Inhoudstafel van Brug 81 ( september 2013)
De herdenking van WO I – Richard Ramsbotham De E.U. – project van decadente stromingen Kunst – voordracht door Christine Gruwez
+ Groter lettertype * * * * * * * * * * * * * * *
.
In het laatste nummer van “Der Europäer” (nr. 11-september 2013) stelt Thomas Meyer vast dat er in de antroposofie vandaag twee tendensen bestaan. Enerzijds het vasthouden aan de uitspraken en aanwijzingen van Rudolf Steiner, zonder zich af te vragen of die woorden ook nog voor onze tijd kunnen gelden. Anderzijds het subjectief interpreteren of zelfs desavoueren van al wat Rudolf Steiner gezegd en geschreven heeft maar wat niet meer past in de huidige ‘tijdsgeest’. Tussen deze twee polen moeten wij, door ons denken, een gefundeerd standpunt trachten te vinden.
Met ons tijdschrift “De Brug” zien wij ons tussen twee andere polen geplaatst. Enerzijds de blik richten op wat vandaag in de wereld, in de maatschappij voorvalt en dat vanuit antroposofische inzichten proberen te verklaren. We kunnen bijna niet anders dan in onze tijd een herhaling van de Romeinse keizertijd te zien : de wereldoorlogen tegen Duitsland als een herhaling van de Punische oorlogen tegen Carthago; daarbij het toenemend despotisme van de regeringen die meer en meer beslag leggen op de vrijheid en de eigendom van de burgers. Het blootleggen van deze tendensen is niet gemakkelijk. Willen we dat op de manier van Rudolf Steiner doen, dan mag daar geen kritiek op de wereld zoals hij is inzitten vermits dat door de geestelijke machten zo toegelaten wordt. We moeten daar een zekere gelatenheid kunnen ontwikkelen zonder in fatalisme te vervallen.
In het verleden zijn we er niet altijd in geslaagd om daar de juiste toon te vinden. Waar we ook te weinig aandacht aan geschonken hebben is de andere pool : het intensiever werken aan de innerlijke ontwikkeling. Voor de volgende jaren nemen we ons dus voor om een beter evenwicht te vinden tussen het esoterische in Rudolf Steiners werk, uittreksels kiezen die ons kunnen helpen bij de eigen geestelijke ontwikkeling, en daarnaast ook verder aandacht besteden aan wat in de wereld en in de maatschappij door de tegenmachten geïnspireerd wordt.
François De Wit
* * * * * * * * * * * * * * * De herdenking van de Eerste Wereldoorlog
door François De Wit Op 10 en 11 juni 2013 was Richard Ramsbotham te gast in Brussel. Op uitnodiging van Hugo Lüders sprak hij o.m. over de achtergronden van de Eerste Wereldoorlog.De naam van Ramsbotham was ons bekend doordat hij een boekje schreef over Jakob I, de inspirator van Shakespeare en Francis Bacon : “Who Wrote Bacon ? –William Shakespeare, Francis Bacon and James I – A mystery for the twenty-first century” . Dit boek werd naar het Duits vertaald en uitgegeven door Thomas Meyer, ( Perseus Verlag ). De inleiding die Thomas Meyer voor de vertaling schreef, kunnen we ook als inleiding gebruiken voor de twee voordrachten die Ramsbotham in Brussel gaf. We beginnen daarmee. Thomas Meyer dus, uit het voorwoord bij de Duitse uitgave :
“Dit boek werpt een verhelderend licht op de eeuwenoude discussie of William Shakespeare (1564-1616) wel de auteur was van de werken die aan hem toegeschreven worden. In de loop van het boek wordt duidelijk dat deze vraag niet alleen van literair-historisch belang is. Rond deze vraag kristalliseren twee geestelijke stromingen of tendensen van wereldhistorische draagwijdte. De vertegenwoordigers van de ene stroming zien in de culturele verbinding tussen Midden-Europa en het Angelsaksische Westen iets natuurlijk-bevruchtend en ook iets dat noodzakelijk is voor de toekomstige mensheidsontwikkeling. De anderen streven ernaar om de culturele-spirituele schatten van Midden-Europa ofwel te loochenen ofwel ze voor te stellen als komende uit het Westen .
De vertegenwoordigers van de laatste richting proberen om Shakespeare door Francis Bacon (1561-1626) of andere Engelse kandidaten te vervangen. De eerstgenoemden zien in Shakespeare een geïnspireerde geest die een culturele brug bouwt tussen het Westen en Midden-Europa. De eerste visie is de uitdrukking van de wil tot wereldmacht; de andere bevat een waarheidsgrond die in dit boek behandeld wordt.
De vraag wie Shakespeare concreet inspireerde staat in het middelpunt van het werk van Richard Ramsbotham (geboren in 1962). Talrijke volgelingen van Rudolf Steiner hebben deze vraag al te vlug beantwoord en gewezen naar de grote figuur van Christian Rosenkreutz.
De manier waarop Steiner dit feit gedurende ongeveer 10 jaar occasioneel ter sprake brengt, geeft aan deze vraag het karakter van een “openbaar geheim”.
Voor de herdenking van de Groote Oorlog wordt in Engeland 50 miljoen pond voorzien. Die herdenking wordt algemeen gezien (zo klinkt het tenminste op de BBC) als een kans om het patriottisch gevoel van het Engelse volk te versterken, zoals ook de Olympische Spelen, het jubileum van de Queen en het huwelijk van de kroonprins voor dat doel gebruikt werden. Blijkbaar vinden bepaalde kringen in de Angelsaksische wereld nationalisme en chauvinisme nog altijd even belangrijk als 100 jaar geleden. In augustus 1914 sprak Edward Grey , de minister van Buitenlandse Zaken, de bekende woorden :
"The lamps are going out all over Europe, we shall not see them lit again in our time" Waren dat profetische woorden van iemand die wist wat er gepland was ? Is er al terug licht in Europa ? Zijn de leidende kringen in de Angelsaksische wereld nog altijd bevreesd dat er uit Europa een nieuw licht zou komen ?
Hoe deze kringen politiek maken kunnen we gemakkelijk in de media herkennen.
