"De een probeert de ander te overreden en heeft het verlangen hem te overtuigen. Dit verlangen is tegenwoordig bij zeer veel mensen aanwezig. Wat de mensen zouden moeten doen is : de ander hun mening voorleggen en afwachten of er in de ander krachten worden opgewekt waardoor hij die mening aanneemt. Veel mensen hangen fanatiek hun eigen mening aan en zijn beslist niet tevreden als ze niet in staat zijn de ander onder dwang hun mening bij te brengen. Als zoiets gebeurt lijden beide astrale lichamen schade. Ze nemen dat overreden en die onjuiste adviezen in zich op. En wat in de astrale lichamen is binnengedrongen, heeft tot gevolg dat zich 's nachts uit het astrale lichaam wezens afsnoeren die men demonen noemt.
Vooral deze demonische wezens hebben een uiterst ongunstige invloed op onze menselijke ontwikkeling. Ze zwermen door de geestelijke ruimte en weerhouden de mensen ervan hun persoonlijke zienswijze te ontwikkelen. ( ... )
Deze wezens werken altijd in dezelfde richting als waaruit ze zijn ontstaan. Wezens die door slechte wetten zijn ontstaan, werken weer zo dat ze de mensen tot slechte wetten verleiden.”
(Uit de voordracht van 9 juni 1908 in Keulen )
Onjuiste adviezen en overreding door propagandatechnieken, hoeveel miljoenen demonen werden de laatste jaren niet gecreëerd met de covid- en klimaathysterie ? Als je ze vraagt naar hun naam zeggen ze natuurlijk : legio, legioenen zoals de bezetene in Markus 5:9, "want wij zijn velen".
De demonen in Markus 5 werden uitgedreven naar een kudde varkens en verdronken, maar onze huidige varkens vergaderen voorlopig nog ijverig verder, ze zijn wel zo slim om alles wat met christendom te maken heeft te vermijden, zoals de G7 vergadering in Münster in november 2022 :
“Het Duitse Ministerie van Buitenlandse zaken liet het 482 jaar oude kruisbeeld in de Vredeshal in Münster verwijderen voor de goddeloze G7-bijeenkomst.”
Jaren geleden ( in Brug 29) drukten we een uittreksel af van een interview dat de journalist Jelle van der Meulen had met Bernard Lievegoed, en dat verscheen in het tijdschrift Jonas in 1980.
Het werd later opgenomen in het boek "Bernard Lievegoed, lezingen en essays 1953-1986" van de uitgeverij Vrij Geestesleven.
JvdM: Zo op het eerste gezicht is het niet moeilijk om vast te stellen waar de spanningen liggen (in 1980 - fdw). Rusland versus Amerika, Iran, het Midden-Oosten, het Westen en de Derde Wereld, Afghanistan.
BL: In een gesprek vertelde Steiner dat de werkelijke spanningen in de wereldpolitiek liggen tussen China en Amerika. Hij voorzag een strijd tussen beide landen, waarbij hij in het midden liet of die zich zou afspelen over Europa heen, dan wel over de oceaan. Voor ons valt te hopen dat het laatste het geval is, alhoewel Steiner enkele malen heeft gesproken over een verwoest Europa tussen 1950 en 2050.
Mao Tse Toeng heeft natuurlijk een grote rol gespeeld in de versterking en centralisatie van China. Hij heeft vorm gegeven aan de Chinese Volksrepubliek die in 1949 werd opgericht en waarvan hij de voorzitter werd. Nu is het van belang te weten dat Mao zijn inspiratie heeft gehaald tijdens de grote tocht naar het Noorden, in Buiten-Mongolië, waar tegenwoordig de Mongoolse Volksrepubliek ligt.
Dat is een heel bijzonder gebied op aarde, waar heel sterke Marskrachten inwerken. Deze worden volgens een oude Chinese traditie elke achthonderd jaar actief. China heeft tegen deze Mongolenstormen zijn Chinese Muur gebouwd. De demonische Marskrachten in dat gebied nemen dan bezit van mensen en drijven ze tot gewelddadige overheersing. Er zijn een aantal momenten in de geschiedenis aan te wijzen waarop eerst China en later ook Europa vanuit het Oosten dreigden te worden overheerst. Op een voor een uiterlijke beschouwingswijze onbegrijpelijke manier werd vaak ingegrepen en het lot ten goede gekeerd.
Toen Attila na de slag op de Catalaunische velden bij Troyes in 450 werd teruggeslagen, lag voor hem de weg naar Zuid-Europa open. Hij trok naar Italië om het onverdedigde Rome te plunderen. De legende verhaalt hoe paus Leo de Grote hem tegemoet komt en Attila boven de paus een groot paard ziet, waarop de aartsengel Michaël zit. Attila schrikt daar zo van dat hij hals over kop naar Hongarije vlucht waar hij korte tijd later sterft. Binnen een jaar was er geen Mongool meer in Europa. De demonische Marskrachten kunnen niet worden verslagen door wapens, maar alleen door het licht van een christelijke ingewijde. Op het moment dat de demonische invloeden Attila hebben verlaten, vraagt hij zich af: Wat doe ik hier eigenlijk ? Terstond is de overheersingsdrang verdwenen en vlucht hij.
