Inhoudstafel van Brug 84 ( juni 2014)

Steiner over Delaisi

Taki over Caillaux

Hastings over Duitsland

Mongolenstorm over Europa ?

De oorlog die eraan komt …



+ Groter lettertype
+ Kleiner lettertype


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*



.

Beste Lezer




.
In deze aflevering van De Brug vindt u de volledige vertaling van een boekje uit 1911, geschreven door Francis Delaisi, ongeveer 4 jaar vóór de Eerste Wereldoorlog. Het heet “La guerre qui vient” en het werd in het Duits vertaald onder de titel “Der kommende Krieg”.
In dit boekje beschrijft een wakkere Fransman hoe hij een groot conflict ziet aankomen tussen Engeland en Duitsland en hoe hij vreest dat Frankrijk daarin zal meegesleurd worden, tegen de wil van het volk of zelfs de regering.
De feiten hebben hem gelijk gegeven.
Het boekje is één van de vele documenten die de ondertussen 100-jarige propagandaleugen van de alleenschuld van Duitsland weerleggen. We stellen vast dat in het Nederlands taalgebied ook nog altijd de Angelsaksische propaganda nagepraat wordt. Daarom leek het ons een goed idee om dit boekje wat meer onder de aandacht te brengen.
Rudolf Steiner sprak zeer lovend over Francis Delaisi in de laatste voordracht van de cyclus “De spirituele achtergronden van de zintuiglijke wereld – de val van de geesten der duisternis” ( Dornach 28 oktober 1917 - in GA 177).
We beginnen daarom met het uittreksel uit deze voordracht.




“Want tegenwoordig ontbreekt het de mensen, zelfs wat het meest primitieve van het leven om hen heen betreft, aan werkelijkheidszin. De mensen geloven tegenwoordig realistisch, materialistisch te zijn, maar ze zijn de meest abstracte theoretici die je je maar kunt indenken; ze zitten volgepropt met pure theorieën, slapen in louter theorieën en zijn zich er niet van bewust dat ze in theorieën slapen. Wanneer eens iemand wakker wordt — dat is geen toevalligheid, maar je zou op een populaire wijze kunnen zeggen: wanneer eens iemand toevallig wakker wordt en iets wakker zegt, dan zal er eenvoudig geen nota van hem worden genomen. Zo gaat dat tegenwoordig nu eenmaal. U zult wellicht wel hebben gehoord dat door bepaalde mensen steeds weer de wereld in wordt gebazuind: “Democratie moet in de hele beschaafde wereld tot stand komen. Democratisering van de mensheid is wat heil brengt; daartoe moet je nu alles kort en klein slaan, opdat de democratie overal ter wereld uitbreidt.”

Reeds in de Eerste Wereldoorlog klonk het van Angelsaksische kant : “To make the world safe for democracy” (A.J.P. Taylor, The First World War, Penguin Books, 1985. Uit dit boek gaan we in deze Brug nog vaker citeren, Taylor is één van de weinige objectieve Britse historici.) - fdw

( … )
De mensen die tegenwoordig de glorie der democratie verkondigen : ze houden begrippen voor werkelijkheden. Daardoor echter is het mogelijk dat de illusie in de plaats komt van de werkelijkheid. Doordat men de mensen in slaap zingt en in slaap sust door begrippen. Dan geloven ze dat door hun inspanningen ieder mens zijn wil tot uitdrukking kan brengen door de diverse inrichtingen van de democratie, en ze merken niet dat de structuren van deze democratie zodanig zijn dat er altijd ergens een paar mensen aan de touwtjes trekken, maar dat de anderen getrokken worden. Maar omdat men hun altijd weer voorspiegelt dat ze in een democratie leven, merken ze niet dat ze aangestuurd worden, dat enkele mensen hen sturen. En des te beter kunnen die enkele mensen aan de touwtjes trekken als de anderen allemaal geloven dat ze zelf aan de touwtjes trekken.
Zo kan men heel goed door abstracte begrippen de mensen in slaap sussen en ze geloven het tegendeel van wat werkelijkheid is. Maar juist daardoor kunnen de duistere machten het allerbeste hun activiteit ontplooien. En als er eens iemand wakker wordt, dan neemt men geen nota van hem.
Interessant is hoe in 1910 iemand deze prachtige zin geschreven heeft: dat het het grootkapitalisme gelukt is om uit de democratie het prachtigste, effectiefste, meest flexibele instrument tot uitbuiting van de gemeenschap te maken.
Men beeldt zich gewoonlijk in dat de mensen van de financiële wereld tegenstanders van de democratie zijn - schrijft die betreffende man – maar dat is een fundamentele vergissing. Veeleer zijn zij daarvan de leiders en de bewuste bevorderaars. Want deze democratie vormt het decor waarachter zij hun uitbuitingsmethode verbergen, en in haar vinden ze het beste verdedigingsmiddel tegen de mogelijke opstand van het volk.

Daar heeft eens iemand die wakker geworden is, gezien dat het er niet op aankomt de democratie aan te prijzen, maar dat het erop aankomt de werkelijkheid te doorzien, geen waarde aan al die slogans te hechten, maar te zien wat werkelijk is. Tegenwoordig zou dat heel in ‘t bijzonder nodig zijn, want dan zou men zien vanuit hoe weinig centra de gebeurtenissen gestuurd en geleid worden die in deze tijd zo bloedig over de mensheid heen komen. Daarop zal je niet komen als je steeds maar in de waan leeft dat de volkeren elkaar bestrijden; als je je steeds in slaap laat sussen door de Europese en Amerikaanse pers over deze of gene betrekkingen die in de huidige gebeurtenissen tussen de volkeren zouden bestaan. Alles wat daar wordt gezegd over antagonisme en over de tegenstellingen van de volkeren, dat is ervoor om over de ware achtergronden een sluier te verbreiden. Want niet doordat men tegenwoordig op woorden teert om deze gebeurtenissen te verklaren, kom je tot enig resultaat, maar doordat je naar de concrete persoonlijkheden wijst. Alleen wordt dat soms ongemakkelijk.
En dezelfde man die deze zinnen opschreven heeft in 1910, die wakker is geworden, die heeft ook in dit boek een hoogst onaangename rekening opgemaakt. Hij heeft namelijk een lijst opgesteld van vijfenvijftig mannen die in werkelijkheid Frankrijk beheersen en uitbuiten. Deze lijst staat in het boek ‘La Démocratie et les Financiers’ uit 1910, van Francis Delaisi, van dezelfde man die het inmiddels beroemd geworden boek ‘La Guerre qui vient’ heeft geschreven, dit laatste uit 1912, het boek ‘La Démocratie et les Financiers’ uit 1910. In dit boek vindt u zinnen van fundamentele betekenis. Daar is een keer een mens wakker geworden. In dit boek ‘De democratie en de financiële wereld’ liggen impulsen om veel te kunnen doorzien wat tegenwoordig doorzien zou moeten worden, maar ook veel om de nevel op te klaren die over de hersenen van de mensen wordt uitgebreid. Ook over deze dingen moet je besluiten de werkelijkheid onder ogen te zien.
Natuurlijk bleef dit boek onopgemerkt. Maar in dit boek worden bepaalde vragen opgeworpen die tegenwoordig in de hele wereld zouden moeten worden opgeworpen, omdat ze ons veel over de werkelijkheid zouden leren die men zo begraven wil onder al de slogans van democratie en autocratie, en wat die andere slogans allemaal zijn. In dit boek vindt u bijvoorbeeld ook een heel mooie beschrijving van de kwalijke situatie waarin een parlementslid zich eigenlijk bevindt. Nietwaar, de mensen geloven dat zo’n parlementslid zijn stem uitbrengt naar zijn eigen overtuiging. Maar als je alle draden zou kennen waarmee zo’n parlementslid samenhangt met de werkelijkheid, dan zou je pas weten waarom hij in het ene geval ja en in het andere geval nee stemt. Want bepaalde vragen moeten worden opgeworpen. En Delaisi werpt ze op. Hij werpt bijvoorbeeld de vraag op, terwijl hij een bepaalde parlementslid op het oog heeft : Aan welke kant moet de arme man gaan staan? Het volk betaalt hem jaarlijks drieduizend francs, de aandeelhouders dertigduizend francs. De vraag stellen betekent haar al beantwoorden. Dus de goede arme man krijgt van het volk zijn drieduizend francs, van de aandeelhouders dertigduizend francs !
Nietwaar, het is een heel mooi bewijs (van de werking van de democratie –fdw), het getuigt soms van grote scherpzinnigheid te zeggen ‘Wat is het mooi dat eens in een parlement een socialist, een man van het volk als Millerand een plaats heeft gekregen! Het is iets geweldigs dat zo’n verworvenheid mogelijk is geworden.’ Delaisi stelt een andere vraag. Hij vraagt : Hoe staat het met de onafhankelijkheid van een mens als Millerand, die jaarlijks dertigduizend francs als vertegenwoordiger van verzekeringsmaatschappijen verdiende ?
Daar is dus eens iemand wakker geworden die heel goed weet hoe de draden lopen van zo’n man naar de diverse verzekeringsmaatschappijen.
Maar met zulke dingen die vandaag in wakkere toestand over de werkelijkheid worden verteld, wordt geen rekening gehouden. Je kunt tegen de mensen natuurlijk heel mooi over de democratie van de westerse wereld prediken. Maar als je hun de waarheid zou willen vertellen, dan zou je tegen hen moeten zeggen: ‘Iemand die zo en zo heet, die doet het zus, en iemand die zo en zo heet, doet het zo.’ Dan rekent Delaisi het uit en komt uit op vijfenvijftig mannen, geen democratie, maar vijfenvijftig bepaalde mannen, van wie hij zegt dat die Frankrijk beheersen en uitbuiten. Dan ben je op de werkelijke feiten gekomen, want ook in het gewone leven moet de zin voor reële feiten wakker worden.

Dit weten we ook uit Delaisi: er was ooit een advocaat. Deze advocaat — vele draden verbonden hem met alle mogelijke, niet alleen verzekeringsmaatschappijen, maar financiële centra, financiële werelden. Deze advocaat had echter nog hogere eerzucht. Hij wilde voor zijn daden niet alleen door de financiële wereld, door de industriële wereld, handelswereld verloond worden, maar ook door de geleerdenwereld van de Académie Française. Dat is de plaats waar je door de geleerdenwereld zelf in de sfeer van de onsterfelijkheid kunt worden verheven. Maar nu bevonden zich twee van dergelijke onsterfelijken binnen de Academie, die juist ongeoorloofde trustzaken hadden gedaan. Zij vonden het heel goed verenigbaar met hun werken voor de onsterfelijkheid, trustzaken te doen die volgens de wetten van het land ongeoorloofd waren. Daar was dan deze zeer scherpzinnige advocaat en die vertegenwoordigde de beide onsterfelijken voor het gerecht, en het lukte hem hen vrij te krijgen, ze schoon te wassen, zodat ze niet veroordeeld werden. Toen namen zij hem zelf onder de ‘onsterfelijken’ op. De wetenschap, die niet het tijdelijke van de wereld, maar het eeuwige van de wereld, het onsterfelijke beheert, die is de verdediger geworden van deze onzelfzuchtige advocaat. Raimond Poincaré heet hij. — Delaisi vertelt in het voornoemde boek zijn verhaal.
Het is heel goed om zulke dingen als ingrediënten van de werkelijkheid ook te weten. Deze dingen moeten wel gezien worden. Als je geesteswetenschap in je opneemt, dan ontwikkel je een zekere speurzin voor de waarheid, terwijl de materialistische vorming van de huidige tijd, waarin talloze kanalen van de pers vloeien niet geschikt is om op de werkelijkheden te wijzen, maar op iets wat met allerlei leuzen als met een mantel wordt toegedekt.
En als er dan eens iemand wakker wordt, zoals Delaisi, en de dingen beschrijft zoals ze zijn — hoeveel mensen komen dit dan te weten?
Hoeveel mensen luisteren daarnaar? Ze kunnen daar ook niet naar luisteren, want het wordt begraven door het — nu ja, wederom door de pers beheerste leven. Delaisi geeft in zijn boek over de democratie en de financiële wereld blijk van een echt heldere kop, die veel moeite heeft gedaan om een en ander te doorzien. Hij is geen blinde aanbidder van het parlementarisme, hij is geen blinde aanbidder van de democratie. Hij voorspelt dat deze dingen, waarop de huidige mensen zo vreselijk trots zijn, zullen ophouden. Hij zegt het met nadruk, ook over het ‘verkiezingsmechanisme’ — zo ongeveer zijn de bewoordingen waarin hij zich uitdrukt. En heel wetenschappelijk en serieus houdt ook Delaisi zich uitputtend bezig met dit parlementaire verkiezingsmechanisme, want hij doorziet het hele apparaat dat naar deze stem-machines toegaat, waarvan men wil doen geloven dat daar een overtuigde meerderheid tegen een dwaze minderheid stemt. Hij weet dat er, wil er een gezonde ontwikkeling plaatsvinden, iets heel anders voor in de plaats moet komen.
Dat is nu nog niet mogelijk, omdat het de mensen immers geweldig zou shockeren als men zou zeggen wat er voor in de plaats zal komen. Dat kan tegenwoordig eigenlijk in wezen alleen de in de geesteswetenschap ingewijde weten. Vormen uit het verleden zullen er zeer zeker niet voor in de plaats komen. U hoeft niet te vrezen dat degene die vanuit de geesteswetenschap spreekt, een pleidooi houdt voor welke reactionaire of conservatieve dingen dan: ook; dingen uit het verleden zullen het niet zijn. Toch zijn de dingen zo anders dan wat tegenwoordig als verkiezingsmechanisme bestaat dat het shockeren zou.
Het zou nog als een dwaasheid worden beschouwd. Toch zal het in de impulsen van de tijdontwikkeling gaan leven. Maar ook Delaisi is van mening: zoals er zich in de organische ontwikkeling later nutteloze lichaamsdelen vertonen, die voortbestaan, hoewel ze hun functie al hebben verloren, zo zullen langere tijd ook nog deze parlementen verkozen worden en zelf stemmen over wetten. Maar het levendige leven, dat verdwijnt uit hen.

Luc Huyse in De Tijd van 19 april 2014 : “De vervaldatum van de democratie in haar parlementaire versie lijkt dichtbij. Ze verliest geloofwaardigheid en slagkracht.” En “'De waarheid is dat burgers nog van regering kunnen veranderen, maar niet meer van fiscaal en budgettair beleid.”

