Inhoudstafel van Brug 91 ( maart 2016)

Media in dienst van de staat

De 100-jarige oorlog tegen Duitsland

Het fort Sint-Elmo – deel 3

Valentin Tomberg over Ahriman

L. Debrouwere over de islampropaganda van de Westerse elites

W. Maas over arabistische kunst

Wilhelm Rath, zijn weg tot de Jugendkreis – deel 2



+ Groter lettertype
+ Kleiner lettertype


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

Beste Lezer,


Tourcoing : de nieuwe moskee opent zijn deuren in 2015
Roubaix : in de St.-Michielskerk mogen in 2015 geen missen meer gevierd worden.



In de vorige Brug vroegen we ons vertwijfeld af hoe we het gesclerotiseerd christendom bij ons kunnen revitaliseren, een nieuwe impuls geven, als we iedere dag kerken zien verdwijnen en moskeeën in de plaats zien komen. Maar een reden tot vertwijfeling is er in feite niet. We hebben ondertussen het citaat van Rudolf Steiner teruggevonden dat we nodig hadden :

“Wie denkt dat het christendom wordt weggevaagd wanneer de uiterlijke vorm die het in een bepaalde tijd bezit wordt weggevaagd, die heeft geen hoge dunk van het christendom. Een ware opvatting van het christendom kan slechts tot de overtuiging leiden dat alle kerken die de Christus-gedachte hebben uitgedragen, alle uiterlijke gedachten, alle uiterlijke vormen tijdelijk en dus vergankelijk zijn, maar dat de Christus-gedachte in de toekomst in steeds nieuwe vormen in de harten en de zielen van de mensen zal leven, hoe weinig deze nieuwe vormen nu ook al zichtbaar zijn.”

(Uit : “Wegen naar Christus” (GA 131), 9de voordracht)


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Als de Staat geestesleven en economie stuurt

Rudolf Steiner spreekt over een luciferisch verleden en over een ahrimanische toekomst. Dat was honderd jaar geleden, die toekomst van toen is nu al heden geworden. Nog maar vijftig jaar geleden was dat niet zo duidelijk zichtbaar.
Het Duitse weekblad “Der Spiegel” is wat tendentieuze berichtgeving betreft te vergelijken met “De Standaard” of “De Morgen”.

In De Tijd van 23 januari 2016 : “De Standaard, de grootste islamkrant van het land. Elke dag handelt het merendeel van de artikels in De Standaard over de islam of de moslims. En hebben ze het in een ver afgelegen hoekje toch eens bij uitzondering over het katholieke geloof of een christenmens, dan is het om ze belachelijk te maken.”
De zgz. kwaliteitsmedia hanteren de term “islamofoob” alsof dat iets verwerpelijks is. De uitdrukking “christofoob” wordt nooit gebruikt : christofoob zijn ze immers zelf en daarmee verraden ze wiens woord ze spreken.

De website Politically Incorrect gaat er prat op dat ze door Der Spiegel “de digitale cheerleader van de islamofobie” werd genoemd.

Het is op deze website dat men verwees naar een artikel uit “Der Spiegel” van 1964. We hebben het artikel hieronder vertaald. Vergelijken we dit artikel met hoe er tegenwoordig over de moslims bericht wordt, dan vraagt men zich af wat er op die vijftig jaar veranderd is, en wie er veranderd is. De gewone burger heeft geen probleem met het artikel uit 1964, maar de media blijkbaar wel. Een dergelijk artikel zou nu niet meer kunnen. Ten eerste is er de titel, ten tweede is het objectieve berichtgeving, niet tegen de moslims, maar zeker ook niet pro. Wat is er veranderd ?

Vijftig jaar geleden waren de media nog min of meer onafhankelijk van de staat. Nu kunnen ze zonder staatssteun of goedkeuring door de staat niet overleven : ze spreken dus het woord van de overheid. En iedere dag wordt meer en meer duidelijk dat die overheid niet de belangen van het volk dient, maar die van de grote banken. Udo Ufkotte legt in zijn boek “Gekaufte Journalisten” (2014) uit met welke middelen de Europese journalisten ertoe verleid worden om de Angelsaksische standpunten voor het publiek aanvaardbaar te maken. Hij kan het weten want hij heeft er jarenlang aan meegedaan bij de Frankfurter Allgemeine.

15.07.1964 -

Bruine Vloedgolf

De waterpret van de Parijse meisjes wordt vergald. Als er in het openbare zwembad een meisje met bikini in het water durft gaan dan wordt ze spoedig door bruine zwemmers omringd, ze springen en duiken er naartoe. Tien, twintig Algerijnse handen morrelen aan de sluiting van de bikini en beroven de baadsters van hun textiel.

Vooral tijdens het weekend zijn de Noordafrikanen baas in de zwembaden van Parijs, of het nu het Deligny-bad is of dat van Puteaux. Gevolg: De meisjes mijden het zwembad op die dagen, ook hun mannelijke aanhang blijft weg. Badmeesters die energiek durven optreden tegen de vrijbuiters, worden na het sluitingsuur door vijandige bendes bedreigd. Na eerst door de Algerijnen uit Algerije te zijn weggejaagd, worden de Fransen nu ook door de overwinnaars uit de zwembaden van hun hoofdstad verdreven. Veel is er niet aan te doen. Want iedere dag verlaten zo’n 600 Algerijnen het door werkloosheid en inflatie geplaagde land van Ben Bella, om een inkomen te zoeken bij hun voormalige koloniale bazen aan de andere kant van de Middellandse Zee.

De Franse arbeidsmarkt kon zonder problemen meerdere duizend werkwilligen opnemen. Maar de stroom zwol voortdurend aan: in 1956 leefden 300 000 Algerijnen in Frankrijk, begin 1964 waren het er bijna 600 000. Daarvan zijn er 30 000 vandaag werkloos en leven van de openbare onderstand. Er worden ook 13 000 Franse ziekenhuisbedden ingenomen door Algerijnen.

Die politie van Parijs zag zich voor de opgave gesteld om een kolonie van 200 000 Algerijnen in toom te houden die weliswaar maar 3% van de hoofdstedelijke bevolking uitmaken, maar toch - 32% der moorden,
- 39% der autodiefstallen en
- 58% der roofovervallen (met vuurwapen)
voor hun rekening nemen.

Een deel van de inwijkelingen importeerde daarenboven de gewoonten van hun sanitair onderontwikkelde land, met de daar bloeiende kwalen - tuberculose en geslachtsziekten - naar Frankrijk.

De Franse gezondheidsambtenaren konden tegen deze onhygiënische vloedgolf even weinig maatregelen treffen als de Franse politie tegen de criminaliteit der bruinen: de verdragen van Evian garanderen aan de Algerijnen dezelfde rechten als de Fransen, en maken het hen zeer gemakkelijk : pas in 1965 moeten de 600 000 inwijkelingen beslissen of ze kiezen voor Frankrijk of voor Algerije. Dan kunnen de onderdanen van Ben Bella als buitenlanders behandeld worden en eventueel onderworpen worden aan een medische keuring.

In Marseille, de belangrijkste importplek, werden de nieuw aangekomenen nu ook al medisch gecontroleerd, maar zo oppervlakkig dat van een echte keuring geen sprake kan zijn : ter wille van de Algerijnse aardolie en het testgebied voor de atoombommen vermijdt de Parijse regering alles wat als een discriminatie van de in Frankrijk levende Algerijnen zou kunnen worden opgevat. Trouwens, wie niet langs Marseille, maar via Spanje, Italië of een luchthaven binnenkwam, die werd sowieso niet gecontroleerd.

Om Algerije te behoeden voor een totale ontvolking en Frankrijk voor een nog grotere toestroom, kwamen Parijs en Algiers overeen om de uitwijkelingen voortaan te selecteren in hun thuisland : in de grotere steden van Algerije wordt een sanitaire dienst ingericht die de Frankrijkreizigers controleert op tuberculose en geslachtsziekten.

Daarmee wordt ook het probleem opgelost van repatriëring van afgewezen emigranten, die vaak geen geld hebben om terug te reizen, en Frankrijk krijgt niet de naam dat het arme, onontwikkelde mensen terug in de zee drijft.

In de zwembaden van de hoofdstad blijven de bruinen verder plonzen om de baadsters onder water te kunnen bevoelen en aan te raken. Het voor moslims ongewone spektakel van minuscule bikini’s doet hen dromen van vreugden die ze anders maar moeilijk vinden : van de 600 000 Algerijnen die nu in Frankrijk leven, zijn er slechts 40 000 vrouwen.



In feite illustreert dit artikel wat een schijnvertoning onze zgz. democratie is. Heeft “het volk” ooit iemand een mandaat gegeven om dergelijke migratiestromen te organiseren ? Daar krijgt het de kans niet toe; zelfs het parlement, dat in theorie de wetten maakt, heeft daar geen zeg in.
In een driegelede maatschappij, waar het economische een eigen werkingssfeer heeft, kan het politieke geen koehandel drijven met mensen en evenmin burgers als pasmunt gebruiken voor het veiligstellen van de handelsbelangen van multinationals en grote staatsbedrijven. Ook niet voor de landsverdediging. Een beslissing daarover moet voor het volk mogelijk zijn in een democratie : willen we atoomwapens ? En willen we de consequentie van die keuze zelf dragen door atoomproeven op onze eigen bodem uit te voeren ?
Voorlopig worden dat soort beslissingen ergens genomen ver boven volk en parlement. En in die verborgen cenakels worden ook de strategieën uitgetekend om de maatschappij een bepaalde vorm te geven, dezelfde piramidale structuur die bestond in de derde cultuurperiode (Egypte), maar die men nu op wereldschaal wil inrichten, een nieuw soort feodalisme.


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Midden-Europa tussen Jihad en McWorld

Met deze titel verwijzen we naar het bekende boek van Benjamin Barber uit 1995. In dit boek wordt uiteengezet dat de democratie van twee kanten bedreigd wordt. Uitgedrukt in driegeledingstermen : uit het oosten komt een fanatiek geestesleven, uit het westen een onbroederlijk economisch leven.
Volgens Rudolf Steiner kan een gezondmakende impuls alleen maar uit Midden-Europa komen.

Zie hierover bvb. de voordracht in Linz op 18 mei 1915 (in GA 159 “Das Geheimnis des Todes” die als ondertitel draagt : Wezen en betekenis van Midden-Europa en de Europese volksgeesten).

De leidende kringen in de Angelsaksische wereld weten dat, wisten dat in zijn tijd al en hebben actief aangestuurd op een eerste wereldoorlog. Toen daarmee Duitsland nog niet volledig geknecht was, werd er ook een tweede wereldoorlog georganiseerd. Sindsdien is Duitsland nog altijd een bezet land en wordt het nauwlettend in het oog gehouden. Bij het minste teken dat het zijn soevereiniteit wil terugwinnen, wordt er hard gereageerd. Op www.zerohedge.com lazen we in een lezerscommentaar (onze vertaling ) :

Eerst vroeg Duitsland zijn goud terug. Toen wilde het niet meedoen aan de sancties tegen Rusland.
Dan :
1) Gecontroleerde crash van een Germanwings-vliegtuig
2) Volkswagen wordt betrapt op gesjoemel
3) Mosliminvasie.

Is dit vergezocht ? Over de eerste twee punten gaan we het niet hebben, op het internet is genoeg informatie te vinden over onverklaarbare toevalligheden bij deze twee gebeurtenissen. Maar hoe zit het met die mosliminvasie ? Als we de beelden zien van die “arme vluchtelingen”, dan valt het op dat ze allemaal jonge mannen zijn en allemaal hebben ze een smartphone.
Onder de titel : “Wie lokt de vluchtelingen met twitter naar Duitsland” kan men op verschillende websites de resultaten lezen van een onderzoek door Vladimir Shalak van de Russische Academie van Wetenschappen. Deze man ontwikkelde een methode om de inhoud van twitterberichten te analyseren. Hij bestudeerde 19.000 tweets (de re-tweets niet meegerekend). Het blijkt dat het grootste deel daarvan Duitsland en Oostenrijk noemen als de meest vluchtelingen-vriendelijke landen.

Van al die tweets over Duitsland waren er 93% positief wat betreft gastvrijheid en opvangpolitiek :

• Duitsland Yes ! Linksen spuiten graffiti op een trein in ‘t Arabisch “Welkom vluchtelingen”
• Aardige mensen – video van Duitsers die Syrische vluchtelingen verwelkomen in hun gemeente.
• Respect! Voetbalfans met spandoek “Welcome Refugees” in Duitse stadions.
• De trein met Arabische graffiti train komt aan in Dresden “ahlan wa sahlan – welgekomen”.
• ‘We love Germany!,’ opgeluchte vluchtelingen schreeuwen het uit in het station van München.
• Duizenden Duitsers verwelkomen vluchtelingen – Sky News Australia
• Waar deze Duitse stad ook mag liggen die en bus met vluchtelingen verwelkomde met spandoeken en bloemen : dank u.

Analyse van 5704 originele tweets die de hashtag #RefugeesWelcome” bevatten plus een naam van een land tonen een nog groter verschil tussen Duitsland en de rest van Europa :

De volgende stap is eens naar de oorsprong van de twitter accounts te kijken die de hashtag #RefugeesWelcome + Germany bevatten. Onderstaand diagram toont de landen van oorsprong van de relevante twitter accounts (voor zover ze konden achterhaald worden):

Slechts 6,4% van alle tweets met de hashtag “#RefugeesWelcome”+Germany komen uit Duitsland zelf. Bijna de helft kwam uit Engeland, USA en Australië !

Verdere analyse toont dat maar een begin was. Een heel leger netbots (automatische internet robotten) werden geactiveerd.
Op 27 augustus 2014 stuurden veertig automatische netbots
@changing_news,
@changing_news1,…,
tot @changing_news39
vanuit de V.S. de volgende tweet om 8u00 :
«Een nieuw welkom: Activisten richten privé-opvangdienst voor vluchtelingen op in Duitsland en Oostenrijk #News #Change #Help»
Op 1 september dezelfde groep netbots om 22u30 met identiek dezelfde boodschap.