Hetzelfde herhaalt zich 800 jaar later. Bij Breslau komen de Mongolen Europa binnen en verslaan alle Silezische ridders in de slag bij Liegnitz. De poort naar Europa ligt open.
De dag na de slag echter trekt het leger zich in paniek terug en binnen drie maand was heel Rusland vrij van Mongolen. Een historisch raadsel. Het was ook hier een ingewijde die de demonische krachten tegemoet trad. Dat was de heilige Hedwig. Zij was familie van Elisabeth van Thuringen. Zij was getrouwd met graaf Wilhelm van Silezië. Met hulp van Cisterciënser monniken laat de graaf kloosters bouwen. In een van die kloosters leefde een abt die enkele malen naar Rome toog om te zeggen: "Hou toch op met die kruistochten. Het gevaar ligt niet in Palestina maar in Centraal-Azie". Iedereen verklaarde hem voor gek maar hij wist waar hij het over had. Innerlijk bereidde hij zich -samen met de heilige Hedwig- voor op de komst van de Mongolen. Het is het christelijke licht dat deze mensen uitstraalden dat de Mongolen de wijk deed nemen.
Ook in onze tijd zou dus weer een Mars-inspiratie moeten uitgaan van het Mongoolse gebied. Mao heeft daar zijn inspiratie gehaald en ik houd het dan ook niet voor onmogelijk dat eens een nieuwe Mongolenstorm tot in Europa zijn uitwerking zal hebben. Wanneer je naar de uiterlijke politieke omstandigheden kijkt zul je misschien zeggen: waar haalt u het vandaan. Als je echter door de dingen heen kijkt en rekening houdt met geestelijke werkelijkheden is zoiets helemaal niet ondenkbaar.
Op deze gevaren moeten we voorbereid zijn. De demonische Marskrachten versla je niet met wapengeweld. Waar het om gaat is dat er een christelijke subcultuur ontstaat in Europa met krachten die opgewassen zijn tegen de demonen. Er moeten culturele eilanden komen waar mensen zijn die echt menen wat ze doen. Waar niet gewerkt wordt vanuit een systeem, omdat je daarmee zo handig kinderen kunt leren lezen en schrijven. Plaatsen waar menselijkheid is, waar tegenstellingen niet worden verdoezeld, maar waar mensen echt op elkaar ingaan. Als het zover is dat er een grote ingewijde zal zijn, zal hij zonder een subcultuur van het hart niet kunnen werken.
Wat moeten we daar van denken ? Een Chinees-Mongoolse mensvijandige impuls ? We kunnen ons moeilijk voorstellen dat zoals in het verleden, grote horden Aziaten naar het Westen, naar Europa zouden trekken met aggressieve bedoelingen. Met het wapentuig dat nu bestaat is zo’n invasie al tijdens het oprukken relatief gemakkelijk te ‘neutraliseren’.
Maar stel dat deze invasie nu eens niet uiterlijk zou verlopen, maar innerlijk ....
Er zijn vele tekens die daarop wijzen. Sinds de val van het Ijzeren Gordijn in 1989 zijn stilaan de totalitaire praktijken van het Oosten ook in het Westen in zwang gekomen. Het maatschappelijk model in het Westen schijnt meer en meer een piramidale hiërarchische structuur te zijn waarin onmondige burgers maar te ondergaan hebben wat niet-verkozen politici en ‘experts’ voor hen goed bevonden hebben.
Als voorlopig hoogtepunt zagen we de laatste jaren de aanpak van de zgz. pandemie. Met volksgezondheid had die aanpak weinig te maken, maar wel veel met het regimenteren van de bevolking naar Chinees model. En dat ‘overheden’ dit organiseren en doen naleven is nog niet het ergste, maar dat de burgers zo weinig weerwerk boden tegen al die onzinnige en vrijheidsberovende maatregelen, dat stemt tot nadenken. Zijn we dan allemaal innerlijk al Chinezen geworden ?
Reeds in de 19de eeuw zagen bezorgde waarnemers al veranderingen in de Westerse mens en samenleving die hen aan China deden denken. Rudolf Steiner verwijst naar hen :
“Ik heb een tijd geleden er attent op gemaakt dat John Stuart Mill en samen met hem de Russische filosoof en politicus Herzen erop gewezen hebben dat in Europa in vele opzichten een soort chinezendom begint, dat Europa als het ware “chiniseert”. Ik heb dat toen niet zomaar gezegd. Want als John Stuart Mill, die al een goede waarnemer was, vindt dat in zijn omgeving bij de mensen al merkwaardige Chinese eigenaardigheden zichtbaar worden, dan heeft hij in een bepaald opzicht gelijk.”
in GA 173 “Het karma van de onwaarachtigheid”, 13de voordracht, Dornach 31 december 1916.
.
John Stuart Mill (1806 – 1873) was een Engels filosoof en econoom. In “On Liberty” zette hij het schadebeginsel uiteen : de opvatting dat iemands vrijheid alleen beperkt mag worden voor zover dat nodig is om te verhinderen dat hij anderen schaadt.