U weet, de mens heeft zulke lichaamsdelen: sommigen kunnen hun oren bewegen, in vroegere stadia zaten daar spieren, die hebben hun taak verloren. De mens heeft deze spieren nu nog, maar het zijn zogenoemde atavistische lichaamsdelen, die geen taak meer hebben. Zo stelt Delaisi zich het parlement van de toekomst voor. De parlementen zullen nog zulke wegvallende, afgestorven, atavistische overblijfselen zijn, maar er zal iets anders in de mensheidsontwikkeling worden binnengebracht. Ik heb zojuist voor u het boek van Delaisi, dat nog niet zo lang geleden, namelijk in 1910, is verschenen, aangehaald om u erop te attenderen dat er eigenlijk voldoende mensen voorhanden zijn — immers één volstaat voor vele duizenden —, dat het er alleen om gaat deze mensen niet buiten beschouwing te laten. En behalve dat het mijn streven is om u binnen te leiden in de wetmatigheden van het geestelijk leven, in de impulsen van het geestelijk leven, beschouw ik het ook als mijn taak u te wijzen op de belangrijke verschijnselen van deze tijd, ook al worden die buiten in het leven niet als belangrijke verschijnselen beschouwd, ze worden in feite zelfs helemaal niet genoemd.
Wat hier door ons gedaan wordt, moet zich radicaal en grondig onderscheiden van wat buiten wordt gedaan.
Alleen als we dit in heel zijn diepgang en met alle ernst opvatten, kunnen we werkelijk op passende wijze geesteswetenschap bedrijven.”




Dankzij het internet zijn er nu veel meer mensen die “het systeem” doorzien, die inzien dat de echte machthebbers zich achter verschillende decors, waaronder een democratisch decor, weggestoken hebben. Dat “het systeem” desondanks blijft bestaan kunnen we alleen maar verklaren doordat de beheerders van “het systeem” een zeer intelligente geest achter zich hebben. Die is niet te verslaan met zijn eigen wapens, op zijn eigen terrein. Wat we nodig hebben om die geest terug te dringen kunnen we lezen op blz. 10 waar Bernard Lievegoed het - weliswaar in een ander verband - over deze geest heeft.

.
In zijn voordracht wijst Rudolf Steiner op de duistere machten. Hier moeten we niet alleen denken aan menselijke individuen. Het grootste deel van wat we nu zien in onze huidige Ahrimanische wereld (vooral de totalitaire macht van het staatsapparaat) werd door de Eerste Wereldoorlog op de sporen gezet. De Ahrimanische heerscharen hebben toen hun best gedaan om via een reeks “toevalligheden” de bakens uit te zetten opdat de oorlog op het gepaste ogenblik zou kunnen uitbreken. Op één van die toevalligheden wijst de Britse journalist Taki. We vertalen zijn artikel omdat het gaat over een oorlogszuchtige bandiet over wie ook Rudolf Steiner in zijn voordracht spreekt, nl. Raymond Poincaré.




"Deze zomer zullen er honderden boeken, duizenden artikels en miljoenen woorden gesproken zijn door voor het grootste deel plechtige mensen over wie nu in feite de schuld draagt voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De Britten waren de eerste om de schuld in de schoenen van de Duitsers te schuiven, zo zijn ze nu eenmaal. Max Hastings, een zeer goede Engelse historicus die zich upper-class maniertjes aangemeten heeft (zijn vader was een sensatiejournalist) en die met een compleet overdreven accent spreekt in een wanhoopspoging om te tonen dat hij van blauw bloed is, was bij de eersten om een boek te produceren en de schuld te leggen waar die totaal niet ligt. Van de weinigen die de zaak juist bekijken, noemen we Christopher Clark, wiens “The Sleepwalkers” de nagel op de kop slaat.

Maar ook deze historicus gebruikt een aantal belangrijke bronnen niet. Zie “Der Europäer” van februari 2014 en van april/mei 2014 - fdw

De ironie is dat de 16 miljoen doden, het verdwijnen van de grote koninklijke dynastieën en elites, de geboorte van het communisme en het Nazisme allemaal had kunnen vermeden worden als een zekere Joseph Caillaux zijn broek had aangehouden. Ik leg het even uit.

Caillaux was de Franse eerste minister en een vriend van Duitsland. Hij wantrouwde de Britten die de helft van de wereld beheersten. Hij was afgetreden in 1912 en kwam in de verkiezingen van 1914 op tegen een oorlogsstoker. Begin 1914 publiceerde Le Figaro, Frankrijks meest gerespecteerde krant een artikel over een affaire van Monsieur Caillaux met een zekere Madame Henriette.
Madame Caillaux, zijn vrouw, gekend voor haar élégance en edele afkomst, liet zich naar de kantoren van Le Figaro voeren en vroeg om de uitgever te spreken. Die was juist gaan lunchen, dus bleef zij in zijn kantoor wachten. Nauwelijks was hij teruggekeerd of ze groette hem beleefd, maakte zich bekend, haalde een revolver uit haar handtas en schoot hem dood. Ze verscheen voor het gerecht maar werd vrijgesproken – de Fransen hebben alle begrip voor een crime passionnel – maar haar echtgenoot moest aftreden. Oorlogsstoker Raymond Poincaré bleef aan de macht.

Ook “Der Europäer” 6/7 van april/mei 2014 wijdde een lang artikel aan deze zaak. - fdw

Gaston Calmette, de vermoorde uitgever, was de eerste man die viel, maar je zal zijn naam niet terugvinden bij diegenen die op de “Champs d’Honneur,” voor het Vaderland vielen. Bijna de volledige Franse aristocratie werd weggevaagd, maar aan de Duitse zijde was het nog erger. Ook de Britse upper class verloor een aanzienlijk deel van haar leden, maar niet zoveel als bij de Fransen of Duitsers. De ironie is dat de zo misprezen Kaiser Wilhelm – akkoord, hij was een gek, maar een onschadelijke gek – weigerde te geloven dat een oorlog kon uitbreken met zijn neef George V en zijn andere neef Nicky (tsaar Nicolaas II - fdw), die samen met zijn familie uiteindelijk werd vermoord door de Roden. Een nog grotere ironie is dat Duitsland tot de laatste seconde zijn best deed om een oorlog te vermijden. Eventjes kort : na de moord op kroonprins Franz-Ferdinand vraagt Oostenrijk aan Servië uitleg en dreigt. Servië vraagt Rusland om hulp en garantie voor het geval de Oostenrijkers binnenvallen, en de Russen geven die. Het probleem is dat de Russen een verdrag hebben met de Fransen en Engelsen dat stipuleert dat als er één in oorlog geraakt, de andere volgen. Daarom vragen de Oostenrijkers aan de Duitsers een garantie : de Duitsers weigeren !
En dat is de grote leugen die historici sinds de Eerste Wereldoorlog in stand houden. Ze willen dit feit niet toegeven. Volgens de meeste Britse schrijvers was het Duitsland dat Oostenrijk aangezet heeft om de oorlog aan Rusland te verklaren en Servië binnen te vallen. Maar Duitsland verklaarde pas de oorlog aan Rusland toen de dwaze tsaar mobiliseerde en honderdduizenden troepen naar zijn westelijk front stuurde.

De rest kennen we. Inderdaad, de grote mogendheden gingen slaapwandelend de oorlog in : de oorlog werd verklaard terwijl alle ministers van Buitenlandse Zaken op vakantie waren. Die van Frankrijk zat in de thermen van Vichy, die van Duitsland vierde zijn huwelijk in Baden-Baden, die van Engeland - Sir Edward Grey – ergens in Scotland, en de drie respectievelijke monarchen op hun yachten trachtend van hun jicht verlost te geraken.
Het is een droevig verhaal, een grote tragedie die feitelijk niet vóór 1945 eindigde. Door de tussenkomst van de Amerikaanse troepen konden de imperialisten hun slag thuishalen en die afschuwelijke Wilson zorgde ervoor dat Duitsland aan het kruis werd genageld. Hitler was een direct resultaat van de enggeestigheid van de overwinnaars, vooral van lookvreter Clemenceau. Oh ja, ik vergat het bijna. Monsieur Caillaux scheidde van zijn vrouw en huwde madame Henriette. Hij leefde tot 1944, lang genoeg om de Duitsers iedere dag op de Champs-Élysées te zien marcheren."

(bron : http://takimag.com/article/world_war_i_taki#axzz2qesGpIUZ )

                                
Joseph Caillaux                                         Raymond Poincaré 
                 




.

In de Metro-krant van 17 maart 2014 liet men een bekend historicus aan het woord over W.O.I. : Max Hastings ! Hoe toevallig weeral. (Ook in De Brug 81 werden de leugens van Max Hastings al vernoemd, in het verslag van de voordracht van Richard Ramsbotham ).
Hieronder drukken we het Metro- artikel af en voegen commentaar toe (in de rechterkolom).




«Wat me bijzonder fascineert aan 1914 is de ironie ervan», licht de Britse historicus Max Hastings toe. «Duitsland was toen al met grote voorsprong de meest succesvolle grootmacht van Europa op economisch en industrieel vlak. Er is niets dat Duitsland zou hebben tegengehouden om het continent een generatie later te domineren.(1)
En mocht Kaiser Wilhelm II niet ten oorlog zijn getrokken in 1914, zou Duitsland al zijn doelen hebben kunnen verwezenlijken, en dat zonder ook maar één geweerschot. Maar de Kaiser en zijn generaals namen hun troepenaantallen als maatstaf voor macht, en hebben de hoge kost van een oorlog zwaar onderschat.»
Wat is er nu eigenlijk fout gelopen in Europa in 1914?
«Geschiedkundigen van verschillende nationaliteiten zijn al met de meest complexe antwoorden op die vraag gekomen. De Duitser Fritz Fischer zei in de jaren 60 bijvoorbeeld dat Duitsland bewust op een grote Europese oorlog had aangestuurd, maar dat is volgens mij niet correct. Het grote probleem in 1914 was dat Duitsland er wel toe bereid was.»(2)
Hoe bedoelt u?
«Na de moord op aartshertog Frans Ferdinand op 28 juni was Oostenrijk-Hongarije vastberaden om Servië onder de voet te lopen (de Oostenrijkse troonopvolger werd door de Servische nationalist Gavrilo Princip vermoord, red.). Maar het zou dat nooit hebben aangedurfd zonder de Duitse belofte van onvoorwaardelijke militaire steun. Mochten de Duitsers in juli tegen Wenen hebben gezegd: 'Wacht eens even, het wordt een pak ernstiger dan we dachten. Misschien moeten jullie Servië toch niet binnenvallen', dan zou er die zomer geen oorlog zijn geweest. (3)
«De Duitsers deden dat echter niet, omdat ze dachten dat een Europese oorlog nagenoeg onafwendbaar was. Terwijl zij net de grootmacht waren die de oorlog had kunnen tegenhouden. Ik zeg niet dat als ze de Oostenrijkers hadden kunnen overtuigen, er helemaal geen Europese oorlog was geweest, maar er was er zeker geen begonnen in de zomer van 1914. (4)
«De Britse premier David Lloyd George zou ooit tegen zijn Franse collega Georges Clemenceau hebben gezegd: 'Ik ben benieuwd wat de geschiedenis hiervan zal maken', waarop Clemenceau naar verluidt heeft geantwoord: 'Ze zullen alleszins niet zeggen dat België Duitsland is binnengevallen'. Dat is volgens mij een wijze opmerking.»(5)
Wat zou er van Europa geworden zijn als Duitsland de oorlog had gewonnen?
«Dat zou een erg slecht resultaat zijn geweest. De sensatiezoekende Britse historicus Niall Ferguson beweert dat het er niet toe zou hebben gedaan, dat een overwinning van de Duitsers ‘slechts zou hebben geleid tot iets als de Europese Unie, maar dan vijftig jaar eerder’. Dat is volslagen onzin. (6) Het Duitsland van de Kaiser en zijn generaals was een behoorlijk onaangename staat. De wreedheden die het Duitse leger in België en Noord-Frankrijk heeft begaan in 1914 werden tot op het hoogste niveau goedgekeurd.(7) Tegen 1918 was Duitsland een militaire dictatuur, en mocht die hebben gewonnen, dan zou dat een tragedie zijn geweest voor de Europese vrijheid en democratie.»(8)
U gaat niet akkoord met de stelling dat WO I een vergeefse en zinloze oorlog was.
«Nee. Het was een catastrofe voor Europa, zonder enige twijfel. Veel mensen zijn beginnen denken dat het een nutteloze strijd was omdat in 1939 de Tweede Wereldoorlog aanbrak. Maar de juiste vraag die moet worden gesteld is: 'Hoe zou Europa er hebben uitgezien als de Kaiser had gewonnen?' Ik geloof ook niet dat er ooit een gemakkelijke manier was om de overwinning te behalen. Wat de moderne geschiedenis ons heeft geleerd, is dat bij een oorlog tussen moderne industriële staten er enorm veel gemoord moet worden voor er een zijde zegeviert.» ( … )
Hoe staat u tegenover de herdenking van WO I ?
«Die zou aangegrepen moeten worden om een nieuwe generatie uit te leggen wat er allemaal precies is gebeurd. We moeten verder gaan dan blijven herhalen hoe verschrikkelijk het allemaal niet was, want dat weten ze al. Maar elke Europese regering gelooft dat ze toen in het belang van haar eigen land handelde. In Frankrijk bijvoorbeeld schenken ze weinig aandacht aan het ontstaan van de oorlog, alleen maar omdat de Franse regering wanhopig de Duitsers niet wil schofferen omdat zij het verschrikkelijke economische beleid van Parijs steunen.»
Door de situatie in Oekraïne, de eurocrisis en het oprukkende nationalisme in Europa wordt de vergelijking tussen 2014 en 1914 gemaakt.
«Die vergelijking slaat op niets. It takes two to tango. Het Westen heeft helemaal geen zin in een militair antwoord op de crisis in Oekraïne. De meeste Europeanen willen heel graag in vrede samenleven met Rusland, maar zolang Moskou leiders heeft zoals president Vladimir Poetin is dat erg moeilijk. Poetin heeft slechts drie troeven: olie, gas en angst.»(9)
U denkt niet dat een oorlog nog mogelijk is in Europa?
«Het vermogen van leiders van grootmachten om enorme fouten te maken en een rampzalig beleid te voeren is vandaag nog altijd even groot. Er zullen dus nog conflicten en grote binnenlandse spanningen zijn, maar ik denk dat we gespaard zullen blijven van een grote oorlog. Deels omdat de massalegers van weleer niet meer bestaan. We hebben wel nog een groot probleem met Duitsland dat zich al sinds 1871 stelt: Hoe moet Europa in vrede samenleven met één staat die beduidend groter en rijker is dan de andere? Dat wil niet zeggen dat ik het Duitsland van vandaag, dat gebaseerd is op een democratie, vergelijk met dat van Hitler of de Kaiser. Maar de Duitse dominantie over Europa is een groot probleem, zowel voor hen als voor de rest.»
De titel zegt de waarheid want het was Engeland dat een oorlog nodig had. De uitspraak in het kadertje is een flagrante leugen.



(1) Dat was dus precies de reden waarom Engeland een oorlog wilde : om een rivaal uit te schakelen.
Taylor, blz. 60 :
“Bernard Shaw shockeerde de Engelse publieke opinie met zijn pamflet “Commonsense about the War”, waarin hij betoogde dat de schending van de Belgische neutraliteit maar een voorwendsel was en dat de echte reden voor de oorlog was om een gevaarlijke rivaal uit te schakelen.”
John Maynard Keynes in 1919 : “Het gaat over macht. Deze oorlog en zijn afloop hebben ons geen nieuwe inzichten gebracht. Engeland heeft, zoals reeds in vroegere eeuwen, een handelsrivaal uitgeschakeld.”
(in “The Economic Consequences of the Peace”)

(2) Fritz Fischer (1908-1999) : was tot 1945 een overtuigd nazi, vanaf 1948 was hij even overtuigd links en anti-nazi, m.a.w. eerst de carrière en dan de waarheid. In de Engelse “Encyclopedia of Historians” wordt hij de belangrijkste Duitse historicus van de 20ste eeuw genoemd. (Der Europäer 6/7 2014)




(3) Dit is dus de klassieke Westerse versie waar Taki het over heeft. Ook Bruno Yammine in de serie “Oorlogskranten” volgt deze stelling (zie bvb. Afl. 14) :

(4) In het voorjaar van 1914 was Colonel House als speciale gezant van Wilson in Berlijn. Hij schreef : “Gans Duitsland is als met elektriciteit geladen. Ieders zenuwen staan onder de grootste spanning … Zodra Engeland toestemt gaan Frankrijk en Rusland Duitsland en Oostenrijk binnenvallen.”