Op 29 augustus om 23u02 postte een groep van 80 netbots het volgende:
«Duizenden in Dresden verwelkomen vluchtelingen in Duitsland…»
Een andere groep van 50 netbots stuurden vanuit Australia (alle accounts gecreëerd op 14 februari 2014 tussen 06u02 en 06u24) een bericht op 31 augustus om 17u26:
«#Voetbalfans in Duitsland verspreiden “Refugees Welcome’ bericht #prebreak #best»
Op 1 september om 07u29 : 95 netbots, eigendom van Media for Social and Cultural Impact, Dallas, Texas, USA publiceren volgende tweets:
«Duitse voetbalfans verwelkomen vluchtelingen tijdens de crisis: nu Europa geconfronteerd wordt met een migratiegolf…»

Overbodig te zeggen dat iedere originele tweet tientallen keren gekopieerd en doorgestuurd werd op Twitter. Al die jonge mannen uit het Midden-Oosten lezen dat op hun smartphones en denken dat ze in Europa het paradijs gaan vinden.
Het is duidelijk dat de bedoeling achter deze campagne is om de sociale situatie in Duitsland te ontwrichten en de economische ontwikkeling te ondermijnen. Een ander doelwit is de sociale structuur van de Duitse samenleving. Jaarlijks 1 miljoen vluchtelingen terwijl nu al 31% van de families met minderjarige kinderen minstens één allochtone ouder hebben, dat zou voorgoed de kiezersstructuur veranderen en een volgzame massa voor de huidige machthebbers installeren.
Anderzijds wakkert dit ook de rechtse reflex aan bij de autochtone bevolking en zou tot grote conflicten kunnen leiden tussen migranten en Duitse autochtonen. Hoe je het ook bekijkt : een verzwakking van de Duitse natie.
En dat is de echte agenda achter het onschuldige tweeten …

Bron :
http://orientalreview.org/2015/09/21/who-is-twitter-luring-refugees-to-germany/


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Het fort Sint-Elmo – deel 3



In de vorige Brug reageerde Luc Vandecasteele op ons voorstel tot meditatie en dan meer bepaald op het beeld dat wij gebruikten van het belegerde fort Sint-Elmo op Malta ten tijde van de Turkse agressie. Onze commentaar op deze reactie heeft Luc Vandecasteele niet overtuigd. Hij schrijft ons :


( … ) In jouw citaat uit het mysteriedrama staat een sleutelzin: “…duistere machten … die uit het kwade hun krachten putten om ons tegenstand te bieden, en zo op hun manier het wijze plan te dienen dat uit het boze ook het goede laat ontstaan”. Dit is een inclusief gebaar, dat verwijst naar de manicheïsche impuls (volgens Steiner het christendom van de toekomst): “Liebe das Böse gut”. Heb het kwade ook lief, en wel zodanig dat het tot iets goeds kan omgevormd worden. Daarvoor is nodig dat we vooreerst het kwade ook in onszelf herkennen. Het gebaar dat jij voorstelt is eerder exclusief: bescherming vragen, om een burcht te verdedigen tegen het oprukkende kwaad dat van buiten komt.

Ik kan je zorg om de situatie van het christendom in de huidige tijd absoluut delen. Ook je gevoelens omtrent de gehypnotiseerde toestand waarin de spirituele Midden-Europese impuls, die Steiner zo hoog achtte, zich nu bevindt, mede ten gevolge van de beide wereldoorlogen waar westerse machten Midden-Europa in gemaneuvreerd hebben. Maar ook de Midden-Europeanen zelf waren niet onschuldig. Dat er nu eerder nieuwe moskeeën geopend worden dan christelijke kerken onderhouden, zoals je beide foto’s uit Noord-Frankrijk illustreren, baart zorgen. Anderzijds wil ik ook hopen dat  de waarden die dank zij het christendom in Europa gegroeid zijn, de islam uit zijn verstarring zullen helpen. Maar ook het christendom is in grote mate verstard, zoals je schrijft. 

In dit opzicht komen er plots lichtpunten uit onverwachte hoek. Zo zegt Montasser AlDe’emeh, auteur van “De Jihadkaravaan”, in een interview (De Bond 18 dec. 2015): “Aristoteles zegt: ‘De ware overwinning is de overwinning op jezelf’. En Jezus zegt: ‘Niemand zal het koninkrijk Gods zien die niet voor de tweede keer geboren wordt’. De islam spreekt over fitra, de zuivere aard van de mens, de terugkeer naar de bron. Ik denk dat iedereen voor de tweede keer geboren moet worden. Op een spirituele manier. Met kennis.”

Dit “van bovenaf” herboren worden, vanuit de geest (Joh. 3:3-6) waarbij ieder mens zichzelf als geestelijk wezen ervaart en zich vrij kan maken tegenover alles wat hem bindt aan afkomst, familie, volk, traditie, overgeleverde godsdienst… is een innerlijk proces en is voor elke wereldburger-tijdgenoot weggelegd, tot welke godsdienst hij ook “behoort”. Dat een moslim op dit vers uit het Johannesevangelie wijst ! AlDe’meh is een Palestijnse vluchteling. Na jaren van haat jegens Israël en het Westen heeft hij tot een radicale ommekeer besloten. Hij heeft Auschwitz bezocht en wil nu de mens in ieder begrijpen en erkennen.



Waarop wij de vraag stelden :


Als wij Christus hebben waarom hebben wij dan Michaël nodig ?
Jij stelt je op het zuiver christelijke standpunt en bij Christus is er geen strijd, alleen liefde.
Maar Steiner spreekt over Michaël vaak in verband met een geestelijke strijd.
Als wij aan de kant van Michaël willen staan, dan staan we toch automatisch in een kamp, of niet ? En tegenover dit kamp is toch een ander kamp, of niet ?
Waarom wordt Michaël afgebeeld in strijdtenue ? Kent hij de christelijke  liefde niet ?




We hebben zeker Michael nodig! Ik voel me evenzeer Michaëliet als jij, denk ik, en niet alleen christelijk. Maar zijn strijd is nu niet meer een gewapende. Zijn beeld met wapenrusting stamt uit de 4e cultuurperiode. Misschien zullen antroposofen (wie beeldt hem anders nog af tegenwoordig? Misschien ikonenschilders, maar die inspireren zich wellicht grotendeels op de 4e periode) hem nog wel met speer of lans afbeelden. Maar hoe dan ook, die speer of lans of zwaard diende altijd al niet om de draak te doden maar om ze op haar plaats te houden. R.Steiner heeft toch heel vaak benadrukt dat we het ahrimanische weliswaar moeten bestrijden, maar dat het ahrimanische bij onze ontwikkeling hoort en dat wij het ook moeten verlossen. Dat doen we niet door het te doden maar door op zijn juiste plek te houden en het liefdevol om te vormen. Bovendien, wat heeft Ahriman ons niet allemaal geschonken? Deze computer, maar ook zelfs onze spraak en ons denkvermogen, las ik onlangs in GA 170, 14e voordracht. En nog zoveel meer.
We staan dus in het kamp van Michael, maar daar stonden de nazi’s zeker niet in. En de tempeliers wellicht wel, maar hun strijd (= onze strijd) moet volgens mij nu niet meer een gewapende zijn, zoals ik in mijn vorige mail uitlegde.

Nog een toemaatje:

Het einde van de tweede voordracht van GA 240: Steiner heeft het net over Maeterlinck gehad, die laatdunkend over hem schrijft. En dan zegt Steiner letterlijk dat de hele Michaëltraditie moet gereviseerd worden. De strijd is nu in het innerlijk verlegd…




Waarop wij terug :

"onze strijd moet volgens mij nu niet meer een gewapende zijn"

Ja Luc, ik heb ook nooit gezegd dat het volgens mij wel een gewapende strijd moet zijn, ik heb alleen een beeld gebruikt !
Je zegt dat de strijd nu innerlijk moet zijn, maar is dat nu specifiek Michaëlisch ?
Alle mensen die inzicht op hogere gebieden willen verkrijgen hebben deze strijd in het innerlijk gevoerd al sinds de tijd van de Indische cultuurperiode, voorzover het ging om het kwaad in de eigen ziel onder controle te krijgen. Het Michaëlische lijkt nu : de strijd met het geestelijk zwaard van het denken, van het onderscheidingsvermogen. Iedere dag komt er een lawine van leugens en desinformatie op ons af waartegen wij ons moeten wapenen. Zoniet worden wij meegesleurd door de stroom van het politiek correcte denken.
Is het beeld van een pijlenregen waarvoor wij achter een muur schuilen zo misplaatst ? Trouwens de spreuk zegt : Gottes schutzender Strahl", beschutzung tegen wat dan ?

Volgens mij is het begrip "inclusief" op zich al vals, even ahrimanisch als de "gelijkheid" op alle fronten die nu zo gepropageerd wordt. Kunt ge met leugens inclusief omgaan ?
In het economische is inclusiviteit nodig, we zijn daar broeders.
In het geestelijke ? Ik ga niet tegen een moslim zeggen : jouw geloof is evenveel waard als het mijne. Want dat is niet de waarheid. Als ik dat zou zeggen dan verloochen ik mijn overtuiging, dan toon ik een gebrek aan moed, dan kan de moslim antwoorden : als het zo zit, waarom word je dan geen moslim ? Ipso facto exclusiviteit.
In het rechtsgebied ? Democratie kan niet zonder grenzen. De wetten worden door de gemeenschap (het volk) gemaakt en gelden alleen voor de gemeenschap, niet daarbuiten. Er is dus een binnengroep en een buitengroep. Die groepen zijn natuurlijk niet absoluut en onveranderlijk, dat kan vastgelegd worden, hoe je van de ene gemeenschap naar de andere kunt verhuizen. Maar toch : geen abstracte inclusiviteit.




Lucs antwoord :


Hoe dan ook, beelden werken. En het zijn twee militaire beelden die je gebruikt.
Ik ben geheel akkoord dat vanuit die innerlijke strijd ook een uiterlijke strijd nodig is (maar geen gewapende), tegen de onwaarheid die er overal verspreid wordt, tegen de ICT die in de scholen ingevoerd wordt,… En de beschuttende zegenende stralen zullen ons zeker kunnen beschermen tegen demonische krachten die ook ons eigen zieleleven willen komen bezetten. Maar dat zijn stralen, en geen schilden en zeker geen luchtafweerbatterijen van het nazi-leger. Inclusief? Toch denk ik dat we ook in het geestesleven inclusief kunnen leren denken, en tegelijk het onderscheidingsvermogen oefenen. Dat heb ik geprobeerd in mijn boek over de islam. De pijnlijke punten niet negeren, maar ook op de kiempunten voor gemeenschappelijke grondslagen wijzen. Toonaangevend daarvoor was voor mij het citaat van Rudolf Steiner in GA 193, 2e voordracht (zie hieronder).
Inclusief bedoel ik dus voor de mensen die van een andere overtuiging zijn. En zelfs voor hun overtuiging zelf, in de zin van dit citaat. En ook zelfs voor de tegenkrachten zelf en hun werking, want ze zitten sowieso ook in mij !

Wat het economische en rechtsgebied betreft ben ik met je akkoord.

Beste groeten,
Luc  




Het citaat uit GA 193 “Der innere Aspekt des sozialen Rätsels – luziferische Vergangenheit und ahrimanische Zukunft” staat in feite in de derde voordracht (de tweede Zürichse voordracht - 11 februari 1919) :

“Hoe meer de mens sociale interesse ontwikkelt voor de meningen van de andere mens, ook als hij ze als verkeerd beschouwt; hoe meer de mens zijn eigen gedachten belicht door de meningen van de ander; hoe meer hij naast zijn eigen gedachten, die hij misschien voor waar houdt, de gedachten laat bestaan die anderen koesteren en die hij voor waanbeelden houdt maar er zich toch voor interesseert; des te meer voelt hij in het binnenste van zijn ziel een Christus-woord, dat tegenwoordig in de zin van de nieuwe Christustaal moet begrepen worden. De Christus heeft gezegd: «Wat ge aan de geringste mijner broeders doet, dat doet ge aan mij.» (Mat. 25:40)

De Christus houdt niet op met zich steeds weer te openbaren aan de mensen, tot aan het einde der dagen. En zo spreekt Hij tegenwoordig tot diegenen die hem willen horen: wat een uwer geringste broeders denkt, dat moeten jullie beschouwen alsof Ik het ben die in hem denk, en dat Ik met jullie voel wanneer ge de gedachten van de ander afweegt aan jullie eigen gedachten, sociale interesse hebt voor wat zich in de andere ziel afspeelt. Wat ge vindt als mening, als levensbeschouwing in één van de geringste van uw broeders, zoek daarin Mijzelf. - zo spreekt in ons gedachtenleven de Christus, die zich op die manier wil openbaren aan de mens van de 20ste eeuw.

Niet door op de manier van Harnack te spreken over God, die ook de Jahwe-god kan zijn en het in werkelijkheid ook is; maar doordat men weet dat Christus de God is voor alle mensen. We vinden Hem echter niet wanneer we ons alleen maar egoïstisch wentelen in onze eigen gedachten, maar wel als wij onze gedachten afwegen aan de gedachten van de andere mensen, wanneer we vanuit een innerlijke verdraagzaamheid voor al het menselijke onze interesse uitbreiden, wanneer we zeggen : door geboorte ben ik een mens met voor-oordelen, door mijn wedergeboorte vanuit de gedachten van alle mensen tot een omvattend sociaal gedachtengevoel, zal ik de impuls in mij vinden die de Christusimpuls is.”




Als we zo’n - laat ons zeggen radicaal christelijk- Steinercitaat onder ogen krijgen is het toch altijd goed om eens na te gaan in welke context Rudolf Steiner deze uitspraak gedaan heeft. Welnu, juist vóór deze uitspraak heeft Steiner het over de traditionele christenen die spreken over Christus maar in feite de God-Vader bedoelen als ze Christus zeggen. En het God-Vader-begrip is iets wat ons van nature gegeven is, het kost ons geen moeite om een geloof in de God-Vader te hebben; maar het Christusbegrip dat moeten we onszelf eigen maken. Op de manier zoals in het citaat is aangegeven. In feite is het een aansporing, een oproep tot alle mensen die bij het God-Vader-begrip blijven staan : doe de moeite om uit jullie vanzelfsprekende overtuiging die je met je geboorte, met je opvoeding hebt meegekregen, uit te stijgen tot een hoger standpunt, een hoger niveau van sociaal zijn.
Het zou in onze tijd meer een oproep zijn voor de moslims dan voor de antroposofen. Want Allah is de Vader-God. Kunnen de moslims zich de Zoon eigen maken door interesse te betonen voor wat buiten hun traditionele godsdienst ligt ? Misschien kan die Montasser AlDe’emeh het, maar de realiteit is dat in heel de Arabische wereld per jaar maar evenveel boeken gedrukt worden als in Roemenië.

Arabische wereld, dat zijn 22 landen met 362 miljoen mensen. Het gaat om 15.000 tot 18.000 nieuwe titels per jaar met een oplage tussen de 1000 en 3000 exemplaren. In totaal evenveel boeken als in Roemenië met 21 miljoen inwoners. In Oman leven meer dan 3 miljoen mensen en er zijn 3 boekwinkels.

Bron : buchmarkt_arabische_welt_engl_2014_43687.pdf




Luc vdc gaat op zoek naar positieve elementen, hoe klein ook. Dat is wat Steiner van ons vraagt. We kennen het voorbeeld dat hij vaak aanhaalt i.v.m. positiviteit. Jezus passeert met zijn apostelen het rottend, stinkend, half vergane kadaver van een dode hond. De leerlingen wenden de blik af en knijpen de neus dicht maar Jezus vestigt hun aandacht op de mooie witte regelmatige tanden van het beest. Een lichtpuntje ziet Luc in iemand als Montasser AlDe’emeh.
Of deze man echt zo geïnteresseerd is in het christelijke als hij voorgeeft, is nog maar de vraag. Volgens ons bevestigt hij wat over moslims gezegd wordt :
“Als wij in de minderheid zijn, dan vragen we vrijheid, want dat is jullie principe; maar als wij de meerderheid zijn, dan nemen wij die vrijheid weg, want dat is ons principe.”