Op verschillende manieren kunnen we de achterliggende drijfveren van de Anglo-Amerikaanse politiek leren kennen. Daar zijn vele bekende publicaties die openlijk uitspreken wat er beoogd wordt. Vooral ten tijde van de Bush-regeringen. We kennen Francis Fukuyama’s “The End of History”, het einde van de geschiedenis wanneer er geen verschillende politieke systemen meer bestaan maar één systeem voor gans de wereld. Of Krauthammer die het over unipolariteit heeft, één grote wereldmacht die de spelregels bepaalt en ze zonder scrupules doet naleven. Of Wolfowitz uit de eerste Bush-regering die een openlijk imperialistisch pleidooi liet verschijnen, dat weliswaar werd teruggetrokken. Na even een pauze met Clinton kwamen dezelfde mensen met de tweede Bush-regering terug met hun ijver voor massale wat zij noemen defensie-uitgaven. Het Congres wilde niet mee, maar dan ineens : 9/11 ! En daarna was alles mogelijk in de ”strijd tegen het terrorisme”. Vier of vijf invloedrijke personen begonnen dit overal te laten klinken : Brzezinski, Rumsfeld, Zelikow. David Roy Griffin schreef 15 boeken over 9/11. Er gaat een lijn terug in de tijd van 9/11 naar Pearl Harbor naar ergens een feit vóór WO I. Deze lijn of rode draad is al door vele mensen ontdekt en onthuld, maar de gevestigde machten slagen erin om deze onthullingen krachteloos te maken en de onthullers voor te stellen als halvegaren die overal samenzweringen zien. Zo werd onlangs op BBC Alex Jones (van infowars.com) uitgenodigd, een beetje het boegbeeld van de “samenzweringstheoretici”. De sluwe interviewer, David Aaronovitch slaagde er moeiteloos in om Alex Jones voor miljoenen kijkers uit zijn dak te laten gaan waardoor nog eens “bewezen” werd wat voor maffe kerels die alternatieve nieuwsbronnen zijn.
Vergelijken we dat met de rustige, zelfverzekerde uitleg van klokkenluider Snowden. Dat soort mensen zijn geloofwaardig. Het komt erop aan dat we niet de grond onder de voeten verliezen als we het grote publiek willen informeren.
David Roy Griffin is het voorbeeld van een betrouwbare onderzoeker, professor ethica en filosofie, die stelt dat we iets wat consequent antimoreel is, demonisch mogen noemen. En dat is nu precies wat hij vaststelt in de Amerikaanse politiek.
In 1995 verscheen Germany Unified and Europe Transformed: A Study in Statecraft. Zelikows opvattingen liggen in de lijn van die van Paul Nitze, ook al zo’n havik die de Koude Oorlog deed escaleren. Die was de voornaamste auteur van een belangrijk National Security Council document (NSC-68), dat de strategische krijtlijnen uitzette voor meer defensie-uitgaven om de vermeende Sovjet dreiging te kunnen weerstaan. Vandaar kunnen we terugkijken tot vóór WOI waar we de figuur van Halford Mackinder (1861-1947) vinden die veel invloed had met zijn geopolitieke geschriften die pleitten voor een dominantie in het Europese “heartland”. Hij wordt zelfs nog door Brzezinski genoemd.
We weten dat vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog de Duitse ambassadeur in London wanhopig probeerde te weten te komen wat Engeland zou doen als antwoord op Duitse acties. Duitsland wilde een oorlog vermijden en zocht naar mogelijke alternatieven. Edward Grey wilde niets concreet zeggen : “to keep our hands free”, zoals hij achteraf in het parlement verklaarde. Caroll Quigley legde in zijn standaardwerk “Tragedy and Hope” al uit hoe gans de Angelsaksische politiek op dominantie ingericht is. De Times volgde al van in 1905 een anti-Duitse lijn. De Round Table groep van Cecil Rhodes : het eerste artikel dat door deze groep gepubliceerd werd ging over de rivaliteit tussen Engeland en Duitsland. Lord Rosebery, eerste minister in 1894 vond dat ernaar moest gestreefd worden “dat de wereld de stempel van ons (Engels) volk” zou dragen. De spreker verwees terug naar de Herald Tribune van de dag ervoor : een politiek artikel van nu klinkt nog altijd als één van toen. Het lijkt erop alsof het globalisme voor gans de wereld een ideaal is, maar in feite is het dat maar voor de Angelsaksische wereld. Daar zien we een streven naar vrijheid … voor de naties, terwijl vanuit Midden-Europa de impuls komt tot individuele vrijheid. Hoe kun je je nu concreet een vrij land voorstellen ? Toch alleen maar als de mensen vrij zijn. Vrijheid voor een natie is abstract. Dat is de grote tegenstelling tussen het Westen en het Midden.
In het Westen de keuze voor het grote verhaal, de mythe, een geloof, zoals we zagen met het 9/11 rapport van Zelikow; in Midden-Europa het zoeken naar waarheid.
Waar bevindt zich het hart van Europa ?
Richard Ramsbotham geeft tegenwoordig les aan adolescenten, over Parcival.
.
Vóór hij begon wist de spreker te vertellen dat de herdenkingsperiode van WOI in Engeland officieel geopend werd door Max Hastings op 10 juni 2013. Het is werkelijk shockerend zoals in de Engelse pers een zgz. historicus leugens mag blijven herhalen : Duitsland en Oostenrijk zijn de oorlog begonnen om Europa te kunnen domineren (zie het knipsel hieronder).
Zijn tweede lezing begon Ramsbotham terug met het beeld van Praag als symbolisch hart van Europa. Over dit Midden van Europa maakte hij één en ander duidelijk aan de hand van Steiners derde mysteriedrama “De Wachter op de Drempel” dat in 1912 opgevoerd werd. Na dit derde kwam er nog een vierde, maar het vijfde en de volgende werden door het uitbreken van de oorlog niet meer geschreven.
Het derde mysteriedrama begint ermee dat de drie hiërofanten, leiders van een geheime broederschap overleggen om de mysteriën openbaar te maken. Johannes wil niet meedoen, de zaak gaat niet door. Maar in de laatste scène is het dan toch gelukt om de broederschap op een nieuwe leest te schoeien.
In GA 186 “The Challenge of the Times” (Duits : “Die Soziale Grundforderung unserer Zeit – in geänderter Zeitlage”) laatste voordracht, heeft Rudolf Steiner het over de aangeboren capaciteiten van de verschillende volkeren.