(5) Ze zeggen ook niet dat Ierland indertijd Engeland binnengevallen en bezet heeft, iedereen weet natuurlijk dat het omgekeerd was, maar voor een Brits conformistisch historicus is bezetting en dominantie geen probleem zolang het maar door een Angelsaksische natie gebeurt.


(6) Volslagen onzin ? Waar is de argumentatie ?

(7) “Nood breekt wet” zei Bethmann na de invasie van België. Iedere Grote Mogendheid hanteerde hetzelfde principe, maar de Geallieerden, vooral de Engelsen, konden het zo voorstellen alsof het hen speet wanneer ze brutaal of zonder scrupules handelden; bij de Duitsers leek het altijd of ze ervan genoten.” (Taylor, blz. 76)

(8) Taylor, blz. 112 : “The civilian rulers were pushed aside in every country, and were often glad to shelter behind the military leaders.” (vet door fdw)
Christopher Clark in een interview : “Wat mij verraste was dat het onderscheid tussen democratische en autoritaire staten wegvalt als men bekijkt hoe de bewapening en buitenlandse zaken georganiseerd zijn.”
(FAZ van 24/09/13, geciteerd in Der Europäer 6/7-2014)

















(9) Geen woord natuurlijk over de rol van financiers als Soros of de CIA.





“Hoe moet Europa in vrede samenleven met één staat die beduidend groter en rijker is dan de andere ?” – Voor een Angelsaks is dat alleen denkbaar als het de V.S. of Engeland zijn die beduidend groter en rijker zijn. Angelsaksische dominantie is geen probleem, maar Duitse wel ! In 1914 was de Kaiser het monster, in 1939 Hitler; nu is Duitsland een democratie (volgens het Angelsaksisch begrip van democratie welteverstaan), maar het is nog altijd het monster : de impuls uit Midden-Europa blijft een eeuwige bedreiging voor de Westerse elites.




.

In 1895 was Helmut Moltke in Petersburg om een brief van Willem II te overhandigen aan tsaar Nicolaas II. Hij had toen ook als geschenk een tekening mee. Deze tekening was gemaakt door professor Knackfuß naar een ontwerp van de keizer zelf ! We zien een groep vrouwelijke figuren die vanop een rots uitkijken over een vlakte met bloeiende steden, rivieren met schepen, bebouwde akkers, een welvarende streek, Europa dus. Een engel met een vlammend zwaard wijst naar het oosten waar men rook ziet opstijgen van een brandende stad. Daarboven op de rookwolken zit een soort oosterse godheid. Boven de vrouwen zweeft een kruisbeeld.
Het idee voor deze tekening was bij de keizer opgekomen toen er tussen China en Japan vrede gesloten werd. De keizer dacht dat er terug een soort Mongolenstorm over Europa zou woeden. Onderaan de tekening had de keizer eigenhandig geschreven :

“Volkeren van Europa, bescherm jullie heiligste eigendom”

Rudolf Steiner heeft zich niet in positieve zin uitgelaten over Willem II. Maar een man die dergelijke tekening laat maken en schenkt aan een collega-keizer is geen oorlogsstoker. Wellicht te naïef om een goed staatsman te zijn, en veel te openhartig om op hoog niveau aan politiek te doen. Maar vaak heeft deze man blijk gegeven van beter inzicht in de internationale verhoudingen dan zijn kanselier of ministers. Maar ter wille van de collegialiteit in de regering heeft hij zich altijd geplooid naar het oordeel van zijn kabinet.
Het is de verdienste van een Engels schrijver, J. Daniel Chamier om een menselijk portret van deze man te schilderen (in 1934 : ”Fabulous Monster”, in het Duits vertaald onder de titel “Ein Fabeltier unserer Zeit”)

Het merkwaardige is dat ook Bernard Lievegoed wijst op een 800-jarig ritme van een verwoestende impuls uit het Verre Oosten. We hernemen een fragment dat ooit in De Brug 29 stond :

Bernard Lievegoed : “In een gesprek vertelde Steiner dat de werkelijke spanningen in de wereldpolitiek liggen tussen China en Amerika. Hij voorzag een strijd tussen beide landen, waarbij hij in het midden liet of die zich zou afspelen over Europa heen, dan wel over de oceaan. Voor ons valt te hopen dat het laatste het geval is, alhoewel Steiner enkele malen heeft gesproken over een verwoest Europa tussen 1950 en 2050. Mao Tse Toeng heeft natuurlijk een grote rol gespeeld in de versterking en centralisatie van China. Hij heeft vorm gegeven aan de Chinese Volksrepubliek die in 1949 werd opgericht en waarvan hij de voorzitter werd. Nu is het van belang te weten dat Mao zijn inspiratie heeft gehaald tijdens de grote tocht naar het Noorden, in Buiten-Mongolië, waar tegenwoordig de Mongoolse Volksrepubliek ligt.
Dat is een heel bijzonder gebied op aarde, waar heel sterke Marskrachten inwerken. Deze worden volgens een oude Chinese traditie elke achthonderd jaar actief. China heeft tegen deze Mongolenstormen zijn Chinese Muur gebouwd. De demonische Marskrachten in dat gebied nemen dan bezit van mensen en drijven ze tot gewelddadige overheersing. Er zijn een aantal momenten in de geschiedenis aan te wijzen waarop eerst China en later ook Europa vanuit het Oosten dreigden te worden overheerst. Op een voor een uiterlijke beschouwingswijze onbegrijpelijke manier werd vaak ingegrepen en het lot ten goede gekeerd.
Toen Attila na de slag op de Catalaunische velden bij Troyes in 450 werd teruggeslagen, lag voor hem de weg naar Zuid-Europa open. Hij trok naar Italië om het onverdedigde Rome te plunderen. De legende verhaalt hoe paus Leo de Grote hem tegemoet komt en Attila boven de paus een groot paard ziet, waarop de aartsengel Michaël zit. Attila schrikt daar zo van dat hij hals over kop naar Hongarije vlucht waar hij korte tijd later sterft. Binnen een jaar was er geen Mongool meer in Europa. De demonische Marskrachten kunnen niet worden verslagen door wapens, maar alleen door het licht van een christelijke ingewijde. Op het moment dat de demonische invloeden Attila hebben verlaten, vraagt hij zich af: Wat doe ik hier eigenlijk ? Terstond is de overheersingsdrang verdwenen en vlucht hij. Hetzelfde herhaalt zich 800 jaar later. Bij Breslau komen de Mongolen Europa binnen en verslaan alle Silezische ridders in de slag bij Liegnitz. De poort naar Europa ligt open. De dag na de slag echter trekt het leger zich in paniek terug en binnen drie maand was heel Rusland vrij van Mongolen. Een historisch raadsel. Het was ook hier een ingewijde die de demonische krachten tegemoet trad. Dat was de heilige Hedwig. Zij was familie van Elisabeth van Thuringen. Zij was getrouwd met graaf Wilhelm van Silezië. Met hulp van Cisterciënser monniken laat de graaf kloosters bouwen. In een van die kloosters leefde een abt die enkele malen naar Rome toog om te zeggen: "Hou toch op met die kruistochten. Het gevaar ligt niet in Palestina maar in Centraal-Azie". Iedereen verklaarde hem voor gek maar hij wist waar hij het over had. Innerlijk bereidde hij zich -samen met de heilige Hedwig- voor op de komst van de Mongolen. Het is het christelijke licht dat deze mensen uitstraalden dat de Mongolen de wijk deed nemen. Ook in onze tijd zou dus weer een Mars-inspiratie moeten uitgaan van het Mongoolse gebied. Mao heeft daar zijn inspiratie gehaald en ik houd het dan ook niet voor onmogelijk dat eens een nieuwe Mongolenstorm tot in Europa zijn uitwerking zal hebben. Wanneer je naar de uiterlijke politieke omstandigheden kijkt zul je misschien zeggen: waar haalt u het vandaan. Als je echter door de dingen heen kijkt en rekening houdt met geestelijke werkelijkheden is zoiets helemaal niet ondenkbaar.
Op deze gevaren moeten we voorbereid zijn. De demonische Marskrachten versla je niet met wapengeweld. Waar het om gaat is dat er een christelijke subcultuur ontstaat in Europa met krachten die opgewassen zijn tegen de demonen. Er moeten culturele eilanden komen waar mensen zijn die echt menen wat ze doen. Waar niet gewerkt wordt vanuit een systeem, omdat je daarmee zo handig kinderen kunt leren lezen en schrijven. Plaatsen waar menselijkheid is, waar tegenstellingen niet worden verdoezeld, maar waar mensen echt op elkaar ingaan. Als het zover is dat er een grote ingewijde zal zijn, zal hij zonder een subcultuur van het hart niet kunnen werken.”


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

De oorlog die eraan komt …

door Francis Delaisi

Vertaling door François De Wit die ook voetnoten en afbeeldingen invoegde.

Velen zullen menen dat het nonsens is om over een oorlog te spreken, over een oorlog die er misschien gaat komen. Want zo lang reeds zijn ze in slaap gewiegd door pacifistische dromerijen. Ze zijn zo vaak gewezen op de macht van de democratie en de parlementen die de oorlogszuchtige ambities van de regeringen wel in toom zullen houden. Zo vast ook vertrouwen ze op de grote massa die alleen maar vrede wil. Het is natuurlijk zo dat indien alles verliep zoals de eenvoudige man in de straat het wil, dan zou er niets te vrezen zijn. Het is duidelijk dat het Duitse proletariaat niet verlangt om zich op ons eigen proletariaat te werpen, dat de meerderheid van het Engelse volk alleen maar in alle rust op het veld, in de magazijnen en in de fabrieken wil werken. En ook de Fransen, of ze nu arbeider of boer, proletariër of bourgeois zijn, internationale socialisten of radicale patriotten, hebben maar één wens : vrede. Alles zou alleen maar goed kunnen gaan en we zouden op ons gemak kunnen zijn indien de volkeren werkelijk baas waren over hun eigen lot. Maar ongelukkig genoeg is geen enkel volk baas over zijn buitenlandse politiek. Dat is namelijk het exclusieve domein van een klein aantal staatsambtenaren die men diplomaten noemt. Deze uiterst verzorgde heren worden overal ter wereld gerecruteerd uit de land- en geldadel en ze zijn allen in de handen van de financiële of industriewereld en ijveren slechts voor de buitenlandse leningen en opdrachten van deze elite. Een ambassadeur inclusief zijn dure maatpak is vandaag niet meer dan een agent van de banken of van de grote handelsondernemingen. Men kan daartegen inbrengen dat boven de ambassadeurs toch de minister van Buitenlandse Zaken staat die dan weer verantwoording moet afleggen aan het parlement.
Maar wat stelt die verantwoording eigenlijk nog voor ?
Als een parlementslid een vraag stelt over één of andere buitenlandse aangelegenheid, dan antwoordt de regering altijd weer met dezelfde nietszeggende of plechtige verklaringen over het streven naar wereldvrede en het Europese evenwicht. En als er een concretere uitleg gevraagd wordt, dan kent men het antwoord al van te voren : staatsgeheim.
Dankzij dit systeem weten noch de volkeren, noch hun parlementen er iets van. En zonder dat ze het weten, kunnen ze door een paar mensen in de zwaarste conflicten en in oorlogen verwikkeld geraken.

Het geval Delcassé

Zo was het in 1905 met Delcassé die al tien jaar zonder onderbreking Frankrijks Buitenlandse Zaken leidde. Hij bezat zozeer het vertrouwen van de Kamer dat daar zonder discussie al zijn verklaringen aanvaard werden. Daardoor was die kleine man zo overmoedig geworden dat hij zelfs niet meer met zijn collega-ministers overlegde. Hij was het die in de jaren 1904 en 1905 in samenspraak met het Engelse kabinet zonder er iemand van op de hoogte te brengen, mee zijn best deed om Duitsland in te sluiten : hij probeerde Italië uit de Driebond los te weken, onderhandelde in Petersburg, intrigeerde in Constantinopel en was erop uit om het geïsoleerde Duitsland door Engeland, met steun van Frankrijk, te laten vernietigen.
Het duurde niet lang of Willem II kwam erachter en liet, zonder zich al te veel te bezinnen, door zijn ambassadeur een soort ultimatum overbrengen.
We herinneren ons nog de opwinding en de verbazing die zich toen meester maakte van het hele land. Op een mooie ochtend in juni verschenen de kranten met op de voorpagina een kaart van de grensstreek: langs weerskanten kleine zwarte rechthoekjes die de Duitse en Franse legereenheden voorstelden. En iedereen vroeg zich af of hij nu direct zijn geweer moest nemen om zich in de Vogezen de hersens te laten uitschieten.
In de Kamer heerste er een uur lang totale zinsverbijstering. De volksvertegenwoordigers begrepen dat er ergens een onbekende intrige moest aan de gang zijn want niemand kon zich voorstellen dat die Marokko-affaire zo’n groot belang kon hebben.

Engeland maakte geen aanspraak op Marokko, maar Frankrijk wel. In 1881 had het Tunesië bezet. Willem II was argwanend. Hij bezocht officieel Tanger in 1905. Daarop volgde zo’n heftige perscampagne in het Westen dat Theodore Roosevelt een conferentie organiseerde in Algeciras om een oorlog te verhinderen. Daar werd in 1906 bevestigd dat Marokko’s onafhankelijkheid door alle machten moest gerespecteerd worden. Maar de Franse regering liet Fez bezetten. Willem II beschouwde dat als een schending van het verdrag, hetgeen het ook was. Hij stuurde een oorlogsschip naar Agadir om de Duitse burgers en handelsbelangen te beschermen. Het scheelde maar een haar of er was toen al een oorlog uitgebroken tussen Frankrijk en Duitsland. - fdw

Men wilde onmiddellijk Rouvier interpelleren en diens regering laten vallen. Maar wie het meest uit de lucht viel was Rouvier zelf. Hij eiste onmiddellijk opheldering van Delcassé. Toen vond er in het Elysée een denkwaardige ministerraad plaats. Gedurende twee uur zette de grote staatsman voor zijn verblufte collega’s zijn intriges uiteen en drong er ten slotte onverstoord op aan om zijn politiek van insluiting van Duitsland verder te zetten, voor een militair bondgenootschap met Engeland en voor een oorlog tegen Duitsland. Het unaniem antwoord van het kabinet was het afzetten van deze gevaarlijke man en de relaties met Berlijn werden geleidelijk weer normaal.
Maar dat neemt niet weg dat één mens in staat was om zonder iemand iets te vragen een politiek te voeren die de levens van miljoenen mensen in gevaar bracht, dat hij een heel volk tegen zijn wil, tegen de wil van de Kamer en zelfs van de regering in een oorlog kon storten.
Men ziet daaraan hoe weinig het volk in een democratisch bestel baas is over zijn lotgevallen.