Uit De Standaard van16 januari 2016 :

Een jihadexpert tussen de jihadi’s: daar moesten moeilijkheden van komen. Deze week werd Montasser AlDe’emeh (27) in verdenking gesteld van schriftvervalsing. Doortrapte leugenaar of gestruikeld in jeugdige overmoed? De Palestijns-Belgische onderzoeker is niet van plan een stap opzij te zetten.
‘Zoals Jezus die onderweg is naar Golgotha. Zo voel ik mij. Beschimpt en vernederd terwijl hij het zware kruis op zijn rug draagt.’

Jihadexpert Montasser AlDe’emeh werd vanochtend in zijn huis in Sint-Jans-Molenbeek opgepakt. Volgens onze bronnen wordt hij ervan verdacht dat hij een vals attest heeft gemaakt voor kandidaat-Syriestrijder Jawad O. Uit dat attest moest blijken dat Jawad een deradicaliserings-cursus volgde bij AlDe’emeh. Maar dat klopt volgens het gerecht niet.

AlDe’emeh is ondertussen vrijgelaten onder strikte voorwaarden. Hij werd in verdenking gesteld voor valsheid in geschrifte en gebruik van valse stukken.




De man wordt gearresteerd, met reden, en hij vergelijkt zichzelf met Jezus op weg naar Golgotha !! Daar kunt ge toch maar op één manier op reageren :

We geven toe dat dit niet een erg inclusief gebaar is, maar deze man kwam ook al in december 2015 in het nieuws :

Islamoloog Montasser AlDe’emeh werd gisteren in Brussel met zijn wagen tegengehouden door de politie en gefouilleerd. AlDe’emeh beklaagde zich achteraf over de manier waarop hij bij die controle behandeld werd.
De politie had concrete redenen om Montasser AlDe’emeh gisteren aan een controle te onderwerpen. Dat heeft de Brusselse korpschef Guido Van Wymeersch verklaard. Volgens Van Wymeersch traden zijn agenten ‘zuiver’ op en hitste AlDe’emeh zelf voorbijgangers op tijdens de controle.
‘Er reed een verdacht voertuig rond onze politie- en militaire posten en vanuit dat voertuig werden beelden genomen van onze agenten en militairen’, verantwoordde korpschef Van Wymeersch vandaag de controle. ‘Dat voertuig werd intern geseind, en ik ben blij dat mijn collega’s gisteren waakzaam waren en dat voertuig opgemerkt hebben.’

‘Die meneer (AlDe’emeh, red.) zat effectief aan boord en daar werd een controle op uitgevoerd’, aldus Van Wymeersch, die AlDe’emeh op zijn beurt beschuldigde van opruiing. ‘Deze man heeft omstaanders opgehitst tegen de politie, ook dat is een strafbaar feit. In die omstandigheden moet je heel kordaat en zuiver reageren. We gaan een intern onderzoek voeren om te zien of er iets fout gelopen is, maar ik denk dat de eerste fout bij diegene ligt die bij terreurniveau drie bewakingsposten filmt.’ AlDe’emeh neemt echter geen genoegen met die uitleg. In een reactie op Facebook herhaalt hij dat hij gewillig meewerkte aan de controle en dat hij geen probleem heeft met het feit dat de politie haar werk doet. Hij geeft ook toe dat er vanuit zijn auto gefilmd werd.




Is zo iemand een bruggenbouwer ? Je hebt meer de neiging om de karakterisering van de islam bij te treden die Nikolaas de Jong geeft :

“De Islam deelt de wereld in in het Huis van de Islam en het Huis van de Oorlog, dat deel van de wereld dat nog veroverd moeten worden door de Islam. Met andere woorden: de rest van de planeet is slechts bezit van de Moslims die er nog moeten aankomen, en de andere volkeren van de wereld zijn er alleen om te bekeren, om te onderwerpen (indien het Joden of Christenen zijn), of om uit te moorden (indien het heidenen zijn, of Joden en Christenen die zich weigeren te onderwerpen.) Wanneer Moslims dus zeggen dat ze in Europa last hebben van discriminatie, bedoelen ze daarmee gewoon dat ze niet snel genoeg alles krijgen waar ze recht op denken te hebben. De materiële bezittingen van de kuffir zijn door Allah slechts gecreëerd om Moslims welvaart te garanderen, dus hoe durven ze ons te ontzeggen wat ons rechtmatig toekomt? De gewone Moslim, die nooit grondig nagedacht heeft over de religie waarin hij geboren is, zal er zich trouwens niet van bewust zijn dat zijn houding hypocriet is; binnen zijn ideologisch kader zal hij er oprecht van overtuigd zijn dat hem onrecht wordt aangedaan in de kille Europese samenleving, waarin de arrogante kuffir niet voortdurend klaarstaat om hem op zijn wenken te bedienen.”

http://www.brusselsjournal.com/node/5193




Maar zelfs als we denken dat de oproep in het Steinercitaat meer van toepassing is op de moslims dan op de antroposofen, toch blijft het gelden voor de antroposoof. En dan drukt het ons met de neus op een moeilijk dilemma. Rudolf Steiner sprak in die tijd in een maatschappij van een bepaald beschavings-niveau. Weliswaar door en door materialistisch, maar het maatschappelijk leven rustte in grote delen nog op de erfenis van het traditionele christendom en een respect voor wet en orde. We zijn nu 100 jaar verder, en zoals Steiner voorspeld heeft, gaat het vlug bergaf met ons beschavingsniveau. In 1914 werd een nieuwe 30-jarige oorlog tegen Midden-Europa ontketend. We zien in het oostelijk deel van Midden-Europa weerstand tegen de onchristelijke invloeden die vanuit het Westen proberen binnen te dringen. Maar het Duitse Midden-Europa, waar wij als antroposofen deel van uitmaken, is in feite oorlogsgebied. Als geesteszoeker trachten wij overal positief te zijn en willen wij Christus in iedere medemens ontdekken. Maar het is naïef om positief te willen blijven in een situatie die onze existentie bedreigt :

Om even een drastischer beeld te gebruiken : als je in de jungle ineens rechtover een kannibaal staat en je probeert om de Christus in de mens te ontdekken, dan moet je je in deze incarnatie niet lang meer inspannen want je zult dan heel vlug je fysieke lichaam kwijt zijn.
Als antroposoof kun je dan zeggen : door mijn karma heb ik zelf voor deze fatale ontmoeting gezorgd. Voor het individu kan dat waar zijn, hoewel je ook kunt kiezen om de kannibaal wat minder christelijk te bejegenen en te zorgen voor zijn excarnatie : kan ook op zijn karma geschoven worden !

.
Als we het individueel standpunt even loslaten en kijken naar het groter sociaal verband waarin we leven, dan moeten we het christelijk-zijn nuanceren. Als men als kluizenaar in een bos woont en Freddy Horion klopt aan, hongerig en verkleumd, dan kun je hem binnenlaten en voeding en onderdak geven. De gevolgen zijn alleen voor jou. Woon je daar met vrouw en dochters, is het dan verantwoord of zelfs maar christelijk om de barmhartige Samaritaan te spelen ?
Als we een nog groter sociaal verband nemen, een volk of religieuze gemeenschap, dan kunnen we iets leren van Gandhi, die ook een mahatma genoemd wordt (= groot atma ). We kennen hem van zijn politiek van burgerlijke ongehoorzaamheid en geweldloos verzet.
Toen de Engelsen het Indische subcontinent verlieten, leefden hindoes en moslims door elkaar, met een meerderheid moslims in het oosten en het westen. De moslims beschouwden zichzelf als een aparte natie en wilden een eigen staat. Aanvankelijk verkondigde Gandhi dat ze eerder zijn lichaam in twee zouden delen dan het gemeenschappelijke vaderland.

Daarmee zat hij op dezelfde lijn als Rudolf Steiner. Die vond ook dat binnen een groot politiek verband als Oostenrijk- Hongarije alle volken konden samenleven als de mensen maar de middelen kregen om hun eigen cultuur levend te houden. De levenskracht van ieder volk zou dan duidelijk worden in het toenemen of verminderen van het volksgeheel. We weten dat na de eerste wereldoorlog het idee van volkssoevereiniteit gepropageerd werd, waarbij gekozen werd voor homogene natiestaten. Dat maakte grote landverhuizingen noodzakelijk van de mensen die ineens binnen de verkeerde grenzen zaten.

Om hun doel te bereiken, begonnen de moslimorganisaties terreur te organiseren om hindoes in overwegend moslimgebieden op de vlucht te jagen. Daarvan kwam natuurlijk een tegenreactie en moslims uit hindoegebieden moesten ook vluchten.
Enkele maanden vóór de opdeling begonnen hindoes en Sikhs uit West Punjab binnen te stromen in vluchtelingenkampen rond Delhi. Gandhi bezocht zo’n kamp en zei :
“Hindoes horen niet boos te zijn op moslims, ook niet als die plannen om ons bestaan te vernietigen. Als ze ons allen vermoorden, dan moeten we de dood moedig onder ogen zien. ( … ) Het is ons lot om geboren te worden en te sterven, waarom moet dat vooruitzicht ons dan bedroeven ?” (uit een rede op 6 april 1949)
Bij een andere gelegenheid zei hij :
“Enkele mensen uit Rawalpindi vroegen mij wat er nu moest gebeuren met de mensen die nog in Pakistan leefden. Ik vroeg hen waarom ze allemaal naar hier (Delhi) kwamen, waarom zijn ze ginder niet gestorven ? Ik blijf ervan overtuigd dat we op de plaats moeten blijven waar we nu eenmaal geboren zijn, zelfs als we daar wreed behandeld worden of gedood worden. Als de mensen ons doden, laat ons sterven, maar met een moedig hart en met de naam van God op de tong.” Wat hij ook nog zei : “Als alle Punjabi’s tot de laatste man zouden sterven zonder een enkele moslim te doden, dan zal Punjab onsterfelijk zijn. Offer jullie zelf op als geweldloze bereidwillige slachtoffers.”
(Collins and Lapierre, Freedom at Midnight, p. 385)

Dit is dus het extreem in praktijk brengen van het christelijke principe van de rechterwang aan te bieden als iemand je op de linkerwang slaat.

Hoewel ahimsa, geweldloosheid, ook een hindoe-principe is, toch heeft Gandhi het bewust opgenomen bij Leo Tolstoj, wiens boek “Het koninkrijk Gods is in u”(1894) hij twee keer gelezen heeft zoals hij in zijn autobiografie vertelt. In het voorwoord van dit boek verwijst Tolstoj naar de Amerikaanse Quakers. De Christusimpuls is dus vanuit Europa via Amerika en Rusland tot India gekomen !

Niet alle Hindoes deelden deze visie. Ze wezen erop dat er enerzijds karma is, maar anderzijds ook dharma, dat wil zeggen : je plicht vervullen op de plaats waar het karma je heeft laten terechtkomen. Die plicht is niet noodzakelijk blindelings bevelen op te volgen die je van hogerhand opgelegd krijgt. Uiteindelijk is het eigen geweten daar het richtsnoer.

Abstract kunnen we wel redeneren : met geweld los je niets op. Maar van Schiller komt het gezegde :

„Es kann der Frömmste nicht in Frieden leben, wenn es dem bösen Nachbarn nicht gefällt.“

Zelfs de vroomste mens kan niet in vrede leven als zijn buurman erop uit is om kwaad te doen.

De geesteszoeker kan en moet de christelijk waarden in acht nemen. Maar het karma laat de grote ingewijden op een plaats terechtkomen waar ze boven de strijdende partijen staan of er niets mee te maken hebben. Om te beginnen hebben ze geen echt privé-leven met vrouw en kinderen. In het geval van Rudolf Steiner zorgde het karma ervoor dat hij tijdens W.O. I in het neutrale Zwitserland leefde en bovendien de leeftijdsgrens voor actieve militaire dienst al gepasseerd was. Voor zover wij weten heeft hij de antroposofen uit de oorlogvoerende landen niet opgeroepen om dienst te weigeren. Als men in een oorlogssituatie vredelievendheid predikt aan één van de partijen, dan stelt men zich objectief aan de kant van de andere partij. In het geval van Gandhi hebben vele Hindoes dat zo aangevoeld, ook de man die hem later vermoordde om deze reden.
Als wij in de zin van het radicaal christelijk Steinercitaat oproepen om tegemoet te komen aan de islam, dan stellen wij ons objectief aan de zijde van de islam.
Het karma heeft de Westerse antroposoof in een oorlogssituatie laten terechtkomen. En net zoals de Duitse antroposoof in 1914 naar het front trok en zijn plicht deed, moeten wij ook onze plicht hier en nu vervullen. En die bestaat erin om hier in Europa te zorgen voor een vrije ruimte waar het christendom kan bestaan. Er zijn genoeg landen in de wereld waar de moslims kunnen leven volgens hun eigen verstarde geloof. En er zijn moslims die in de 21ste eeuw willen leven. Zij zoeken een Europa waar ruimte is voor de waarden van de Verlichting, voor vrijheid. Die ruimte moeten wij beschermen, niet alleen voor ons maar ook ter wille van die moslims die als individu willen leven en ontwikkelen en daarom naar hier komen.
Uit Het Laatste Nieuws van 11 februari 2016 :

Onder Duitse moslims is de vijandigheid tegenover de grote stroom vluchtelingen bijna net zo wijdverspreid als onder de rest van de bevolking terwijl velen onder hen zelf ooit als vluchteling het land zijn binnengekomen. Waaraan ligt dat? De gerenommeerde Duitse krant Franfurter Allgemeine zocht het uit en stak haar licht op in Hamburg.
( … )
Telefonisch meldt de arts uit Krefeld aan de krant dat hij zijn Turkse heimat vele jaren geleden verliet omdat hij de uitdijende islamisering in zijn land niet meer kon verdragen. "Hoe vreemd moet het dan voor de Duitsers niet zijn om te zien hoe culturen uit Syrië en Noord-Afrika het land overspoelen?", verklaart hij.




Desavoueren wij door deze stellingname het Steinercitaat dat Luc Vdc aanhaalt ?
Helemaal niet. We herinneren even aan het laatste deel van de Grondsteenspreuk. Daar is sprake van het licht dat de harten verwarmt en de hoofden verlicht. We vragen daar niet alleen dat we een warm hart mogen hebben maar ook een helder hoofd. Dat zijn twee aspecten van het Christuslicht.

Goddelijk licht
Christus zon
Verwarm onze harten
Verlicht onze hoofden
Dat goed worde
Wat wij
Uit harten gronden
Wat wij
Uit hoofden
Doelvervuld leiden
Willen.




