid er bij inschiet. Dat zegt professor medische filosofie Ignaas Devisch in “Ziek van gezondheid”, een boek dat het massale gebruik van medicatie probeert te doorgronden.

Laura Batstra, mede-auteur van het boek “Ziek van gezondheid” was zelf bijna het slachtoffer van overmedicalisering. Haar ouders kregen in de jaren '80 van de schoolarts de raad om haar groeiremmers te geven. "De voorspelling was dat ik 1m88 zou worden en dat zou niet goed voor me zijn." Onder het mom 'een gezond kind geef je geen pillen' sloegen haar ouders dat advies in de wind. Batstra mag zich daar vandaag gelukkig mee prijzen. "In 2012 werd duidelijk dat een groot deel van de vrouwen die als meisjes groeiremmers hadden geslikt, vruchtbaarheidsproblemen heeft. Die heb ik, moeder van vier, niet." Het is een pijnlijke illustratie van hoe de norm van wat gezond of normaal is, iemand ziek had kunnen maken. Nochtans is dat wat we vandaag volgens professor medische filosofie Ignaas Devisch (UGent) massaal doen. In de queeste naar ultieme gezondheid maken we onszelf ziek. "Het moet altijd beter, sterker én gezonder." "We worden gepusht om aan bepaalde normen te voldoen", zegt Devisch. "Bovendien wordt de verantwoordelijkheid steeds meer doorgeschoven naar het individu. Wie ongezond is, heeft daar zelf schuld aan."

Een stelling waar verzekeringsmaatschappijen graag mee aan de slag gaan. Te hoge cholesterol? Diabetes? Een te hoog BMI? Allemaal redenen om meer te moeten betalen.

"Fysieke zaken worden louter op het niveau van ons gedrag beoordeeld", zegt Devisch. "De genetische component telt nauwelijks mee. Net zomin als het feit dat we in een maatschappij leven waarin het makkelijker is om ongezonde keuzes te maken."

Bovendien grijpen mensen sneller dan voorheen naar medicijnen, ook al omdat er veel meer labels bestaan om onszelf ziek te verklaren. "Extreem verlegen? Dan krijg je het label 'sociale angststoornis' en de daarbij horende pillen. Zwaarmoedig na een relatiebreuk? Dan krijg je antidepressiva voorgeschreven."Wie naar de dokter stapt of medicatie neemt, kan zijn individuele verantwoordelijkheid doorschuiven. Helpt het niet, dan is het de fout van de medische of farmaceutische wereld. Niet naar de dokter trekken met je probleem, getuigt dan van een gebrek aan verantwoordelijkheidszin.

De grote schuldige aanwijzen is in deze quasi onmogelijk. "De overheid, Big Pharma, dokters of patiënten: iedereen doet er gretig aan mee. Dit is het product van normalisering en disciplinering. We hebben het onszelf eigen gemaakt. We maken ons onnodig zorgen en voelen ons schuldig omdat we toch maar niet het gezondheidsideaal bereiken. Op den duur is het leven zelf een ziekte."

'Voorkomen is beter dan genezen', een volkswijsheid die volgens Devisch stilaan bijbelse proporties aanneemt. "Er is een dunne grens tussen preventie als nuttig instrument en angstmakerij. Steeds meer mensen worden in de rol van patiënt geduwd. Enerzijds omdat de maatschappij hen daartoe dwingt, anderzijds omdat ze zich zelf in die rol plaatsen."Kant en klare oplossingen staan in het boek niet. "Wij hebben het probleem willen beschrijven", zegt de filosoof en ethicus. "Hoe we de negatieve spiraal kunnen doorbreken, is voer voor een volgende publicatie. Willen we ons gezondheidssysteem betaalbaar houden, dan moeten er veranderingen komen. Welke plaats willen we gezondheidszorg in onze samenleving geven? Dat is de vraag die we in de toekomst moeten beantwoorden.


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Tevredenheid

Dat is de deugd van de maand die overeenkomt met het sterrebeeld Weegschaal, te mediteren vanaf 21 september tot 1 november. Door bewust te streven naar tevredenheid in het dagelijks leven verwerven we gelatenheid, een eigenschap die dan een permanente basis krijgt in ons karakter.

Behalve de deugd van tevredenheid zijn er nog 11 andere die de antroposoof moet beoefenen. We somden ze op in De Brug 77.

Tevredenheid ! Wie is er nog tevreden ? Wie durft er nog tevreden zijn ? Het lijkt tegenwoordig wel de grootste zonde om tevreden te zijn als we voortdurend geconfronteerd worden met al het onrecht in de wereld, met allerhande bedreigingen, met klimaatcatastrofes. En waarvoor wij allemaal bijna persoonlijk verantwoordelijk zijn, het is allemaal onze schuld ! Een mens krijgt zowaar heimwee naar de tijd toen de gegoede burger na zijn dagtaak genoot van zijn sigaar en de werkman rustig ging vissen en de overheid en de media iedereen gerust lieten.
De laatste 100 jaar is de materiële situatie van de bevolking nooit beter geweest en toch leeft bij de meeste mensen het gevoel dat alles altijd maar slechter wordt. Reeds in 1979 schreef de Franse econoom Alfred Sauvy over dit fenomeen (Op blz. 66 van “Le coq, l’autruche et le bouc … émissaire” – Grasset, 1979.) :

“Toen Marx met een feilloze logica een voortdurende verarming van de werkers aankondigde, heeft hij een verbazingwekkend correcte voorspelling gedaan, weliswaar niet wat betreft de feiten maar wel wat de perceptie betreft. Sinds het verschijnen van ‘Das Kapital’ is het lot van de loontrekkers constant verbeterd zonder dat ze er zich evenwel van bewust zijn. Dat de koopkracht verdriedubbeld is op 25 jaar tijd, dat de werkloze van 1979 twee keer meer producten kan kopen dan de loontrekker van voor de (tweede) wereldoorlog, dat zijn feiten die nooit in het voetlicht komen te staan. De periodieke enquêtes bevestigen telkens weer dat de mensen hun toestand zien verslechteren. Twee derde van de ondervraagde spreken van een status quo en 20% van een achteruitgaan. Als deze opinies zouden overeenstemmen met de realiteit, dan zouden we het nu slechter moeten hebben dan in de Middeleeuwen.”

We zijn nu 35 jaar verder en de ontevredenheid is alleen nog maar gegroeid. Een Amerikaanse auteur schrijft op 9 oktober 2014 :

( … )
“We weten wat een van de kenmerken is van een rijzende cultuur : een bevolking die krachtdadig is, zelfzeker, boordevol vaardigheden en uiterst bereid om in het intellectueel debat een standpunt in te nemen over de belangrijkste onderwerpen. Wat voor een bevolking zien we nu in het Westen ? Verveeld, niet bereid om direct comfort en gemak op te geven ter wille van voordeel op langere termijn, niet in staat tot een eerlijk debat, boordevol wrokkige excuses, onzeker, angstig, vreesachtig, depressief, verstrooid, egocentrisch. Deze laatste zeven zijn natuurlijk de kenmerken van een permanente adolescentie, een stilstand in de ontwikkeling die door de consumptiecultuur flink aangemoedigd wordt.
Dat is tegelijk de karakteristiek van een cultuur die zijn elan verloren heeft, waar niemand nog een offer wil brengen ter wille van het algemeen welzijn, waar geen vertrouwen meer is in de leiders of de instellingen.
De bevolking in zo’n cultuur vindt dat ze een recht heeft op brood en spelen (leefloon, uitkeringen, gratis TV), een recht op goedbetaalde jobs die men nooit kan verliezen ook al werkt men nog zo ondermaats, het recht om werk te weigeren dat zgz. beneden haar waardigheid is, een recht op goedkope medicijnen om de ziektes te bestrijden die ze zich door haar eigen ongezonde leefwijze zelf aandoet enz. enz.
Iedereen wil de indruk wekken tot de elite te behoren. De bovenste 10 % willen doen als de bovenste 1%, de bovenste 20% willen doen als de top 5%, de bovenste 40% willen doen als de top 10% enz..
Waarom kan er zo’n overdreven consumentisme bestaan ? De bovenste laag is nog nooit zo rijk geweest en heeft nog nooit zoveel cash gehad om te besteden aan luxeproducten. Het bovenste 1% van de bevolking is nooit rijker geweest, de top 5% is nooit rijker geweest en de top 10% is nooit rijker geweest. ( …)
In een cultuur op zijn hoogtepunt zou je denken dat bij de bevolking euforie zou heersen, een gevoel van zelfzekerheid, veiligheid, onvervaardheid, iedereen aan het rukken aan de teugels, klaar om grote daden te verrichten, niet alleen voor zichzelf, maar voor de Natie.
Maar wat zien we in de plaats ? Een gepeupel aan de anti-depressiva, onzeker, angstig, in slechte conditie, apathisch door de dagelijks portie van 24 uur overstelping met alles en nog wat, wantrouwend t.o.v. zijn corrupte leiders en van zijn instellingen die vooral voor hun eigen voortbestaan lijken te zorgen, een volk dat onder het schijnbaar optimisme en de hoerastemming, voortdurend vreest dat het hele rotte systeem zal ineen storten voordat zijzelf hun deel van de beschikbare buit bemachtigd hebben.”

Charles Hugh Smith in “End of the Empire” op :
http://www.lewrockwell.com/2014/10/charles-hugh-smith/how-empires-end-2/





De antroposoof die bewust aan zijn geestelijke ontwikkeling werkt moet niet alleen angstvrij worden, hij moet ook nog tevreden zijn met de wereld zoals de goddelijke machten die ingericht hebben. Het aanvaarden van de wereld zoals hij is, met al zijn onrecht en harteloosheid, is iets wat we terugvinden bij alle wijzen van de Oudheid en in het Oosten.
Sinds het tijdperk van de bewustzijnsziel zagen we de Verlichting, het rationalisme, het marxisme, allemaal uitingen van het groeiend geloof van de mens in zijn eigen denkkracht, het geloof dat hij vanuit die denkkracht zijn eigen leefwereld, zijn maatschappij, zichzelf kan vormgeven en veranderen ten goede. Het is volkomen normaal dat in dat legitieme streven de tegenmachten hun invloed laten gelden. Lucifer die de Ik-kracht versterkt ten koste van de gemeenschap, Ahriman die maakt dat wij alle veranderingen, alle verbetering ook al tijdens ons eigen leven gerealiseerd willen zien. Vooral dat laatste zorgt voor veel frustratie en onvrede.
De christelijke impuls die onze beschaving gevormd heeft, zorgde eeuwenlang voor een evenwicht tussen materieel en geestelijk streven. Vele kloosterordes gaven het voorbeeld met een motto als “ora et labora”, een leven bestaande uit bidden en werken. Voor de niet-religieuzen waren zelfs de wereldse genietingen ingebed in een ritme van kerkelijke feestdagen en gebeurtenissen.
Zolang het traditioneel geloof leefde was er geen sprake van de angst die nu bijna endemisch is. Onvrede bestond vooral bij de wakkerste geesten, die het traditioneel geloof al kritisch begonnen te bekijken en het als opium voor het volk begonnen te zien.
Tegenwoordig zijn we allemaal wakkere geesten, allemaal kritisch t.o.v. de bestaande orde die nooit goed genoeg is, constant moet verbeterd worden. Bijna de helft van de werkende bevolking zit in allerhande administraties die het als hun taak beschouwen om alle mogelijke bronnen van onrecht, van mistoestanden op te sporen, te bespreken in werkgroepen en commissies, oplossingen te formuleren. Vaak worden met die oplossingen weer een reeks nieuwe frustraties gecreëerd.
Zonder de geesteswetenschap zullen angst en onvrede alleen nog maar toenemen. Maar zelfs met de geesteswetenschap is het moeilijk om zich niet door angst en onvrede te laten beïnvloeden. Want de geesteswetenschap appelleert aan ons verstand, aan ons denken, terwijl de moderne media zoals film en televisie ons gevoel, ons onderbewuste binnendringen en bewerken. De antroposoof die blijft TV kijken maakt het zichzelf moeilijk zoniet onmogelijk om tevredenheid te bereiken. Hoeveel mensen kunnen zeggen dat ze na enkele uren tv-kijken een gevoel van innerlijke rust en harmonie ervaren ?