De koopbare pers

Als men denkt dat de kranten op dit gevaar hadden kunnen wijzen, dan moet men weten hoe de pers in het gareel wordt gehouden. In de eerste plaats worden alle telegrammen van het persbureau Havas – waaruit de kranten hun belangrijkste berichten halen – door het ministerie van Buitenlandse Zaken gefilterd. Daardoor worden ze zo nietszeggend dat de paar grote kranten die de buitenlandse politiek volgen, verplicht zijn om zich van andere persbureaus te bedienen. De “Matin” krijgt de telegrammen van de “Times”, de “Echo de Paris” die van de “Daily Telegraph” enz. Maar allemaal betrekken ze hun nieuws van Engelse bronnen, zodat men in Frankrijk alleen maar de Engelse klok te horen krijgt. Wat dan betreft de eigen artikels en commentaren, dat gaat zo : in het ministerie van Buitenlandse Zaken is een persruimte. Daar ontvangt iedere dag een zeer beminnelijk ambtenaar de journalisten. Uiterst hoffelijk zet hij uiteen wat ze moeten denken van de buitenlandse politiek. Natuurlijk vertelt hij niets wat niet overeenkomt met het standpunt van de minister. Alle kranten herhalen dat dan braaf de volgende morgen en de grote massa gelooft wat ze zo voorgeschoteld krijgt want ze heeft geen andere mogelijkheid om zich te informeren.
Om een idee te geven van hoe weinig de publieke opinie geïnformeerd is : de Russisch-Japanse oorlog brak uit op hetzelfde moment dat de kranten verkondigden dat een conflict onmogelijk was. Op dezelfde manier dacht iedereen dat de Marokko-kwestie onbelangrijk was, tot ze ons opeens op de rand van een oorlog bracht.

Het gevaar bestaat reëel

We spreken hier niet over een verre toekomst.
Want juist nu (1910) begint de oude intrige van Delcassé opnieuw. Alles is klaar om de truk van 1905 te herhalen, een vreselijke oorlog tussen Engeland en Duitsland doemt op. Overal ter wereld komen deze tegenstanders in botsing en dreigen elkaar. De onderhandelingen over de Bagdadlijn en de versterking van Vlissingen hebben onlangs getoond hoezeer de zaken al toegespitst zijn. Maar de twee machten hebben de hulp van Frankrijk nodig om de strijd in hun voordeel te beslechten. Duitsland heeft niet genoeg geld en heeft ons kapitaal nodig; Engeland heeft geen algemene dienstplicht en heeft ons leger nodig. Op een bepaalde manier zou onze regering meester zijn van de situatie, ze moet alleen maar aan Georg V soldaten weigeren en aan Willem II ons goud en de vrede zou zo goed als verzekerd zijn. Maar nu onderhandelt Cruppi over een militaire overeenkomst met Engeland ! Komt het tot een handtekening dan vloeit daar voor ons de verplichting uit voort om ons op de Belgische laagvlaktes de schedel te laten inslaan om voor Londen het bezit van Antwerpen te verzekeren. Daarmee stellen wij ons tegelijk bloot aan de verschrikkingen van een Duitse invasie. En het ergste van de zaak : alle buitenlandse kranten staan vol van deze nieuwe militaire overeenkomst, alle grote Franse kranten geven de commentaren van de buitenlandse pers, en geen enkele heeft gewaagd om te beweren dat de informatie vals is, maar in Frankrijk is alles stil; geen volksvertegenwoordiger die recht staat om van de regering een dementi of een verklaring te eisen. Geen enkele socialistenleider was moedig genoeg om de minister te interpelleren over deze ernstige zaak. Slechts van één kant werd op het gevaar gewezen. De delegué op het laatste internationale congres van de metallurgie, Merrheim, van de Compagnie Générale Transatlantique, die met eigen ogen heeft kunnen zien hoe het Duits-Engels conflict zich al toespitst, heeft na zijn terugkeer uit Birmingham daarover gesproken in de “Vie Ouvrière”. Maar niemand vond het de moeite waard om er nota van te nemen.

Handelsoorlogen

Vroeger, toen de staten nog hoofdzakelijk een boerenbevolking hadden en hun leiders een agrarische politiek voerden, was het doel van alle volkeren om hun landbezit te vergroten. De conflicten waren toen grensconflicten en de oorlogen annexatie- en veroveringsoorlogen. Napoleon nam België, Bismarck nam Elzas-Lotharingen enz.
Vandaag is dat anders. De grote Europese naties worden beheerst door zakenlui, banken, industriëlen, exporteurs. Hun doel is overal afzetmarkten te vinden voor hun staal, katoen, kapitaal. Waarover men in de hele wereld twist, dat zijn spoorlijnbestellingen, leningen, mijnconcessies. En als toevallig twee rivaliserende groepen niet overeen kunnen komen, dan grijpen ze naar de wapens. Zo was het toen in 1895 de Japanners met de Chinezen slaags raakten over de uitbuiting van Korea; in 1898 toen de Amerikanen met de Spanjaarden vochten over Cuba; 1899 toen de Engelsen de Boeren overvielen om de mijnen in Transvaal te bemachtigen; 1900 toen enkele Europese mogendheden China spoorwegen wilden opdringen en 1904 toen Japanners en Russen elkaar 18 maanden lang uitmoordden om uit te maken wie Mandsjoerije zou mogen exploiteren.
Vijf oorlogen in 10 jaar tijd, echt een triomf voor het pacifisme. Al deze bloedige oorlogen brachten de overwinnaar geen gebiedstoenamen. Mandsjoerije behoort nog altijd tot China, China bleef zelfstandig, Zuid-Afrika is een politiek onafhankelijke staat en Cuba is een onafhankelijke republiek. Maar de spoorlijnen in die landen, de leningen, de tolkantoren vormen de buit van de veroveraar. Onze grote geldoligarchieën van vandaag zoeken geen onderdanen meer maar klanten. Zij voeren geen patriottische oorlogen zoals dat vroeger mode was. Zij zijn zakenlui en de oorlogen die zij voeren zijn handelsoorlogen.

De Engelse industrie tegen de Duitse

Nu echter bereidt zich een conflict voor waartegen het bloedbad van de Russisch-Japanse oorlog maar een kinderspel zal blijken te zijn. Over de hele wereld bestrijdt het Engelse kapitaal het Duitse. Dat moet onvermijdelijk leiden tot oorlog – tenzij de arbeidersklasse in beide landen zich daartegen verzet. Gedurende de hele 19de eeuw was Engeland zonder tegenspraak heer en meester van de industriële wereld. Men sprak van een berg staal bovenop een berg steenkool.
Het had in overvloed het ijzer waarmee men machines maakt en de steenkool om deze te laten draaien. Aldus kon het vóór alle andere naties een onvergelijkelijke industriële ontwikkeling doormaken en als eiland had het alle troeven om een superieure zeemacht uit te bouwen. Zo kwam het dat een eeuw lang de weverijen van Manchester en de metaalfabrieken van Birmingham hun producten over de hele wereld konden afzetten en zonder al te veel inspanningen geweldige kapitalen konden opbouwen. Alleen Frankrijk vormde nog een zwakke concurrent. Maar uiteindelijk deed Frankrijk – of liever : de oligarchie die Frankrijk beheerst- in 1898 afstand van iedere pretentie nog langer een grootmacht te zijn n.a.v. het Fashoda-incident.

Kitchener had in 1898 Soedan veroverd. Er zat een Frans garnizoen in Fashoda aan de Witte Nijl, 900 km ten zuiden van Khartoem. Het kwam tot een conflict. De Fransen trokken zich terug maar tot 1904 bleef er een toestand van vijandschap bestaan tussen de twee landen. - fdw

Engeland was nu onbetwistbaar heerser over alle wereldmachten. Toen trad tegen alle verwachting een nieuwe concurrent op het voorplan. Tot 1870 was Duitsland bijna uitsluitend een landbouwland. Maar de bodem is er niet erg vruchtbaar en ieder jaar emigreerden rond de 300.000 Duitsers naar Amerika en waren voor het vaderland verloren. Na de oorlog van 1870 kwam daar geleidelijk verandering in. Onze chauvinisten hebben altijd hun best gedaan om Bismarck voor te stellen als een kerel die van ’s morgens tot ’s avonds plannen aan het smeden was hoe hij zijn ulanen op Frankrijk zou kunnen loslaten. In werkelijkheid had hij maar één doel : de Duitsers naar het voorbeeld van de Engelsen tot een industrievolk te maken. Aan de Rijn, in Westfalen, Sachsen, Silezië ontstonden hoogovens, ijzergieterijen en staalfabrieken. Miljoenen spindels begonnen in spinnerijen te draaien en grote weverijen, chemische bedrijven en scheepswerven sprongen als het ware uit de grond. Nieuwe spoorlijnen werden aangelegd en rivieren gekanaliseerd. De havens werden met alle infrastructuur uitgebouwd, grote bedrijven vestigden zich en spoedig ontstond een altijd groeiende handelsvloot die de Duitse vlag en Duitse waren op alle continenten uitdroegen.
Nu begon men in Engeland onrustig te worden. Eerst had men met een verachtelijk lachje gekeken naar de inspanningen van die lompe Duitsers die de Engelse industrie wilden nadoen. Men verzekerde en geloofde ook dat de Duitsers alleen maar tweede keus materiaal konden afleveren. Om zich daartegen te beschermen werd er een wet uitgevaardigd dat alle waren van Duitse oorsprong de stempel “Made in Germany” moesten dragen. Zo hoopte men de producten van de rivaal in miskrediet te brengen. Groot was echter de verbazing toen men ontdekte dat een groot aantal prima producten waarvan men dacht dat het Engelse waren, ineens uit Westfalen bleken te komen. De handige Duitsers werkten beter en goedkoper dan de Engelsen. En in plaats van ze in diskrediet te brengen had men ze nu nog een kwaliteitslabel bezorgd. In alle Engelse fabrikantenmilieu’s heerste er ontzettende woede. Daarbij kwamen uit alle delen van de wereld verontrustende berichten. De Engelse consuls die de internationale handel bewaakten, stelden overal de aanwezigheid vast van Duitse handelsreizigers, ingenieurs, ondernemers die opdrachten, concessies en leningenovereenkomsten loskregen. Overal ging de Engelse afzet trager terwijl de Duitse sprongsgewijs toenam.
Natuurlijk ondersteunde de Duitse diplomatie deze inspanningen van Duitse kooplui en bankiers zo veel ze kon. Overal zetten ambassadeurs en consuls zich in om concessies en opdrachten voor hun industrie binnen te rijven. Er werden kolonies in Afrika in bezit genomen, spoorlijnen door China aangelegd, mijnen in Chili operationeel gemaakt enz.
Vooral in Turkije wilde Duitse ondernemerszin een voet aan de grond hebben. In 1903 verkreeg Willem II van sultan Abdoel Hamid de concessie voor de bouw van de Bagdadlijn waar op dit ogenblik terug zoveel over te doen is. Het gaat hier om een spoorlijn van 2800 km van Istanboel tot de Perzische Golf, een onderneming van 1 miljard. Men kan gemakkelijk uitrekenen welke ongelooflijke winsten daarmee in de zakken van Duitse banken en industriëlen zou terecht komen. Maar nu zou deze Duitse spoorlijn in Mesopotamië eindigen in een gebied dat de Engelsen als hun eigendom beschouwen. En via deze spoorlijn zouden ook Turkse troepen op korte tijd in de buurt van Indië kunnen geraken en zo de Engelse heerschappij aldaar bedreigen.

Het appél aan de kanonnen

Nu begon men zich in Engeland pas goed zorgen te maken en de eerste verbazing der Engelse fabrikanten over de concurrent veranderde al vlug in onrust en woede.
Inderdaad wordt vandaag overal ter wereld, in de Balkan, in Turkije, in Perzië, China, Centraal-Amerika, Brazilië, Argentinië, Chili, een stille maar verbeten strijd uitgevochten tussen Engelse en Duitse grootbanken, tussen Engelse en Duitse kooplui en tussen Engelse en Duitse zware industrie. Om tenminste de koloniale handel enigszins te verzekeren, probeert Chamberlain, de leider van de Birminghamse metaalindustrie, ook voor Groot-Brittannië tolbarrières in te voeren, maar de Engelse arbeiders verzetten zich omdat het voor hen de levensduurte zou doen toenemen. Onder deze omstandigheden zagen de Engelse kapitalisten nog maar één mogelijkheid om met de onverwachte rivaal af te rekenen. Aangezien het met vreedzame middelen niet scheen te lukken om de concurrent terug te dringen, moeten de Dreadnoughts helpen, het appèl aan de kanonnen. De Engelse regering is onverwijld en met uiterste consequentie met de voorbereidingen begonnen. Zo zien we hoe in onze kapitalistische tijden het de rivaliteit tussen financiële groepen is die de volkeren tot de oorlog brengt.

De grote oorlogsschepen uit die tijd, de zgn. Dreadnoughts.

Omsingeling in het Dreadnought-tijdperk

Engeland, dat zich in de industriële tweekamp verslagen voelde, begon voorbereidingen te treffen voor een beslissende slag met de wapens. Ten eerste probeerde het met een systeem van ententes en bondgenootschappen Duitsland in te sluiten zodat het op de beslissende dag geïsoleerd zou staan en van niemand militaire of financiële steun zou krijgen.
Daarom zocht Edward VII in 1903 terug toenadering tot Frankrijk en legde de basis van de Entente Cordiale door Frankrijk de vrije hand te laten in Marokko. Spoedig daarna verzoende het zich met de Russische tsaar door enkele concessies in Perzië en op de Balkan toe te staan. Dan probeerde het Italië los te weken uit de Driebond en in Hongarije de traditionele haat t.o.v. de Duitsers aan te wakkeren. Zelfs de Jongturken werden door raad en geld zover gebracht dat ze Abdoel Hamid verdreven, wiens vriendschap met Willem II te bedenkelijk was geworden. Zo zag men de dag tegemoet dat Duitsland, door vijandige machten omringd, alleen tegenover zijn vijand zou staan.
Ten tweede begon men tezelfdertijd in Londen met geweldige bewapening. Men begon de eerste Dreadnoughts te bouwen, imposante schepen van 18 tot 20, zelfs 22 duizend ton, met pantsertorens waaruit 34cm kanonnen de vreselijke Meliniet-granaten tot 9 km ver konden schieten. Daarenboven werden bijna alle Engelse pantserschepen in de thuishavens geconcentreerd om in de Noordzee vlugger tegen Duitse flottieljes te kunnen ingezet worden. De publieke opinie werd door schitterende vlootparades opgezweept en door het prikkelen van de nationale trots werden de enorme kosten van het nieuwe vlootprogramma zonder morren geslikt.
Tenslotte liet men uit alle kolonies en nederzettingen journalisten en ministers komen om hen uit te leggen dat de Engelse positie in de wereld bedreigd werd en om hen erop voor te bereiden dat ook de kolonies moesten bijdragen in de kosten voor de nieuwe bewapening. Alle krachten van het Engelse wereldrijk op de vijf continenten zijn vandaag op grote schaal voor de oorlog voorbereid.
Geconfronteerd met deze bedreiging kon Duitsland natuurlijk ook niet werkeloos toezien. Dertig jaar lang dacht men dat het gevaar alleen van Frankrijk of Rusland kon komen en had daarom alleen het landleger versterkt. Nu sloeg ineens de Keizer alarm. En spoedig kwam het nieuwe vlootprogramma op gang. Aanvankelijk werd het door het parlement niet begrepen en afgewezen. Maar door de propaganda van de Vlootvereniging zagen kooplieden, industriëlen en bankiers het dreigende Engelse gevaar onder ogen. Nu volgde het ene vlootprogramma het ander op. Na de Dreadnoughts kwamen de super-Dreadnoughts, en een koortsachtige bedrijvigheid ontspon zich op de werven van Bremen, Hamburg, Kiel, Stettin. In 1914, als alle plannen voltooid zijn, zal Engeland 30 en Duitsland 26 Dreadnoughts bezitten, de krachten zijn dus ongeveer gelijk.