Met het citaat uit GA 193 heeft Rudolf Steiner het eerste aspect zeer sterk benadrukt en vanuit dit aspect heeft wellicht ook Luc Vdc zijn boek “Islam en christendom – in wezen diep verbonden ?” geschreven. Maar wij mogen het andere aspect niet uit het oog verliezen en niet tolereren dat de islam in Europa een cultuur- of een machtsfactor wordt.




De islam als pion in de (Angelsaksisch geïnspireerde) strijd tegen het christendom :

Moslims in Zwitserland willen dat de Zwitserse vlag verandert. Het witte kruis is een christelijk symbool. Ook in Zweden werd de nationale vlag al uit klaslokalen verwijderd om moslims niet te kwetsen.




.
Daarmee zijn we wat afgeweken van het uitgangspunt van onze discussie die ging over meditatie.
Hoe zit het dan met dat omvormen van het kwaad, het ahrimanische, in ons eigen innerlijk ?
Is het beeld van een burcht die we moeten verdedigen daar niet van toepassing ?
Daarvoor nemen we een weinig bekend inzicht van Valentin Tomberg.

Valentin Tomberg heeft geen goede naam in de antroposofische beweging omdat hij eerst antroposoof was en daarna katholiek is geworden. Hij schreef ook nog uitgebreid over de Tarot !
Sergej Prokofief schreef samen met Christian Lazarides een boek over hem : “De zaak Tomberg”.
Maar deze man heeft toch ook prachtige zaken geschreven, die in het Nederlands onder de aandacht van het publiek gebracht worden door Robert Jan Kelder.
Het citaat stamt uit het nog in vertaling zijnde boek “Jezus van Nazareth en het mysterie van de heilige Graal – Antroposofische beschouwingen over het Oude Testament, het Nieuwe Testament en de Openbaringen van Johannes”.
Hiervan is deel I over het Oude Testament op de blog http://Tomberg-over-het-Oude-Testament.blogspot.nl reeds na te lezen en de aan dit hoofdstuk voorafgaande hoofdstukken op http://Jezus-van-Nazareth.blogspot.nl

“Het ahrimanische kan noch met geweld bedwongen, noch innerlijk getransformeerd worden. Tegenover het ahrimanische komt het erop aan dat mensen het als zodanig onderkennen en het niet vrezen. De moedig kennende blik is de spies die Ahriman in de uiterlijke wereld onder controle houdt, en de moed der zelfkennis is de kracht die de ahrimanische dubbelganger in het menselijk onderbewustzijn machteloos maakt. Want het gaat er tegenover Ahriman met name om dat hem geen macht over de ziel wordt verleend en dat al zijn aanvallen op de dapper-compromisloze houding van – met het wapen van de kennis uitgeruste – mensen falen. Onverstoorbaarheid, rotsvaste standvastigheid – dat is waar het tegenover het ahrimanische om gaat, niet echter aanvallen of te willen ontsnappen. Want het ahrimanische is machteloos, wanneer het de mens door vrees of omkoping niet kan beïnvloeden.
In deze situatie van machteloosheid ontvangt het ahrimanische geen voedsel en verdwijnt het uit dat gebied waarin het geen macht kan uitoefenen. Ahriman wordt overwonnen doordat hem geen voedsel geboden wordt. Zijn macht ziet er in de wereld overmachtig, enorm groot uit: maar het is slechts een illusie om de wezens te kopen of af te schrikken. Het is een objectieve illusie, d.w.z. een uit werkelijke uiterlijke verschijnselen samengestelde illusie, die zich echter onmiddellijk als zodanig bewijst, wanneer ze op kennismoed en onkreukbaarheid (compromisloosheid – want ieder compromis is een gevolg van omkoping) stoot.”




Dat is Michaëlisch gesproken, en dat herkennen we ook in de artikels die Lieven Debrouwere op zijn blog laat verschijnen :




.

12 januari 2016 - Prioriteiten   

Herinnert u zich nog de verontwaardiging van de Franse overheid toen ontdekt werd dat er graffiti gespoten was op (of in) de ‘Vagina van de koningin’, het monstrueuze ‘kunstwerk’ waarmee Anish Kapoor de tuinen van Versailles aanrandde? President Hollande trilde van woede en de minister van cultuur Fleur Pellerin sprak haar afschuw uit over deze verschrikkelijke aanslag op de kunst en de beschaving.
Vandaag hadden ze het echter te druk met tranen plengen over de dood van David Bowie, om enige aandacht te besteden aan de kerk van Saint Louis de Fontainebleau die gisteren werd gevandaliseerd. Op verschillende plaatsen werd brand gesticht, de hosties werden op de vloer geworpen en het kindje Jezus werden zijn kleren afgerukt. Maar ook als Bowie niet was gestorven, zouden ze niet gereageerd hebben.
Enerzijds omdat ze dan niet meer aan regeren zouden toekomen, want dezelfde dag werd er nog een andere kerk in brand gestoken en een kruis omver gehaald. En zo gaat dat al jaren: er gaat geen dag voorbij of er wordt ergens een kerk of een andere christelijke plek vernield. Gemiddeld twee per dag, zo schreef een verontwaardigde Française vandaag in Le Figaro. Maar geen haan kraait ernaar. De andere reden voor deze ‘onverschilligheid’ is natuurlijk dat de daders vermoedelijk moslims zijn, want er wordt niet gestolen, er wordt alleen vernield en geprofaneerd. En dus zwijgt de elite als vermoord, maar schreeuwt ze moord en brand wanneer een moskee of een Hedendaags kunstwerk wordt beklad. Tja, men moet zijn prioriteiten kennen, nietwaar? 
  

12 januari 2016 - Arabisch feminisme   

‘Als ik de meeste opiniestukken en praatprogramma’s naast elkaar zet, kan ik niet anders dan vaststellen dat de vrouwelijke slachtoffers alweer gereduceerd worden tot een dankbaar product voor andermans lusten. De aangerande vrouwen zijn ditmaal vruchtbaar voor de felbegeerde ‘anti-islamagenda’, die als een sneltrein over de publieke opinie werd uitgerold.’ Aan het woord is Mayada Srouji, studente arabistiek en islamkunde aan de UGent.
Zij wil in De Morgen de stem van het … Arabisch feminisme laten weerklinken. Dat doet zij door te verklaren dat de aangerande vrouwen het slachtoffer zijn geworden van andermans lusten. Niet de lusten van een horde moslims, maar de lusten van … de islamofoben. Zij zijn het die de 500 vrouwen in Keulen misbruikt hebben voor hun anti-islamagenda.
Dat is wat men noemt een klassiek islamitisch begin. Mayada Srouji doet wat alle moslims en moslima’s doen – ik wacht al 25 jaar op de eerste uitzondering – als er weer eens een moslimmisdaad gepleegd is: de schuld op de anderen schuiven. In dit geval zijn dat de blanke islamofoben, die er volgens haar als de kippen bij waren om de daders moslims te noemen en de oorzaak voor hun gedrag in hun cultuur te zoeken.
Nu kan ik mij vergissen, maar ik heb in de vele commentaren en opiniestukken juist heel weinig verwijzingen naar de islam gelezen. Ook dat was trouwens klassiek: de media en de overheid doen er alles aan om ons ervan te overtuigen dat al dat geweld niets met de islam te maken heeft. Maar de Syrische Srouji heeft precies het omgekeerde gelezen. 
Ze rept met geen woord over de aangerande vrouwen, noch over de aanranders. Dat was immers niet de grote misdaad die in Keulen werd gepleegd. Nee, de grote misdaad was de aanranding van de islam door islamofoben, die de publieke opinie verkracht hebben (als ‘een sneltrein die werd uitgerold’, om Srouji’s woorden te gebruiken).
Een beetje literatuurstudie, verklaart ze, maakt duidelijk dat de Arabische cultuur onrecht werd aangedaan, en als feministe wil ze daartegen protesteren.
Een mens houdt het niet voor mogelijk, maar 14 dagen na de derde grote moslimaanslag van 2015 komt een gehoofddoekte – en dus fundamentalistische – moslima poeslief verklaren dat er weer eens een aanslag gepleegd is op … de zo miskende en verkeerd begrepen islam en Arabische cultuur. 
De houding van deze cultuur tegenover de vrouw valt volgens deze studente islamkunde en arabistiek te vergelijken met het Europese gentleman-principe. De gebeurtenissen in Keulen een kenmerk van de Arabische of islamitische cultuur noemen getuigt in haar ogen van eenzelfde simplistische onwaarheid als bijvoorbeeld pedofilie een kenmerk van de Belgische cultuur noemen.
Het is de zoveelste variatie op het thema: geweld heeft niets met islam te maken, islam is de religie van de vrede. Hoe het komt dat de moslims niettemin de kampioenen van de gewelddadigheid zijn en over de hele wereld bekend staan om hun aanslagen en verkrachtingen, dat begrijpt Srouji ook niet goed. Ze kan het niet rijmen met haar geliefde islamitische en Arabische cultuur. 
Maar, zegt ze, we mogen de feiten niet onder de mat vegen. ‘De sexistische elementen zijn in de Arabische wereld alomtegenwoordig, zoals in de rest van de wereld. Daarom moeten we het debat gezamenlijk en intellectueel eerlijk voeren en doen we er goed aan het woord vooral te schenken aan experts binnen de Arabische cultuur. We mogen het debat in geen geval laten kapen door figuren die zich politiek willen profileren. Onze vrouwenrechten zijn ons daarvoor veel te dierbaar.’
Aldus Mayada Srouji. Iedereen begrijpt natuurlijk wie ze bedoelt met ‘figuren die zich politiek willen profileren’: de islamofoben van extreemrechts. Die mogen in geen geval het debat bepalen. Daarom moet er volgens haar meer geluisterd worden naar moslim-experten.
Als ik dat allemaal lees, vraag ik mij af wat die richting arabistiek en islamkunde aan de Gentse universiteit eigenlijk inhoudt. Volgens Wouter Smets, die mij onlangs contacteerde naar aanleiding van ‘Nonnen en hoofddoeken’, mag ik die vraag niet stellen. Ik mag geen verband leggen tussen de opinie die een wetenschapper in de krant ventileert en zijn beroep als wetenschapper. Dat zou inderdaad het geval zijn als bijvoorbeeld een arabist zijn mening te kennen gaf over de Belgische voetbalcompetitie, maar niet als hij een mening formuleert die rechtstreeks verband houdt met zijn vakgebied. En dat is wat Mayada Srouji hier doet: zij spreekt als arabiste over de Arabische cultuur. En dan zou ik niet de vraag mogen stellen waar zij haar mosterd vandaan haalt?
Ik moet hierbij denken aan de bekende arabist Urbain Vermeulen die enkele jaren geleden geroyeerd werd omdat Yves Desmet het niet eens was met de woorden van de professor en daarom een hetze tegen hem ontketende. Het betekende het einde van de academische carrière van Vermeulen. Zóveel macht bezit de politieke correctheid dus, dat ze een hoogleraar uit zijn ambt kan laten ontzetten als hij iets zegt dat volgens haar niet door de beugel kan.
Die macht is intussen alleen maar toegenomen, met als triest hoogtepunt het simpelweg verzwijgen van een massale aanranding van vrouwen door moslims. En dus vraag ik mij af wat die studie islamistiek en arabistiek nog voorstelt als ze studenten oplevert die louter politiek-correcte frasen debiteren en dan nog in krakkemikkig Nederlands.
Onlangs was er veel heisa rond een teruggekeerde Syrië-strijder die op televisie onzin mocht komen uitkramen zonder dat hij kritisch weerwerk kreeg. Maar zal er heisa ontstaan na de onzin die Mayada Srouji vandaag in de krant verkoopt onder het mom van feminisme? De vraag stellen is ze beantwoorden. Tegen een gehoofddoekte moslima durft niemand wat zeggen, anders krijgt hij niet alleen de moslims en de politiek-correcten maar ook de feministen over zich heen. Tegen dat trio kan niemand op.
Merkwaardig trouwens dat precies op het moment dat 500 vrouwen worden aangerand door moslims, de feministen – Europese en islamitische – hun stem verheffen, niet om de daders aan te klagen, maar om ze uit de wind te zetten. Wie begrijpt die vrouwen? 