Wat kunnen we doen om de angst voor terrorisme te verminderen ?

.
Zelfs na het buitengooien van het televisietoestel blijven er nog genoeg obstakels : het jachtige leven, de verkeersdrukte, gewoon de massa nerveuze mensen rond ons. We moeten in onszelf de oase van rust en tevredenheid vergroten en versterken. Vele tijdgenoten doen dit met yoga en mindfulness. Wij antroposofen hebben de aanwijzingen van Rudolf Steiner. Als hulp en om de zaak concreter te maken is het niet slecht om af en toe eens levensbeschrijvingen te lezen uit rustiger tijden of streken in de mensheidsgeschiedenis.
Om te beginnen moet men zich daarvoor zelf even afzonderen, zich rustig neerzetten, alle andere storende media uitzetten. Nemen we dan bvb. een boek van Ernest Claes, die liefdevol het landelijk leven in zijn streek beschrijft zoals dat ongeveer 100 jaar geleden verliep. We leren dorpsfiguren kennen met al hun ondeugden, maar ook individuen die, in al hun eenvoud, vredig en spiritueel leefden, als voorbeeld voor de antroposoof van vandaag.( Uit :Claes Omnibus Twee, Standaard, 1964 )

“Zo gaat Pastoor Campens door het dorp. En zo neemt hij elke dag weer zijn deel van het leed en de zorgen, van de goedheid en de vreugde zijner parochianen in zijn hart op. Want het hart van Pastoor Campens is groot genoeg om het al te omvatten en het al mee te dragen in zijn warme liefde. Hij is dubbel gelukkig om de vreugde van de enen, en de smart van de anderen voelt hij tweemaal, eens voor die lijdt, eens voor zich zelf.
Zo stapt hij door de straten van het dorp. En daar is geen hart dat niet naar hem toegaat, geen oog dat niet met liefde hem nablikt.
En als mijnheer Pastoor dan zijn dagelijks wandelingetje door de parochie gedaan heeft, gaat hij daarna tot buiten het dorp, op de oude vesten. Dit is het deel van de morgen dat voor hem alleen is. Hij blijft daar staan, elke dag op dezelfde plaats, met de rug naar Scherpenheuvel gekeerd, en kijkt over het dorp. Wat hij dan denkt ?.... Och, waaraan zou mijnheer Pastoor dan denken ? Hij ziet tussen het groen van de bomen de rode daken van de huizen, grote en kleine, nieuwe en scheefgezakte van jaren, en daarbovenuit de oude kerktoren. Al die daken kent hij en de huizen, en de mensen die er in wonen. Daarachter liggen de vlakke beemden van het Zichems broek langs de kronkelende Demer waar de bonte koeien grazen, waar de zon overheen glanst, en hij hoort tot hier de klokken luiden van het heilig klooster van Averbode. En als hij zijn hoofd omkeert ziet hij boven het opheuvelend Zichems veld de twee torens van Scherpenheuvels heiligdom. Ja, waarom zou mijnheer Pastoor nu moeten denken ? ....
Hij laat eenvoudig deze glorie van Gods heerlijke wereld door zijn ziel gaan, de adem der eeuwigheid, en daar komt over hem een grote diepe tevredenheid. Zijn hart is met de jaren geworden als het hart van dat wonderschone Demerland, even klaar, even vol van het gave Gods-mysterie dat er uitstraalt. Hij is ook gelukkig om iets dat hij niet verklaren kan en ook niet te verklaren zoekt, iets dat simpel en zuiver in hem vloeit uit de ziel van het land. Wat er binnen in hem omgaat, wat er buiten hem ligt daar ommetom, de zon, de leeuwerik, het koren, dat is een en hetzelfde. Hij staat daar, en glimlacht, en kijkt, anders niet. En als Pastoor Campens dan weerom het dorp in komt, is het negen uur.”

En daarna leren we de bron kennen waaruit deze geestelijke zijn innerlijke rust haalt :

“Nu stapt hij de kerk binnen. Daar is geen mens meer. Die kerk is blank van het klare licht dat door de hoge ramen binnenstroomt, de heiligen tegen de pilaren en op hun voetstuk staren strak, in eeuwige extase naar wat geen mensenoog ziet. En het is toch precies of die kerk niet ledig is.
Mijnheer Pastoor knielt op een stoel onder het beeld van Sint Augustinus, en bidt.
Als Fideel de koster nu, achter- in de kerk, naar het klokkenhuis moet, gaat hij stillekens op zijn kousen. Als ze op dit uur aan de pastorie komen bellen, gaat Rozelien mijnheer Pastoor niet roepen in de kerk. De mensen moeten maar een beetje wachten.
Want nu staat mijnheer Pastoor daar alleen met God. Even roerloos als de verstarde blik van de heiligen is zijn blik op het Tabernakel gericht. Hij staat daar nu, alleen, voor al zijn parochianen, tussen de Vader in de hemel en de mensen die hem zijn toevertrouwd. Mijnheer Pastoor geeft rekenschap, en hij vraagt kracht. Hij hoort de geluiden van het dorp, de smidshamer van Roes, de dokkerende kar, het kindergejuich, een moederstem die roept, al de geluiden die de hele dag doorheen de dikke muren hier binnendringen, verzacht en getemperd, tot het middelpunt en het hartehart. Dat alles hoort er bij, dat is de lofzang van het leven die opklinkt uit de ziel der dingen, en nu deel uitmaakt van mijnheer Pastoor zijn gebed.
En wat hij bidt, en wat hij zegt....
Het zijn geen woorden van het onze-vader, geen zinnen uit zijn oude brevier, het is niets. Het zijn alleen die stille, starende ogen van mijnheer Pastoor, zoals de heiligen in hun roerloos Godsbetrachten blikken. Maar zo is het gebed dat ruist door de scharen der engelen, door de sterren en door hemel en aarde, in de eeuwen der eeuwen. En is dat nu de glans van een zonnestraal door het raam, om het grijze hoofd, of is dat iets anders ?
Mijnheer Pastoor bidt, kalm, gewoon. Fideel de koster sluipt op zijn kousen weer stillekens naar buiten. Op de pastorie wachten de mensen.
Dan komt de drukke dag.”


Deze rustige, landelijke wereld is ondertussen al enkele generaties verdwenen. Maar dat betekent niet dat wij, mensen van de 21ste eeuw, niet meer zouden kunnen bidden of mediteren. Het is alleen moeilijker geworden, wij moeten er meer inspanning voor doen.
.
In een esoterisch uur in München op 8 november 1908 horen we dat we ons om te mediteren niet hoeven terug te trekken naar een afgelegen, onbewoonde plek. Uitdrukkelijk zegt Rudolf Steiner zelfs dat we het lawaai niet mogen ontvluchten ! Terloops leren we nog hoe we moeten omgaan met andere ondeugden. Ten slotte gebruikt Rudolf Steiner het beeld van een tempel waarin we ons kunnen terugtrekken, net zoals pastoor Campens zaliger zich destijds terugtrok in de Zichemse dorpskerk.

“De esotericus

Rudolf Steiner gebruikte deze term toen hij sprak voor de theosofen. Hij bedoelt er de antroposoof mee die besloten heeft om een innerlijke scholingsweg te gaan – fdw.

moet ernaar streven om objectief te zijn t.o.v. de eigenschappen van zijn medemens. Diens negatieve eigenschappen moet hij kunnen opmerken en verdragen zonder hem te veroordelen. Hij moet zichzelf bvb. voorhouden : Ik zie dat deze mens ijdel en eerzuchtig is, maar op de trap van ontwikkeling waarop hij zich nu bevindt zijn deze eigenschappen even zeer nodig als zijn andere, positieve. Wij kunnen hier een vergelijking met een boom maken. Bij een boom is de schors, hoewel ze het volledig afgestorven deel van het organisme is, noodzakelijk om de binnenkant te beschermen waar de levenssappen en levenskrachten circuleren. Een deel van de krachten moet gebruikt worden om de schors te maken. Indien alle krachten daarvoor zouden gebruikt worden, dan zou de boom helemaal dor worden en afsterven. Maar de natuur heeft het zo ingericht dat de innerlijke levenskrachten van de boom dit tegenwerken, het proces regelen. Zo is het ook met de gewone mens wat betreft zijn negatieve eigenschappen, laat ons zeggen eerzucht en ijdelheid en hun werking op het astraal lichaam. Het astraal lichaam heeft door de goddelijke wereldorde krachten in zich die de werkingen van eerzucht en ijdelheid altijd weer neutraliseren. Onder invloed van deze eigenschappen heeft het astraal lichaam ongeveer het uitzicht alsof het met lichtstralen in de vorm van naalden doorspekt is, wier helderheid naar buiten toe aan intensiteit afneemt. Dat deze naalden niet dieper in het astraal lichaam binnendringen bij de gewone mens en hem volledig doorklieven en verscheuren, daarvoor zorgt de goddelijke wereldorde, doordat ze vanuit het binnenste van het astraal lichaam krachten naar de rand stuurt, zoals bij de boom naar de schors en zo deze naalden omvormt tot een schild naar buiten toe.

In dezelfde mate dat de esotericus objectief en begrijpend t.o.v. deze eigenschappen bij anderen moet zijn, zo moet hij in die mate ook streng voor zichzelf zijn en ze geen kans geven. Want hij gebruikt de beschermende krachten voor andere doeleinden. Daarom is zijn astraal lichaam weerloos t.o.v. het binnendringen van de naalden en als die zijn astraal lichaam doorpriemen, dan kan zijn fysiek lichaam opgezadeld geraken met een slepende ziekte.

Een andere negatieve eigenschap waar vaak luie mensen last van hebben, is nijd. Die ontstaat in de ziel doordat men zichzelf en zijn prestaties vergelijkt met anderen en pijnlijk gewaar wordt dat die beter zijn. In het astraal lichaam ziet men deze nijd als een troebelheid, zijn substantie wordt ondoorzichtig. De goddelijke krachten brengen dit echter bij de gewone mens ook weer van binnenuit in orde.