De industriële oorlog

Om deze oorlog te begrijpen moet men enkele traditionele begrippen overboord gooien. Het gaat er niet om dat Engeland met 100.000 man Duitsland binnenvalt. Ook Duitsland van zijn kant gaat dat niet doen. Met de moderne vloot op zee is dat trouwens zo goed als onmogelijk en het zou ook tot niets leiden. In deze oorlog wil men immers geen annexatie doorvoeren of gebied veroveren. Daarom keert men terug tot de oude gebruiken van piraterij en blokkade. Wat Engeland wil is de Duitse industrie vernietigen, en het beste middel daarvoor is zijn grondstoffeninvoer te beletten en de uitvoerhavens te blokkeren.
Dat schijnt niet onuitvoerbaar te zijn. De grote fabrieken aan de Rijn, in Sachsen, in Silezië, al de ijzergieterijen, spinnerijen en weverijen die zo vreselijk concurreren met de heren in Birmingham en Manchester, wat verwerken die ? IJzererts uit Zweden en Spanje, katoen uit Amerika of Egypte, wol van de Kaap, Australië of Argentinië. En al deze onmisbare grondstoffen komen van overzee, voornamelijk via de havens van Bremen en Hamburg. ( … )
Stelt men zich even voor dat deze beide havens en de naburige havens door een Engelse vloot geblokkeerd worden : onmiddellijk gedaan met ijzererts, katoen en wol. Wat nog geproduceerd kan worden, kan niet meer geëxporteerd worden en stapelt zich op in de pakhuizen. Graan en vlees dat in massa uit Amerika geïmporteerd worden, kunnen niet meer binnen, de prijs van de koloniale waren stijgt. Ellende en nood beginnen almaar meer op de hele bevolking te drukken.
De industrie zal proberen om import en export over land te organiseren, langs de spoorlijnen en havens van neutrale landen, bvb. Duinkerke, Genua, Triest. Maar men moet bedenken dat dan de kost voor transport gevoelig stijgt en de concurrentiepositie daardoor verzwakt. Als we aannemen dat de Engelse scheepvaart –wat hoogstwaarschijnlijk het geval zal zijn – niet op grote schaal door de Duitsers gehinderd wordt, dan zullen de Engelse waren geleidelijk terug op de eerste plaats komen in de wereldhandel. Daarenboven zal de Engelse regering van de gunstige militaire situatie gebruik maken om met verschillende landen verdragen en overeenkomsten te sluiten, leningen te garanderen, concessies binnen te halen, en overal aaneengesloten interessesferen te creëren zoals bvb. al in Egypte en Marokko. Als dan de oorlog beëindigd is, zal de Duitse industrie alle plaatsen bezet vinden en wordt haar ontwikkeling met een eeuw teruggedraaid. Het sperren van de Noordzeehavens is dus het doel van de komende oorlog.

De Engelse maneuvers

Men moet nu niet komen aandraven met : dit zijn hypothesen, goed overdacht, maar waarschijnlijk blijven het toch maar hypothesen !
Ik vraag u : wat was twee jaar geleden het thema van de grote Engelse vlootmaneuvers ? Het onderscheppen van handelsschepen op het traject Spanje – Ierland. Op deze langgerekte route had de admiraliteit een massa pantserschepen en kruisers verdeeld om de ingang van het Nauw van Calais af te sluiten. En alle Engelse handelsschepen die er passeerden – in geval van oorlog zouden het natuurlijk Duitse geweest zijn – werden tegengehouden en geënterd. Gelijkaardig was het thema van de maneuvers van vorig jaar : een vijandelijke vloot in de Atlantische Oceaan wil zich verenigen met een vloot in de Noordzee en de Engelse vloot in het Kanaal moest dat verhinderen.
Het is bekend dat ondanks scherpe bewaking het eskader dat van Bremen kwam en dat de Duitse vloot moest spelen, er toch in slaagde om door het Nauw van Calais te geraken.
Gans Engeland beefde toen van angst en het gevolg was de toestemming om nog vier extra pantserschepen te bouwen ! Volgens de Engelse admiraliteit zelf is het doel van de volgende oorlog : het afsluiten van de Noordzeehavens en de vernietiging van de Duitse handelsvloot om zo de grondstoffenaanvoer van de Duitse industrie en haar export onmogelijk te maken. Het zou dus om een blokkade gaan zoals ten tijde van de grote strijd tussen Napoleon en Engeland. Vanuit dit gezichtspunt zal men ook de rol verstaan die Frankrijk bij deze strijd op leven en dood dient te spelen.
Nemen we aan dat het Engelse kabinet het licht op groen zet : op een donkere nacht stoomt een Engelse vloot naar de monding van de Elbe en een andere vloot naar de monding van de Wezer om zowel Hamburg als Bremen te blokkeren. Tegelijkertijd houdt een vloot van kruisers tussen Schotland en Noorwegen de wacht en onderschept alle handelsschepen richting Duitsland. Gaat de keizer het hierbij laten ?

Duitslands uitvalspoorten

Behalve Bremen en Hamburg beschikt Duitsland in feite over nog twee andere havens : Rotterdam en vooral Antwerpen. Rotterdam ligt niet ver van de Rijnmonding en is de haven voor duizenden schepen die de Rijn opvaren en volledig Rijnland en Westfalen bevoorraden.
Van Antwerpen is de weg naar Essen veel dichter dan vanuit Bremen. De Rijnlandindustrie krijgt een groot deel van haar grondstoffen via Belgische spoorwegen en Belgische kanalen. En het grootste deel van de export gaat eveneens via Antwerpen. Zo zijn Rotterdam en Antwerpen twee grote overslagplaatsen geworden van de Duitse industrie. Economisch gezien zijn het Duitse steden. Staatkundig behoren ze tot twee andere staten, Rotterdam bij Nederland, Antwerpen bij België. Dit is een feit van immense betekenis.
Wat gaat immers Duitsland doen als de oorlog uitbreekt ? Al zijn schepen die zich op dat moment in vreemde havens bevinden gaan zich ontnationaliseren en onder een neutrale vlag verder varen naar Rotterdam of Antwerpen. De Engelse oorlogsschepen kunnen daar niet veel tegen doen vermits het officieel om schepen uit neutrale landen gaat die naar neutrale havens varen.

Delhaisi dacht dat de Engelsen zich gingen houden aan het internationaal recht maar toen de oorlog eenmaal uitgebroken was, hadden de Engelsen daar lak aan en beletten ze ook de neutrale schepen om naar Duitse havens te varen. - fdw

Op de kaaien van Antwerpen gaan deze schepen hun waren uitladen en dan bereiken ze langs de Belgische binnenvaart de Duitse industrie. Omgekeerd gaan de Duitse exportwaren onder het oog van de Engelse kanonnen de haven van Antwerpen verlaten.
De betekenis van beide havens is dus duidelijk. De keizer zal er alles aan doen om ze open te houden terwijl de regering van Georg V haar best gaat doen om ze te sluiten.

De Belgische neutraliteit

Bij Rotterdam zal het eerste wellicht niet al te moeilijk zijn. Nederland bevindt zich al lang in de Duitse invloedssfeer. Bijna de volledige handel is op Duitsland georiënteerd. Zijn spoorlijnen staan onder controle van Berlijn en de regering volgt graag de suggesties van Willem II. In geval van conflict zullen waarschijnlijk alle versterkte plaatsen en de havens van Holland aanstonds door Pruisische troepen bezet worden, zonder dat men eerst om toestemming gaat vragen. Engeland kan het land dan als oorlogvoerende partij beschouwen en proberen om met wapengeweld in bezit van Rotterdam te komen. Bij Antwerpen is dat anders. België is zoals bekend een neutraal land. Door plechtige verdragen zijn alle aangrenzende machten overeengekomen om in geval van oorlog het grondgebied te respecteren. Als één macht zou proberen om met zijn troepen door het gebied op te rukken, dan zijn de garanderende staten verplicht deze poging met de wapens te verhinderen.

In een volgende Brug zullen we zien hoe het zit met die verdragen over de Belgische neutraliteit - fdw

Hier ligt een grote moeilijkheid voor Engeland. Want als het de haven van Antwerpen wil sluiten, zou het onder verdragsbreuk in België binnendringen en de andere machten tegen zich krijgen. Maar er is een mogelijkheid om dit probleem te omzeilen. Antwerpen ligt namelijk niet aan zee. Het is zoals Rouen, Nantes of Bordeaux een rivierhaven die zich 70 km stroomopwaarts bevindt. Om de toegang tot de haven onmogelijk te maken, moet men geen troepen aan land zetten, een vlooteskader vóór de monding van de Schelde volstaat.

De versterking van Vlissingen

Hier komt een andere moeilijkheid om de hoek kijken.
De monding van de Schelde bevindt zich op Hollands gebied en wordt beheerst door het stadje Vlissingen. En nu heeft de regering van koningin Wilhelmina beslist, ogenschijnlijk onder invloed van Willem II, om deze plaats te versterken. U ziet het al voor u : de monding van de Schelde beschermd door sterke kustbatterijen en een Duitse vloot onder die bescherming voor anker. Daarmee worden de Engelse Dreadnoughts efficiënt op afstand gehouden en kan de scheepvaart van en naar Antwerpen ongestoord doorgaan.
Men verstaat direct welk een ergernis het bericht van de geplande versterking in alle Engelse officiële instanties opwekte. Niet dat Vlissingen op zich een bijzondere betekenis heeft. Maar het is de sleutel tot de haven van Antwerpen en als Antwerpen niet afgesloten kan worden, valt de Engelse blokkade van de Duitse handel in het water.
Dadelijk begon de Engelse pers met dreigementen tegen Holland. De “Times”, het orgaan van Buitenlandse Zaken, drukte het zo uit : “Een versterking in Vlissingen is een pistool gericht op het hart van Engeland.”
Onder de indruk van de dreigementen heeft de Hollandse regering teruggekrabbeld, het plan is nog niet ten uitvoer gebracht. Maar de vraag is vanaf nu aan de orde en één van de zwaarste politieke problemen voor Europa. Als Engeland Duitsland wil overwinnen, dan moet het de haven van Antwerpen kunnen afsluiten en als Duitsland zich tegen dit Engels plan wil verzetten, dan moet het Antwerpen open houden. Voor beide landen is het een vitale kwestie. Antwerpen zal beslissen over het lot van beide rijken en in de Belgische laagvlakten zal de dobbelsteen vallen die beslist welke macht de Oude Wereld economisch zal domineren. Maar de neutraliteit van België is ook door Frankrijk gewaarborgd. En daarom zal ieder van beide machten proberen om ons ook in dat gevaarlijk conflict mee te sleuren. Wij zouden kunnen zeggen : laat Engeland en Duitsland maar vechten als ze dat echt willen, wij hoeven er ons niet mee te moeien en kunnen neutraal blijven. – Hoe verstandig dat op zich ook is, dat is spijtig genoeg zeer moeilijk. Want de twee tegenstanders willen ons in het conflict meetrekken. Zoals gezegd heeft Engeland ons leger nodig en Duitsland ons geld. Hier ligt de reden voor de chauvinistische oprispingen waarvan onze pers nu zo bol staat. En dat is nog maar een begin. Maar een reden te meer om de hele situatie met helder verstand en ongeëmotioneerd te bestuderen.

Engeland heeft ons leger nodig

Om de Duitse industrie uit te hongeren moet Engeland dus absoluut Antwerpen blokkeren. Maar het is zeker dat de Duitse keizer dat niet zomaar laat gebeuren. Bij het eerste teken van een open oorlog – zelfs vóór de officiële oorlogsverklaring – zal waarschijnlijk een Duits vlooteskader onder bescherming van de Hollandse kustbatterij in Vlissingen voor anker gaan; een Pruisisch legeronderdeel zal in ijltempo naar Antwerpen oprukken om de stad te bezetten. Als het plan lukt dan moet Antwerpen door Engeland over land genomen worden.
Dat verandert de hele situatie : naast de maritieme blokkade ontstaat nog een continentale oorlog. Daarom moet Engeland zijn troepen kunnen aan land zetten, moeten deze troepen de Pruisen de weg afsnijden en terug over Rijn en Maas werpen. Vanuit dit standpunt heeft de grote Engelse generaal Lord Kitchener gezegd : “ De grens van het Engelse Rijk in Europa is niet het Nauw van Calais maar de Maaslinie.” – Een merkwaardig woord dat toont wat men zich in Engeland aantrekt van de Belgische neutraliteit.

De schending van de Belgische neutraliteit was voor de Engelsen nooit de echte reden om ten oorlog te trekken want even later bezetten ze zelf het eiland Lesbos en (samen met de Fransen) Thessaloniki in het (toen nog altijd) neutrale Griekenland om tegen de Bulgaren te kunnen oprukken. Dit land werd dan nog verplicht om de controle over post, telegraaf en spoorwegen aan de bezetter over te dragen ! Hoe vaak worden wij herinnerd aan deze schending van het internationale recht ? - fdw

De moeilijkheid voor Engeland is nu : met welke troepen gaat het die linie bezetten ? In Engeland bestaat er, zoals bekend, geen algemene dienstplicht. Van alle Europese volkeren heeft alleen Engeland zijn burgers de zware last van een volksleger bespaard. Machtig door zijn geweldige vloot, kon het tot hiertoe volstaan met een klein beroepsleger en een reserve van 200.000 vrijwilligers, brave jongens zonder veel inzet of discipline, over wier geringe waarde zich onlangs Oorlogsminister Haldane zelf uitgesproken heeft. Men herinnert zich de povere prestaties van dit leger tegen de Boeren in Transvaal. En in een oorlog tegen Duitsland staat dit leger niet tegenover dappere maar ongedisciplineerde boeren zonder militaire opleiding. Nee, dit keer is het het best uitgeruste, best geschoolde en best georganiseerde leger van Europa. Stelt u zich dit leger eens voor tegenover de “vrijwilligers” van Londen, geleid door parade-officieren, allen met een opleiding van zes weken. De Engelse generale staf weet dit en heeft alarm geslagen. De hoogste legerleider, Lord Roberts, heeft in het parlement verklaard : “Onze huidige situatie kan alleen verbeterd worden door invoering van de algemene dienstplicht.”
Spijtig genoeg is dat middel niet naar de smaak van het Engelse volk. Dat heeft het altijd als een onschatbaar voordeel beschouwd om niet twee jaar van zijn leven in een kazerne te moeten doorbrengen met vermoeiende en niets-opbrengende oefeningen. De chauvinistische ideeën zijn in Engeland zeker zo sterk als in Frankrijk maar de Engelse chauvinist kan gemakkelijk imperialistische slogans roepen : hij weet dat hij toch nooit zijn bloed zal moeten vergieten voor de eer en glorie van het Britse Rijk. Indien echter het bevel zou komen om geweer en ransel op te pakken om zich in de Belgische laagvlakten de schedel te laten inslaan, dan zou de politiek van de Engelse chauvinisten waarschijnlijk veel aanhangers verliezen.
Liberalen en conservatieven in Engeland hebben deze sterke weerstand in het volksgevoel begrepen. Ze hebben begrepen dat bij een verplichte algemene dienstplicht hun oorlogspolitiek bij de Engelse burgers voorgoed in ongenade zou vallen. Na enkele vruchteloze pogingen in de Senaat heeft men daarom het plan opgegeven.