11 januari 2016 - De vernedering van Europa

In Keulen zijn enkele allochtonen aangevallen door autochtonen. Het gebeurde gisteravond en vanmorgen stond het al de krant. De politie heeft zo’n 100 verdachten gecontroleerd waarvan er twee in de cel zitten.
Ter vergelijking: op oudejaarsavond werden meer dan 500 autochtonen aangevallen door allochtonen. Het duurde zowat een week voor het in de krant kwam, de politie beschouwt momenteel 19 mensen als verdacht en één Marokkaan zit in de cel. Het verschil is, me dunkt, exemplarisch: bij autochtoon geweld zijn zowel de politie als de media er als de kippen bij en meteen wordt er in de richting van extreemrechts gewezen. Bij allochtoon geweld daarentegen, ook al is het 100 keer zwaarder, kijken zowel politie als media de andere kant op, en met de islam heeft het nooit iets te maken. Zo is het vandaag, zo was het gisteren, zo is het al tientallen jaren. 
Ik heb het al eens verteld: ik ben opgegroeid in Mechelen, de stad van de Maneblussers. Toen ik er school liep was het een typisch Vlaamse provinciestad. Er was geen allochtoon te bekennen, of ze waren met zo weinig dat het niet opviel. Vandaag zie je er overal mannen met baarden en lange witte gewaden rondlopen, vergezeld van vrouwen met hoofddoek en lange zwarte gewaden. Toen ik er na 15 jaar terugkeerde om academie te lopen, waren aanrandingen door Marokkanen dagelijkse kost. Het was niks bijzonders te horen dat er in volle ochtenddrukte in het centrum van de stad iemand was neergestoken. Niemand vroeg wie de dader was, het sprak vanzelf. In de wijk waar mijn ouders woonden werd er een oude man in zijn huis door twee Marokkanen gemarteld en vermoord terwijl zijn gehandicapte vrouw machteloos moest toezien. Het heeft nooit de kranten gehaald.
Als ik op bezoek kwam, werd me altijd op het hart gedrukt: je hebt de deur toch goed achter je gesloten? M’n ouders zorgden ook altijd dat ze vóór donker thuis waren. Ze vertelden me dat iedereen dat deed: als de avond viel, liep de stad leeg. Ik kon het nauwelijks geloven tot ik op een avond laat van de academie (in het centrum van de stad) naar het station (aan de rand van de stad) moest en door een uitgestorven stad liep. De enigen die ik tegenkwam, waren groepjes Marokkaanse jongeren. Ik was blij toen ik heelhuids op de trein zat. Ik geloofde het dan ook meteen toen ik hoorde van een dokter die ‘s nachts op spoedbezoek moest en zijn garage versperd zag door een auto. Hij liet hem wegtakelen, maar toen hij terugkwam, werd hij opgewacht door een groep Marokkanen die hem duidelijk maakten dat hij dat nooit meer moest doen. Denk eraan, zeiden ze, overdag is de stad van jullie, ‘s nachts is ze van ons!
Dat is inmiddels al meer dan 20 jaar geleden. Het zou me sterk verwonderen als de zaken intussen veranderd waren, want de Marokkaanse bevolking in Mechelen is alsmaar groter geworden, net als de politieke correctheid. De ‘nachtzijde’ van de immigratie wordt nog altijd zorgvuldig verzwegen. Dat zou ook in Keulen gebeurd zijn als de aanval niet zo massaal was geweest. Het slachtofferaantal is intussen al opgelopen tot meer dan 500. Kan men zich eigenlijk wel voorstellen wat er daar op oudejaarsavond gebeurd is? Het moet een waar pandemonium zijn geweest. Terwijl de aanslagen in Parijs zorgvuldig werden gereconstrueerd in de media zodat we van naaldje tot draadje wisten wat er precies gebeurd was, horen we vrijwel niets over de aanslag in Keulen. Nog altijd – en het is nu bijna 14 dagen geleden – wordt de zaak toegedekt. 
Hoe komt dat? Eén reden is natuurlijk de politieke correctheid, dat spreekt. De (autochtone) bevolking mag niet weten wat er in Keulen is gebeurd want dan gaan er represailles volgen, dan gaat men de allochtonen stigmatiseren, enzovoort. Die bezorgdheid is natuurlijk een voorwendsel, want we weten goed genoeg dat die autochtone bevolking nooit zo reageert. Dat doet ze ook nu weer niet. Die paar Pakistani die gisteren werden aangevallen, zijn de uitzondering die de regel bevestigen. De moslimraid van oudejaar was echter géén uitzondering. Hij was gepland en georganiseerd zoals de meeste moslimaanslagen. En zoals ook de politieke correctheid gepland en georganiseerd is. Er is zelfs veel voor te zeggen dat beide samen worden georganiseerd en dat de moslimagressie en de politieke correctheid slechts twee zijden van dezelfde medaille zijn.
Maar wat is die medaille dan wel? We vinden al een aanwijzing in het feit dat de politieke correctheid, die zo ijvert voor de godsdienstvrijheid van de moslims, zelf seculier, atheïstisch en zelfs anti-theïstisch is. Zij verdedigt helemaal niet de godsdienst, zij verdedigt de islam (die heel wat meer is dan een godsdienst). Ter vergelijking: in Noorwegen heeft diezelfde politieke correctheid onlangs vijf kinderen ‘in bescherming genomen’ omdat ze door hun ouders … christelijk werden opgevoed. Een dochtertje had op school tijdens de les gezegd: maar God straft de mensen toch als ze iets verkeerds doen? Dat was voldoende om alarm te slaan en de kinderen in een instelling te plaatsen om ze te beschermen tegen hun ouders. Juist dat enorme verschil in behandeling tussen moslims en christenen wijst erop dat de politieke correctheid het op het christendom heeft gemunt (en niet op de godsdienst in het algemeen).

De moslims en de politiek-correcte elite vechten samen één strijd: die tegen het christendom. En dat is tevens de strijd tegen de vrije samenleving, want die is alleen mogelijk dankzij het christendom. Wat de zaak zo verwarrend maakt, is dat de politieke correctheid zelf bezield is door louter christelijke idealen: gelijkheid, vrijheid, broederlijkheid, naastenliefde, verdraagzaamheid, enzovoort. Het is dus alsof het christendom zich tegen zichzelf richt. En dat is precies wat momenteel aan het gebeuren is, want we kunnen niet zeggen dat de politieke correctheid bewust kwaadaardig is. Ze is juist, net als het communisme trouwens vervuld van de hoogste idealen. Daarom oefent ze ook zo’n aantrekkingskracht uit en valt ze zo moeilijk te weerleggen: hoe ga je christelijke idealen weerleggen zonder je eigen idealen, die eveneens christelijk zijn, aan de kant te schuiven?
De politieke correctheid en haar tegenstanders – we kunnen gemakshalve spreken over links en rechts – gaan allebei uit van dezelfde christelijke idealen, want die zijn in Europa, of men dat nu wil of niet, een tweede natuur geworden. Die christelijke natuur is dus bezig zichzelf te vernietigen en ze gebruikt daar onder meer de islam voor. De moslimwereld wordt gewoon meegesleurd in die Europees-christelijke zelfvernietiging, zonder dat hij er iets kan aan doen, zonder dat hij zelfs maar weet wat er gebeurt. Dat laatste heeft hij trouwens gemeen met Europa: dat weet ook niet wat er gebeurt. En precies die onwetendheid ligt aan de basis van de toenemende chaos in Europa en de rest van de wereld. De christelijke wil vernietigt zichzelf omdat ze in onwetendheid verkeert omtrent zichzelf. En ze sleurt de rest van de wereld met zich mee.

De christelijke cultuur van de afgelopen 2000 jaar is in Europa tot een tweede natuur geworden, tot een christelijk instinct.  Deze ‘kerstening’ van de wil heeft tot de vrije samenleving geleid. Maar die samenleving is nog lang geen voldongen feit. Denken we maar aan de onvolkomenheid van onze democratie. Er moet nu een volgende, beslissende stap worden gezet: de gekerstende wil moet zich bewust worden van zichzelf. De Europese mens moet met zijn denken doordringen tot de bron van christelijke wil. Alleen op die manier kan hij zijn eigen zelfvernietiging voorkomen, alleen op die manier kan hij werkelijk vrij worden. De vrije mens staat voor zijn grootste uitdaging: zelfbewustwording. Zijn huidige zelfbewustzijn is slechts een gespiegeld zelfbewustzijn, een bewustzijn van zijn ego. Nu moet hij doordringen tot het bewustzijn van zijn Ik.

Hoe groot die uitdaging is, weet iedere gelovige die ooit in discussie is geraakt met een atheïst. Het materialisme dat de Europese mens geholpen heeft om zich los te maken van het geloof en zijn vrijheid te veroveren, vormt nu de grootste hinderpaal bij de bewustwording van zijn christelijke natuur. De diepe kloof tussen deze christelijke natuur en het materialistische bewustzijn, wordt gespiegeld in de kloof tussen de vrije samenleving en de islam. Onder moslims leeft dezelfde agressieve vijandigheid tegenover de christelijke natuur van de Europese mens als onder atheïsten en materialisten. Zolang we die vijandigheid niet onder ogen zien en ons laten verblinden door christelijke idealen van naastenliefde en verdraagzaamheid – die in hun abstractie en onbewustheid luciferisch van karakter zijn – zal er niets veranderen en zal de zelfvernietiging van het christelijke Europa gewoon doorgaan. 
Onze ogen openen voor de werkelijkheid – zowel die van onze christelijke natuur als die van de islamitische vijandigheid – confronteert ons met een zeer centraal christelijk gegeven: de vernedering. Een grotere vernedering dan die van Christus – de Schepper die in zijn eigen schepping terechtgesteld werd als een misdadiger – is niet voorstelbaar. Het is de vernedering-der-vernederingen. Maar er is één groot verschil tussen deze exemplarische vernedering en de vernederingen die de Europese mens nu al tientallen jaren- en in toenemende mate – moet ondergaan door toedoen van moslims: de vernedering van Christus was bewust en vrijwillig. 

Is het niemand opgevallen hoe weinig ooggetuigenverslagen er verschijnen in de kranten? Er zijn meer dan 500 vrouwen aangerand in Keulen en ik heb daar in de Vlaamse kranten nog niet één persoonlijk verslag over gelezen. Over de twee vorige aanslagen van dit jaar – Charlie Hebdo en Le Bataclan – verscheen het ene na het andere ooggetuigenverslag. Tegelijk verschenen ook vele commentaren in de stijl van: wij laten ons niet bang maken! Dit keer: niets, niemendal. Geen enkele vrouw getuigt, zelfs geen enkele vriend of echtgenoot. Nu is het goed mogelijk dat de politiek zeer correcte Vlaamse kranten die getuigenissen gewoon niet publiceren. Maar in beide gevallen is de reden hoogstwaarschijnlijk dezelfde: vernedering. Hoe ongelooflijk vernederend is het niet voor moderne vrouwen om in hun eigen stad, op oudejaarsavond, in gezelschap van vrienden en echtgenoten, en onder het toeziend oog van de politie, met honderden tegelijk aangerand te worden door een wilde horde moslims! Hoe ongelooflijk vernederend is het niet voor die vrienden en echtgenoten, en ook voor de politie, om daar niks te kunnen/mogen/durven aan doen!
En hoe vernederend moet het ook niet zijn voor al die politiek correcte journalisten – die al jarenlang medeplichtig zijn aan die vernederingen – om hun aandeel daarin onder ogen te moeten zien!  Europa gaat een lijdensweg, maar het is geen christelijke lijdensweg want de vernedering ervan wordt niet onder ogen gezien. Het is een onbewust, instinctief lijden dat niet tot verlossing leidt en waarop geen opstanding van ons bewuste Ik volgt. Nee, het is een passief lijden dat alleen maar tot dood en zelfvernietiging leidt. En daarom zal het alsmaar erger worden – tot we eindelijk beseffen wat voor mossels we geworden zijn, om wijlen Karel Van Isacker te citeren. De moed die we nodig hebben, is niet de moed om de moslims het land uit te jagen of een kopje kleiner te maken, het is de moed om onze eigen onmacht en lafheid onder ogen te zien, ons eigen aandeel in die vernederingen. 

10 januari 2016   

  Het dondert in Keulen

  

Tijdens oudejaarsnacht werden in Keulen – notabene vlak voor de kathedraal – meer dan 100 blanke vrouwen sexueel gebrutaliseerd door een grote groep ‘Noord-Afrikanen en Arabieren’. Of het asielzoekers, vluchtelingen of gewone migranten waren is niet duidelijk, wel dat ze zich gedroegen als prooidieren die in groep vrouwen insloten om hen vervolgens te betasten, de kleren van het lijf te rukken en erger. Dat alles onder het toeziend oog van de politie die in grote getale aanwezig was omdat er vuurwerk op de feestende menigte was afgeschoten. De berichten over de aanrandingen drongen slechts heel langzaam in de media door, en dan nog onder druk van de publieke verontwaardiging. Des te sneller was de politiek correcte reactie: we moeten er vooral voor oppassen de vluchtelingen niet te stigmatiseren! Bart Eeckhout in De Morgen ging zelfs zover de volkswoede ‘een tweede verkrachting’ te noemen. De eerste verkrachting noemde hij ‘een merkwaardig en potentieel ernstig bericht’ met de duidelijke implicatie dat het wel eens om valse geruchten van zatte vrouwen zou kunnen gaan. Ook de mannen kregen een sneer toen hij smalend sprak over ‘de angst voor de eerbaarheid van onze vrouwen’. Een ‘culturele angst’ noemde hij dat, een fobie dus. Véél ernstiger dan dat opgeklopte gedoe van bange blanke mannen en vrouwen is volgens hem de ‘politieke instrumentalisering’, het misbruik dat van de feiten gemaakt wordt door extreemrechts ‘dat de massa’s achter zich wil krijgen’. De risico’s van die angstpolitiek noemt hij ‘immens’. 

Het is telkens weer hetzelfde liedje: hoe brutaal moslims ook tekeer gaan, hun geweld wordt steevast genuanceerd, gerelativeerd en geminimaliseerd. Broodroosters, badkuipen en kleuters maken meer slachtoffers, aldus Maarten Boudry in dezelfde krant. De Duitse minister van Justitie van zijn kant had het over ‘een nieuwe vorm van criminaliteit’ alsof hij nog nooit gehoord had over de verkrachtingen en aanrandingen die de Skandinavische landen al tientallen jaren teisteren. Het gevaar van blanke represailles daarentegen wordt tot absurde afmetingen opgeblazen, ook al is het nagenoeg onbestaande. Hoeveel aanslagen van moslimterroristen zijn er al niet geweest in Europa? Het geweld was telkens brutaal, buitensporig en schokkend. Toch heeft de Europese bevolking nooit met geweld gereageerd op die aanslagen. De strafexpedities, pogroms en wraaknemingen waarvoor ‘onze’ politieke en intellectuele leiders zo bang zijn, bleven uit. In eigen land werd er op de aanslagen in Parijs hoogstens gereageerd met enkele voortvarende controles van allochtonen, en die wekten meer verontwaardiging dan de terreurdreiging zelf. In Duitsland toonde Angela Merkel zich verontwaardigd over de sexistische aanslagen in Keulen, maar het duurde wel zes dagen voor ze daar uiting aan gaf. Alles wijst erop dat haar motieven van politieke aard waren en dat haar echte bekommernis de andere richting uitging: zal dit niet nadelig zijn voor de vluchtelingen? Nee, wat hier – zoals altijd – speelde, was het politiek correcte adagium: negeer reëel moslimgeweld en waarschuw voor fictief blank geweld. 

Als je het goed en wel nagaat, beschouwen de Angela Merkels dezer wereld de Europeanen als … moslims, dat wil zeggen als gemakkelijk op te ruien massa’s die zich keer op keer te buiten gaat aan bloederig geweld. Daarom moeten die massa’s met harde hand worden geregeerd. Het Midden-Oosten toont ons immers wat er gebeurt als die harde hand wegvalt: het land vervalt tot chaos, de beschaving gaat ten gronde, het beest in de mens staat op. Dát is de grote angst van de Europese elite ten aanzien van de eigen bevolking: dat de ‘wilde horden’ – het ‘xenofobe amalgaam‘ zoals Bart Eeckhout het noemt – uit hun kooien ontsnappen om de beschaving te vertrappelen. Als het woord ‘fobie’ érgens op zijn plaats is, dan wel hier, want de realiteit spreekt die irrationele angst volkomen tegen. De Europese bevolking wordt al tientallen jaren gepest en gesard door moslims, en toch reageert ze daar niet op, ze verdraagt het allemaal. Was hetzelfde gebeurd in een moslimland en werd de bevolking daar onafgebroken gepest en uitgedaagd door een blanke minderheid, dan waren de kwelgeesten allang een kopje kleiner gemaakt.