Een derde negatieve eigenschap is de toorn. In het astraal lichaam wordt die bemerkbaar doordat hij verdichtingen met scherpe kanten schept, ongeveer zo :

Aangezien de esotericus nu niet meer de beschermende krachten tot zijn beschikking heeft die de gewone mens wel nog heeft, moet hij bewust andere krachten gebruiken. Er bestaan inderdaad hulpmiddelen voor hem; maar ze zijn niet als de middelen die sommige welmenende mensen soms aanraden. Zo hoort men bvb. vaak zeggen dat men eerzucht, nijd enz. moet overwinnen door ze te bestrijden, in zich te onderdrukken. Voor de esotericus zou dit absoluut verkeerd zijn. De beste hulpmiddelen liggen op een heel ander vlak, hebben geen rechtstreeks verband met de gebreken waar we willen van af geraken. Om tegen de schadelijke werkingen van eerzucht en ijdelheid in te gaan mag de esotericus deze niet in zichzelf bestrijden; want daardoor zou hij veel te veel met zichzelf bezig zijn en dat is nu juist wat deze gebreken stimuleert. Het juiste medicament is : zich niet met zichzelf maar met de mens in het algemeen bezighouden, d.w.z. intensief na te denken over de mens en zijn zeven wezensdelen, zijn verschillende lichamen. Als men dat iedere keer doet wanneer deze eigenschappen zich doen gelden, dan zal men na verloop van tijd merken dat ze meer en meer verdwijnen.
Het geneesmiddel voor nijd is het mediteren over schoonheid, zowel algemeen in de natuur, als hoe die zich in bepaalde kunstwerken of bijzondere mensen manifesteert. Wij moeten onszelf volledig doordringen met begeestering voor schoonheid in een of andere vorm. Het zou compleet verkeerd zijn om aan de mens die wij benijden te denken op die manier, of om te trachten de nijd t.o.v. hem rechtstreeks te bestrijden. Als wij onze gedachten aldus bij iedere aanvechting bezighouden met iets van schoonheid, dan zullen we merken hoe de nijd geleidelijk verdwijnt.
Toorn en ergernis die opkomen om welke reden dan ook, laat ons bvb. zeggen wegens het al maar toenemende lawaai in de stad, moet de esotericus op een andere manier bestrijden dan dat vandaag de dag gebeurt. Want tegenwoordig worden zelfs boeken geschreven en verenigingen gesticht om het lawaai in de steden terug te dringen. Maar waar het om gaat is niet het stadslawaai proberen te dempen, maar in zichzelf de kracht te ontwikkelen en zich innerlijk kunnen afsluiten door meditatie, door zielerust. Wat schadelijk is, is niet het lawaai, maar het zijn de demonen die door de steden waren en die worden op een bepaalde manier geïmmobiliseerd door het lawaai.
We moeten met het lawaai kunnen leven, zonder erdoor in toorn te geraken. Dat vermogen verwerft de esotericus doordat hij over grote ons gegeven woorden mediteert, zich er intensief in verdiept, bvb. de eerste vier regels van “Licht op de weg”.

Een werk van Mabel Collins. Lees hierover in De Brug 77 - fdw

Dan zal men merken hoe geleidelijk aan het lawaai stiller wordt, van verder schijnt te komen en tenslotte helemaal ophoudt, en daarmee ook de toorn. Toorn heeft ook op het fysieke lichaam van de esotericus een hoogst nadelige invloed.
Al deze hulpmiddelen moet men niet aanraden aan een gewone mens. Die heeft er toch geen baat bij.
Als wij op meditatieve manier onze gebreken omvormen, dan bouwen wij in onszelf een tempel, waarin wij ons steeds kunnen terugtrekken uit de drukte van het leven, waar wij kracht kunnen vinden, waaruit wij sterkte, rust en begeestering kunnen putten. Wij zullen daardoor altijd intensiever gewaar worden dat wij een grote familie zijn, die zich schaart rond haar lichtende centrale punt, de Meesters van Wijsheid en Samenklank der Gewaarwordingen. Van hen stromen leven en licht naar ons. Ons doel zal dan steeds als een lichtende ster vóór ons zweven, die door niets meer kan verduisterd worden.”

.
Wat betreft tevredenheid kunnen we ook nog iets leren van de natuurwezens. We lezen bij Ursula Burkhard ( “Karlik”, Vrij Geestesleven, 1992) :

“Het kan gebeuren dat Karlik zegt: 'Ga zitten, wij willen ons verheugen.' Zich verheugen is voor elementen- wezens een belangrijke bezigheid. Wij geven ons dan gezamenlijk over aan een gevoel van dankbaarheid voor alles wat er op de wereld al goed en waar en mooi is geworden. Uit dit gevoel van dankbaarheid putten wij kracht voor nieuwe daden en voor het vertrouwen, dat ook datgene wat zich nu nog in een andere toestand bevindt, beter, waarachtiger en mooier kan worden. Zo kan elk van ons steeds beter de taak volbrengen die hem is opgelegd; dat geldt ook voor het werk dat wij gezamenlijk doen.

In opdracht van Karlik heb ik ook al aan andere mensen (die niets van zijn bestaan afweten) de raad gegeven rustig te gaan zitten en zich te verheugen. Vaak was het antwoord: 'Voor zoiets heb ik geen tijd. ' Daarop zegt Karlik, helaas onhoorbaar voor de betreffende persoon: 'Mensen hebben de tijd om zich te ergeren of lang over iets of op iemand te mopperen. Dus hebben ze ook de tijd om zich te verheugen. '
Karlik en zijn vrienden doen hun werk met vreugde. Zij dansen erbij en lachen. Je zou kunnen denken dat het een spel is, zoals ik dacht toen ik met de elfen wilde wegzweven. Maar in al die vrolijkheid heerst ernst en doelgerichtheid: zij werken mee aan het gebeuren op aarde.”

Tevredenheid wordt tot gelatenheid, maar niet tot fatalisme !
Ursula Burkhard maakt niet duidelijk of de kabouter meer lijdt onder het fatalisme der mensen of onder hun niet-geloven in zijn bestaan …

“In een groep mensen die zich heel serieus met geesteswetenschap bezig hield, werd gesproken over de ontwikkeling van de aarde en van de mensheid. Het was in de tijd dat men in Oost en West kernwapens begon te maken. De gespreksleidster zei berustend: 'Laat de aarde maar ondergaan. Ons Ik kunnen we immers redden. ' Ik wilde daar iets tegenin brengen, maar ik was zo verbluft dat ik geen woorden kon vinden. Even later meende een andere deelnemer aan het gesprek dat we blij moesten zijn dat er in Oost en West kernwapens bestonden. Daardoor ontstond er een evenwicht tussen de grootmachten. Toen nam ik het woord en bracht onhandig en aarzelend in het midden dat dit evenwicht niet alles is, dat we eraan moeten denken hoe onze techniek op de natuurrijken en de elementenwezens inwerkt (In deze kring werd over dergelijke wezens gesproken, dus ik mocht ze noemen). Het antwoord was: 'Je moet niet zo mystiek doen. '
Ik wilde een tegenwerping maken, toen zag ik Karlik. Hij leed onbeschrijfelijk. Gnomen kunnen niet huilen. Maar het leek wel alsof hij almaar kleiner en zwakker werd. Hij leek in de smart op te lossen als een suikerklontje in warme thee. Ik beloofde hem met hem samen zulke gesprekken in het vervolg te mijden. Ik zei dat ik bij hem en zijn vrienden wilde horen en dat ik niet mijn Ik wilde redden.
Karlik bleef gedurende vrij lange tijd krachteloos en het leek of hij veranderd was. Als hij een mens was geweest, had je kunnen zeggen dat hij ziek was. Wij leden samen, en door dit leed dat wij gemeenschappelijk hebben gedragen, is onze vriendschap zo intens geworden en is daaruit een levensgemeenschap ontstaan. Werkelijke liefde is in staat zulke verschillende wezens met elkaar te verbinden.”


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Komt er een derde wereldoorlog ?

Sinds 2014 is er veel te doen over de Eerste Wereldoorlog. Is het mogelijk dat wij, antroposofen van na de Tweede Wereldoorlog de gelukkigen zijn die geen enkele wereldoorlog hoeven mee te maken, die relatief rustig leven tussen de Tweede en een aanstaande Derde Wereldoorlog ?
Dat zou best kunnen als we lezen wat Rudolf Steiner gezegd heeft over de diepere oorzaken van W.O.I. Deze diepere oorzaken bestaan nog altijd en ze zijn nog erger geworden, zodat het vanuit antroposofische inzichten bijna onvermijdelijk is om een groot bloedvergieten in Europa, over het Westen te verwachten.
Rudolf Steiner in GA 177 “De spirituele achtergronden van de zintuiglijke wereld”, de eerste voordracht, op 29 september 1917 te Dornach. Sommige zinnen hebben we zelf onderlijnd.

( … )
“Het is nu eenmaal zo in de geesteswetenschap : men kan niet kort en goed antwoorden op vele vragen gewoon omdat onze tijdgenoten zo ver nog niet staan dat ze de waarheid op de juiste manier opnemen.
Als u de voordrachten erop naleest die niet lang voor het uitbreken van deze vreselijke wereldcatastrofe gehouden werden, dan zult u zien dat daar over het sociale kankergezwel, de sociale kanker gesproken wordt die aan de mensheidsontwikkeling vreet. Daarmee en met dergelijke en andere uitspraken werd toen een aanwijzing gegeven voor wat ging komen. En tegelijk werd ermee aangespoord om na te denken. Want dit nadenken, dat is het wat enkel en alleen echt kan wakker maken. En wakker leven, dat hebben wij nodig, en de mensheid heeft het nodig. En als geesteswetenschap haar opdracht wil vervullen, dan is vooral noodzakelijk dat zij aanzet tot volledig wakker zijn.
Want alleen weten van dingen die zich in de zintuiglijke wereld afspelen, en van de wetmatigheden die behoren tot de zintuiglijke wereld, dat betekent toch nog altijd een slaaptoestand.
Volledig wakker is de mensheid pas dan als ze ook begrippen, ideeën kan ontwikkelen van de geestelijke wereld, die ons even goed omringt als lucht en water, als de sterren, de zon en de maan.
En net zoals men slaapt als men zich ’s nachts alleen in het innerlijk lichaamsproces bevindt en niets weet van wat zich in de wereld rondom ons afspeelt, net zo slaapt men ook als men alleen maar bezig is met de uiterlijke zintuiglijke wereld, met de wereld van het verstand en de wetten die daar heersen, en geen idee heeft van wat rondom ons bestaat als geestelijke wereld.
Het is merkwaardig dat juist in de laatste eeuwen en het ergste wel bij de eeuwwisseling van de 19de naar de 20ste eeuw, de mensheid zo trots was op haar geestelijke vooruitgang, op haar wetenschappelijke verwezenlijkingen, en dat in feite nooit voorheen het onbewuste, instinctieve leven zo uitgebreid was, zozeer de hedendaagse mens in zijn greep had.