Om vrijwilligers te kunnen ronselen moesten de sentimenten opgezweept worden. De staatssecretaris van Oorlog Kitchener was sceptisch en verwachtte in de eerste zes maand maximum 100.000 vrijwilligers en in totaal een kleine 500.000. De eerste maand alleen al kwamen er een half miljoen ! (Taylor, blz. 53)

Maar dat neemt niet weg dat de Engelse troepen toch België moeten kunnen bezetten om de Duitsers terug over de Maas te werpen. En omdat ze er zelf geen hebben, denken ze aan Frankrijk : “Wij hebben geen soldaten, Frankrijk daarentegen heeft er genoeg. Die hebben een talrijk, goed uitgerust en goed opgeleid leger dat wel tegen de Duitsers kan vechten. De Fransen zijn dapper en oorlogszuchtig; ze houden van oorlog en weten hoe ze die moeten voeren. Als we hen met woorden als "nationale eer” en “hogere belangen van vaderland en cultuur” kunnen opzwepen, dan zullen ze wel uitrukken. De Franse democratie is toch maar een mooie façade. In werkelijkheid wordt dit land door een minderheid van bankiers en industriëlen geregeerd die pers en politici in hun zak hebben. Met deze minderheid moeten wij onderhandelen. We beloven hen enkele grote oorlogsleningen waarmee hun banken vette commissies binnenrijven. We geven hen enkele bankconcessies in Turkije, enkele ondernemingen in Syrië, Ethiopië en Marokko en zij zullen dan wel voor enkele miljoenen het Franse leger met huid en haar uitleveren. – Zo hebben de Engelsen gedacht en hun politici zijn aan het werk getogen. Spoedig na het einde van de Boerenoorlog kwam in 1903 Edward VII naar Parijs en al de brave mensen die kort daarvoor nog “Leve Kruger” geroepen hadden, kregen nu van de media te horen dat ze “Leve Engeland” moesten roepen.
Om zijn erkentelijkheid te tonen liet het Londense kabinet ons in ruil voor onze afstand van Egypte waar wij de financiële controle over hadden, zeer grootmoedig Marokko, dat hen zelfs niet toebehoorde. En op alle officiële banketten begeesterde men zich voor de “Entente Cordiale”. Maar daar bleef het niet bij.
Delcassé’s poging om ons in een oorlog met Duitsland te betrekken was geëindigd met zijn politieke nederlaag. Daaruit leerde Engeland dat het behoedzaam moest te werk gaan. Het wachtte tot de vriend en drinkebroer van Edward VII terug aan de macht was gekomen. Als door een toeval is hij nu minister van Zeevaart geworden. En nog eens als toevallig werd onmiddellijk na zijn indiensttreding bekend dat tussen Londen en Parijs onderhandelingen aan de gang waren over een militair bondgenootschap. Natuurlijk zal dit bondgenootschap “defensief” zijn.
Het is immers een koud kunstje voor Engeland om Duitsland te dwingen de oorlog te verklaren, door de blokkade van Antwerpen. En dan zijn het de Fransen die zich op de Belgische slachtvelden moeten laten neerschieten, deze keer niet “pour le roi de Prusse” maar voor de koning van Engeland. Dat zijn de machinaties die tegenwoordig onder de mantel van diplomatiek overleg aan de gang zijn terwijl de parlementen zwijgen. Engeland heeft op het vasteland altijd vreemde soldaten nodig gehad. Vroeger, in de tijd van Napoleon I heeft het Oostenrijkse en Pruisische troepen betaald om tegen Frankrijk te vechten, vandaag is het de Franse soldaat die tegen Duitsland moet vechten. De rollen zijn omgekeerd maar het toneel blijft hetzelfde. De vraag is of wij zullen meespelen.

Frankrijk en Duitsland

Ik ken vele brave Fransmannen die echt denken dat de keizer iedere morgen bij het ontbijt zit te overleggen of hij nu toch niet de mobilisatie zou afkondigen en zijn ulanen op Nancy loslaten … Ze geloven dat men in Duitsland aan niets anders denkt dan aan een overval op ons land. En men moet toegeven : het overgrote deel van de kranten doet zijn uiterste best om dat beeld overeind te houden. Onze zware industrie, op jacht naar altijd meer bestellingen voor kanonnen en pantserschepen, die hun aandeelhouders altijd weer rijker maken, beseft maar al te goed : zonder de vrees voor de Duitse bezetter zou het dividend van de firma Creusot kelderen.
In Duitsland is het niet anders. Iedere keer als Bismarck of zijn opvolger er in de Reichstag een nieuw zevenjaarsplan voor bewapening wil doorkrijgen, dan neemt men een paar Franse artikelen uit de “Patrie” over of een redevoering van Déroulède en stelt het voor alsof heel Frankrijk alleen maar aan revanche denkt. Zo bereikt ook de Duitse zware industrie alles wat ze wil (Men moet niet vergeten dat de keizer hoofdaandeelhouder van Krupp is). Het is langs beide zijden hetzelfde spelletje met dreigende woorden en retorische werkingen. Hoe kan men uitmaken of deze dreigingen reëel zijn of alleen maar bluf van de zware industrie ? Daarvoor volstaat een precieze blik op de economische belangen van beide machten. In Duitsland zowel als in Frankrijk, zoals overigens in alle grote staten, zijn het niet de grillen van de monarch die de buitenlandse politiek bepalen, maar de interesses van de economische zwaargewichten.

Is er een Duits-Franse conflictstof ?

Sinds meer dan 40 jaar hebben de Duitsers meer dan gelegenheid genoeg gehad om ons aan te vallen en te overwinnen. Als ze het niet gedaan hebben, dan was dat niet uit sympathie voor ons, maar omdat hun natie met inzet van al haar krachten bezig was om zich te industrialiseren. Ik heb in mijn boek “La Force Allemande” uiteengezet door welke geduldige, ononderbroken en methodische inspanningen dat gelukt is. En dat heeft de Duitsers tot rivalen van de Engelsen gemaakt. Maar bestaan er tussen hen en ons ook werkelijke strijdvragen ?
Economisch gezien verkoopt Duitsland ongeveer even veel aan Frankrijk als het van haar inkoopt. Sedert 20 jaar zijn import en export van beide landen ongeveer in evenwicht. Anderzijds verkopen de Duitsers op alle wereldmarkten producten voor dagelijks gebruik, machines enz. terwijl wij alleen maar luxewaren exporteren, mode-artikelen, juwelen enz. Wat smaak betreft kunnen de Duitsers niet met ons concurreren. Er bestaat dus tussen onze naties geen handelsconcurrentie, economische twistpunten zijn er niet.
Dan zijn er mensen die, met het oog op de kolonies, zeggen dat Duitsland met zijn weinige kolonies, de onze misschien zou willen afpakken. Wat dat betreft raad ik aan om het bericht van M. Viollette te lezen dat onze kolonies in een treurig licht toont. Er is er maar één die opbrengt en dat is Indochina, en ook zij is door het systeem Doumier zo uitgeplunderd dat ze zich op de rand van een revolte bevindt. Men kan daarom niet aannemen dat Duitsland, aan de vooravond van een ernstig conflict met Engeland, er gaat aan denken om zijn kwetsbare plekken over heel de wereld nog te gaan vermeerderen. Duitsland is er veel meer op uit om Turkije te koloniseren, onder het mom van het beschermen van de onafhankelijkheid van dat land.
Dan zou er nog het verlangen van Duitsland zijn om een Franse provincie in te lijven. Maar Duitsland heeft al genoeg aan zijn vroegere veroveringen : sinds 150 jaar kan het zijn deel van Polen niet goed verteren, in het Deense Sleeswijk is er onrust en nu geeft het land zelfs autonomie aan Elzas-Lotharingen omdat het het gebied niet kan regeren.

Helmut von Moltke schreef in 1903 aan zijn vrouw :
“Elzas en de Vogezen zijn een heerlijk land, maar in Lotharingen vergaat het volk in het vuil en de leegloperij. Ik heb met spijt moeten vaststellen dat na 33 jaar deel te zijn van het Duitse Rijk, geen enkele invloed daarvan te merken is. Er is gewoon niets gebeurd, zelfs geen ordentelijke administratie werd door de plaatselijke autoriteiten ingericht. Je kunt je niet voorstellen hoe ze hun velden bewerken, je vraagt je dikwijls af of ze nu tarwe of onkruid kweken. Nochtans is het een rijke bodem waarop alles vanzelf groeit. De dorpen bestaan voor de helft uit mesthopen die alle aan de straatkant van de verloederde huizen liggen, en daartussen de waterputten. Dan staan ze versteld dat er tyfus heerst. De herbergen staan stijf van het vuil, in alle kamers hangt het papier van de muren, het eten is verschrikkelijk, behalve de verse aardappelen. Het is jammerlijk om aan te zien hoe dit gezegend land verloedert en teloor gaat zonder dat er iets gebeurt.”
Uit: Helmut von Moltke – Dokumente zu seinem Leben und Wirken, uitgegeven door Thomas Meyer, Perseus Verlag, 1993, deel 1, blz. 231.

Er is maar één gebied dat de Duitsers zouden kunnen willen. Zij hebben te weinig ijzererts en nu zijn in het grensdepartement Meurthe et Moselle zeer grote voorraden ontdekt. Zouden ze daar hun oog laten op vallen ? Volkomen overbodig : onze eigen kapitalisten hebben zelf vrijwillig het grootste deel van de concessies aan hun Duitse rivalen overgelaten !
Waarom zou Willem II de moeite doen om dat gebied met geweld te annexeren als het ontginnen ervan door onze zo patriottische industriëlen zo grootmoedig aan zijn landgenoten overgelaten wordt ? Ik kan met de beste wil van de wereld geen reden vinden waarom de Duitsers ons zouden willen aanvallen. Integendeel, ik zie eerder redenen waarom ze liever met ons op goede voet staan. In de eerste plaats hebben ze ons geld nodig. Om industrieën te vestigen heb je geld nodig en daarvan heeft Duitsland niet genoeg. Ongetwijfeld maakt het ieder jaar grote winsten. Maar als staat is het land relatief jong en heeft het niet de geweldige reserves van andere naties als Engeland en Frankrijk, wier industrie één of twee eeuwen langer bestaat en die daardoor miljarden konden opstapelen in hun spaarkassen. In Duitsland verslinden alle nieuwe bedrijven het totaal van het gespaarde geld en hoe meer het land ontwikkelt, des te meer geld heeft het nodig. Waar moet het nu het geld vinden tenzij in Frankrijk, dit land van kapitalisten zonder initiatief die met de grootste spaarreserves ter wereld niet anders weten te doen dan het aan vreemde landen uit te lenen.
In 1902 probeerde Willem II een financiële alliantie met onze banken in het leven te roepen. Hij had van de sultan de concessie voor de Bagdadlijn losgekregen die nu zo de begerigheid van heel Europa wakker maakt. Maar toen had Duitsland pas een economische crisis achter de rug en niet genoeg geld beschikbaar. Toen wendde de keizer zich tot onze banken. Een Duits-Frans syndicaat werd opgericht. als president fungeerde Arthur von Gwinner, de voorzitter van de Deutsche Bank, en als vice-president Vernes, compagnon van Rothschild in de “Compagnie du Nord” en in de “Compagnie du Midi” en toezichthouder van de bank “L’Union Parisienne”, de “Banque Ottomane”, de spoorlijn Saloniki-Constantinopel enz. Achter Vernes stonden nog Rouvier, Auboyneau enz.
Nadat deze overeenkomst tussen de financiële kringen tot stand was gekomen, was ook een diplomatische toenadering onvermijdelijk.

Het bezoek van Edward VII

Maar toen begon men in Engeland ongerust te worden.
In zijn economische wedstrijd met Duitsland had Engeland in feite maar één sterk punt : zijn overvloed aan kapitaal. Als Frankrijk nu geld zou lenen aan Engelands rivaal, dan ging ook dit punt verloren. Spoedig verscheen, begin 1903, met veel luister, Edward VII in Parijs. De verbaasde Parijzenaars die twee jaar daarvoor nog “Leve Kruger” en “Weg met Chamberlain” gebruld hadden, kregen te horen dat ze nu opeens “Leve Edward VII” moesten roepen.
Wat is er toen tussen de koning, Delcassé, Vernes en enkele anderen overeengekomen ?
De geschiedenis zal het tonen. Eén ding is zeker : op de dag van het vertrek van de koning naar Londen kondigden de financiële kranten aan de M. Vernes en zijn groep zich uit het Bagdadlijn-consortium terugtrokken en dat het Duits-Franse syndicaat ontbonden werd.

Willem II

Op dat ogenblik had Willem II een mooie reden om ons aan te vallen. Onze volledige nationalistische pers is unaniem van mening dat onze onoverwinnelijke generaals het onderspit zouden gedolven hebben. De keizer heeft ons niet aangevallen. Evenwel niet uit sympathie maar eenvoudig omdat het in zijn eigen belang was om ons te ontzien. In plaats aan ons aan te vallen probeerde hij met alle middelen terug betrekkingen aan te knopen met onze zakenlui. Na 1906 heeft hij veel moeite gedaan om de Duitse kapitalisten met de Franse samen te brengen. Hij liet officieus in Glarus (Zwitserland) terug een klein Duits-Frans syndicaat oprichten voor de uitgaven van de Bagdadlijn-aandelen en ieder kwartaal namen de Duitse banken tegen hoge rente reusachtige sommen op van het Crédit Lyonnais. Zo doet hij op alle manieren zijn best om de draad op te nemen die door het bezoek van Edward VII in Parijs afgebroken werd. Dat kon men ook zien toen de keizer de eerste was die na het ongeluk met het luchtschip “Patrie” een krans liet sturen voor de rouwplechtigheid van de verongelukte officieren. Vanzelfsprekend zijn deze vriendschapsbetuigingen niet belangeloos. Willem II probeert met alle middelen contact te zoeken omdat hij ons nodig heeft : de industrie van zijn land heeft Frans kapitaal nodig. En dat alleen is al een garantie dat Duitsland geen oorlog met ons zal voeren. Vooral voor een Engels-Duits conflict heeft de keizer Frans geld nodig. En juist dat maakt onze situatie zo moeilijk.