Vraag van Hugo : Bestaat het midden nog ? Het lijkt erop dat er alleen nog maar Oost en West is.
“Wanneer over de vol ontwaakte geestesblik
Als we nu zien wie de grote mannen achter dit Europa van nu zijn, dan stellen we vast dat ze ofwel Angelsaksen zijn of in de dienst staan van het Angelsaksendom : Churchill in 1930 in een bekend artikel in de Saturday Evening Post vond dat de V.S en het V.K. de sponsors van het nieuwe Europa moesten worden. Toen in Jalta beslist werd over het lot van de Duitsers, waren er die de Duitsers wilden laten verhongeren. Churchill merkte op dat het beter is om een paard een beetje hooi te geven als je het voor jou wil laten werken. Dat is dus dezelfde man die het Marshallplan een gebaar van vrijgevigheid noemde.
Rudolf Steiner sprak met Ludwig Polzer Hoditz over de twee stromen, de rechtmatige spirituele stroom en de decadente katholiek-jezuïtische stroom. Deze laatste stroom ging in 1802 samenwerken met de occulte Westerse stroming en verenigd werken ze samen tegen de rechtmatige stroom uit Midden-Europa. De katholieke stroom mocht zich het geestesleven toeëigenen, en de Westerse stroom het economische. (We wezen er in De Brug 44 al op dat P.H. Spaak, zgz. een oersocialist zijn dochter kerkelijk liet trouwen en het was de pauselijke nuntius die de mis celebreerde.)
De rechtmatige stroom gaat terug tot Abel – Salomon - Johannes de Doper.
“De opvoering suggereerde enkele keren dat de sociale zekerheid die nieuwe godsdienst in Engeland was”.
De maker gaf toe dat de ceremonie “left-wing”waarden vierde :
Dit zou, zeer hoekig, het getal 2012 moeten voorstellen. De cijfers zijn zodanig bewerkt dat we er het woord ZION in lezen. Is het toeval dat de rechterhelft lijkt op een knielende figuur ? Welke interactie vindt er plaats tussen de twee figuren ?
De spreker had in de loop van de dag het euro-Parlementarium bezocht en toonde ons de brochure die daar ligt voor de bezoekers. We bekeken welke termen in de brochure van gehanteerd worden:
Hugo stelde de vraag : wat kunnen we toch doen om ergens een tegengewicht te bieden. Anderen, ook de spreker, denken dat daar met uiterlijke acties niets aan tegen te houden is. Uiteindelijk komen de impulsen die vanuit het Westen werken van over de drempel. Als we dat willen tegenwerken moet wij ook dat gebied a.h.w. activeren, innerlijk geestelijk actief worden. Zonder daarbij in mysticisme te vervallen. Want ook binnen de antroposofische vereniging bestaan er twee stromingen : behalve de sectarische stroom hebben we wat de spreker integralisten noemt, die in de antroposofie maar een voortzetting of een onderdeel van de hermetische traditie van het Westen zien, die proberen om de antroposofie een plaats te geven binnen de bestaande orde, samenwerkend met de bestaande orde. We kunnen niet anders dan onder ogen zien dat er geen Midden-Europa meer is. Op dit ogenblik (juni 2013) staat het zelfs letterlijk onder water. Maar misschien moeten ons niet vastpinnen op de geografie : kan niet iedere mens Midden-Europeaan zijn als hij dat zelf wil ? Er zijn bvb. Japanners die Duits leren om de antroposofie beter te kunnen begrijpen. Zij zijn in dat geval meer Midden-Europeaan dan Oosterling. De meerderheid van de bevolking in Duitsland en Midden-Europa moet beschouwd worden als Westers. Het Westerse denken en maatschappijmodel is zelfs naar Oost-Europa geëxporteerd, tot in Rusland. Wie weet welke innerlijke conflicten het veroorzaakt in het zieleleven van de bevolking aldaar. Daarmee zaten we al aan de vragen en het gesprek achteraf. Dat hebben wij niet meer tot het einde bijgewoond omdat we graag nog met het openbaar vervoer thuis wilden geraken.
Midden-Europa : het historisch hart van ons continent
* * * * * * * * * * * * * * * De Europese Unie, het project van decadente stromingendoor François De Wit
Over de Europese vlag lezen we merkwaardige zaken, bvb. op
In 1950 werd er een commissie aangesteld om een symbool te zoeken voor de toekomstige E.U.
Er waren meer dan 100 inzendingen. De vlag die uiteindelijk gekozen werd bevat katholieke symboliek, maar dat wordt nergens in de officiële informatie toegegeven. Nochtans kwam de ontwerper, Arsène Heitz, daar openlijk voor uit : de twaalf sterren zijn een verwijzing naar Apokalyps XII, 1 “Er verscheen in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw, bekleed met de zon, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd.” De voorstanders van de E.U. in Polen gebruikten trouwens dit argument in hun campagne.
De vlag werd aangenomen op 8 december, feestdag van de Onbevlekte Ontvangenis.
Het Verdrag van Rome, dat de E.U. in het leven riep, werd aangenomen op 25 maart 1957, de feestdag van Maria Boodschap.
Als antroposoof zou men kunnen denken : is dat nu zo erg ? Uiteindelijk zijn het christelijke symbolen waarnaar verwezen wordt. Nu kijken we eens naar het E.U.-parlementsgebouw in Straatsburg : ( info uit : http://vigilantcitizen.com/sinistersites/sinister-sites-the-eu-parliament/ )
Hieronder ziet u het Europarlement in Straatsburg, het Louise Weiss-gebouw.
De rare bovenkant zou het onvoltooide aspect van de E.U. moeten symboliseren.
Maar lijkt het niet goed op de toren van Babel zoals Pieter Breugel de Oudere die schilderde in 1563 ?
De Toren van Babel werd nooit afgewerkt.
Hoewel er in Genesis 11 niet veel over gezegd wordt, kunnen we in andere oude geschriften vinden dat het initiatief voor het bouwen van deze toren wordt toegeschreven aan Nimrod, een kleinzoon van Ham, en achterkleinzoon van Noah. Hij kwam in opstand tegen God en wilde de mensen afvallig maken door ze afhankelijk te maken van zijn wereldlijke macht. In de oude Joodse commentaren, de Midrasj laat men hem het volgende zeggen : “God heeft niet het recht om de Opperwereld voor Hem te reserveren, en de lagere voor ons; daarom zullen we een toren bouwen, met een beeld bovenaan dat een zwaard vasthoudt, zodat het mag lijken alsof we een oorlog met God bedoelen”.