Het niet-zien van wat geestelijk rondom ons aanwezig is, het geen rekening houden met wat geestelijk rondom ons is, dat is in laatste instantie de oorzaak van deze vreselijke wereldkamp.
En men kan niet zeggen dat de mensheid tijdens deze oorlogsjaren, die, zoals ik aangeduid heb, eruit zien als eeuwen voor wie ze wakker meebeleeft – dat de mensheid al iets bijgeleerd heeft van deze vreselijke gebeurtenissen. Spijtig genoeg kan men zelfs zeggen : integendeel. ( … ) Hoe zonderling dat ook klinkt voor de normale mens van deze tijd – u allen bent, doordat u tot de antroposofie behoort, geen normale mensen van deze tijd – hoe zonderling het ook voor de normale mensen klinkt : oneindig veel meer dan ooit in vroegere tijden vraagt de tegenwoordige tijd van de mensen datgene wat deze mensen het minst van al willen, namelijk begrip voor de geesteswetenschap. Hoe zonderling het voor de normale mens van nu ook klinkt : er komt geen orde in de huidige chaos als niet een voldoende groot aantal mensen de moeite doet om de geesteswetenschappelijke waarheden te erkennen. Dat zal een wereldhistorisch karma zijn.

Laat de mensen maar praten die geloven dat er nu een oorlog aan de gang is zoals vroegere oorlogen en dat er een vrede zal gesloten worden zoals vroeger vrede werd gesloten; laat die mensen dat maar geloven. Dat zijn mensen die houden van de maja, dat zijn de mensen die de waarheid niet van de illusie onderscheiden. Laat deze mensen zelfs misschien een of andere schijnvrede sluiten : orde komt er uit de chaos die nu over de wereld heerst alleen als het morgenrood van een geesteswetenschappelijke wereldbeschouwing bij de mensen ontwaakt.
En als u zo bij uzelf een vermoeden voelt opkomen : ja, dan zal er nog lang geen orde komen, dan zal het nog lang duren – omdat u misschien gelooft dat de mensen nog lang niet de moeite gaan doen om een geesteswetenschappelijk morgenrood te laten ontwaken, dan zult u gelijk hebben.( … )
Al het andere zal schijn zijn, al het andere zal schijnbare rust zijn waaronder altijd weer nieuwe vlammen gaan opflakkeren. Want orde zal uit deze chaos pas ontstaan als men zal begrijpen waaruit deze chaos ontstaan is. Hij is ontstaan uit een ongeestelijke opvatting van de werkelijkheid, ja uit het on-geestelijke opvatten der werkelijkheid. De geestelijke wereld ignoreert men niet ongestraft. Men kan geloven dat men de geestelijke wereld ongestraft kan ignoreren, men kan geloven dat men zich kan beperken tot begrippen en voorstellingen die alleen maar aan de zintuiglijke wereld ontleend zijn, men kan dat geloven, het is ook het algemeen geloof van de tegenwoordige mensheid. Maar waar is het niet, nee !
Het grootste waangeloof dat de mensheid ooit heeft kunnen koesteren, dat is – als ik mij triviaal mag uitdrukken – dat de geesten het zich laten welgevallen dat er met hen geen rekening wordt gehouden.
Vat u het voor mijn part op als een egoïsme, als een zelfzucht vanwege de geesten, maar in de geestelijke wereld geldt een andere terminologie dan hier in de zintuiglijke fysieke wereld. Vat u het dus voor mijn part op als een egoïsme van de geesten, maar de geesten wreken zich als met hen geen rekening wordt gehouden. Het is een wet, het is een onwrikbare noodzakelijkheid : de geesten nemen wraak.
En van de vele karakteristieken waarmee men de tegenwoordige tijd kan omschrijven is ook deze waar : de wraak van de geesten voor het feit dat ze zo lang geïgnoreerd werden, dat is de huidige mensheidschaos.
Herinnert u zich hoe vaak ik hier en op andere plaatsen gezegd heb : er bestaat een geheimzinnige samenhang tussen het menselijk bewustzijn en de krachten der vernietiging in het wereld-al, de krachten van het vergaan. Ja, dit geheimzinnige verband tussen destructieve krachten en het bewustzijn, dat bestaat. Het bestaat zo dat het ene in de plaats van het andere kan treden of in het andere geval : moet treden.
Dat zit zo.
Nemen we aan dat er een tijdperk was geweest, laat ons zeggen de laatste 20 of 30 jaar van de 19de eeuw, waarin de mensheid naar het geestelijke had gestreefd met dezelfde ijver waarmee ze in die laatste decades van de 19de eeuw alleen maar naar kennis van het materiële en naar materiële activiteiten heeft gestreefd. Nemen we aan dat de mensen op het einde van de 19de eeuw naar spiritueel beleven, naar spirituele kennis, naar spirituele daden hadden gestreefd. Wat zou dat betekend hebben ? Hoe zou het geworden zijn indien de mensen zouden gezocht hebben om inzicht te krijgen in de geestelijke wereld en vanuit die inzichten zouden getracht hebben om de fysieke wereld vorm te geven, een basis te geven – in plaats dat ze instinctief altijd meer de kennis nagejaagd hebben waarmee ze dan triomfantelijk altijd betere moordwapens maakten, een streven dat volledig opging in het vermeerderen van de materiële goederen ?
Wat zou er gebeurd zijn als de mensheid geijverd had om spirituele kennis, spirituele impulsen voor het sociale te vinden ?
Dat zou een afbetaling aan de destructieve krachten zijn geweest !
De mensen zouden wakkerder zijn geweest en de eerste decades van de 20ste eeuw hadden niet de vernietiging moeten brengen die ze gebracht hebben, indien het bewustzijn sterker ware geweest. Het spirituele bewustzijn moet nu eenmaal sterker zijn dan het louter zintuiglijk-materiële bewustzijn. Ware het bewustzijn sterker geweest in de laatste tientallen jaren van de 19de eeuw, dan hadden de krachten der vernietiging niet hoeven in te grijpen in de eerste jaren van de 20ste eeuw.

Het intensiefste, het meest aangrijpende, maar ook kennistheoretisch het gruwelijkst ervaart men dit als men vele doden leert kennen die in de geestelijke wereld aangekomen zijn zowel in de laatste decades van de 19de eeuw als in de eerste van de 20ste eeuw. Vele zielen waren daarbij die hier op aarde door het jachtige reilen en zeilen geen gelegenheid hadden om hun bewustzijn met spirituele impulsen te wekken. Velen zijn door de poort van de dood gegaan zonder zelfs maar een greintje aan ideeën, aan begrippen die verwijzen naar spirituele impulsen. Had voor hen hier op aarde, vóór ze door de poort van de dood gingen, de mogelijkheid bestaan om het spirituele in hun voorstellingen, in hun begrippen op te nemen, dan hadden ze dat mee door de poort van de dood gedragen. Dat zou voor hen iets geweest zijn wat ze nodig hadden na de dood.
Ze hebben het niet kunnen krijgen. ( … )
Ze hebben geen mogelijkheid gehad de geest hier te kennen. Zij moeten de afbetaling nemen. Nu ze door de poort van de dood zijn gegaan en in de geestelijke wereld zijn, smachten ze, hunkeren ze, ja, waar hunkeren ze naar ?
Naar destructieve krachten in de fysieke wereld smachten ze ! Dat is de afbetaling.
( … ) Er zal niet eerder orde uit de chaos komen vooraleer de mensheid het besluit neemt om dergelijke ernstige waarheden werkelijk in de ziel te laten instromen, en ook dergelijke ernstige waarheden in de ideeën laat instromen die vandaag in de politiek leven. En als deze waarheden pessimistisch klinken en u denkt : hoe ver is de mensheid nog verwijderd van al wat nu aangeduid werd als zijnde dringend noodzakelijk – dan heeft u gelijk.
Maar laat u uit dit volstrekt gerechtvaardigde pessimisme het voornemen volgen, het wakkere voornemen om daar waar u kunt, op de plaats die u in het leven inneemt, de poging te wagen om zielen te wekken in de richting van de geesteswetenschappelijke impulsen.
Vandaag kan men evenwel nog niet veel doen, maar men moet werkelijk het eerlijke, oprechte oogmerk hebben om op een verstaanbare manier opmerkzaam te maken op het concrete feit dat de nieuwe tijd bij de doden verlangens oproept die maken dat wij levenden hier op het fysieke niveau met afgrijzen meemaken wat zich nu afspeelt. ( … )

Steeds weer moet men zich voor de geest roepen hoe onze tegenwoordige tijd ons oproept, ieder uur, iedere minuut : ontwaak !
Alleen : geesteswetenschap, antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap verstaat vandaag slechts hij die in staat is om te begrijpen dat de mensheid voor een tweesprong staat : ofwel wordt de geest begrepen, ofwel blijft de chaos.
Een overpleisterde chaos zal niet beter zijn dan de huidige bloedige chaos.
Als wij in de volgende jaren niets anders krijgen dan weer maar meer en meer materialisme, en wellicht een groter materialisme, als het bvb. zo ver zou komen dat op grond van wat de laatste drie jaar gebeurd is – en waarvan de slapende mensheid zich nog geen rekenschap geeft – als op deze basis een nieuwe wedloop naar materiële goederen ontstaat, waar velen verheugd naar uitkijken als het voornaamste doel van de vrede, dan zullen de zielen terug door de poort van de dood gaan en smachten naar vernietiging hier beneden. De vernietiging zou niet stoppen.

Maar als men dan bedenkt wat voor troosteloos triviale zaken en oppervlakkigheden er tegenwoordig gezegd en geschreven worden …

Stelt u zich een bende kinderen voor, die slaan alles kapot wat hun ouders bezitten, potten, pannen, borden, glazen enz. Men ziet dat aan en denkt na hoe men dit kan doen ophouden, dat over en weer rennen naar de keuken en naar alle kamers waar nog iets te breken valt. Eindelijk heeft men het gevonden : een aantal mensen dat toekijkt en dat zich zelfs als opvoeders van de kinderen beschouwt komen tot het besluit : we zorgen ervoor dat al het breekbare verzameld wordt en dan kapot gegooid wordt tot er niets meer overblijft. Dan zal het vanzelf gedaan zijn met breken !
Ik weet niet of er mensen zijn die dergelijke opvoeders geen dwazen zouden vinden. Dat zou overduidelijk zijn. Maar als mensen die zich wijs dunken de boodschap laten klinken : men moet zo lang bloedige oorlogen voeren tot er vrede is, men moet eerst alles kapot slaan opdat over gans de wereld geen kapotslaan meer mogelijk is, - dan beschouwt men dat als wijsheid. Zo lang moorden als het maar gaat om het moorden af te schaffen, om het moorden te bestrijden, dat is wijsheid !

Verwijzing naar de strijdleuze van de geallieerden : the war to end all wars - fdw

Voor wie nog over een greintje logica beschikt is dat niet wijzer dan wanneer een opvoeder tot een bende kinderen zegt : opdat er niets meer zou gebroken worden, laat ik vlug nog alles verzamelen totdat ook het laatste stuk gebroken is en dan zal het wel gedaan zijn met dat vernielen. Waarom noemt men dat laatste dwaasheid en het eerste politiek met toekomstvisie ?
Omdat de mensen hun gedachten stoppen juist waar ze het intensiefst zouden moeten worden : wanneer het gaat om de grote vragen van de lotsbeschikking.”
( … )
.