Het heil van het Duitse Rijk kan alleen van de Franse Beurs komen

Twee jaar geleden was er in Hamburg een Duits bankencongres waar alle financiële zwaargewichten van het land aanwezig waren. In het verslag van dit congres lezen we : “Onze militaire voorbereiding is perfect, maar onze financiële mobilisatie is niet klaar. Een oorlog met Engeland zal misschien 5 miljard per jaar kosten en die oorlog zal wellicht twee jaar duren …”
Waar moet Duitsland die 10 miljard gaan halen ? Zeker niet in Londen of New York. Ook niet bij zijn Oostenrijkse of Italiaanse bondgenoten, die hebben zelfs voor hun eigen behoeften niet genoeg. En nog veel minder komt de tsaar in aanmerking.
Er blijft dus alleen Frankrijk, het rijke Frankrijk dat niet weet wat het met zijn spaargelden moet doen. Frankrijk dat dit jaar voor 6 miljard rente opgenomen heeft, daarvan 4,5 miljard uit het buitenland. De Franse rentenier heeft ook mogelijk gemaakt dat Rusland twee jaar kon vechten tegen Japan door in te tekenen op Russische staatsleningen voor een bedrag van 2 miljard. Als Frankrijk dit voor Duitsland zou willen doen ! Dan zouden de schatkamers van Spandau gevuld raken met het geld uit Parijs. Daarmee zou de keizer dan zijn pantserschepen repareren, proviand en uitrusting voor zijn soldaten kopen. Er zou geen industriële, geen financiële crisis komen. Zonder zich te moeten uitputten zou Duitsland de botsing met Engeland uithouden. Daarom hoopt Duitsland voor zijn heil op de Beurs van Parijs.
Nu betekent spijtig genoeg een Franse lening aan Duitsland een breuk met Engeland. Het Londense kabinet zou nooit toelaten dat Frankrijk aan Berlijn geld leent om de granaten te maken waarmee de Engelse vloot gaat beschoten worden. En het is algemeen bekend dat vanaf het ogenblik dat er Duitse waardepapieren op de Parijse beurs genoteerd zouden worden, de Entente Cordiale opgezegd wordt. Zo bevinden wij ons in een uiterst onbehaaglijke situatie. Ieder van beide tegenstanders probeert ons uit te spelen tegen de ander : de ene heeft geld nodig, de andere ons leger. Het is voor ons onmogelijk iets voor de ene te doen zonder ons tegelijk bloot te stellen aan represailles van de andere.
In theorie zouden we streng neutraal kunnen blijven en noch geld, noch militaire bijstand te verstrekken een een van beide. Maar kunnen we dat ? Zal Duitsland niet proberen om het geld met geweld te komen halen als wij het niet goedschiks willen uitlenen ? Door een beetje logisch na te denken kunnen we het antwoord te weten komen.

Een dubbele oorlog is dubbele kosten

Nemen we aan dat de oorlog tussen de twee rivalen uitbreekt en dat Frankrijk neutraal blijft. Bij het eerste bericht van een oorlogsverklaring, schreef de voormalige directeur van de Darmstadter Bank Rießer, zou het hele economische leven tot stilstand komen, alle spoorlijnen zouden door troepentransporten bezet zijn, arbeidskrachten zouden ontbreken, de prijs van de basisbehoeften zou stijgen. De kapitalisten halen hun geld uit de banken en de kredietmaatschappijen zouden hun kassa’s zien leeglopen. En dat juist op het ogenblik dat de staat genoodzaakt is om ontzaglijke oorlogsuitgaven te doen. De staat moet leningen van honderden miljoenen aangaan. Deze leningen moeten aan een zeer lage intekenprijs aangeboden worden want om te kunnen intekenen moeten de Duitse geldbezitters eerst hun andere aandelen verkopen die daardoor fors in waarde zakken. Het goud wordt schaars, er wordt een verplichte wisselkoers ingevoerd : een geldcrisis staat voor de deur.
Maar het is mogelijk dat het Duitse kapitaal tegenwoordigheid van geest vertoont, vertrouwen behoudt in de regering, zeker zolang de vloot niet verslagen is, en zo een crisis weet te vermijden. Als echter Frankrijk, gebonden door het militaire bondgenootschap met Engeland, op het toneel verschijnt, dan verandert de situatie. Het volstaat niet meer om twee legerkorpsen naar Antwerpen te sturen, nu moet het hele leger gemobiliseerd worden en miljoenen mensen moeten ingezet worden in de Vogezen en aan de Maas, moeten getransporteerd worden, gevoed en uitgerust worden. Dat is niet één oorlog, dat zijn er twee die men moet volhouden : één ter zee en één op het land en de laatste zal niet de goedkoopste zijn.
Eerlijk gezegd, ik kan niet aannemen dat Duitsland, dat nog geen geld genoeg heeft voor een zeeoorlog, ook nog eens in alle gemoedsrust een continentale oorlog zou in gang zetten terwijl het het mes op de keel heeft. Dat zou gewoon onzinnig zijn. De Duitse staatsmannen zowel als vooral de gezaghebbende bankiers hebben getoond dat ze kunnen rekenen.

De rol van Frankrijk als gijzelaar

Ik weet natuurlijk dat de chauvinistische kranten aan de overkant van de Rijn ( die in Duitsland even goed als bij ons bestaan ) vreselijke bedreigingen uiten. Professor Schiemann, de Duitse Déroulède, heeft gezegd : “In geval van oorlog met Engeland nemen wij Frankrijk als gijzelaar.” – En de oude Bismarckaanbidder Harden verklaart : “Wij gaan Frankrijk binnenvallen, gaan het een oorlogscontributie van 20 miljard opleggen en met dat geld gaan we de kosten van de oorlog met Engeland betalen.”
Dat zijn allemaal rodomontades waarvan onze nationalisten graag gebruik maken maar die zelfs bij een oppervlakkige beschouwing totaal geen steek houden. Want om ons 10 of 20 miljard afhandig te maken moeten ze zelf eerst 2 of 3 miljard uitgeven. Zelfs al schat men het niveau van het Franse leger nog zo laag in, zes weken zal het toch weerstand kunnen bieden, zoals de Oostenrijkers bij Königgratz (1866) of de Napoleontische troepen bij Sedan in 1870. Ik weet van een generaal die zo vriendelijk was de zaak met mij te bespreken in de “Ecole des Hautes Etudes Sociales” dat de eerste maand van de vijandelijkheden ieder leger minstens 1 tot anderhalf miljard zou kosten. Duitsland zou dus eerst uit zijn reserves 1 of 2 miljard moeten putten voor een oorlog met Frankrijk, juist op het ogenblik dat het die het meest nodig heeft in de strijd tegen Engeland.
Het is gewoon onzinnig om twee tegenstanders tegelijk te willen verslaan en dan nog twee met zo’n krachtige weerstand.

Delaisi vernoemt hier zelfs niet Rusland als derde tegenstander dat met een verdrag aan Frankrijk verbonden was. -fdw

Maar met de van Frankrijk afgeperste oorlogsschadevergoeding, zegt men dan, komt de keizer uit zijn kosten en heeft hij nog genoeg over voor zijn oorlog tegen Engeland.
Wie zo spreekt bewijst alleen maar dat hij van geldzaken geen verstand heeft.
Gelooft men echt dat 10 tot 15 miljard zo maar uit te betalen zijn zoals het wisselgeld aan een marktkraam ? Na de nederlaag van 1870 hadden wij meer dan twee jaar nodig om de 5 miljard aan Duitsland te betalen en heel Europa – ook de Pruisen – beschouwden dat als een fabelachtige prestatie. Het Frankrijk van vandaag is weliswaar nog rijker maar als men van het land 10, 15 of zelfs 20 miljard zou eisen, dan zou het een schitterende prestatie zijn als we dat in maar 3 of 4 jaar konden klaarspelen. Zelfs het eerste miljard zou niet binnen het jaar liquide kunnen gemaakt worden. En dan zou de oorlog met Engeland al gedaan zijn, het Franse geld zou te laat komen.
En juist daarop rekent men in Londen. Over onze militaire slagkracht maakt men zich daar geen illusies. Men gaat ervan uit dat wij in België verslagen worden en misschien een nieuw Waterloo moeten incasseren. Maar daarmee zouden we toch Duitsland gedwongen hebben om een miljard of twee voor zijn landleger uit te geven, geld dat anders kon gebruikt worden om pantserschepen te repareren of te vervangen.
Nu hangt de overwinning van het laatste vijffrankstuk af, zoals Lodewijk XIV zei. Eens de reserves van de keizer uitgeput zijn door de landoorlog, heeft hij niet genoeg geld meer om zijn vloot in stand te houden en moet capituleren. Dat is dan de triomf van Georg V.
Het zal dus naar alle waarschijnlijkheid zo gaan dat Frankrijk bezet, geplunderd en voor een ganse generatie belast zal worden met een ontzettende oorlogsretributie. Maar Engeland zal zijn rivaal overwonnen hebben. Duitsland verslagen en Frankrijk geweldig verzwakt : Engeland heeft terug de totale hegemonie in de wereld, Rule Brittania !!
Zo ziet het risico eruit waaraan wij ons blootstellen als we de voortreffelijke Entente Cordiale willen omzetten in een gevaarlijk militair bondgenootschap. Duitsland daarentegen heeft er geen enkel voordeel bij om ons aan te vallen. Hebben wij er een voordeel bij om ons te verbinden met Engeland. Dat moeten we nog onderzoeken.

Neutraliteit is mogelijk voor ons

Wij kunnen kiezen : partij kiezen voor één van beide machten of neutraal blijven. Partij kiezen voor Duitsland zou zeer gevaarlijk zijn. De keizer zou wel geen schepen of soldaten van ons verlangen maar wel ons geld. Maar het toelaten van Duitse waarden op de Parijse beurs betekent het einde van de Entente Cordiale. En dan wordt terug over gans de wereld de politiek van speldeprikken gevoerd die ons tot Fashoda geleid heeft. Geen enkele Fransman met gezond verstand zal dat aanraden. Partij kiezen voor Engeland is nog gevaarlijker. Het eerste Franse regiment dat de Belgische grens zou oversteken om richting Antwerpen op te rukken zou een vreselijke oorlog ontketenen. Alle Franse officieren die ik daarop aansprak bevestigen dat de Duitse generale staf voorziet om een eerste slag met een ongeziene snelheid en machtsontplooiing door te voeren.
Wat moeten wij nu doen ?
Gewoon neutraal blijven ! En dat is niet moeilijk. Engeland heeft geen enkel middel om ons te dwingen richting Antwerpen te marcheren en Duitsland is niet in staat om ons met geweld te dwingen hun geld te lenen. Vandaar dat de enig mogelijke verstandige oplossing om de belangen van ons land en de wereldvrede na te komen is dat de Franse regering aan de Engelsen laat weten : “Jullie krijgen niet ons leger” – en aan de Duitsers : “Wij geven jullie geen geld. Dan kunnen jullie geen oorlog voeren en Frankrijk zal niet alleen zijn eigen voordeel gediend hebben maar ook dat van de mensheid. En als jullie toch met alle geweld elkaar wilt uitmoorden, doe het, maar reken niet op onze hulp. In deze broedertwist zal geen centime Frans geld uitgegeven worden, noch een druppel Frans bloed vloeien.”
Dat zou Frankrijks antwoord moeten zijn, als het gevraagd werd.

Spijtig genoeg zal het Franse volk niets gevraagd worden. Ondanks alle democratische schijn regeert het volk zichzelf niet en heeft het ook geen controle over zijn regeerders. Een klein aantal kapitalisten heeft de leiding van de grote financiële instituten. In hun handen zijn de banken, de mijnen, spoorlijnen, rederijen, electriciteits- en gasbedrijven, watervoorziening, kortom het volledige economische apparaat van Frankrijk. Ik heb in de “Guerre sociale” aangetoond hoe deze kleine groep ook het parlement beheerst, over ministers beschikt en in haar dienst staan alle belangrijke kranten die de publieke opinie vorm geven. Handig verborgen achter de coulissen van het democratische toneel zijn die mannen in waarheid de heren van het lot van dit land.
En een soort beneveling heeft zich van hen meester gemaakt, letterlijk een waanzin van absolute macht, zoals dat ooit bij Lodewijk XIV het geval was en wat ook Napoleon ten gronde richtte. Zelden stond een mens of klasse voor een dergelijke verzoeking. Men moet bedenken dat Frankrijk vandaag feitelijk de rol van wereldscheidsrechter kan spelen. Met Franse soldaten kan Engeland misschien de Duitse kolos omverwerpen en met Frans geld kunnen de Duitsers eventueel de doodsteek toebrengen aan de Engelse wereldheerschappij. Wat een verzoeking voor een onverantwoordelijke en ongecontroleerde oligarchie om haar zwaard in de weegschaal te werpen en over de wereldheerschappij te beslissen. Hoe zou een dergelijke rol een Delcassé niet het hoofd op hol brengen, deze grootheidswaanzinnige dwerg wiens vleiers hem met de grote ministers uit onze geschiedenis willen vergelijken, die zelf de geschiedenis wil ingaan als een tweede Richelieu.

De Franse geldmagnaten en de kwestie Elzas-Lotharingen

Er zijn goede mensen die bij de gedachte aan een Duits-Franse oorlog beginnen te dromen van revanche. Maar ik kan hen verzekeren dat voor onze geldmagnaten de kwestie Elzas-Lotharingen totaal geen belang heeft. Nooit vindt men in hun overlegronden, nooit in hun gedachtegangen ook maar de geringste aanwijzing dat dit hun bezighoudt. Kunnen ze geld verdienen aan een eventueel heroverd Elzas en gaat dat invloed hebben op hun dividenden? - dat is het enige dat telt.
Er zijn excellente spinnerijen in Müllhausen opgericht, en machtige staalwerken met de beste installaties in Lotharingen langs de grens. Omdat ze efficiënter werken dan de onze heeft men het nuttig geacht om zich ertegen te beschermen met een tolgrens. Als we ons gebied terug uitbreiden tot de Rijn, dan zouden al deze bedrijven een geweldige concurrentie betekenen voor de fabrieken van Creusot, voor de spinnerijen in de Vogezen, in Lille en Rouen. Daarom moeten ze buiten de tolgrens blijven. Onze zakenlui denken zo weinig over de Elzas, ze zouden het zelfs niet willen als het hun aangeboden werd. Daarom heeft men bij het volk stilaan het revanche-idee laten inslapen.

Een paar jaar later werd het met even veel gemak weer hyperactief gemaakt - fdw

De prijs van het bloed

Wat wil men dan ? Ik zal het in een paar woorden zeggen :
1) We weten dat onze zakenlieden als premie voor de Entente Cordiale vrije hand in Marokko hebben gekregen. Daar zouden zij het monopolie over aanbestedingen van openbare werken hebben, havens, spoorlijnen, telegrafie enz. Maar dan was er de conferentie van Algeciras en toen moesten ze alle concessies met Duitsland delen. Een oorlog zou daarom een goede manier zijn om deze storende deelnemer te elimineren en het door Engeland toegezegde monopolie terug te nemen.