Dat de gelijkenis met het schilderij van Breugel geen toeval is, bewijst de poster die ooit uitgegeven werd, maar weer ingetrokken wegens hevige protesten.
. Over deze geest laten we Rudolf Steiner nog eens iets zeggen. In GA 171 legt hij uit wat Lucifer en Ahriman in het vierde na-Atlantische tijdvak wilden bereiken. Over Ahriman op blz. 31 : “De ahrimanische krachten rekenden erop dat door het Romeinendom op de aarde een soort verstarring zou ontstaan, een blind gehoorzamen en een blinde onderwerping aan het Romeinendom. Wat de ahrimanische machten met het Romeinendom wilden, bestond erin om over de ganse toenmalig bekende aarde een Romeins rijk te vestigen, een rijk dat alle menselijke activiteit naar zich toe zou trekken, dat met het strengste centralisme en de strengste machtsontplooiing vanuit Rome zou gedirigeerd worden, als het ware van Europa uitgaand een grote, allesomvattende staatsmacht die tegelijk al het religieuze en kunstzinnige opgezogen en aan zich onderworpen zou hebben. Een grote staatsmachine, een staatsmechanisme, met de bedoeling vanwege de ahrimanische machten om alle individualiteit te laten sterven zodat ieder afzonderlijk mens, ieder afzonderlijk volk slechts een schakel in dit grote staatsmechanisme zou geworden zijn.”
Dat is toen niet gelukt. maar in de vijfde na-atlantische cultuurperiode proberen deze machten het opnieuw.
Dat vormt dus het decor en achtergrond van het grote toneel waarop wij allen onze rol te spelen hebben.
Steiner zegt uitdrukkelijk : de Romeinse geschiedenis is niét het ontplooien van de ahrimanische machten, maar een strijd, juist tegen deze machten ! “Lucifer en Ahriman werden teleurgesteld. Ze hebben hun inspanningen verder gezet, en het vijfde na-atlantische tijdvak zal nog merken en leren verstaan hoe sterk deze aanvallen zijn die pas begonnen zijn. In het begin van een tijdperk zijn deze aanvallen het zwakst maar ze worden altijd maar sterker. Vandaar dat de noodzaak om deze aanvallen te begrijpen ook altijd groter en groter wordt.”
Voor het Winston Churchill-gebouw in Straatsburg zien we dit “kunstwerk”, voorstellende de mythologische Europa die ontvoerd werd door Zeus in de gedaante van een stier. Vergelijk even met de maagd Europa zoals die op de oude landkaarten voorgesteld werd. Hoe waardig en koninklijk ze daar afgebeeld staat en hoe vulgair in deze metalen constructie. Moeten we in de opgeheven staart een slang zien of een fallussymbool ? * * * * * * * * * * * * * * * Kunstdoor François De Wit
In 2007 was er in het Goetheanum een soort kunstwerk tentoongesteld : op de vloer lagen enkele vierkante meters gedroogde bananenschillen uitgespreid. Kunstenares Shelley Sacks, leerling van Joseph Beuys, wilde daarmee … Ja, wat wilde ze daarmee ? Als we ons denken even niet aanspreken en alleen de waarneming laten gelden, dan zien we een hoop GFT-afval. Dat verandert als we het denken erbij nemen, althans dat van een modern kunstcriticus. Dan wordt het opeens kunst.
“Never trust the teller, trust the tale. Het werk moet voor zichzelf spreken, als het verhaaltjes nodig heeft om begrepen te worden, dan deugt het niet. Een “kunstwerk” als “Cloaca” ook kakmachine genoemd, van Wim Delvoye, daar kunnen we eens hartelijk om lachen, wij beschouwen dat niet als kunst.
Anderzijds hebben wij ons jaren afgevraagd waarom de schilderijtjes waarop een mooie zigeunerin met ontblote schouder en een waterkruik geen kunst maar kitsch is. Ondertussen weten we het, maar toch, wij hebben nog veel te leren. Daarom gingen wij luisteren naar Christine Gruwez die op 31 mei sprak in de Steinerschool in Aalst over “Kunst als gesprek”. Het was geen tijdsverspilling, wij hebben effectief iets bijgeleerd : een beetje kunstgeschiedenis, een aansporing om Rudolf Steiners inzichten over kunst te (her)lezen. Plus een aanwijzing van waar men een criterium kan bieden om moderne kunst te kunnen beoordelen, t.t.z. te kunnen uitmaken wanneer iets kunst is of rommel. We namen geen nota’s tijdens de voordracht, maar schreven dit verslag in de loop van de daaropvolgende dagen. Christine Gruwez begon met iets dat nu al uit een ver verleden lijkt te stammen : het feit dat de stad Antwerpen in 1995 culturele hoofdstad van Europa was. Dat Antwerpen dat ooit is geweest, kunnen we ons nu nauwelijks nog voorstellen, zei ze glimlachend. Het was niet duidelijk of ze daarmee een afkeuring van het huidig N-VA- stadsbestuur uitsprak of dat ze negatief stond tegenover het feit dat sindsdien de meerderheid van de bevolking aldaar een achtergrond heeft die, zacht gezegd, weinig voeling heeft met het Westers kunstgebeuren. Nu goed, tijdens dat jaar werd er o.m. gediscussieerd over de vraag of kunst de wereld kan redden. Het is een feit dat hongersnood in Somalië niet opgelost wordt door daar enkele beeldhouwwerken in de savanne te gaan plaatsen of door een symfonisch orkest een of ander klassiek muziekstuk te laten uitvoeren. Mensen hebben nog altijd de neiging om bij kunst te denken aan het eindresultaat van een creatief proces : een schilderij, een compositie, een beeld. Op die manier beschouwd kan kunst natuurlijk de wereld niet redden. Maar in onze tijd moeten we leren kijken naar het scheppend proces, naar de creatieve stroom. In die stroom, daarin moeten we nu de kunst zien. Dat is iets wat we kunnen afleiden uit de ontwikkeling van de (Westerse) kunst. Vóór de Renaissance was de kunst sacraal en ze bevond zich ook altijd in een sacrale ruimte. Ze moest voor de mens in feite een venster zijn met uitzicht op het goddelijk-geestelijke. De kunstenaar was anoniem, zijn persoon deed er niet toe, het ging om de dialoog van de toeschouwer met het goddelijke. We hadden een verticale verbinding. Sacrale kunst is niet bedoeld om in een museum te hangen. In 1956 werd in Recklinghausen in Duitsland een iconenmuseum geopend. Er werden orthodoxe monniken uitgenodigd. Toen ze de iconen zagen, achter glas en elektrisch belicht, barstten ze in tranen uit : iconen werken niet op die manier, en de bedoeling van de icoon is juist dat hij op de toeschouwer werkt als venster naar het goddelijk-geestelijke. Als wij naar een kerk gaan is dat meestal met de verwachting : wat is hier nu te zien. Wat een verschil met de middeleeuwer. Toen kwam gans de gemeenschap samen in de kerk, als gemeenschap, naar het schijnt zelfs met paarden en honden, stoelen stonden er niet.