Mensen die tijdens hun leven niets opnemen van spirituele inzichten worden na hun dood ingelijfd in de scharen van Ahriman die dood en vernieling op het fysieke vlak van de aarde brengen. Daarover kon u ook al lezen in De Brug 3 en 4 waar het dan ging over zielen die hun leven gemakzuchtig waren geweest (die dus ook de moeite niet deden om hogere inzichten te verwerven).
Een ander gevolg van een dergelijk leven is dat zo’n zielen ook zeer vlug na hun dood terugkeren naar de aarde. Ze hebben immers te weinig geestelijke bagage om hun aardse ervaringen zinvol te kunnen verwerken in de geestelijke wereld. Wat dan weer een verklaring vormt voor de toename van de wereldbevolking (een argument tegen reïncarnatie is juist deze toename : hoe kan de wereldbevolking toenemen als altijd dezelfde zielen terugkeren ?- wordt er dan geopperd).

Onlangs verscheen in Amerika een boek dat de geschiedenissen bevat van zielen die na korte tijd terugkeerden en zich nog heel goed hun voorgaande incarnatie herinnerden. Over dat boek werd een bericht geplaatst op de website van Het Laatste Nieuws op 26 november 2013.



Kippenvel: Ryan (5) vertelt over zijn vorig leven

De vijfjarige Ryan duidt zichzelf aan op een foto uit 1932


Ryan vertelt honderduit over zijn ontmoeting met Marilyn Monroe, beweert dat filmlegende Rita Hayworth vroeger één van zijn beste vriendinnen was en legt in geuren en kleuren uit hoe het er in de jaren '30 in Hollywood achter de schermen aan toe ging. Al is er echter één klein probleempje: Ryan is amper vijf jaar oud.

Mama Cyndi was er vroeger rotsvast van overtuigd dat reïncarnatie pure nonsens was, maar van die mening ziet de Amerikaanse nu helemaal af. Haar zoon beweert namelijk dat hij in zijn vorig leven een bekende Hollywoodagent was die het hele showbizzwereldje in zijn zak had. Cyndi deed haar verhaal bij psychiater Jim B Tucker, die er op zijn beurt een boek over schreef: 'Return to Life'.

'Return to Life' brengt het verhaal van buitengewone kinderen die er zeker van zijn dat ze gereïncarneerd zijn. Zo is er een beloftevolle golfer die zegt dat hij de reïncarnatie is van Bobby Jones (een golflegende uit de jaren '30) en lezen we hoe een jongetje van amper twee jaar oud met zijn vader naar een museum gaat en zich plots de veldslag van Iwo Jima helemaal voor de geest kan halen. Tot slot maken we kennis met Ryan uit Oklahoma, die met wel heel hallucinante details op de proppen kan komen.

Cyndi had op een dag een aantal boeken over Hollywood uit de bibliotheek meegebracht om te kijken of haar zoon zich het één en ander zou kunnen herinneren. Met succes, want de knaap kon meteen een foto uit 1932 van op de set van 'Night After Night' aanduiden. Nog niet bizar genoeg? Ryan gaat zelfs nog een stapje verder door een man aan te duiden: "Mama, dit ben ik. Ik heb mezelf gevonden."

Maar daar stopt het nog lang niet: Ryan beschrijft vervolgens een scène uit de film waarin een kast vol wapens te zien is. Cyndi besluit om de film diezelfde avond op YouTube te bekijken, en wat blijkt: er komt wel degelijk een scène met wapens in een kast in voor.

Tucker en zijn team probeerden de man uit Ryans herinneringen aan de hand van de foto te identificeren. Al snel ontdekken ze dat het om een zekere Marty Martyn gaat, een populaire Hollywoodagent die in Los Angeles woonde en in 1963 - bijna vijftig jaar voor de geboorte van Ryan - aan kanker overleed.

Ryan zegt dat hij naar het rijk der aarde terugkeerde omdat Marty na zijn overlijden nog met heel veel schuldgevoelens kampte. "Hij zegt dat hij is teruggekeerd omdat hij in zijn vorige leven niet genoeg tijd met zijn familie heeft doorgebracht", schrijft Tucker. "Hij werkte zo hard dat hij vergat dat liefde op de eerste plaats kwam."

En net wanneer je denkt dat het allemaal niet gekker kan, komt Ryan met nóg meer details over zijn vorige leven aandraven: "Ryan heeft al heel veel verhalen verteld over zijn twee zussen, en wat blijkt: Marty had inderdaad twee zussen. Ook de omschrijving van zijn moeder - een vrouw met bruine krullen - klopt als een bus", aldus Tucker.

Ryan kan verder heel gedetailleerd over zijn blitzcarrière als danser op Broadway vertellen. Bovendien heeft hij geen enkele moeite om zijn gigantische villa met zwembad in Los Angeles te omschrijven en kan hij zich nog heel goed herinneren hoe hij geregeld bloedmooie dames mee naar het strand nam.

Zelfs de manier waarop hij als Marty gestorven is, blijkt voor Ryan geen geheim: hij weet bijvoorbeeld dat hij in een kamer met nummers op de deur is gestorven. Een goede gok of een goed geheugen? Martyn verloor in 1963 namelijk de strijd tegen kanker in een ziekenhuiskamer.

Als dat nog allemaal niet genoeg is voor een joch van vijf jaar, dan komt er op de koop toe bij dat Ryan helderziend is. Zo wist hij bijvoorbeeld dat één van zijn grootmoeders kinderen vlak na de geboorte is gestorven - iets waar mama Cyndi nooit iets van heeft geweten en waar haar moeder nooit met haar kleinzoon over heeft gepraat.

De kleine Ryan was op een dag zo zeker van zijn helderziend stuk, dat hij voor een Xbox wilde wedden wie zijn nieuwe leerkracht ging worden. Cyndi was naar eigen zeggen echter slim genoeg om niet op dat voorstel in te gaan. En maar goed ook, want ook nu had Ryan het bij het rechte eind. Tot slot weet hij, nog lang voordat de hoorn wordt opgenomen, wie er aan de lijn hangt. Misschien moet hij zich toch maar eens aan de juiste lottocijfers wagen ?




.
Lezers van dit blad weten al langer welke geest de zielen zo vlug mogelijk wil doen terugkeren naar de aarde. De kleine Ryan heeft zich in zijn vorig leven door deze geest laten inspireren. Dat hoeft geen rechtstreekse inspiratie te zijn. De hele “cultuur” waarin hij opgroeide en leefde was en is ingebed in materialistische waarden die actief gepropageerd worden vanuit kleine groepen.
In dit verband willen we iets aanhalen uit GA 183 “Die Wissenschaft vom Werden des Menschen”. Daar lezen we op blz. 53 :

“Een ander doel streven de ingewijden van het Amerikanisme na. Zij streven ernaar om een grotere band tot stand te brengen tussen de mensenzielen en de dichtere lichamelijkheid die op aarde zal te vinden zijn vanaf de zesde na-Atlantische periode. De zielecultuur zal dan zeer verdiept zijn, maar de lichamelijke zal compacter zijn. En een sterkere band met deze lichamelijkheid, een sterkere dan wat in de normale evolutie voorzien is, dat streeft men in het Amerikaanse westen na. ( …)
Men wil de zielen ketenen aan de verdere aarde-ontwikkeling. Men wil de zielen zodanig bewerken dat ze, als ze door de poort van de dood gaan, zo vlug mogelijk terugkeren naar een fysiek lichaam, opdat ze zich zo weinig mogelijk ophouden in de geestelijke wereld. Men wil de zielen afhouden van een verblijf in de geestelijke wereld, wil dat ze zo snel mogelijk naar de aarde terugkeren.
Dat zijn tendensen die men moet leren kennen. Hoe zonderling het voor de mens van vandaag nog schijnt, wanneer men van deze tendensen spreekt, zo schadelijk is het voor hem als hij er geen rekening mee houdt.
Want noodzakelijk is dat de mens met volle bewustzijn onder ogen ziet wat men met hem voor heeft, en waar vaak spijtig genoeg zijn enige houding, spijtig genoeg, zodanig is dat men kan zeggen : hij laat zich gewoon manipuleren. ( “Er läßt alles mögliche mit sich geschehen.”)
Maar dit westelijk ideaal, dit demonologiseren van de mensen, dat zal slechts bereikt worden als het geestelijke, psychische Amerikanisme ondersteund wordt door een andere wereldbeschouwelijke stroming die veel meer verwantschap heeft met het Amerikanisme dan men denkt. U hebt gezien : het is in wezen een neiging van het Amerikanisme tot de Ahriman-cultuur, die het doorslaggevende is. Maar een werkelijke ondersteuning zal dit Amerikanisme maar krijgen als het geholpen wordt door een andere wereldbeschouwing die er meer verwantschap mee heeft dan men denkt. Dat is het jezuïetisme.
Jezuïtisme en Amerikanisme zijn twee zeer, zeer verwante tendensen.
Want toen het vijfde na-Atlantische tijdperk begon, ging het erom een impuls te vinden om de mensen zo veel mogelijk weg te houden van een begrip van Christus. En het streven in de cultuurontwikkeling dat zich tot taak gesteld heeft om geen begrip voor de Christus te laten opkomen, om dit begrip volledig te ondergraven, dat is het Jezuïetisme. Het Jezuïetisme streeft ernaar om geleidelijk iedere mogelijkheid tot een Christusbegrip uit te roeien. ( …)
De Christus is tot de mensen neergedaald. Jezus is een mens in wie Christus gewoond heeft. Werkelijke menselijke zelfkennis moet de Jezuskiem dragen. Dat verbindt ons met de toekomst. Het is zeer gegrond dat wij van een Christus Jezus spreken. Want de Christus staat voor het kosmische. Maar het kosmische is op aarde gekomen en heeft in Jezus woning genomen, en de Jezus staat voor het aardse met de hele aardse toekomst. Als men de mens wil afsluiten van het geestelijke, dan moet men hem de Christus ontnemen. Dan heeft men de mogelijkheid de Jezus zo te gebruiken dat de aarde alleen maar in haar aardse aspect voorhanden blijft.”

.
Ondertussen zien we dat na de Christus stilaan ook de Jezus uit het Rooms katholicisme begint te verdwijnen. Alleen een abstracte God blijft over, een God die christenen gemeen hebben met joden en moslims en uiteindelijk zelfs met atheïsten, want het is een God met dezelfde humanistische waarden die tegenwoordig verkondigd worden vanaf alle internationale politieke katheders. Een zeer wereldse God. Verschillende traditionele katholieken stellen trouwens ook vast dat vanuit het Vaticaan een zelfde impuls komt die ook uit de Angelsaksische hoek komt, namelijk het propageren van een algemene wereldreligie voor de gehele mensheid die een selectieve tolerantie predikt, een tolerantie voor alles wat de mens wegvoert van zijn goddelijke bestemming. Een zuiver aards perspectief wordt tot ideaal verheven, natuurlijk kunstig verpakt in allerlei mooie woorden over menswaardigheid, democratie, diversiteit…

Lezersbrief in ’t Pallieterke van 23 februari 2015


Het valt de conservatieven op dat het Vaticaan wel zeer onder invloed van de pseudo-moderne tijdgeest komt. Zo bvb. Patrick J. Buchanan, die op 22 oktober 2014 het volgende artikel schreef met als titel :

“Is de Stoel van Petrus leeg ?”