Maar in Europa gebeurt dat dus niet. Hoe komt dat? Waarom gedragen Europeanen zich juist niet zoals de moslims waarvoor ze gehouden worden? De reden ligt voor de hand: omdat ze christenen zijn. Ze mogen dan wel niet meer geloven, het christendom is voor hen tot een tweede natuur geworden. Geen beter voorbeeld dan de politieke correctheid zelf, die doorgaans seculier en ongelovig is maar wel gedreven wordt door louter christelijke idealen. 
De (blanke) Europese bevolking gedraagt zich dus bijzonder christelijk en verdraagzaam, maar wordt door haar eigen ‘leiders’ beschouwd en behandeld als potentieel gevaarlijke moslims die kost wat kost onder de knoet moeten worden gehouden. De moslimbevolking daarentegen gedraagt zich allesbehalve verdraagzaam, maar wordt door diezelfde elite wel beschouwd als christenen, dat wil zeggen als een onschuldig vervolgde minderheid wier hart vervuld is van liefde en vrede. Het is alsof de politiek correcte elite met blindheid is geslagen en geen onderscheid meer maakt tussen christenen en moslims.
En inderdaad, in theorie is die elite buitengewoon christelijk, want ze beschouwt alle mensen, zonder onderscheid, als kinderen van God. Zoals de paus onlangs zei: christenen en moslims aanbidden dezelfde God. In de praktijk gedragen deze leiders zich echter als moslims en trekken ze zeer scherpe grenzen. De wereld wordt verdeeld in gelovigen en ongelovigen, in goede mensen en slechte mensen. De goede mensen zijn uiteraard de moslims: zij kunnen in de ogen van de politiek correcte leiders geen kwaad doen. De slechte mensen zijn de blanken: zij zijn racistisch, haatdragend, discriminerend, islamofoob, xenofoob, homofoob, enzovoort. Beide mensengroepen worden op hun beurt weer onderverdeeld in goed en slecht: onder de moslims vinden we een kleine minderheid van slechte mensen (die de goede meerderheid in een kwaad daglicht stellen), onder de blanken vinden we een kleine minderheid van goede mensen: de politiek correcte elite zelf, het enige lichtpunt in de blanke wereld.  
Het wereldbeeld van deze elite ziet eruit als een yin-yangteken: een licht deel met een donkere kern en een donker deel met een lichte kern. Het verschil is wel dat beide delen in morele zin worden geïnterpreteerd, dat wil zeggen als goed en kwaad, en niet als vrouwelijk en mannelijk.
En daarmee raken we aan de kern van het politiek-correcte wereldbeeld: het is een omgekeerd beeld. Wat thuishoort op het fysiek-natuurlijke vlak (de tegenstelling man-vrouw) wordt op het geestelijk-morele vlak (de tegenstelling goed-kwaad) geprojecteerd. Materieel en geestelijk worden dus gewoon omgewisseld. Wat blijft, is de scheiding, maar ze krijgt een heel ander karakter, want goed en kwaad zijn niet op dezelfde manier gescheiden als bijvoorbeeld man en vrouw. Alle aardse tegenstellingen zijn in feite polariteiten. Man-vrouw, licht-donker, dag-nacht, warm-koud, enzovoort: ze bestaan niet zonder elkaar. Er is altijd een derde, onzichtbare pool die beide tegenpolen met elkaar verbindt. Dat is niet het geval met de tegenstelling goed-kwaad, of toch niet op dezelfde manier. De relatie tussen goed en kwaad is een mysterie, maar het minste wat we kunnen zeggen is dat het onderscheid tussen goed en kwaad veel absoluter is dan dat tussen aardse tegenstellingen. Ligt het goede op aarde in het gulden midden tussen de tegenpolen, dan kunnen we dat zeker niet zeggen over de geestelijke tegenpolen. Het goede bestaat niet in de gulden middenweg tussen goed en kwaad, want dat zou bijvoorbeeld betekenen dat liefde goed is, maar dat de combinatie van liefde en haat (veel) beter is. 
Is dat niet precies de mentaliteit van de politiek correcte elite? Zij is buitengewoon liefdevol in haar idealen, maar buitengewoon haatdragend in de toepassing ervan. Zij is met andere woorden luciferisch en ahrimanisch tegelijk, en die combinatie beschouwt ze (onbewust) als het toppunt van goedheid. Niets kan haar vertrouwen in die goedheid schokken, zo ver verheven voelt ze zich boven het gewone gepeupel dat onderscheid maakt tussen wij en zij, tussen allochtoon en autochtoon, tussen christendom en moslim, tussen man en vrouw, en dat met veel moeite probeert een gulden midden tussen die tegenpolen te zoeken. Vol minachting kijkt de elite neer op die schamele pogingen in de (onbewuste) overtuiging dat ze dat gulden midden reeds gerealiseerd heeft en dat het volk niets anders hoeft te doen dan haar voorbeeld te volgen.

Het komt er in feite op neer dat deze elite zich Christus zelf waant, de belichaming van het opperste goed, het gulden midden tussen Lucifer en Ahriman. En hier raken we aan het kwalijkste gevolg (of is het de oorzaak?) van de verwisseling van geest en materie: Christus wordt verwisseld met de Antichrist. De politiek-correcte elite die vandaag zo’n enorme macht uitoefent in de wereld, is door en door antichristelijk van aard. Ze vereenzelvigt zich zonder het te weten met de god van de onderwereld, met het wezen van de onmenselijkheid. Ze waant zich superieur aan alles en iedereen, en heeft geen idee van haar stuitende inferioriteit. Dat is trouwens haar meest kenmerkende eigenschap: ze heeft geen idee omtrent haar eigen aard, het ontbreekt haar aan iedere zelfkennis. 
Wie ooggetuigenverslagen leest over wat er in Keulen gebeurd is, begrijpt dat het veel erger was dan wat de kranten laten uitschijnen. Zelfs vandaag, bijna een week na de feiten, laten ze de berichten maar mondjesmaat doorsijpelen. Bovendien worden ze zorgvuldig ‘gekaderd’ door politiek-correcte commentaren die de kern van de zaak proberen weg te moffelen. En die kern is dat de ‘wilde horden’ die tijdens de nieuwjaarsnacht tekeer gingen aan de voet van de Keulense kathedraal hier – bij wijze van spreken via het Hauptbahnhof – naartoe zijn gebracht door de politiek correcte elite, die daarmee het paard van Troje heeft binnengehaald.
Het is alweer een omkering: tijdens de Middeleeuwen vocht de Europese elite een verwoede strijd uit tegen de oprukkende moslimlegers, vandaag haalt ze de moslims bij miljoenen naar Europa en vormt ze – door ze de hand boven het hoofd te houden – om tot ‘legers’ die de vrije samenleving van binnenuit proberen te vernietigen. De christelijke strijd is een antichristelijke strijd geworden. De aanval van buitenaf is een aanval van binnenuit geworden. Maar de belangrijkste omkering van allemaal is wellicht die van een bewuste strijd in een onbewuste strijd. De middeleeuwse monniken en ridders – die als één man optraden in de Tempeliers – wisten heel goed waarvoor (en waartegen) ze streden. De hedendaagse politieke correctheid weet dat helemaal niet. Ze wordt bezield door een geest waar ze geen flauw benul van heeft. Ze vecht als een bezopen tempelier, zonder te weten waarvoor of waartegen. Want alles loopt door elkaar in haar bewustzijn, het is er één grote chaos. 

Hoe is die chaos ontstaan? Door een omkering. We beleven namelijk, zoals Rudolf Steiner zei, het grootste keerpunt uit de geschiedenis van de mensheid. Alles keert om. Deze omkering is een kosmisch proces dat buitengewoon moeilijk te doorgronden is. En toch moeten we het proberen, want als we dat niet doen, zal onze bewustzijnsontwikkeling ‘omgekeerd’ worden. In plaats van bewuster te worden, zullen we onbewuster worden.
We zullen ons moeizaam veroverde bewustzijn weer verliezen en beginnen … dementeren. Wie de politiek-correcte commentaren leest die vandaag in de kranten verschijnen – en nog wat gezond verstand over heeft – kan moeilijk ontkennen dat dit dementeringsproces al volop bezig is. Wat iemand als Bart Eeckhout allemaal schrijft, is werkelijk van de pot gerukt. Het is ziek. Maar wie dementerende mensen kent, weet dat het verre van eenvoudig is om de ziekte (vooral dan in zijn beginfase) te detecteren. Nog veel moeilijker wordt dat als de dementie geestelijk van aard is, als ze met andere woorden niet in het fysieke lichaam tot uitdrukking komt, maar alleen op denkniveau waargenomen kan worden.
Alzheimerpatiënten zijn heel overtuigend wanneer ze andere mensen zwart maken, en dat geldt ook – en nog veel sterker – voor politiek-correct geïnfecteerden. Men moet zich met kracht tegen hun charisma verzetten, wil men niet door hun ziekte aangestoken worden. Dat vergt een geestelijke strijd die heel bewust moet gestreden worden, en die niets anders is dan een voortzetting van de strijd die bewustwording – en menswording – altijd geweest is. 

7 januari 2016 - Een triest record   

 

Dit is Rahman Nizami die in Bangladesh ter dood is veroordeeld wegens zijn aandeel in de genocide van 1971. Het was een kort bericht op de website van De Standaard, dat me opviel omdat het verdwenen bleek toen ik het nog eens wilde lezen. Dat maakte me nieuwsgierig. Waarom zouden ze dat bericht zo vlug verwijderd hebben?
Het duurde niet lang voor ik de reden ontdekte. Tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van Oost-Pakistan (nu Bangladesh) werden in 9 maanden 3 miljoen mensen vermoord en 400.000 vrouwen verkracht door het leger van West-Pakistan (nu gewoon Pakistan) bijgestaan door islamitische milities. Dat is een record. In geen enkele genocide werden ooit op zo korte tijd zoveel mensen vermoord. Ter vergelijking: de Rode Khmer deed er in Cambodja 4 jaar over om 1,5 miljoen mensen te vermoorden.
Tja, als het op moorden en verkrachten aankomt, zijn moslims de absolute kampioenen. De verovering van India door de moslims (Pakistan was vroeger een deel van India) wordt trouwens beschouwd als de bloedigste uit de hele wereldgeschiedenis. Je maag keert om als je leest wat moslims daar allemaal aangericht hebben.
Voor alle duidelijkheid: het cijfer van 3 miljoen doden is een schatting. Er bestaat discussie over. Pakistan houdt het bijvoorbeeld op 25.000 doden. Het probleem is dat deze genocide – één van de grootste van de 20ste eeuw – nergens bestudeerd wordt. Er zijn tal van universiteiten in Amerika en Europa die over instituten beschikken waar de genocides van onze tijd – met op kop natuurlijk de holocaust – grondig gedocumenteerd worden. Maar niet één besteedt aandacht aan de genocide in Bangladesh. De reden ligt – helaas – voor de hand: de daders waren moslims.
En daarmee weten we ook waarom De Standaard zo vlug dat bericht over Rahman Nizani van haar website verwijderd heeft. Islamofobe lezers zouden namelijk een verband kunnen leggen tussen de verkrachte vrouwen in Bangladesh en de aangerande vrouwen in Keulen. Ze zouden kunnen denken dat het iets met … de islam te maken heeft. Ze zouden zelfs kunnen denken dat nog geen half miljoen verkrachte vrouwen de wereld ertoe kunnen brengen het islam-probleem onder ogen te zien. De Keulse mädchen zijn gewaarschuwd: op hulp van de intelligentsia moeten ze niet rekenen. 


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Uit : “Arabisme, islam en christendom” van Wilhelm Maas (Christofoor, 1993, blz. 146) :

Een ander aspect van arabistische kunst is de ontbrekende dieptedimensie. Inderdaad wijst islamitische kunst de derde dimensie af, negeert het perspectief en komt niet eens tot halfreliëf. Daartegenover is er in de islamitische kunst de behoefte om zo mogelijk het hele vlak te vullen. Er schijnt zoiets te zijn als een 'horror vacui', de afschuw van de leegte, die hier kennelijk geen stilte en rust betekent, maar negatief is, afwezigheid en niets. In het uitvullen van de vlakken met de tot in het oneindige weer herhaalde idee spiegelt zich dezelfde behoefte aan duidelijkheid en zekerheid, die wij in de islam reeds op het gebied van het religieuze hebben opgemerkt.

Ongewone, onverwachte vormen en verrassende gestalten worden gemeden; de toeschouwer weet eigenlijk steeds van te voren al, wat hem te wachten staat, waar de beweging van de lijn naar toe gaat en waar die zal eindigen. Zekerheid en duidelijkheid geeft een dergelijke kunst zeker, maar omdat die zonder leven is, is het moment van treurnis en melancholie er al in aanwezig; het einde is immers reeds bij het allereerste begin zichtbaar en alles gebeurt volgens een abstracte, formalistische wet van noodzakelijkheid, van onontkoombaar noodlot, waaraan het oorspronkelijke creatieve ik tot zwijgende gehoorzaamheid verplicht is.

Op eigen wijze weerspiegelt ook de architectuur de religieuze grondbeginselen. Karakteristiek voor deze architectuur is de spitsboog; maar niet de authentieke, latere gothische, maar eigenlijk een spitsboog, die, zo tegenstrijdig als dat mag klinken, in wezen geen spitsboog is. Als wij namelijk de islamitische spitsboog zorgvuldig bekijken, en wel zowel de zogenaamde 'hoefijzerboog' als ook de zeer spitse zogenaamde 'kielboog' , dan merken wij op, dat daar in principe het merkteken van het ahrimaanse aan kleeft; hij streeft slechts schijnbaar naar boven, maar ten slotte streeft hij niet boven zichzelf uit, wijst niet op iets hogers, maar sluit de mens af van de geestelijk-goddelijke wereld. En dit nu is juist de ahrimaanse tendens, om de mens in het aardse te verharden, hem af te snijden van de kosmos en hem te maken tot een koud verstandswezen. De islamitische pseudo-spitsboog is de passende uitdrukking van het zich in zichzelf afsluitende verstand en een uitsluitend op het aardse gerichte denkwijze. Van het naar de geest gewende, hemelbestormende verlangen, dat in de spitsboog zijn uitdrukking schept, is de aan de aarde geklonken Arabische mens in zijn aan de hersenen gebonden denken door een diepe kloof gescheiden.
De islamitische moskee als geheel is in principe ook slechts een zich naar believen herhalende optelling, een aaneenrijging van vele, geheel gelijke schepen.

De moskee van Cordoba is daarvan het beste voorbeeld. Uiteindelijk komt hierin de radicale ontkenning van iedere vorm van individualiteit tot uitdrukking.
De ontelbare gelijkvormige gebedslijnen raken elkaar in het oneindige, in Mekka.
Allah is ver weg en buiten.