Met de Renaissance hield de kunst op sacraal te zijn. De kunstenaar kreeg een naam en het ging nu om een dialoog van de kunstenaar met zijn werk. De kunstenaar legt a.h.w. zijn ziel in zijn werk, het is de uitdrukking van zijn persoonlijk talent. De kunstenaar werd bekend door zijn werk, hij gaf ieder werk een persoonlijke afwerking. Was de opdrachtgever niet tevreden, dan kon hij alleen een ander werk bestellen, aan het afgewerkte product werd niets meer veranderd als de kunstenaar voelde dat het af was. Zo bestaan er van Leonardo Da Vinci verschillende quasi identieke werken. In het begin van de 20ste eeuw veranderde dat. In plaats van het afgewerkte product werd nu het scheppend proces belangrijk. Het kunstwerk, zoals het tentoongesteld wordt is nog niet compleet. Het is nu per definitie onafgewerkt, het wordt maar compleet door wat de toeschouwer bijdraagt. Hier verwees Christine Gruwez naar Walter Benjamin. ( Op Wikipedia lezen wij : Walter Benjamin (1892 – 1940) was een Joods-Duitse marxistische cultuurfilosoof. Zijn werk heeft betrekking op onder andere filosofie, theologie, literatuurkritiek en kunstgeschiedenis. ) Ieder kunstwerk is een onvolmaakt product, een ding nog altijd in wording. Het wordt uniek door enerzijds de worsteling van de kunstenaar met de materie en anderzijds door de toeschouwer die probeert te begrijpen, te achterhalen wat de kunstenaar in feite wilde bereiken. Daardoor krijgt het kunstwerk een uniek aura. We zien dus nu een dialoog tussen de kunstenaar en de toeschouwer. De verticale dimensie van de kunst eertijds ( tussen toeschouwer en het goddelijk-geestelijke) is een horizontale geworden (van kunstenaar tot toeschouwer). Een kunstwerk is nu niet meer mooi in esthetische of morele zin. Het moet alleen waar zijn. Je moet kunnen waarnemen dat de kunstenaar geworsteld heeft om iets weer te geven, dat hij oprecht getracht heeft om er iets van te maken. Dan is het kunst. Of het gelukt is of minder gelukt, is niet meer wezenlijk. Als het kunstwerk het resultaat is van een zich afreageren, het uitwerken van een frivool ideetje of een inval, dan is het geen kunst. Hoe kunnen we dit onderscheid maken ? Wel, de mens van nu ontwikkelt daar een waarnemingsorgaan voor. Het is geen zintuig waar we al over beschikken, het is iets dat we bezig zijn te verwerven. Door ons te verdiepen in een kunstwerk, door een langdurige waarneming, dragen we iets bij tot het tegenwoordig per definitie onafgewerkt product van de kunstenaar en scheppen wij mee aan het aura van het betreffende werk. Zoals Beuys zei : ieder mens is een kunstenaar. Hier noemde Christine Gruwez de naam van Francis Bacon.
Op Wikipedia lezen we over hem een aantal zaken die overeenstemmen met Christines visie :
“Francis Bacon (Dublin, 28 oktober 1909 – Madrid, 28 april 1992) was een Britse expressionistische kunstschilder. Hij maakte portretten van personen, waarbij het gezicht of lichaam misvormd was om een betere indruk van hun psychische en emotionele gesteldheid te geven. Bacon portretteerde niet de buitenkant van de personen, maar de binnenkant. Zijn schilderijen hebben vaak een groteske, duistere en angstaanjagende uitstraling.
De geportretteerden in het werk van Bacon zijn vaak eenzame, wanhopige en depressieve personen die in een chaotische wereld leven en zich hebben teruggetrokken in een claustrofobische duistere locatie.
Bacon maakte gebruik van een unieke schildertechniek waarbij hij eerst verf op een doek smeet en daarna pas ging kijken wat hij in de verfklodders zag. Pas als hij een voorstelling in de abstracte verf zag, ging hij deze klodders uitsmeren met een doek, waarbij de verf in de poriën van het (ongeprepareerde) linnen werd gedrukt. Tijdens het uitsmeren kwam hij al werkende tot een eindresultaat, wat hij 'boetseren in verf' noemde. Door de snelle, dynamische en spontane manier van schilderen en door de vele onbeschilderde plekken in zijn schilderijen kunnen zijn werken worden beschouwd als aquarellen in olieverf.
Bij Bacon vormde compositie het belangrijkste onderdeel van het schilderij. Hij experimenteerde net zolang tot hij de juiste verhouding tussen vorm, kleur en diepte had. Hierbij was de leegte even belangrijk als de vormen en figuren zelf waren. Volgens Bacon was het maken van composities dan ook zijn enige drijfveer als kunstenaar: structuur scheppen in de chaos die zijn eigen leven was. Alle figuren hadden, tot in de kleinste details, een speciale betekenis in Bacons leven en alleen door deze figuren en vormen in strakke compositie te plaatsen kon hij met die obsessies afrekenen. Omdat het maken van composities veel experimenteren en oefenen vergde, maakte Bacon tientallen schilderijen over hetzelfde onderwerp, net zolang totdat hij de ultieme compositie maakte en met dat beeld kon afrekenen. Steeds terugkerende beelden die door Bacons hoofd spookten en waarmee hij dus diende af te rekenen waren de kruisiging, drieluiken, het portret van Velázquez, de zelfmoord van zijn geliefde George Dyer, schilderijen van Vincent Van Gogh, de menselijke mond, roofdieren en röntgenfoto's. Al deze figuren en thema's keerden constant terug in zijn werk.