( … ) Op 13 oktober 2014 kwam er uit de Synode over de Familie een rapport vanwege een comité dat paus Franciscus zelf had samengesteld. In dit rapport werden “de positieve aspecten van burgerlijke huwelijk en samenwoning” erkend en klonk het dat “homoseksuelen talenten en kwaliteiten aan de christelijke gemeenschap kunnen bieden”. Wat betreft katholieken die scheiden en hertrouwen moet er vermeden worden “om in woord en gedrag iets te doen waardoor ze zich gediscrimineerd zouden kunnen voelen”.
Actiegroepen voor homorechten waren opgetogen, maar de traditionele gelovigen stonden perplex.
“Onwaardig, beschamend. Volledig verkeerd,” zei kardinaal Gerhard Muller, prefect van de Congregatie voor de Doctrine van het Geloof en bewaker van de katholieke orthodoxie.
Zo klonk het ook bij kardinaal Raymond Burke, prefect van het Hoogste Tribunaal van de Apostolische Signatura. “Het document is niet stevig onderbouwd vanuit de heilige geschriften en het Magisterium,” zei hij. “Het geeft de indruk van wat een van de Synode-priesters noemde : ‘revolutionaire’ lering over huwelijk en familie.” Cardinal Burke riep de paus op om het standpunt van de Kerk over huwelijk en moraliteit terug onder de aandacht te brengen. De paus heeft de kardinaal van zijn functie ontheven.
Voice of the Family, een vereniging van internationale pro-life groepen, noemt het document een “verraad.” Het Ierse parlementslid Patrick Buckley zei dat het “in feite een aanval was op het huwelijk en de familie” door “impliciet overspelige relaties goed te keuren.” Hij voegde eraan toe : “het rapport erkent niet dat homoseksuele neigingen objectief afwijkend zijn.”
Kardinaal Walter Kasper is de grote voorstander van het “modernizeren” van de katholieke leer over seksuele moraal. Toen een Afrikaanse bisschop bezwaar maakte tegen het rapport, repliceerde Kasper : “Met Afrikanen kan men hierover niet praten … Onmogelijk …. Het is taboe.”
Toen hij deze belediging hoorde, ging Burke door zijn dak :
“Het is ongelooflijk droevig en tegelijk schandalig dat zo’n opmerkingen gemaakt worden door een kardinaal van de Kerk. Nog maar eens een bewijs van de vastbeslotenheid waarmee men de valse stellingen van kardinaal Kasper wil doordrijven, zelfs met racistische opmerkingen aan het adres van een belangrijk en hogelijk gerespecteerd lid van de Synode.”
In het rapport dat het weekend daarna werd bekendgemaakt en waarover de volledige synode gestemd had, was het meeste verdwenen dat aanstoot kon geven aan de traditionele katholieken.
Maar de synode komt dit jaar (2015) terug bijeen en dan staat er veel op het spel voor Kerk en paus.
Op het einde van de synodevergadering spotte paus Franciscus met de “zogenaamde traditionalisten” wegens hun “vijandige starheid”.
Je kunt het zo ook bezien natuurlijk. Maar traditionele katholieken geloven dat morele waarheden of katholieke doctrines niet veranderen. Zelfs een paus kan dat niet doen. Doet hij dat wel, dan is dat ketterij. En aangezien het een katholieke leerstelling is dat de paus onfeilbaar is als hij ex-cathedra spreekt over geloof en moraal, dan zou dat betekenen dat Franciscus geen geldige paus is en de stoel van Petrus leeg is !
( … ) De katholieke Kerk is niet de Democratische Partij van Obama, Hillary en Joe (Biden), waar principiële standpunten over abortus, homoseksualiteit en homohuwelijk “evolueren”. En sinds wanneer is flexibiliteit over kwesties van morele principes een deugd geworden voor katholieken ?
Het was toch de onverbreekbaarheid van het huwelijk waarom paus Clemens VII Hendrik de achtste excommuniceerde, en die had dan nog de titel “Defender of the Faith” gekregen omdat hij tegen de ketterijen van Luther was. Toen Hendrik wilde scheiden van Catherina van Aragon om te huwen met Anna Boleyn, zei paus Clemens dat dat niet mogelijk was. Hij kwam op voor het huwelijk en daardoor verloor de katholieke kerk England. Een mens vraagt zich af wat de huidige paus van de “starheid” van paus Clemens denkt …

Voorlopig heeft Franciscus I noch een leerstelling ontkend noch proberen te wijzigen. Maar kardinaal Burke heeft gelijk. De paus heeft “veel schade berokkend.” Hij heeft verwarring gezaaid onder de gelovigen en zal toch snel duidelijke taal moeten spreken over de ongewijzigde waarheden van het Katholicisme. In de zaligverklaring van Paulus VI hemelde Franciscus verandering op : “God is niet bang van nieuwe dingen,” zei hij, “we doen ons uiterste best om manieren en methoden … aan te passen aan de veranderende omstandigheden van de maatschappij.”
Maar sinds Vaticaan II en Paulus VI heeft het Westen echtscheiding met onderlinge toestemming aanvaard, ongeremde promiscuïteit, abortus op aanvraag en homohuwelijk. Moet de Kerk “zich aanpassen” aan deze veranderingen in de maatschappij ? Moet de Kerk zich conformeren aan onze decadente cultuur ? Of moet de Kerk niet wijken en de morele principes verdedigen tegen de culturele en politieke macht, zoals de martelaren deden in het Antieke Rome ?
Paus Franciscus is geweldig populair. Maar zijn wereldse populariteit gaat voor een deel ten koste van de kerk die hij leidt en de waarheden die hij gezworen heeft te zullen verdedigen.
“Wie ben ik om te oordelen?” zegt de paus. Maar : was dat niet altijd een deel van de job ? En als Gij het niet doet, Uwe Heiligheid, wie moet het dan doen ?


Bij de laatste zin moeten we even stilstaan : “Wie ben ik om te oordelen ?”- zei de paus toen journalisten hem vroegen over homoseksualiteit. In onze persoonlijke relaties kunnen we natuurlijk het best dit uitgangspunt hanteren, wij zijn inderdaad niet aangesteld tot rechter over onze medemens. Maar van het Hoofd der Katholieke Kerk mag men toch verwachten dat hij de Heilige Schriften kent waarop zijn kerk is gegrondvest en die spreken duidelijke taal wat betreft het principiële van de zaak. Daar moet men er toch even op wijzen dat het uitleven van de seksualiteit alleen voor het persoonlijk genot een mens in de richting van een verdierlijking stuurt. Het staat dan nog iedereen vrij om te doen wat hij zelf goed vindt.
Buchanan stelt terecht de vraag : “Dat is toch Uw taak, Uwe Heiligheid ?”
Deze laatste vraag is de cruciale vraag die iedere katholiek aan het denken moet zetten : moeten gelovige mensen in deze tijd nog altijd hun geweten laten beheren door een andere mens, al is hij dan paus ?

In Vlaamse of Nederlandse media vind je over deze controversen niets terug. Maar in Frankrijk leven geloofskwesties nog sterker. De ondertussen beruchte Eric Zemmour heeft in zijn ochtendprogramma op RTL (eind november 2014) opgemerkt :

“Paus Franciscus spreekt over de wortels van Europa maar specifieert nooit dat die christelijk zijn. Hij hemelt spiritualiteit op maar spreekt nauwelijks de naam van God uit en niet die van Christus. Hij zegt : mensenrechten, solidariteit, uitbuiting, diversiteit, ecologie, mondialisering, immigratie, maar hij zegt niet : abortus, euthanasie, homohuwelijk. ( … ) Paus Franciscus is bezig met de kerk om te vormen tot een gewone niet-goevernementele organisatie, zo iets tussen Greenpeace en Terre d’Asile.”


Reeds in juli 2014 werd op een blog de aandacht gevestigd op een uitspraak van de paus :

“Sommigen denken dat ze een persoonlijke, directe, onmiddellijke relatie tot Jezus Christus kunnen hebben, buiten de gemeenschap en de bemiddeling van de Kerk. Dat zijn gevaarlijke verlokkingen. Het zijn schadelijke verlokkingen. Het zijn, zoals de grote paus Paulus VI zei, absurde tegenstrijdigheden.”

Dan was er ook zijn reis naar Turkije, waar hij het nodig vond om in de Blauwe Moskee te gaan bidden, op zijn kousen zoals een echte moslim, in de richting van de mihrab, de nis tussen twee zuilen die de richting naar Mekka aanwijst. Dat wordt als het toppunt van breeddenkendheid en tolerantie opgevoerd. Deze vertoning vond dus plaats in een islamietisch land waar sinds 1923 geen kerk meer gebouwd werd en in 1971 de seminaries van de orthodoxe kerk door de regering gesloten werden. Terwijl in West-Europa de ene moskee na de andere verrijst. Hij verklaarde ook nog dat de Koran een boek van vrede was, een profetisch vredeboek !
Wat een objectieve onwaarheid is.
Lees in de Koran bvb. Soera 5, vers 52 :
 “O gij die gelooft, neemt de Joden en de Christenen niet tot vrienden. Zij zijn elkanders vrienden. En wie uwer hen tot vriend neemt is inderdaad één hunner. Voorwaar, Allah leidt het overtredende volk niet.”
Of soera 2 vers 194 :  “En bestrijdt hen totdat er geen vervolging meer is en de godsdienst alleen voor Allah wordt.” ( … ) “Er is een wet van vergelding voor alle heilige dingen. Wie daarom agressief tegen u handelt, vergeldt hem naarmate hij tegen u gedaan heeft.”

Waarom gaat een paus islamieten en joden “opvrijen” terwijl zo vele christenen zitten te wachten op een boodschap met een geestelijke inhoud ? Met deze vraag raken we natuurlijk het wezen van het Roomse katholicisme : het aardse is belangrijker dan het geestelijke.
Je vraagt je af of men in het Vaticaan het Johannes-evangelie niet kent :

ik ben de deur voor de schapen. [8] Wie vóór mij kwamen waren allemaal dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. [9] Ik ben de deur: wanneer iemand door mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in en uit lopen, en hij zal weidegrond vinden. [10] Een dief komt alleen om te roven, te slachten en te vernietigen, maar ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid.

Toen Franciscus op 25 november 2014 in Straatsburg was, sprak hij voor het Europees Parlement en voor de Europese Raad. Zoals gezegd hoorde men niets over de christelijke bronnen van Europa, alleen over de godsdienstige bronnen. En wat vele gelovigen zich afvroegen : waarom heeft de paus, toen hij dan toch in Straatsburg was, geen mis gecelebreerd in de beroemde kathedraal ?
.

We gaan nu even dat jezuïetische element beter bekijken. Aangezien het Ahrimanisch geïnspireerd is, kan het alleen maar werken zolang het niet herkend wordt. Paus Franciscus is een jezuïet en wordt door de media op handen gedragen. Maar is hij misschien een wolf in schaapsvacht ?
Een tijd geleden kwam ons de Profetie van Malachi onder ogen.
De Profetie van de pausen is een lijst van Latijnse motto’s, toegeschreven aan Sint Malachias (1094-1148), die een voorspelling geeft van toekomstige pausen vanaf paus Celestinus II tot aan de laatste paus, Petrus de Romein. Met Petrus de Romein als pontifex zal de stad Rome in verval raken, de kerk verloren gaan, wat de inleiding zal zijn van het einde der tijden.