2) Duitsland is erop uit om van Turkije zijn exclusief interessegebied te maken, waar opdrachten, mijnen, spoorlijnen, alles voor zijn onderdanen gereserveerd zou zijn. Maar in Turkije hebben ook Vitali, Auboyeau en Revoil van de Banque Ottomane, Rouvier van de Banque Française, Schneider van Creusot een voet aan de grond. Als men nu de Engelsen helpt tegen de Duitsers, dan ware dat een goede gelegenheid om komaf te maken met deze sterke concurrent. Dan moet men alleen nog maar met Engeland de profijtelijke eer delen om Turkije te civiliseren.

3) In geval van oorlog kunnen er voor meerdere miljarden leningen in Parijs uitgeschreven worden, zowel voor Frankrijk als voor Engeland. En onze grote banken hebben nog de aangename herinnering aan de immense winsten die ze in 1871/1872 binnengehaald hebben.

Dat zijn ongeveer de voordelen die de geldoligarchie bij een deelname aan het Duits-Engels conflict denkt te kunnen binnenrijven. Ik weet wel dat het in de tegenwoordige kapitalistische economische orde als nuttig beschouwd wordt om alle economische afzetmogelijkheden te ontwikkelen. Maar kan dat een oorlog waard zijn ? Wat zijn de mijnconcessies van Marokko, hoe rijk ze ook mogen zijn, tegenover de verwoestingen van een oorlog in Frankrijk ? Wat betekenen 1000 km Turkse spoorlijn tegenover de vreselijke slachtingen met de moderne moordmachines, tegenover het lijden van de gekwetsten, de rouw van de vrouwen en moeders en de ellende van de wezen ? Als men zich dit voor de geest haalt, dan moet men uitmaken of de dividenden van de Creusot-fabrieken het bloed van 80.000 jonge Fransen waard is. Dat is het enige dat ons volk uit zo’n avontuur kan houden. Ik geloof niet dat er nog een ander argument is.
Maar zoals gezegd : ons volk is niet baas van zijn eigen lot. Een kleine onverantwoordelijke maar machtige coterie heeft de grootste invloed op onze diplomatie en probeert het land mee te sleuren. Door deze coterie zijn we in het Marokkaans avontuur verzeild geraakt. En men weet dat onze generaals vaker hun bevelen gehoorzamen dan die van de regering. Ribot zelf heeft zich daarover in de Kamer beklaagd. Deze coterie was het ook die in 1905 Delcassé ten val bracht toen die ons op de rand van oorlog met Duitsland gebracht had. Nu heeft ze hem weer aan de macht gebracht en probeert nu om de Entente Cordiale om te zetten in een militaire alliantie.
Engeland kent de macht van deze mensen en daarom onderhandelt het met hen zonder zich veel om parlement of publieke opinie te bekommeren. Met alle middelen probeert het om ze voor Englands zaak te winnen.

Hoe dat gedaan wordt

Als men wil weten hoe de intriges verlopen moet men maar eens kijken naar de merkwaardige geschiedenis van Bernard Maimon, die men nu zo graag in de doofpot zou willen stoppen.
Er is een journalist, André Taudieu. Die heeft goede connecties met de familie Waldeck-Rousseau. Hij was vroeger secretaris op een ambassade, onderhoudt nauwe relaties met Buitenlandse Zaken, is hoofdredacteur van de buitenlandse politiek bij de “Temps”. Hij is een vertrouweling van de minister bij wie hij in en uit gaat en wordt in heel Europa beschouwd als zijnde op de hoogte van alles wat met buitenlandse zaken te maken heeft. Zijn artikels geven het standpunt van de Franse regering weer. Zo geloven toch de andere Franse kranten, de pers in het buitenland en zelfs de Europese kabinetten. Nu heeft Engeland, om de Duitse Bagdadbaan te saboteren, te kennen gegeven dat het een nieuwe spoorlijn gaat leggen van Homs in Syrië tot Bagdad. Een bestuursraad werd al opgericht. Wie vinden we daarin ? Sir Babington Smith, rechterhand van Sir Ernest Cassel, voormalig bankier van Edward VII. Dan Cherif Pascha, een Turkse generaal, en als derde André Tardieu. Die maakt van deze onderneming zijn persoonlijke aangelegenheid en doet alle moeite om steun van de Franse regering te krijgen. Nu aarzelt echter Pichon om daarin mee te gaan. Onmiddellijk bekritiseert de “Temps” – die tot dan toe trouw de minister gesteund heeft – openlijk diens politiek.
Tezelfdertijd – schijnbaar toevallige samenloop van omstandigheden – laat Bernard Maimon uit de Levant, Taudieu’s genoot in de Homs-Bagdadaffaire, door de jonge Rouet, een beschermeling van Taudieu, geheime documenten die op de Franse Buitenlandse Zaken gestolen zijn, publiceren in een Londens blad waar hij correspondent voor is. Het gaat over geheime onderhandelingen in Potsdam tussen Willem II en Sasonow. Het gevolg is dat de Parijse bankiers direct een lening van 1200 miljoen weigeren die reeds op de beurs aangekondigd was. Daarop antwoordt de tsaar met het terugtrekken van zijn troepen aan de Duitse grens.
Dat is een voorbeeld van de invloed die de kleine coterie van zakenlui op ons ministerie van Buitenlandse Zaken heeft.
Zoals het er nu in Europa uit ziet, kan een vonk ieder ogenblik de wereld in brand steken. Het is zover gekomen dat enkele stokebranden uit hebzucht voor een paar spoorlijnconcessies in Turkije een vreselijke storm over Frankrijk kunnen ontketenen.

Hoe het verder moet

Men kan nu zeggen : toegegeven dat enkele mensen oorlog willen, kunnen we aannemen dat het Franse volk zich dit zal laten welgevallen ? Hoe kan het er ooit toe gebracht worden om zich voor de ambities van enkele individuen te laten afslachten ?
Het plan is zeer eenvoudig : alles is afgesproken en men kan van dag tot dag het verder verloop van de dingen volgen.
1) Op dit ogenblik wordt er onderhandeld over een militair bondgenootschap met Engeland. Breekt het conflict met Duitsland uit, dan zal de Engelse vloot onze kusten beschermen en moeten onze troepen naar Antwerpen oprukken. Het spreekt vanzelf dat dit militaire bondgenootschap louter defensief is – om de publieke opinie gerust te stellen. Maar ja, alle moderne oorlogen zijn defensief. Als men aan een Fransman vraagt wie de agressor was in 1870, dan zal hij volledig te goeder trouw zeggen dat het Bismarck was met zijn valse Emser depeche. Stelt men dezelfde vraag aan een Duitser, dan zal die met dezelfde overtuiging antwoorden dat Napoleon III het was omdat die de oorlog verklaarde. Op dezelfde manier zijn alle Russen ervan overtuigd dat Japan door zijn aanval op Russische schepen in Tschenulpo de oorlog veroorzaakt heeft, terwijl alle Japanners zullen antwoorden dat de Tsaar door Korea binnen te dringen hun natie bedreigde.
In werkelijkheid is het altijd zo dat als er oorlog uitbreekt de twee vijandelijke regeringen die gewild hebben; ieder volk is echter overtuigd dat het zich moet verdedigen.
We kunnen daarom zeker zijn dat de diplomatie van de Engelse Buitenlandse Zaken de zaak zo zal kunnen voorstellen dat de verantwoordelijkheid voor het conflict volledig in de schoenen van de tegenstander geschoven wordt, ook als zij het zijn die besloten hebben om oorlog te voeren. En wij zullen oprukken als gevolg van een defensief akkoord om koning Georg V te ondersteunen.

2) Maar opdat de Franse boer enthousiast ten strijde zou trekken, moet ook de publieke opinie op de gepaste manier bewerkt worden en dat gebeurt door de algemene en voortdurende influistering dat de Duitsers aan niets anders denken dan aan een inval in Frankrijk. Een gekochte en gedresseerde pers gebruikt de onbenulligste voorvallen, vervormt ze, stelt ze verkeerd voor, overdrijft ze, om het publiek te verontrusten. Een vechtpartij in het Vreemdelingenlegioen, het proces van “Lorraine Sportive”, een vliegtuig dat even over de grens vliegt, alles is goed genoeg om vrees en haat t.o.v. de Duitsers aan te wakkeren. Een grote krant die haar informatie via een speciale lijn van de “Times” krijgt is daarin gespecialiseerd. En dat is nog maar het begin.

3) Als dan eindelijk de publieke opinie genoeg opgezweept is, als het idee van het Duitse gevaar vast genoeg in de koppen is ingedramd, dan gaan op een nacht enkele Engelse schepen volle kracht naar Vlissingen stomen. Rond dezelfde tijd rukken Pruisische regimenten in ijlmarsen op naar Antwerpen. Spoedig legt de Franse regering de hand op de informatiestroom en worden alleen officiële mededelingen in de media weergegeven. De volgende ochtend staan in alle kranten de onheilspellende woorden in het grootste lettertype :
De Belgische neutraliteit werd geschonden ! Het Duitse leger rukt op naar Rijsel !

Want dat is het ergste : men zal niet zeggen dat het maar een legerkorps is dat van Aachen naar Antwerpen oprukt, men stelt het voor alsof het hele Duitse leger naar de Franse grens oprukt. Bij het horen van dit nieuws zal de boer in Bretagne of uit de Cantal even zeer als de slecht geïnformeerde Franse kleinburger overtuigd zijn dat Frankrijk aangevallen wordt. Zonder dat ze de tijd krijgen om na te denken propt men ze in alle haast in veewagens en hop, naar de Belgische slachtvelden. En het Duitse leger, op zijn weg naar Antwerpen, stoot op hen.
Zo zal door de intriges van een kleine groep geldmannen en diplomaten een groot volk zich plots in een oorlog verwikkeld zien die het helemaal niet gewild heeft.

De enige mogelijkheid voor vrede

Is dan de oorlog helemaal onvermijdelijk ? Ik denk toch van niet.
Wanneer het in de onverbiddelijke economische wedstrijd tussen Engeland en Duitsland om vitale interesses van de twee landen gaat, dan geldt dat nog niet voor Frankrijk. En we kunnen nog altijd hopen dat het geweten van het volk wakker wordt en dat de schrik voor een algemene opstand de geldcoterie weerhoudt om zijn gevaarlijke intriges door te voeren. Maar het volksgeweten zal niet ontwaken als de volkeren niet bijtijds gewaarschuwd worden. De financiële kringen die hun gangen gaan in de staatskanselarijen zijn op zich niet groot, maar ze hebben een gevaarlijke troef : de onwetendheid van het volk.
De grote woorden Eer, Vaderland, Vaandel, Nationale Verdediging, in wier naam al eeuwenlang zo vele misdaden begaan worden en zo vele onrechtvaardige oorlogen gevoerd zijn, hebben nog altijd hun oude macht over de massa’s. Opdat de geldmannen zich daar niet zouden kunnen van bedienen, moet men de publieke opinie uit haar slaap wekken. En vooral moet men de vredesapostelen wantrouwen die ons in een valse zekerheid willen wiegen. Enkele politici en naïevelingen komt het goed uit als wij vertrouwen op een internationaal scheidsgerecht dat alles wel in goede banen zal leiden. Duitsland heeft openlijk verklaard dat het geen algemeen scheidsgerecht zal erkennen. En Sir John Fisher, hoogste chef van de Engelse vloot en afgevaardigde op de vredesconferentie in Den Haag, heeft met brutale eerlijkheid verklaard :”In geval van oorlog zal ik alle voorschriften van alle vredesconferenties verbreken. Want dan bestaat er maar één doel : overwinnen. De diplomaten zullen achteraf wel een regeling treffen.” Het is daarom een gevaarlijke illusie te hopen op een vreedzame oplossing door één of ander scheidsgerecht als het gaat om een groot internationaal geschil. Overigens stellen we tegenwoordig vast dat in het kleinburgerlijk milieu de ijver voor het pacifisme afneemt. Daar zit de druk van de regering en van de financiële groepen voor iets tussen. Zelfs de arbeiders die tot hier toe ieder militarisme afwezen, probeert men op te zwepen.
In Duitsland hebben socialistische politici, en zelfs niet de minste, vanaf de sprekerstribune in de Reichstag verklaard dat in geval van oorlog geen Duitse socialist op het appel zal ontbreken. In Engeland heeft de socialist Blatford een alarmerende brochure geschreven : “Het Duitse gevaar”. Die appelleert direct aan de chauvinistische instincten. Het congres van de arbeiderspartij heeft met Hyndman gestemd vóór een versterking van de vloot.
Zelfs in Frankrijk heeft Jaurès de oude slogan van zijn partij “Liever opstand dan oorlog” vergeten en heeft onder het voorwendsel van een nieuw leger te organiseren het voorstel gedaan om reeds de kinderen in de school te militariseren, heeft gevraagd dat alle aristocraten, artsen, professoren en middenstanders zouden officier worden en predikte onomwonden de terugkeer naar de patriottische en oorlogszuchtige tradities van 1792.

Het komt er nu op aan zich te weer te stellen tegen dit opzwepen van chauvinistische passies. Daartegen helpt maar één middel : men moet het volk inzicht brengen, het leren om in diplomatische conflicten de intriges van geldmannen te herkennen, en het de ogen te openen dat achter de grote woorden Eer, Vaderland, Nationale Veiligheid, alleen maar zakelijke bestellingen, concessies en leningen als een echte oorlogsreden bestaan.
Dan zal op de dag dat men het volk oproept om zich ter wille van de dividenden van de Creusot-fabrieken op de Belgische slachtvelden te laten doodschieten, een zo geweldig ontwaken het geweten van het volk bemachtigen dat de financiële oligarchie en de rovers definitief moeten afzien van hun plannen.
Dat is de enige mogelijkheid die ons nog de vrede kan bewaren.
Wie een moedig hart heeft, moet durven riskeren om de waarheid te spreken.


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

Wat de Eerste Wereldoorlog leerde, maar wat de mensheid nog niet kon of wilde inzien, in feite ook nu nog niet is dat voor een regering het volk bijzaak is. Het is aan de tijd dat het volk zelf zijn zaken ter hand neemt en zijn soevereiniteit opneemt. Dat had Rudolf Steiner door en daarom lanceerde hij na de oorlog de driegeledingsbeweging. Het motief daarvoor heeft A.J.P. Taylor mooi verwoord op het eind van zijn boek “The First World War” :

“Ludendorff noemde de Britse soldaten ‘leeuwen geleid door ezels’. Maar die karakteristiek sloeg niet alleen op de Engelsen of soldaten. Alle volkeren zaten in hetzelfde schuitje. De oorlog ging de capaciteiten van zowel generaals als politici te boven. Clemenceau zei : “De oorlog is een te serieuze zaak om aan generaals over te laten.” De ervaring leerde dat het ook een te ernstige zaak was om over te laten aan politici.”

Om in de driegeledingssfeer te blijven : na 100 jaar zouden we kunnen stellen dat ook de economie een te ernstige zaak is om aan bankiers over te laten (of aan de Europese bureaucraten)!



Terug naar het thuisblad

*

*

*

*

*