Hoewel Bacons werk nooit abstract is geworden, schilderde hij zijn schilderijen wel bewust onduidelijk waardoor meerdere interpretaties mogelijk werden. Bacon wilde dat 'de verf een eigen leven ging leiden', waarmee hij bedoelde dat ieder mens in de compositie kon zien wat hij erin kon zien. De details, personen en voorwerpen op het schilderij waren voor hem zeer persoonlijk gevoelig en, naar zijn eigen zeggen, niet belangrijk voor de kijker. De kijker hoefde alleen de harmonie, rust en orde van de compositie te ervaren.
Het werk van Bacon wordt vaak tot het expressionisme gerekend, maar er zijn ook raakvlakken met het surrealisme. Bacon noemde zichzelf een 'persoonlijk realist': hij schilderde zijn ervaringen en waarnemingen op een manier zoals hij die in zijn hoofd wilde rangschikken.”
.
“Rafaël, Leonardo, Dante, die leefden in een volle, inhoudelijk volle cultuur die tegelijk in de mensenzielen werkelijk leefde, in een cultuur waarin de mensenziel diep ingebed was.
Wanneer Rafaël madonna’s schilderde, dan was daar een diepere reden voor. Datgene wat een madonna is, dat leefde toen in de harten van de mensen, in de menselijke zielen en – we spreken dit uit in de edelste zin – in de ziel van het publiek stroomde iets de scheppingen van de kunstenaar tegemoet.
De geleerden in de cultuur waarin Rafaël zijn madonna’s schiep, stonden positief t.o.v. de idee van de madonna en deze idee leefde ook in hen. En zo verschijnen de kunstscheppingen als uitingen van een algemeen, eenvormig geestesleven. ( … )
We kunnen zeggen : onze kunstenaars zijn in feite geen kunstenaars meer, zij zijn wereldbeschouwers vanuit hun specifiek standpunt, en wat ze vanaf dat standpunt zien, wat hun daar opvalt, afhankelijk van hun temperament, dat geven ze dan vorm.
Maar dat zijn dan psychologische kwesties van wereldbeschouwing, van geschiedenisbeschouwing enz."
Toen de mens niet meer in de schoot der goden leefde, voelde hij een heimwee naar de goddelijke wereld. Kunst was een van de manieren om de verbroken verbinding met het goddelijk-geestelijke te herstellen. Godsdienst, wetenschap en kunst waren toen nog nauw verbonden. Geleidelijk kreeg de mens oog voor de materiële aardse wereld, voor deze grote natuur, voor die natuur waarin hij verloren liep. Hij kreeg beschikking over vaardigheden om de materiële wereld vorm te geven. Het eerste wat binnen zijn mogelijkheden kwam, was de oneindige ruimte te beperken, haar te begrenzen met een bouwsel. De godheid van wie hij wist dat die in de natuur werkte, gaf hij een woning, een tempel. De drie dimensies werden grijpbaar. De zuilen, die in het Oude Egypte nog binnen de tempel stonden, kwamen in de Griekse tijd langs buiten te staan. De zuiver verticale lijn van de zuilen kreeg mettertijd een vorm, een menselijke vorm, zoals bvb. de Karyatiden. Deze menselijke vorm maakte zich los van zijn dragende functie, hij werd een beeldhouwwerk.
Later komt er kleur bij : de mozaïek verschijnt. Nog altijd licht 3-dimensioneel want de steentjes worden welbewust niet in een plat vlak gelegd, maar ongelijk, zodat het licht er op verschillende manieren door weerkaatst wordt en diepte geeft. Omdat we dus niet goed meer wisten wat de bedoeling was van deze uitleg, herlazen we de aankondiging. Daar lazen we :
Bewegen tussen vorm en leven. Van Jozef Beuys is de uitspraak ‘Het Gesprek is de kunst’. Maar dit kan ook worden omgedraaid, kunst is een gesprek. Een gesprek tussen een kunstenaar en het materiaal, tussen een kunstenaar en zijn werk, tussen het kunstwerk en de toeschouwer, tussen wat leeft in een kunstenaar en de vertolking ervan. Uiteindelijk in wat leeft tussen ieder van ons en de vele verschijningsvormen van dit leven. Een nimmer eindigend gesprek.
Hmm, tamelijk algemeen, je kunt er alle kanten mee uit. Een beetje symptomatisch voor de hedendaagse kunstwereld. Het kan inderdaad ook omgekeerd worden : kunst is het zwijgen, het stil-worden, het stil-zijn enz. We gingen daarom terug eens kijken of we bij Rudolf Steiner zelf wat wijzer konden worden. In GA 271 “ Kunst und Kunsterkenntnis” (Nederlands : “Rudolf Steiner over kunst”) vinden we 9 voordrachten. In het voorwoord schrijft de vertaler Bart Muijres :
“Het denken over kunst is in onze eeuw ingrijpend veranderd. In verhandelingen over kunst gaat het al lang niet meer om de vraag: Wat is kunst en wat is geen kunst?
“Deze vraag is buitengewoon abstract en naar mijn gevoel buitengewoon onkunstzinnig gesteld. ( … )
.
“Beste vrienden, de kunst moet ernaar streven om terug onder te duiken in het elementare leven; de kunst heeft lang genoeg de buitenkant bekeken, de natuur bestudeerd, heeft lang genoeg geprobeerd om allerhande raadsels van de natuur op te lossen en in kunstwerken in een andere vorm weer te geven wat men in de wereld ziet.
Een brug moeten we slaan tussen wat vandaag nog abstracte idee is in de inhoud van de geesteswetenschap en datgene wat uit onze hand, uit onze beitel, uit ons penseel voortkomt.
Maar het bouwen van deze brug wordt tegenwoordig verhinderd door een uiterlijke, abstracte cultuur die niet levendig laat worden wat gecreëerd wordt.
Maar we moeten ergens beginnen ! Dat begin zal onvolmaakt zijn. U moet niet denken dat wij het begin reeds als de perfectie beschouwen.”
Inderdaad, de elementenwereld.