Malachi is een vereenvoudiging van de Ierse naam Maolmhaodhog ua Morgair tot Malachy O'Morgair. Hij werd geboren in Ierland in 1094 te Armagh en stierf op 2 november 1148 te Clairvaux. Hij werd tot priester gewijd op 25-jarige leeftijd, hoewel in die tijd dit eigenlijk pas op je 30ste kon. Op 30-jarige leeftijd werd hij reeds bisschop van Connor. Malachi werd door de Roomse Kerk naar Ierland gestuurd om de gemeenschappen daar af te stemmen op het Roomse christendom. Malachi verving de Keltische liturgie (het "Stowe" missaal) door de Roomse liturgie. Van Malachi wordt gezegd dat hij verschillende paranormale krachten bezat waarmee hij kon leviteren en genezen en bovendien zou hij helderziend zijn geweest. Sint Malachius wist zelfs de dag en het uur van zijn eigen dood precies te voorspellen.

De Profetieën van Malachi zijn verbazingwekkend correct gebleken; hij omschreef de derde komende paus als 'Ex magnitudine montis', wat 'de grootheid van de berg' betekent. De derde paus werd Eugenius III wiens familie naam Montemagno (grote berg) was. Bij Pius II schreef hij bijvoorbeeld "De Parvo Homine" (van een kleine man). De familienaam van Pius II was Piccolomini, wat 'kleine man' betekent.
De 35ste paus omschreef hij als 'de sutore osseo' oftewel 'van de schoenmaker van Osseo'. In 1316 trad deze paus aan en werd Johannes XXII, zoon van een schoenmaker, met als achternaam Ossa.
Clemens XIV werd omschreven als "Ursus Velox" (de noeste beer). Op zijn wapen stond een beer. Over Gregorius XVI schreef hij "De Balneis Etruriae" (van Balnea in Etruria). Gregorius was afkomstig uit de orde van Camaldoli, die haar stoel in Balnea in Etruria had.
De 109de paus, voor wie geldt : de medietate Lunae – van de halve maan, was Johannes-Paulus I. Die werd verkozen bij halve maan (25 augustus 1978) en stierf, ook bij halve maan, op 28 september. Zijn directe medewerker was kardinaal Villot, geboren in . . . Tassin-la-Demie-Lune (in de buurt van Lyon, postcode 69160) !
Sindsdien wordt de lijst van Malachi meer dan ooit beschouwd als de wijzende vinger van Petrus in eigen persoon. Reeds in 1958, tijdens het conclaaf dat de 107de paus moest aanduiden (herder en zeeman), huurde de kardinaal van New York, Spellman, een boot en voer dag in dag uit de Tiber op en neer in een poging om de profetie op hem te laten slaan. Maar het was de aartsbisschop van Venetië die paus Johannes XXIII zou worden. De 110de paus omschreef Malachi als 'de labore Solis' ofwel 'van de eclips van de zon'. De 110de paus was Johannes Paulus II, en hij werd geboren op 18 mei 1920 tijdens een zonsverduistering en werd begraven tevens tijdens eenzelfde natuurverschijnsel.

Bij het conclaaf in 2005 hadden de kardinalen natuurlijk de lijst goed bestudeerd en enkelen dachten dat “de glorie van de olijf” alleen maar op kardinaal Martini kon slaan omdat een bekende cocktail met het aperitief van dezelfde naam en olijf gemaakt wordt. Maar het werd Ratzinger, die zich Benedictus XVI noemde.
Benedictijnen worden soms Olivetanen genoemd; zij zijn een sub-orde van de Benedictijnen, genoemd naar een klooster in Toscana: Monte Olivetta Maggiore (met wandschilderingen van Luca Signorelli).

Na de 111de en laatste paus komt Peter van Rome of Peter de Romein. Het is niet duidelijk of die nog moet beschouwd worden als een reguliere paus. Het motto dat zal gelden voor hem is:

"In persecutione extrema S.R.E. sedebit Petrus Romanus, ”Tijdens de extreme vervolging van het Heilige College van Kardinalen (Sancta Romana Ecclesia) zal de stoel bezet worden door Petrus de Romein
qui pascet oves in multis tribulationibus, die zijn schapen zal hoeden gedurende vele tribulaties:
quibus transactis civitas septicollis diruetur, en wanneer hieraan een einde komt, zal de zevenheuvelige stad verwoest worden,
et Iudex tremendus iudicabit populum suum. en de Grote Rechter zal zijn volk berechten.
Finis."Einde”.


Officieel heeft Sint Malachius 111 pausen voorspeld en was paus Benedictus de laatste “officiële paus”. Nu, wat deze laatste paus betreft, zijn er twee interpretaties. Voor de zgn. Latijnse school is de lijst van 111 pausen correct en begint het einde der tijden met de 111de, dus met Benedictus XVI. Dat stemt ook overeen met andere profetieën van de H. Maagd in La Salette en in Garabandal. In Garabandal sprak een Maria-verschijning in 1962 : na de dood van Johannes XXIII zullen er nog drie pausen komen en één ervan zal niet lang leven. Daarna komt het Einde der Tijden maar niet het Einde van de Wereld. We weten dat na Johannes XXIII nog Paulus VI en Johannes-Paulus I en II gevolgd zijn. Volgens de eerste interpretatie was Benedictus XVI dus al Petrus de Romein en is Franciscus geen echte paus meer.
Nu is er een theologieprofessor in Cambridge, Peter Bander, die in een boek in 1970 een obscure middeleeuwse tekst aanhaalt, waarvan hij de oorsprong niet geeft, maar waaruit volgens hem blijkt dat er een 112de paus is, die de laatste zal zijn.
Dit is de Angelsaksische versie die men ook op wikipedia vindt. Het valt op dat de Engelse wikipedia ijverig probeert om het geloof aan deze lijst te ondergraven. Men wijst erop dat de katholieke kerk de tekst als een vervalsing beschouwt en dat vele motto’s helemaal niet toepasselijk zijn. De treffende voorspelling bij Johannes-Paulus I wordt er gewoon niet vernoemd ! Dat zou er kunnen op wijzen dat men vanuit Angelsaksische hoek liever heeft dat mensen geen geloof hechten aan deze profetie.
Volgens sommige bronnen zou Sint Malachius voorspeld hebben dat de 112e en laatste paus zwart zou zijn. Franciscus is een jezuïet en daardoor onvoorwaardelijke gehoorzaamheid verschuldigd aan zijn overste, de generaal der jezuïeten die traditioneel ook de zwarte paus genoemd wordt . . . .
.

Vrijmetselaarshanddruk tussen Benedictus en Franciscus : duim op de knekel


In de Metro van 16 januari 2015 lezen we :

“De vrijheid van meningsuiting heeft zijn grenzen”.
Dat heeft de paus gezegd. De Franse president François Hollande doet er intussen alles aan om de oplopende religieuze spanningen te temperen.

De vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel mensenrecht, en in naam van God doden is een «dwaling». Dat zei paus Franciscus tijdens zijn reis naar de Filipijnen over de aanslagen in Parijs, die eraan toevoegde dat geloof nooit als rechtvaardiging voor geweld kan dienen. Maar als het op het beledigen van iemand religieuze opvattingen aankomt, dan zijn er grenzen aan die vrije meningsuiting, klonk het. «Er zijn zoveel mensen die slecht spreken over religies, die ze bespotten, die van de geloofsovertuiging van anderen een spelletje maken», zei de paus. «Dat zijn provocateurs.» «Als mijn goede vriend dokter Gasparri mijn moeder beledigt, kan hij klappen verwachten», aldus nog de kerkvorst, die daarbij gespeeld een klap uitdeelde aan de man naast hem. ( … )

Is dat de taal van een christen ? Terwijl het evangelie leert dat zelfs het ondergaan van fysiek geweld niet beantwoord mag worden met fysiek geweld, zou nu al verbaal geweld volstaan om te mogen met fysiek geweld reageren. Alles wat het evangelie leert, wat de martelaren getoond hebben, wordt hier met een kwinkslag van tafel geveegd !

Wat hebben we geleerd uit de reacties op de CharlieHebdo-moorden ?
Er was een grote betoging zgz. voor het recht op vrije meningsuiting die tegelijk gericht was tegen moslims die hun geloof au sérieux nemen. Omdat ze hun geloof letterlijk nemen, worden ze radicale Islamieten genoemd. Dan was er was een grote betoging tegen Pegida, de mensen die vinden dat het islamiseren van Europa moet stoppen. Maar al wie tegen de Islam ijvert wordt ook negatief voorgesteld ! Wat is dan feitelijk de boodschap die ons via de media ingelepeld wordt ? Westerse cultuur is okee want die heeft zijn godsdienst vaarwel gezegd.
Oosterse cultuur, Islam, is ook okee, op voorwaarde dat moslims hun godsdienst, net als westerlingen, niet meer au sérieux nemen en zgz. gematigd worden. Het komt dus allemaal neer op een grote anti-godsdienst-campagne.
De boodschap is : iedereen moet stoppen met zijn geloof ernstig te nemen, voor zo ver hij nog gelovig is. Alleen de humanistische, universele waarden die voor iedere mens gelden en die verleend en gegarandeerd worden door wereldlijke internationale instanties moet men belijden.
Het gaat dus om het propageren van een wereldse godsdienst, een godsdienst zonder god.
In dit streven passen alle uitspraken en acties van de huidige paus volledig.

Bronnnen:
http://niburu.co/index.php?option=com_content&view=article&id=4170:spoedig-komt-de-laatste-paus-video&catid=69:occult&Itemid=81

http://nl.wikipedia.org/wiki/Profetie_van_de_pausen
http://en.wikipedia.org/wiki/Prophecy_of_the_Popes

Jovanovic, Pierre : Notre Dame de l’Apocalypse, Le Jardin des Livres; 2008.

http://www.medias-presse.info/le-pape-francois-amalgame-les-chretiens-a-des-terroristes-islamistes-bref-bilan-de-son-voyage-en-turquie/19426

http://fawkes-news.blogspot.be/2014/07/pape-francois-avoir-une-relation-avec.html
http://www.lewrockwell.com/2014/10/patrick-j-buchanan/is-the-chair-of-st-peter-vacant/




De burgemeester van Londen, Boris Johnson geeft een hand aan David Cameron


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

De wezensdelen van de mens – het Ik

Idealiter streeft de mens ernaar zichzelf te verbeteren : hij werkt bewust aan de onvolkomenheden die hij opmerkt in zijn astraal lichaam. Hij doet dat vanuit zijn Ik, het Ik krijgt dan de controle over allerlei neigingen en begeerten en daardoor ontwikkelt zich een ander wezensdeel, het geestzelf. Het Ik wordt door deze arbeid zelf ook sterker.
Het leven kunnen we beschouwen als een opeenvolging van keuzemomenten. In iedere situatie kunnen we kiezen voor zelfverbetering of stilstand of zelfverslechtering. Drie voorbeelden :

1) Wat drink ik bij het eten, alcohol of niet ? Een tweede glas na het eerste ? Een derde ?

2) Wat doe ik vanavond ? Een boek van Steiner lezen of TV kijken ? Kijken naar het nieuws, een natuurdocumentaire of een zinneprikkelende film ?