HET NIEUWE SPIRITUELE DENKEN IN HET TIJDPERK VAN MICHAËL

Zal en kan in de toekomst de 'vrede van de onderwerping' aan Allah een definitieve vrede zijn?
Deze inerte vrede waarin de mensen zich wanen die zich alleen bewegen in het aards-materiële en daar de vervulling van hun behoeften vinden, die ontheven zijn van alle geestelijke problemen en alle persoonlijke initiatieven en inspanning, wier denken niet meer open naar boven en op het spirituele georiënteerd is? Zal het koude, dode overwonnen worden door de draken-krachten van het ahrimaanse, of door de michaëlisch-christelijke krachten van de warmte, het vertrouwen in de werkelijkheid en de werkzaamheid van de hogere geestelijk-goddelijke wereld van de zon, van het scheppende?
Wil de ahrimaans-arabistische tendens niet tot chaos leiden en het lagere in de mens te voorschijn roepen, dan moet het denken van de mens vergeestelijkt, gespiritualiseerd worden, dan moet het creatieve zonnekracht kunnen ontwikkelen. De mens zal dan in een hogere bewustzijnsvorm binnentreden. Michaël zal de draak overwinnen. Concreet gezien betekent dit:
'Het demonische tweeling-ondier, dat geboren werd uit de wederzijdse bevruchting van de arabistische wetenschap en de mechanistische schepping en dat in deze tijd in de vorm van wetenschap, techniek en organisatie niet de mens dient, maar deze tot zijn blinde slaaf dreigt te maken en als een vampier zijn levensbloed uitzuigt of hem in zijn klauwen vermorzelt, dit ondier dat de hele wereld in zijn greep houdt, zal in het teken van een hogere macht de mens moeten dienen. '

De michaëlisch-christelijke impuls is het alomvattend begrip van het geestelijk-levende, dat tegen elke geestelijk-psychische verstijving, verharding en verstarring ingaat. 'Ik ben. .. het Leven'. Dit Christus-woord moet volstrekt ernstig worden opgevat.
IK en LEVEN, leven, verlevendiging, vanuit het Ik!
Dat geldt niet alleen voor de blik op de toekomst, dat gold ook reeds voor het verleden waarover wij gesproken hebben, want zonder de Christus-impuls 600 jaar vóór de arabistische impuls, zou de levens- en scheppingskracht in de mensheid onder de dodelijke invloed van het arabisme allang volledig zijn ondergegaan, dan zou het avondland nu de volledige verharding en doodsverstarring tegemoet gaan.


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Mijn weg tot de antroposofie – deel 2

Wilhelm Rath ( 1897 – 1973), behoorde tot de generatie van jonge mensen die na de Eerste Wereldoorlog op zoek waren naar een nieuwe impuls en uitkwamen bij de Antroposofische Vereniging. Samen met nog elf anderen kwam hij bij Rudolf Steiner met een eigen initiatief : een esoterische jeugdgroep (“Jugendkreis”). Hoe dat in zijn werk ging vertelt hij in een korte beschrijving van die periode. Die beschrijving verscheen in drie afleveringen in het tijdschrift “Der Europäer” ( jg. 19, nrs. 9/10, 11 en 12 van 2015). Het eerste deel stond in Brug 90 en eindigde aldus :

“De vraag was nu : wat konden wij als jonge mensen doen om ons deel bij te dragen bij deze koersverandering ? Tot nu toe waren wij diegenen die leerden en ontvingen. Helpen om de kloof met het esoterische te overbruggen, de moed vinden om het geestelijk-wezenlijke op te nemen en de zin voor een nieuwe broederlijkheid in zichzelf te doen kiemen, dat stond als een uitdaging voor ons. Ook wij jongeren moesten voor onszelf keuzes maken.”

Wilhelm Rath gaat verder :

Met deze vraag ging ik terug naar Berlijn. Daar wachtte al een nieuwe taak op mij. Reeds tijdens de Berlijnse hogeschoolcursus in maart van dit jaar 1922 was er bij ons in de Hogeschoolbond een soort doorbraak geweest. Wij hadden het besluit genomen om de al te academische stijl te laten varen. Wij wilden beginnen om samen eens serieus de antroposofie te studeren. Tot hiertoe was dat nauwelijks mogelijk geweest omdat de leiding in Stuttgart ons allerhande organisatorische kwesties liet oplossen : conferentiezalen huren voor de antroposofische sprekers, affiches verspreiden, boekentafel bemannen voor en na de voordrachten. Op zo’n boekentafel lagen de publicaties van de Hogeschoolbond, een zeer uiteenlopend aanbod van titels, en men zag bvb. een boek over tandcariës naast een over de twee Jezuskinderen, of een over het systeem van de phanerogamen naast een over etymologie enz. enz.
Voor een niet-antroposoof die aan zo’n boekenstand passeerde was dit nauwelijks te vatten. En als dan iemand hoofdschuddend stond te kijken, dan was het mijn taak als zoon van een boekhandelaar om over ieder boek meer uitleg te geven ! In feite onbegrijpelijk dat men dat vanuit Stuttgart zo aanpakte. Maar ja, het devies luidde : antroposofie in de auditoria brengen !

De Berlijnse hogeschoolcursus van 5 tot 12 maart 1922 werd het hoogtepunt van al de activiteiten. Wij hadden daarvoor de zaal in de Zangacademie gehuurd. Die lag vlak naast de universiteit waar Fichte ooit zijn toespraken aan de Duitse Natie had gehouden en hier zou nu Rudolf Steiner een reeks voordrachten geven over antroposofie en haar verband met de verschillende wetenschappen. Daarnaast ook over “De harmonisatie van wetenschap, kunst en religie”, over het wetenschapskarakter van de antroposofie, over “Antroposofie als levensinhoud” en over “De noden van de tijd en antroposofie”.
Wij studenten hadden ons plechtig voorgenomen dat iedere professor en docent en student van de Berlijnse universiteit een uitnodiging zou krijgen. Aan iedere ingang stonden wij, altijd maar programma’s uitdelend; niemand in deze centrale plaats van het Duitse geestesleven mocht kunnen zeggen : ik heb nog nooit iets gehoord van antroposofie en Rudolf Steiner.
Wij hadden succes … dat merkten we aan de tegenstand die als een paddenstoel uit de grond rees. De senaat van de Berlijnse universiteit nam een besluit dat niet alleen voor ons studenten gevolgen had, maar dat men ook moet beschouwen als een bijdrage tot het tragische lot van het Duitse volk. De beslissing kwam tot stand op basis van de informatie die de “specialist” op het gebied van occultisme aan deze universiteit, professor Max Dessoir, bezorgd had. Rudolf Steiner heeft in zijn boek “Von Seelenrätseln” uitvoerig over hem en zijn onwetenschappelijkheid geschreven.


Max Dessoir

De senaat besliste dus dat iedere student van wie bekend was dat hij iets te maken had met antroposofie moest gewaarschuwd worden : hij zou problemen krijgen met de examens. Waarom hebben deze verantwoordelijken voor het Duitse geestesleven alleen in negatieve zin kennis genomen van de antroposofie ? Zij hadden er kunnen voor zorgen dat de Duitse mens niet de slogans van een materialistische antropologie ging achternalopen. Alleen Rudolf Steiner sprak over de geestelijke missie van het Duitse volk. Maar hij was een roeper in de woestijn. De Duitse mens bleef liever geloven dat alle cultuur rasgebonden was, uit het bloed komt, dat iedere vooruitgang alleen maar uit een strijd om het bestaan voortkomt, door natuurlijke selectie en het overleven van de sterkste.

Rudolf Steiner was een roeper in de woestijn, deze waarheid stond mij in verschrikkelijke klaarheid voor de geest.

Daar kwam nog iets anders bij. Ondanks het feit dat Dr. Steiner met al deze hogeschoolcursussen en congressen meedeed, kiemde bij ons de vraag of de manier van werken van de Hogeschoolbond nog wel verliep in de zin die hij voor ogen had. Nog tijdens de hogeschoolcursus zouden wij hierop een antwoord krijgen.
Tot hiertoe was het zo geweest dat het bestuur van de Hogeschoolbond uit zeven studenten bestond. Die kregen hun instructies van het bestuur van de Vereniging in Stuttgart en van de respectievelijke antroposofische sprekers, en ze gaven die instructies door aan de plaatselijke groepen. Nu vond het bestuur in Stuttgart dat dit comité van zeven beter vervangen zou worden door één persoon. Daarom moest er een algemene vergadering van de Hogeschoolbond samengeroepen worden. Op die vergadering moesten de zeven hun ontslag geven en één van hen aanduiden als bestuurder.
Voor ons in Berlijn stond vast : bij deze belangrijke aangelegenheid zouden wij Rudolf Steiner om raad vragen. Wij wilden zeker zijn dat onze keuze in zijn lijn zou liggen. In onze groep zat toen ook René Maikowski. We wisten dat hij Rudolf Steiner al eens in Dornach opgezocht had. Hij wilde toen de auteur van “De kernpunten van het sociale vraagstuk” leren kennen en had zelfs en persoonlijk gesprek met Rudolf Steiner kunnen hebben. Hij kende hem dus al. Misschien was hij dus wel de geschikte verbindingsman tussen ons studenten en Rudolf Steiner. We vroegen dus aan Rudolf Steiner of René Maikowski voor de taak in aanmerking kwam. Dr. Steiner luisterde naar ons, scheen het wel te zien zitten, liet Maikowski bij zich komen om hem nog eens te zien en te horen of hij de taak wilde opnemen. Dat was vlak voor de algemene vergadering waarop wij ook Rudolf Steiner uitgenodigd hadden – dat leek ons een beetje vanzelfsprekend te zijn.
Na een dondertoespraak door een lid uit Stuttgart – lid van het zevenkoppig Bondsbestuur dat zo fijngevoelig de zevenkoppige paus genoemd werd – gaf dit bestuur dus zijn ontslag. Nu moest de nieuwe bestuurder gekozen worden. Onze Berlijnse vriend die de vergadering voorzat, wendde zich tot Rudolf Steiner om zijn advies te horen. Daarop antwoordde Dr. Steiner dat hij al lang niet meer gewoon was dat men zijn advies vroeg, zelfs niet wanneer hij aanwezig was bij besprekingen. Maar omdat wij het hem nu vroegen wilde hij zijn raad geven : als wij zouden besluiten om René Maikowski als vertegenwoordiger te kiezen, dan kon hij beloven dat hij met ons altijd zeer nauw zou samenwerken. Daarmee was de deur tot Dr. Steiner zelf als het ware geopend.
Met eenparigheid van stemmen werd dan René Maikowski gekozen. Sindsdien was hij vaak bij Dr. Steiner in Dornach en begeleide hem ook op reizen. Van dan af kregen wij de aanwijzingen voor onze arbeid direct van Rudolf Steiner.


René Maikowski

Maar het was voor velen van ons toch een schok toen wij van hem hoorden dat men hem niets meer vroeg – terwijl het toch om het vertegenwoordigen van de antroposofie in de wereld ging. Ons aanvoelen – dat de hele manier van aanpak van die hogeschoolarbeid misschien toch niet was wat hij had gewild – was dan toch correct geweest ?
Pas later, na de brand van het eerste Goetheanum en na de Kerstbijeenkomst, werd ons dat ten volle bevestigd toen Dr. Steiner openlijk voor de hele Vereniging uitsprak “dat men toentertijd allerlei hogeschoolgebruiken in de antroposofie had willen invoeren” en duidelijk zei :
“Antroposofie voor de wereld vertegenwoordigen …, dat, nietwaar, vereist nu eenmaal een totaal andere stijl.”
En toen Dr. Steiner na de Kerstbijeenkomst op 15 februari 1924 de eerste klasse in de door hem nieuw opgerichte Hogeschool opende, was de eerste zin :
“Met dit klasse-uur zou ik aan de vrije hogeschool als een esoterisch instituut de opdracht willen teruggeven die haar in de laatste jaren dreigde ontrukt te worden.”

Toen, in maart 1922, hadden wij jonge mensen nog niet door in welk gevaar de beweging gekomen was, ook nog niet na de zo dringende oproep op het Weense congres met Pinksteren 1922. Eén ding was duidelijk : dat het moment aangebroken was, dat wij onze beste krachten nu dienden in te zetten en dat we een totaal nieuwe stijl voor het antroposofisch werk moesten vinden.
Op mij kwam toen de verantwoordelijkheid te rusten voor het werk in Berlijn. Daarmee kreeg ik een taak waarvoor ik mij eigenlijk te zwak voelde. Wat moesten wij nu met elkaar ons eigen maken ?
“Antroposofie”, en het beste : helemaal van nul beginnen ! En niet één keer in de week maar zo vaak en zo intensief mogelijk !
Waar moesten wij samenkomen ? Op een plaats die niet zo troosteloos was als de auditoria van de universiteit, maar het mocht ook niets kosten en het moest een zo neutraal mogelijke plek zijn. Het meest geschikt leek mij de theosofische bibliotheek. De ruimte daar was groot, zodat de groep ook mocht uitbreiden, en wat mij het belangrijkste leek : er heerste een spirituele atmosfeer. Ik kende die ruimte reeds goed want ik was een jaar daarvoor al begonnen met het aanleggen van een catalogus van de zeer waardevolle boekenverzameling om de zaak toegankelijker te maken voor onze Berlijnse vrienden. Wij waren dankbaar dat Herr Selling, die de bibliotheek onder zijn hoede had, ons toestond om onze avonden hier in te richten.

Nu moet ik het hier even hebben over een gesprek dat een belangrijk element was bij het ontwikkelen van de gedachte aan een meditatiekring.
Dat speelde zich af in de bibliotheek. Op een namiddag zat ik zoals zo vaak alleen in de ruimte, bezig met het ordenen van de boeken toen Emil Bock binnenkwam. Die wilde enkele boeken bekijken en ontlenen. Rond die tijd hadden zich enkele theologen rond Dr. Rittelmeyer verzameld en kiemde de idee voor een religieuze vernieuwing. Plots zei Bock op zijn enigszins apodictische manier tegen mij : “De jeugd zoekt gemeenschap. Gemeenschap is alleen door een cultus mogelijk. Wij willen Dr. Steiner vragen naar een cultus. Doet u mee?”
Ik flapte eruit : “Maar dat is niet de antroposofische weg !”
Bock was door dit voor hem onverwachte antwoord duidelijk uit zijn lood geslagen, en ik moet toegeven dat toen hij vroeg : “Hoezo ?” – ik nogal wat moeite had om een bevredigende verklaring te geven. Ik zei dat antroposofie een kennisweg is en dat een cultus zich richt tot gelovige mensen. Waarop hij mij antwoordde dat men met preken alleen geen gemeenschappen meer kon vormen. In ieder geval was het voor hem op dit ogenblik al duidelijk dat ik voor zo’n cultische beweging niet in aanmerking kwam. Hij zei nog dat men dat ook in de Vereniging zag. Met alleen maar voordrachten houden of voordrachten lezen wordt er geen werkelijke gemeenschap gevormd. Maar voor mij was het probleem : wat is de antroposofische weg tot het vormen van een gemeenschap ?
Altijd weer kwam deze vraag mij voor de geest zonder dat ik een antwoord vond.
Maar ook de uitspraak : de jeugd zoekt gemeenschap – was voor mij een vraagstuk. Als jonge mens was ik geen lid geweest van een jeugdbeweging. Pas aan het front leerde ik door kameraden deze impulsen kennen. Het gemeenschappelijke dat ik bij deze ontmoetingen beleefde was meer een gevoelsmatig gemeenschappelijk wereld-gevoel, dat weliswaar duidelijk een grens trok tussen ons en de oudere generatie, maar het was toch een gemeenschapsgevoel dat meer ontstond uit een gezamenlijk afwijzen van de oude orde, van de oude levenspatronen.
Dit soort zielegemeenschap had ik in feite nooit gezocht. Maar ik kon mij wel voorstellen dat het verlangen naar menselijke gemeenschap door het gezamenlijk beleven van een cultus kon bevredigd worden. In feite leefde echter bij de jeugd een verlangen naar een nieuwe zieleconfiguratie, naar een nieuwe verhouding tot de natuur, tot de ander, tot het verleden, heden en toekomst. Het werd mij duidelijk dat bij mij, sinds ik de antroposofie had gevonden, nog een ander ideaal van een menselijke gemeenschap begon vorm te krijgen, waarbij het gemeenschapsvormende element het gezamenlijk streven naar inzicht in het geestelijke moest zijn. Maar dat inzicht mocht geen zaak van het intellect zijn. Ik kende toen nog niet het begrip “geestelijke communie”, dat hoorde ik voor het eerst op de avond vóór de brand van het Goetheanum. Ook had ikzelf nog geen “begrip” van wat Dr. Steiner in februari 1923 bij het oprichten van de Vrije Antroposofische Vereniging “het wakker-worden aan het ziele-geestelijke van de ander” noemde. Had ik dat toen wel gehad, dan had ik Emil Bock nog anders kunnen antwoorden. Maar gevoelsmatig leefde het toch al duidelijk in mij.
Dit gesprek had plaatsgevonden in 1921, nog vóór de voordracht op het Weense congres waar Rudolf Steiner de broederlijkheid als een basisvoorwaarde voor de antroposofische beweging vooropstelde. In de theosofische bibliotheek begonnen wij dan ons antroposofische werk en wij kozen hetzelfde thema dat ook Dr. Steiner in het begin van de eeuw gekozen had toen hij in deze bibliotheek begon voor te dragen :
“De mystiek in het begin van het geestesleven van de nieuwe tijd.”
Reeds spoedig, in het hoofdstuk over Tauler, lazen wij van die mysterieuze figuur van de Godsvriend van Oberland die als een eenvoudige leek tot Tauler kwam, de meester van de Heilige Schrift, om hem tot een schouwen van de geestelijke wereld te brengen.
Dr. Steiner duidt op deze plek aan dat het hier om een geheim gaat.
In die dagen, toen de vraag mij bezig hield over welk geheim het hier wel zou kunnen gaan, gaf mijn vader mij een boek dat hem in zijn boekwinkel onder handen was gekomen : “Hier, dat is Midden-hoogduits proza, dat zal je interesseren.” Op hetzelfde moment had ik de indruk van iets zeer belangrijk ontvangen te hebben. De titel van het boek was :
“Nicolaus van Bazel. Leven en uittreksels uit zijn werken” – door Dr. Karl Schmidt, Wenen 1866. Het boek was genaaid en nog niet eens opengesneden.