Voor een kunstenaarsziel is dat een kwelling, want de inspiratie komt van die 'binnenkant', die nu de onbereikbare 'andere' kant is.
Ofwel verdraag je die leegte en je lijdt eronder.
De hele hedendaagse kunst is in mijn ogen zo'n ontkenning.
Mij lijkt het veel waarschijnlijker dat de elementaire wereld waar de hedendaagse kunst haar inspiratie haalt, een onderwereld is, een wereld van elementenwezens die in de greep van de tegenmachten zijn geraakt.
En al de leegte en onvruchtbaarheid en onmacht die de kunstenaar moet verdragen om 'de overkant' te bereiken, om weer contact te maken met de binnenkant van de natuur, wordt afgewenteld op de kijker. Die voelt tegenover de hedendaagse kunst louter onmacht, leegte en onvruchtbaarheid. En dat wordt hem flink ingepeperd: je begrijpt er niks van, je durft de stap niet wagen, je klampt je vast aan de oude, verstarde vormen! Hij is degene die - plaatsvervangend - moet lijden in de plaats van de kunstenaar.
En zeker, er zullen hier en daar wel kunstenaars zijn die eerlijk en oprecht een begin maken met het uitbeelden van de elementaire wereld. Maar ik vermoed dat ze het zo lastig vinden en dat ze hun werk zo stuntelig vinden, dat ze zeker niet van de daken schreeuwen dat wat zij maken de enige, echte kunst van deze tijd is, met uitsluiting van alle andere. Want dát is de arrogante en agressieve houding van de zichzelf hedendaags noemende kunst.
De hedendaagse kunst met al haar spektakel is mijns inziens een misleiding, die in de eerste plaats de aandacht moet afleiden van de kunst die wél contact zoekt en maakt met die onzichtbare, elementaire wereld. En die misleiding werkt grandioos. Als je antroposofen wijst op een andere kunst dan de hedendaagse, een kunst die diep onderduikt in die bij momenten stormachtige wereld van de elementen, dan staan ze als één man op hun achterste poten en schreeuwen hun verontwaardiging uit.
Het probleem is in hoge mate de verburgerlijking van de moderne mens, als gevolg van zijn materiële rijkdom.
Hij heeft geen contact meer met die grootse en geweldige wereld van de elementen (al wordt hij daar middels natuurrampen steeds meer toe gedwongen). Hij leeft in een kleine, beschermde wereld en vertaalt alles naar die schaal.
Ach, hoe vreselijk politiek correct zijn antroposofen als het over kunst gaat. Geen duimbreed wijken ze af van de officiële, door de rijken en machtigen gepropageerde, hedendaagse kunst. Geen woord van kritiek. Louter braafheid en volgzaamheid, maar natuurlijk wel met een 'coole' avantgardistische designbril op.
Maar we zullen de rekening voor zoveel kleinburgerlijkheid moeten betalen, want: winter is coming.
August Malmström : dansende nimfen (Älvalek)
Nog in Goethes tijd leefde de mens in een bijna bewuste wisselwerking met de elementenwezens.
“Ik voeg hier nog enkele opmerkingen over de weergesteldheid aan toe, die mij wellicht daarom zo gunstig gezind is omdat ik zoveel aandacht aan haar schenk.
“Tegen de avond had ik een aardige ontmoeting, toen ik in de hoofdstraat hij een kleine koopman binnentrad om verscheidene kleinigheden te kopen. Toen ik voor de winkel stond om de uitstalling te bezichtigen, kwam er een windstootje dat langs de straat heen wervelde en een grote hoeveelheid stof opwierp, dat onmiddellijk alle uitstalkasten en vensters binnendrong. Goeie hemel! riep ik uit, waar komt al die vuiligheid in jullie stad vandaan; en is daar dan helemaal niets aan te doen? Deze straat wedijvert in lengte en schoonheid met het Corso te Rome. Aan beide zijden bevinden zich trottoirs, die elke bezitter van winkel of werkplaats door voortdurend vegen schoonhoudt, waarbij hij alles naar het midden van de straat bezemt, waardoor het daar alleen maar steeds vuiler wordt, terwijl elk windvleugje het afval dat men naar het midden van de straat heeft verwezen, terugzendt. In Napels dragen ezels ijverig elke dag het straatvuil naar tuinen en akkers; zou er dan bij jullie ook niet een dergelijke regeling getroffen kunnen worden?
Zondag, 15 april
Op zee, zaterdag 12 mei
Maandag, 14 mei
Zozeer waren wij geboeid door dit schouwspel, dat wij niet hadden opgemerkt dat ons een groot onheil bedreigde; doch de beweging die onder de passagiers was ontstaan, liet ons hieromtrent niet lang in het onzekere. Zij die meer ervaring van zeereizen hadden dan wij, maakten de kapitein en zijn stuurman de bitterste verwijten, dat door hun onbekwaamheid men niet alleen de zeeëngte voorbij was gevaren, maar dat bovendien het schip gevaar liep met man en muis te vergaan. Wij informeerden naar de oorzaak van de onrust, daar wij niet begrepen dat bij volledige windstilte enig onheil te vrezen was. Maar juist deze windstilte was het, die deze mannen zo ernstig bezorgd deed zijn: wij bevinden ons, zo zeiden zij, reeds in een stroming die zich om het eiland heen beweegt en door een vreemde trek van de golven ons even langzaam als onweerstaanbaar naar de steile rotsen stuwt, waar wij geen voetbreed strand of baai hebben om ons te redden.
Nu heette het dat hij en de stuurman niets anders dan de eerste de beste kooplui waren, die zonder enige zeevaartkundige kennis uit puur eigenbelang zich in het bezit van een schip hadden weten te stellen en die nu door hun onbekwaamheid en onhandigheid allen die hun waren toevertrouwd te gronde richtten. De kapitein zweeg en scheen nog steeds op redding bedacht te zijn; mij echter, die van jongs af niets zozeer gehaat heb als anarchie, was het onmogelijk langer het stilzwijgen te bewaren. Ik trad naar voren en richtte het woord tot hen.