3) Ik zie een bedelaar zitten ? Loop ik hem voorbij ? Geef ik hem 1 euro ? Geef ik hem 20 euro ?

In deze drie voorbeelden komt telkens ook het karma om de hoek kijken.
Voor sommige mensen is er in het eerste geval nooit een keuzeprobleem, ze voelen nooit de behoefte aan een roes, hoe licht ook. Het zijn alleen de mensen die om een of andere (karmische) reden deze behoefte wel voelen, die hun Ik-kracht moeten mobiliseren om nee te zeggen.
Hetzelfde voor het tweede geval. Mannen bvb., alleen al door hun mannelijke constitutie, door het grotere testoterongehalte in hun bloed, voelen de verlokkingen van de erotica sterker dan vrouwen. Ze moeten dan ook grotere Ik-kracht opbrengen om dit binnen de perken te houden.
In het derde geval kunnen we vaststellen dat sommige mensen in hun leven bijna nooit geconfronteerd worden met een vraag om hulp, terwijl anderen voortdurend “uitgenodigd” worden om ergens hulp te bieden.

Het karma geeft aan het Ik de kansen om zichzelf te verbeteren. Op het einde van zijn leven heeft men dus iets bereikt, dan sterft men. En nu ?
De mens laat fysiek lichaam, etherlichaam en astraal lichaam achter en gaat met zijn Ik naar de geestelijke wereld. Wat verandert er met zijn Ik-beleven ?
Rudolf Steiner schetst daarvan een aspect in GA 183 “Die Wissenschaft vom Werden des Menschen”, op blz. 149 :

( … )
“Als men van de dode mens spreekt, dan kunnen we om te beginnen toch alleen maar het Ik noemen als het oereigen wezensdeel van deze dode mens.
Ik zei dat er een samenhang is met het Ik van het aardse leven, maar niet echt een verwantschap. Want inderdaad is het Ik na de dood iets totaal anders dan het Ik dat men ervaart tussen geboorte en dood.
Tussen geboorte en dood is het Ik enigszins iets vloeiends, iets wat in zich de kracht voelt om iedere dag anders te worden. Stelt u zich maar eens voor hoe verschrikkelijk het zou zijn als u niet zou kunnen zeggen : ik heb gisteren iets ergs gedaan, maar ik kan het weer goed maken, ik kan in de plaats ook iets goeds doen. Of als u, nog jonger, zou moeten zeggen : ik heb weinig geleerd en nu kan ik niets meer bijleren.
Op geen enkel moment in het leven tussen geboorte en dood is het Ik zo iets star dat het niet door zijn eigen wilskracht, van binnen uit kan veranderen.
Wat u nu ervaart als Ik na de dood, dat is vast geworden, dat heeft bepaalde eigenschappen gekregen die niet zo zonder meer kunnen veranderd worden, dat blijft zoals het is. Dat is wat we moeten vasthouden als we het Ik na de dood willen verstaan : het Ik dat in het leven tussen geboorte en dood voortdurend in beweging is, vloeiend is, dat wordt een starre vorm die onveranderlijk is, die blijft zoals hij tijdens het leven gevormd werd. Van een ontwikkeling zoals die tussen geboorte en dood voor het Ik mogelijk is, kan na de dood geen sprake zijn.
Als we de zaak min of meer banaal uitspreken, zouden we kunnen zeggen : de mens is ertoe veroordeeld om na zijn dood alle details van zijn leven als iets vast te bekijken. Zoals u, wanneer u naar een akker kijkt, zowel de dichtstbijzijnde planten als de meer verwijderde planten tegelijk ziet, daarin niets beweeglijks kunt ontwaren maar een vastgegroeid, uitgestrekt, onbeweeglijk tapijt ziet, zo bekijkt u ook uw afgelopen levensloop. Niet zoals het in het leven is dat het laatstgekomene het vorige verdringt, maar als een blijvend, concreet veld waarin u door te kijken niet direct iets kunt veranderen.
Het zou ook erg zijn voor de dode als dat niet zo was. Want zijn blik, de blik van de dode wordt hoofdzakelijk gefascineerd door dit Ik. En zou dit Ik verdwijnen, dan zou dat voor de dode hetzelfde zijn als wanneer voor de levende de zintuiglijke wereld rond hem zou verdwijnen.
Voor de dode mens is zijn Ik zo belangrijk voor hem alleen, zoals de zintuiglijke wereld die wij allen gemeenschappelijk hebben, belangrijk is voor de levende mens. Dat is een belangrijke waarheid.
Een afgrijselijke afgrond zou opengaan, de afgrond van het niets zelfs, indien wij na de dood niet in staat zouden zijn om het verstarde Ik, het uit de vloeiende toestand in verstarring overgegane Ik te zien.”
( … )

Tot zover ons Ik-beleven na de dood. Dan is er nog een hoger wezensdeel, het geestzelf. Hoe staat het daarmee ? Eveneens in GA 183 vanaf blz. 151 :

“Als tweede wezensdeel van de mens na de dood hebben we een soort geestwezenheid. Deze geestwezenheid wordt de mens hoofdzakelijk bewust doordat dit bewustzijn van geestzelf in zijn innerlijk oplicht. Terwijl het Ik als het ware een uiterlijke aanblik biedt, komt het bewustzijn van geestzelf van binnen op. En telkens men voelt dat dit geestzelf levendig wordt, weet men dat daar wezens van de hogere hiërarchieën in tevoorschijn komen.
( … ) U hebt het gevoel : daar is een wezen uit de hiërarchie van de angeloi, uit de hiërarchie van de exousiai, dat richt zijn blik op mijn Ik. Door uw blik op uw Ik te richten, nu eens door een wezen van de ene hiërarchie, dan weer door een wezen van een andere hiërarchie, daardoor leert u deze hiërarchie kennen. U begint, door uw geestzelf, in gezelschap van de hiërarchieën te komen. En terwijl u, vóór dit geestzelf ‘bewust’ wordt, nog het gevoel heeft dat u het zelf bent die de blik richt op het eigen Ik, krijgt u altijd duidelijker het gevoel dat zich meer en meer wezenheden van de hogere hiërarchieën om u bekommeren en zich mengen in uw eigen schouwen, uw blik sturen. ( … )

Wat onverdraaglijk zou zijn voor een mens in de zintuiglijke wereld, dat wordt het levenselement voor de mens in de toestand na zijn dood. Stelt u zich voor : u staat hier aan het venster en kijkt naar buiten om de omgeving te bekijken. Dan komt iemand achter u staan, neemt uw hoofd tussen zijn handen en draait uw hoofd een beetje naar de ene kant; een andere komt en kantelt uw hoofd wat naar achter zodat u weer iets anders ziet; een derde draait het wat naar rechts zodat u terug iets anders ziet. En zo zou iedereen die hier zit, u langs achter benaderen en u zou een beeld van de omgeving hierbuiten krijgen doordat iedereen uw hoofd in een andere richting draait. Stelt u zich dat nu voor als een innerlijk beleven, dan hebt u iets wat u als geestzelf kunt ervaren. U leeft zich in in het leven van de hogere hiërarchieën doordat zij uw blikrichting sturen.”

Wat doen de hogere hiërarchieën nog via ons geestzelf ? Ze rafelen alle woorden die wij nog kennen uit ons aards leven uiteen tot hun basiselementen. Hetzelfde geestelijk proces dat ooit de taal deed ontstaan wordt nu in omgekeerde richting uitgevoerd. Op blz. 135 :

( … )
“Neemt u bvb. een woord als oratio, redevoering. Bekijken we wat er met dat woord gebeurt in het leven van de mens na de dood. ( … )
De dode zal zelden, tenminste toch nadat enige tijd verstreken is sinds zijn dood, het woord ‘oratio’ nog verstaan. Hij verliest er alle begrip voor. Maar wat hij wel zal verstaan is een beeld, een imaginatie die teruggaat tot wat men kan uitdrukken met de woorden ‘os’ (Latijn, genitief oris), mond, en ‘ratio’, verstand. De dode lost het woord oratio op in os en ratio. En in de ontwikkeling van de taal is het omgekeerde gebeurd : het woord oratio is oorspronkelijk ontstaan uit de samenvoeging van ‘os’ en ‘ratio’. ( … )

Een paar dergelijke elementaire zaken zou ik u willen tonen. Het aanschouwelijkst kunnen we deze dingen nog in de Latijnse taal bestuderen omdat ze daar het duidelijkst voor de dag treden. Maar de wetmatigheden die daar gevonden kunnen worden, gelden ook voor de andere talen. Neemt u bvb. drie oorspronkelijke woorden : ne ego otior, ik ben niet ledig. Deze drie woorden worden door het wevende kosmische vernuft samengevoegd tot : negotior, ik drijf handel. Daaraan ziet u de vernuftige opbouw van de woorden, u ziet vernuft in de ontwikkeling van de taal. Ik zou daar niet zo de nadruk op leggen als daar niet het merkwaardig feit bestond dat de dode terug uiteenhaalt wat hier in de wereld samengevoegd werd.
Een ander voorbeeld is : unus, ene, en alterque, de andere; dat is samengetrokken in het Latijn tot ‘uterque’ : ieder van beiden. We zouden blij mogen zijn indien we in de moderne talen een dergelijk woord hadden; de Fransman kan het hoogstens uitdrukken met : l’un et l’autre. Hij heeft niet één begrip om dat uit te drukken. Maar ‘uterque’ is veel preciezer.

U kent allen vanzelfsprekend het woord ‘se’, zich, in het Frans; ook ‘hors’, buiten en ‘tirer’, trekken. Als ik deze drie woorden volgens hetzelfde principe samenvoeg dan krijg ik het woord ‘sortir’, buitengaan, wat niets anders is dan een samenvoeging van se + hors + tir.

Of neemt u een voorbeeld dat wat onduidelijker is doordat er verschillende trappen van taalontwikkeling dooreen werken : coeur – hart en rage – het levende, levendmakend, enthousiasme, wat van het hart uitgaat; samengevoegd : courage. Dat zijn geen uitvindsels, dat zijn reële ontwikkelingen die zich voorgedaan hebben. Zo zijn deze woorden gevormd.
Maar de mogelijkheid om aldus woorden te vormen, die is er vandaag niet meer. De mens staat tegenwoordig buiten een samenhang met de kosmische vernuft. En vandaar dat het maar in de zeldzaamste gevallen eens sporadisch kan gebeuren om een nieuw woord aldus uit de taalgeest te halen. Maar hoe verder men teruggaat in de tijd, vóór de 8ste eeuw v.C., bij de Griekse, bij de Latijnse taal, daar is dit levende principe nog actief.

Het is merkwaardig dat men op iets euritmisch moet wijzen omdat men bij de dode ontdekt : hij trekt de woorden terug uit elkaar, ontbindt ze in hun samenstellende delen. De dode heeft meer gevoel voor de delen van het woord dan voor het ganse woord.
Consequent doorgedacht zouden de woorden tot hun klanken kunnen herleid worden en als u deze klanken omzet, niet in luchtbeweging maar in bewegingen van de hele mens, dan hebt u : euritmie !

Vandaar dat de euritmie iets is wat de dode inderdaad zeer goed kan verstaan als ze perfect uitgevoerd wordt.”
( … )



Terug naar het thuisblad

*

*

*

*

*