Ik begon onmiddellijk met de lectuur en na enkele dagen had ik het boek volledig gelezen. Het waren de geschriften van de Godsvriend van het Oberland. In de teksten werd in een beeldenrijke taal de christelijke inwijdingsweg geschetst van een man in de 14de eeuw wiens leerlingen in een broederlijke gezindheid met elkaar en in de diepste eerbied met hun meester verbonden waren. Het maakte een geweldige indruk op mijn gemoed. Uit de brieven van deze meester kon men opmaken dat hij met zijn leerlingen en andere ingewijden die op andere plaatsen leefden en werkten, in rechtstreekse geestelijke verbinding stond. En ofschoon het innerlijke geestelijke leven van deze grote ingewijde en de kring van zijn leerlingen voor de wereld verborgen was, toch waren hij en die met hem verbonden waren zeer nauw betrokken bij de grote wereldgebeurtenissen die zich in die tijd afspeelden.
De diepe verbinding met de geestelijke wereld die tot uitdrukking komt in de naam die zijn leerlingen hem gaven : de Godsvriend van het Oberland; de geestelijke en tegelijk zo innig hartelijke betrekking tot zijn leerlingen en deze onder elkaar; het grote bewustzijn van een verantwoordelijkheid t.o.v. de wereld en de ontwikkeling van de mensheid waardoor deze kring van mensen bezield was – dat greep mij zeer diep aan. Zo moesten wij jonge mensen tot onze grote leraar staan, zo innig zou ook onze verhouding tot de geestelijke wereld en tot elkaar zijn en even verantwoordelijk moesten wij, ieder vanop de plek waarop het lot hem gesteld had, ons voelen t.o.v. de wereld en onze medemens. Juist zoals het mij vanuit deze documenten zo lichtend tegemoet straalde.
Ik bedacht : dit gaat iedereen interesseren ! Ik voelde de geestelijke leiding die mij dat boek in handen had gespeeld, en dat precies op het ogenblik dat van ons gevraagd werd om stelling te nemen t.o.v. de reeds eerder in Stuttgart opgerichte “Bond voor een Vrij Geestesleven”. Deze bond moest een voortzetting zijn van de in 1919 opgerichte “Bond voor Driegeleding”.
Wij hadden gehoord van het mislukken van de beweging voor een driegeleding van het sociale organisme die door Dr. Steiner met zo veel overgave in gang was gezet. Ook van het mislukken van de onderhandelingen om een Cultuurraad te vormen. Van dit alles was alleen overgebleven : te streven naar een geestesleven dat uitging van de geest, een vrij geestesleven. Een bond moest deze idee voor de wereld vertegenwoordigen. Maar voor deze bond leek ons hetzelfde te gelden als voor de antroposofische beweging überhaupt : dat broederlijkheid tot in de diepste diepten van de ziel een basisvoorwaarde was om te kunnen gedijen. Alleen maar een propagandistische beweging zonder dit fundament liep gevaar te verwateren tot lege frasen. De oproep voor deze bond hield ons bezig en tegelijk deed hij door zijn stijl de wenkbrauwen fronsen.
Daarom leek het mij zo belangrijk om in de discussies hierover in onze studentenkring naar voor te brengen wat ik in die geschriften uit de 14de eeuw gevonden had. Want dat was iets wat boven de tijd uitging, het kon ook gelden, weliswaar in een aangepaste vorm, voor de mens van deze tijd.
Ik zette mij dus aan het werk om enkele van deze geschriften te vertalen naar het moderne Duits opdat mijn medestudenten er zouden kennis van kunnen nemen. Al vlug bedachten wij dat dit toch alle jonge mensen zou interesseren. En zo nodigden wij al onze vrienden en bekenden uit, ook die geen studenten waren, zodat de bibliotheek in de Motzstraße altijd meer volk binnenkreeg.

Ik had o.a. ook de tekst van de Godsvriend “Over de gevangen ridder” vertaald en voorgelezen. Die was voor mij belangrijk omdat ook ik, zoals deze ridder, weliswaar niet in een donkere toren – maar toch in gevangenschap het licht van de goddelijke wereld had ervaren.
Bij de deelnemers aan deze bijeenkomsten waren ook enkele theologen die toen in Berlijn met Dr. Rittelmeyer contact hadden. Eén van hen vertelde dat Dr. Rittelmeyer hen meegedeeld had dat hij met Dr. Steiner een gesprek had gehad over de persoon van de Godsvriend. Ik besloot om Dr. Rittelmeyer op te zoeken. Enkele vrienden gingen mee. Van hem kwamen we te weten dat Dr. Steiner hem gezegd had dat het bij deze ingewijden ging om Meester Jezus, dus de individualiteit die als de Salomonische Jezus geïncarneerd was, die daarvoor als Zarathoestra de Perzische cultuur geïmpulseerd had. Sinds het Mysterie van Golgotha is hij iedere eeuw teruggekomen. Op de vraag of hij ook nu geïncarneerd was, antwoordde Dr. Steiner : “Op dit ogenblik leeft hij in de Karpaten.”
Verder had hij laten verstaan dat hij in geestelijk contact stond met Meester Jezus.
Een grote dankbaarheid vervulde mij voor het vertrouwen dat Dr. Rittelmeyer in ons stelde, hij had de zuiverheid van onze impuls herkend.
En toen wij dan in onze bijeenkomsten de brieven van de Godsvriend bestudeerden waarin hij beschrijft hoe hij eens met zeven andere godsvrienden samenkwam in het wilde hooggebergte, bij een kleine kapel, met hem als de achtste; en het jaar daarop, terug rond Pasen, met twaalf en hij als de dertiende – om de goddelijke wereld te bevragen over de voortgang van de menselijke ontwikkeling; en hoe deze bijeenkomsten niet tot stand kwamen door uiterlijk gemaakte afspraken tussen deze mensen die op verschillende plekken in de wereld werkzaam waren – maar door een geestelijke leiding; daar stond dan voor ons het oerbeeld van de ware broederschap, en de vraag kwam in mij op : is er ook in onze tijd een weg die ons naar dit grote voorbeeld kan leiden, naar hetzelfde soort geestverbonden broederlijkheid ?

Op deze vraag kon alleen Rudolf Steiner antwoorden, maar ze mocht pas gesteld worden als in ons de bereidheid en de wil aanwezig was om deze weg te gaan. Ikzelf voelde mij als zijn leerling maar dat had ik hem nog niet gezegd. Nu leek mij het ogenblik gekomen om het uit te spreken en hem te zeggen dat ik het in deze zin wilde zijn. Maar er leken mij twee voorwaarden te moeten vervuld zijn vóór ik dat kon doen. Ten eerste, in onze kring de jongeren te vinden die ook in dezelfde zin zijn leerlingen waren of wilden worden en : de ontmoeting die ons tot elkaar bracht moest door het lot worden beschikt, opdat wij dan samen de vraag aan Dr. Steiner konden stellen als de door ons in vrijheid gekozen geestelijke leraar.
Bij de ouderen was het Wilhelm Selling, die aan al onze avondbijeenkomsten in de theosofische bibliotheek had deelgenomen, met wie ik voor het eerst over dit idee sprak dat voorlopig nog in een meer algemene vorm in mij leefde.
Wij wisten van hem dat er tot aan het uitbreken van de oorlog een esoterische school was geweest, dat Rudolf Steiner daarmee gestopt was toen de oorlog uitbrak. Selling was zelf lid geweest van deze school. Hij was trouw aan Rudolf Steiner op een kinderlijke manier. Zijn zuster Clara was in Berlijn huishoudster geweest bij Dr. en Frau Steiner en zijn zwager Kurt Walther was tot 1920 leider van de Berlijnse afdeling geweest en tot 1921 lid van het bestuur van de Antroposofische Vereniging.
Dit alles en de welwillende houding t.o.v. ons jongeren had een vertrouwelijke band tussen ons doen groeien. Hij was zichtbaar verheugd als hij met jonge mensen kon omgaan en wij van onze kant noemden hem familiair “vader Selling”.
Toen ik hem vertelde van deze gedachte aan een “esoterisch gemeenschappelijk streven” had ik de indruk dat hij zich aangesproken voelde hoewel hij direct een caveat uitsprak, dat was nu eenmaal zo zijn manier van doen : ik moest zeer goed overleggen of ik voor een dergelijke vraag aan Dr. Steiner wel de nodige rijpheid bezat. Want niets was volgens zijn ervaring zo gevaarlijk als wanneer iemand zich geroepen voelde om een “missie” te volbrengen.
Nu, ik zag voor mij alleen maar een opgave waarvan ik niet wist hoe ik die met mijn zwakke krachten kon aanvatten en hoe ze te verwezenlijken was, daar had ik nog geen idee van.
Bij de jongeren in Berlijn was er Georg Groot. Ik voelde dat die mij volledig begreep en met hem had ik de meest inspirerende gesprekken.
Maar doorslaggevend werd de ontmoeting met Ernst Lehrs. Die studeerde in Jena. Tweemaal had ik hem al van ver gezien. De eerste keer was na een openbare voordracht van Rudolf Steiner in Berlijn. Toen Dr. Steiner het spreekgestoelte verliet, kwam een vurige jonge mens naar voor en die sprak in een korte gedisciplineerde uiteenzetting het engagement uit dat de jeugd tot de antroposofie en tot Rudolf Steiner koesterde. Deze koene daad had indruk op mij gemaakt. De tweede keer was tijdens het Weense congres in die kelderbijeenkomst van de Hogeschoolbond in een café toen iets gebeurde wat in de kringen van de Bondsleden toentertijd in feite taboe was, wat mij echter zeer beviel : hij sprak open en bloot over Lucifer en Ahriman en dat wij deze twee geestelijke machten in het bewustzijn dienden te houden om rekening te kunnen houden met hun werking.
Daar kwam direct hevige reactie op. Maar ik voelde : hier is nu eens een jonge mens die de moed heeft om het geestelijke aan te pakken.
Van hem kreeg ik nu – het was eind april 1922 – een postkaart : hij ging naar Berlijn komen en wilde mij dringend spreken.
Hij vertelde mij wat hem sinds het Weense congres allemaal had bezig gehouden, hoe dringend nodig dat het was dat wij jonge mensen die de weg naar de antroposofie gevonden hadden nu ook eens met Rudolf Steiner konden samenkomen om hem onze vragen voor te leggen. Hoe hij in Stuttgart Fritz Kübler ontmoet had, hoe ze samen naar Dornach waren gereisd en door bemiddeling van René Maikowski een ontmoeting met Rudolf Steiner hadden kunnen hebben. Hoe liefdevol Dr. Steiner hen in zijn atelier ontvangen had, hoe goedig en grootmoedig hij op hun vraag was ingegaan en hoe hij de jeugd die dat wilde uitnodigde om naar Dornach te komen en dat niet voor acht dagen maar voor veertien dagen. Hij zou iedere dag beschikbaar zijn om hun vragen te beantwoorden, en hun ook rondleiden in het Goetheanum. Frau Dr. Steiner, die bij de tweede ontmoeting aanwezig was, zegde toe om met de jeugd euritmie te oefenen, een cursus spraakvorming te organiseren en Dr. Steiner zelf zou hen schilderles geven.
Tenslotte kwam hij nog tegemoet aan onze vraag om dit alles in Stuttgart te laten doorgaan : wegens de inflatie in Duitsland was het leven en wonen in Zwitserland voor een Duitser onbetaalbaar geworden. Deze “jeugdcursus” zou over vier weken beginnen.
Dit nieuws ervoer ik als een geschenk uit de hemel. Ik zal nooit de weg vergeten die ik samen met Ernst aflegde van zijn woning in Charlottenburg tot Willmersdorf waar ikzelf woonde. En toen hij dan zei dat het deze keer niet zo mocht zijn zoals na al de andere hogeschoolcursussen en congressen die, hoe interessant ze ook waren, geen ander gevolg hadden dan dat iedereen met een goed gevoel naar huis ging en …. verder niets – deze keer moest er een vervolg zijn ! – Dat was naar mijn hart gesproken.
Hij vertelde mij van het plan dat Fritz Kübler koesterde : ze zouden een barak kopen en die op het terrein van de Waldorfschool opstellen omdat het over de jeugd ging die naar de pedagogie neigde en die als een gemeenschap wilde samenblijven om door de leerkrachten van de Waldorfschool het wezen van de Waldorfpedagogie te leren kennen.

( wordt vervolgd)

...............

Ernst Lehrs ....................................................... Fritz Kübler


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*



Terug naar het thuisblad

*

*

*

*

*