Ik wees hen erop, dat juist op een ogenblik als dit zij met hun misbaar en geschreeuw niets anders bereikten dan dat zij het hoofd op hol brachten van hen van wie alleen nog redding te verwachten was, zodat dezen noch behoorlijk konden nadenken noch met elkaar overleg vermochten te plegen. Wat jullie aangaat, riep ik uit, keert tot jullie zelf in en richt dan een innig gebed tot de moeder Gods, in wier hand het alleen gegeven is, of zij jullie voorspraak zijn wil bij haar Zoon, opdat Hij voor jullie doet, wat Hij eens voor zijn Apostelen heeft gedaan, toen op het stormachtige meer van Tiberias de golven reeds in het schip sloegen, maar de Heer sliep; die echter, zodra de troost- en hulpbehoevenden Hem wekten, terstond de wind gebood te gaan liggen, zoals Hij thans de lucht gebieden kan zich in beweging te zetten, wanneer dit in overeenstemming is met Zijn heilige wil.
Deze woorden hadden een zeer goede uitwerking. Een van de vrouwen, met wie ik reeds vroeger over ethische en geestelijke onderwerpen gesproken had, riep uit : Ah ! il Barlamé! benedetto il Barlamé ! en werkelijk begonnen zij, daar zij toch reeds op de knieën lagen, hun litanieën met meer dan gewone innigheid hartstochtelijk te bidden. Zij konden dat met des te meer gerustheid doen, omdat de bemanning van het schip nog een redmiddel beproefde, dat tenminste sterk in het oog liep: zij lieten een boot neer, die weliswaar slechts zes tot acht man kon bevatten, en maakten haar met een lang touw vast aan het schip. Op deze wijze trachtten de matrozen door uit alle macht te roeien het schip uit de stroom te trekken. Een ogenblik dacht men dan ook dat dit hun gelukte, en men hoopte zo spoedig uit de stroom gered te zijn.
Men won reeds zichtbaar afstand van de rotsen en ofschoon men nog niet geheel uit de stroom was geraakt, hoopte men nu toch hem de baas te worden. Boven was alles stil; spoedig kwamen er meer passagiers beneden, vertelden van de gelukkige afloop en begaven zich ter ruste. ( … )
Deze twee voorvallen zou de huidige wetenschap, volledig onwetenschappelijk, toeschrijven aan het toeval. Nochtans, wanneer men onbevooroordeeld is, kan men vaak in het leven vaststellen dat er een verband bestaat tussen de gerichte aandacht van de mens, door gebed en of observatie, en de wereld rond ons, de natuur (de elementenwezens dus) of onze medemens. * * * * * * * * * * * * * * *
De bio-dynamische boeren wijzen de weg !
Alles ontstaat uit het spanningsveld tussen chaos en orde, betogen zij. Vandaar de bedrijfsnaam. Die staat voor Geduldig Aandachtig Onbekommerd Samenwerken.
Tien jaar geleden kregen ze te horen dat ze een stuk van hun land moesten afstaan voor de Hanzelijn, de nieuwe treinverbinding tussen Zwolle en de Randstad, dwars door Flevoland heen, met een weg ernaast. “We waren er kapot van. Het is niet alleen dat ze een stuk van je land afsnijden, maar er komt zo veel onrust op je af. Lawaai van langsrazende treinen en auto’s. Het uitzicht op het open landschap verdween.”
Dat moment markeerde het kantelpunt. Ze besloten te blijven. Jos stapte op de aannemer af en vroeg hem grond te storten voor een dijk op hun land om de ‘open wond’ tussen rail en akker te dichten. Deze bufferzone van een kilometer lang en 25 meter breed, op enkele plaatsen zelfs vijftig meter, beschermt de gewassen op het land. “IJzer- en koperdeeltjes kunnen schadelijk zijn voor onze planten. Daarbij dient de strook ook als geluidswand. Want we zijn zeer gesteld op onze rust. Onkruid wieden met herrie aan ons hoofd, daar hadden we helemaal geen zin in.”
Dus stak Jos zijn schop in de dijk en groef de Hartpoel: een vennetje met daarin een klein eilandje met een eivormig rieten object. De Hartpoel is via het kavelpad, als een ruggegraat, verbonden met het huis van Jos en Ellen. Vanuit de Hartpoel is in twee richtingen een steeds breder wordende slingerbeweging getrokken over de lengte van de dijk. “Deze slingerbeweging noem ik een vortex, ook wel draaikolk of werveling. Deze vortex heeft heel precieze maten. Hij is volgens de gulden snede aangelegd. Het is als het ware de golflengte waarop de kunstwerken op elkaar zijn afgestemd.
Bij de graafwerkzaamheden voor de dijk werd een plek gevonden waar het pleistoceenzand vier meter hoger lag dan in het omliggende veld.
De laatste aanwinst van Gaos is het bijenhuis, waar bijenkasten staan van het bijenproject van Odin. Ellen wordt begeleid door de Odin—imker, zodat ze straks zelf bijen kan houden. Het huisje heeft de kleuren van de Nederlandse spoorwegen. Ellen: “Dat is Jos’ humor. De kleuren zijn vooral gekozen omdat bijen deze kleuren goed kunnen zien.”
* * * * * * * * * * * * * * * Het Johannes-evangelie
Uit de inleiding :
In een serie voordrachten gehouden te Hamburg in 1908 spreekt Rudolf Steiner over het Johannes-Evangelie. In de derde voordracht zegt Rudolf Steiner het volgende:
(Christus Jezus zei tegen zijn intiemste ingewijden :) … jullie moeten geloven aan een geestelijk vaderprincipe - waar het ik in wortelt - dat geestelijker is dan het principe dat het Joodse volk als
groepsziel verbindt. Jullie moeten geloven aan wat in mij en in ieder mens rust en dat is niet alleen
één met Abraham, dat is één met het goddelijke kosmische principe! Vandaar dat Christus Jezus in de
zin van het Johannes evangelie benadrukte:
En nu proberen we te horen wat zijn intiemste ingewijden zeiden, hoe zij het uitdrukten wat zich hun toen openbaarde. Zij zeiden: Tot nog toe heeft geen enkele menselijkheid van vlees en bloed bestaan aan wie men deze naam “Ik-ben” zo zou mogen toekennen als aan hem die als eerste de hele betekenis van “Ik-ben” in de wereld heeft gebracht. En daarom noemden zij “IK-BEN” de naam van Christus Jezus. Dat was de naam, waarin de intiemste ingewijden zich verbonden voelden, in de naam die ze aldus begrepen, de naam “IK-BEN”.
|
Terug naar het thuisblad
*
*
*
*
*
4