Dat is een mooi principe natuurlijk maar Mill kon niet voorzien dat men ooit de mensen zou kunnen wijsmaken dat ze een ander schaden door ... hun uitademing ! En dat een “overheid” op basis van dit principe de mensen zou verplichten om levenslang klant te worden van de farma-industrie.
Alexander Herzen (1812 -1870) was een vooraanstaand Russisch filosoof, schrijver en publicist.
Hij had een grote invloed op de liberale en socialistische stromingen in Rusland. Hij toonde zich een voorvechter van de menselijke waardigheid en het individuele: het recht op eigen normen, eigen denken, eigen doen, met minimale staatsinmenging. Hij was fel voorvechter van het recht van elke mens op vrijheid en persoonlijke verantwoordelijkheid voor zijn keuzen.
Vooraleer we verder gaan met Steiner, kijken we even naar wat John Stuart Mill erover zei in 1859.
In “Over Vrijheid” is het derde hoofdstuk getiteld : “Over Individualiteit als één van de elementen van welzijn“ . In paragraaf 17 wijst hij op de gevaren van het opkomen van "Custom” , traditie en gewoonterecht, wat nu juist het kenmerk van de Chinese maatschappij is :
“Traditie is overal de constante hinderpaal voor de menselijke ontwikkeling, omdat het in gestadige strijd is tegen de neiging om te streven naar iets beters dan de traditie, namelijk de geest van vrijheid, van vooruitgang of van verbetering.
De geest van verbetering is niet altijd een geest van vrijheid, want hij zou kunnen eisen verbeteringen op te dringen aan een onwillig volk. En de geest van vrijheid kan soms gaan samenspannen met de tegenstrevers van de vooruitgang; maar de enige onfeilbare en bestendige bron van vooruitgang is vrijheid, aangezien er, dank zij haar, zoveel mogelijke onafhankelijke middelpunten van vooruitgang zijn als er individuen gevonden worden. Het beginsel van vooruitgang echter strijdt tegen de slenter van de gewoonte, daar het tenminste bevrijding van dit juk in zich bevat en de strijd tussen beiden maakt dat dit het gewichtigste feit uit der geschiedenis van het mensdom is.
Het grootste deel van de wereld heeft, eigenlijk gesproken, geen geschiedenis. Omdat het despotisme der gewoonte compleet is. Zulks is het geval in geheel het Oosten. Gewoonte heeft daar, in alle zaken, het laatste woord. Rechtvaardigheid en recht betekenen overeenstemming met de gewoonte. Niemand, tenzij wellicht een machtsdronken dwingeland, denkt er aan om de bewijskracht der traditie te weerstaan. En daar zien wij de resultaten van. Die volkeren moeten vroeger een oorspronkelijke cultuur gehad hebben. Zij zijn niet uit de grond opgeschoten, ineens bevolkt, geletterd en bedreven in levenskennis, nee, zij hebben zichzelf gemaakt en waren dan de grootste en machtigste volkeren der wereld.
Wat zijn ze nu? De onderdanen of afhankelijken van stammen, wier voorouders in de bossen rondzwierven, terwijl de hunne reeds prachtige paleizen en trotse tempels bezaten. Maar bij deze Europese stammen bestonden naast de traditie ook de principes van vrijheid en vooruitgang.
Het is blijkbaar zo dat een volk voor een tijd kan vooruitgaan en dan stilstaan. Maar wanneer blijft het staan? Wanneer het ophoudt individualiteit te hebben.
Wij hebben een waarschuwend voorbeeld aan China – een volk bedeeld met veel begaafdheid en in sommige opzichten zelfs met veel verstand, welke het te danken heeft aan het zeldzame geluk van in vroegere tijden voorzien geworden te zijn van een bijzonder goed stel gewoonten, in zekere mate het werk van mannen die zelfs de meest verlichte Europeanen beschouwen als wijzen en wijsgeren. Zij zijn ook merkwaardig in hun vermogen om – voor zover mogelijk – de beste wijsheid welke zij bezitten in de geest van elk lid der gemeenschap te prenten en om te zorgen dat degenen die er zich het meest van toegeëigend hebben, de posten van eer en macht bekleden.
Stellig hebben de volkeren die zulks deden het geheim van de menselijke vooruitgang ontdekt. En zij zouden gestadig aan het hoofd der wereldbeweging moeten hebben gestaan. Maar neen! Zij zijn integendeel stil blijven staan – en dit wel gedurende duizenden jaren; willen zij ooit verder ontwikkelen, dan zal het moeten gebeuren door vreemdelingen. Zij zijn boven alle verwachting gelukt in dat waar de Engelse filantropen zo ijverig naar streven, namelijk een volk geheel gelijk te maken, te bewerken dat allen hun denkbeelden en gedrag sturen naar dezelfde principes en dezelfde voorschriften... en dit zijn er de vruchten van !
Het moderne regime van de openbare opinie is, in een ongeregelde vorm, hetgeen de Chinese opvoedings- en politieke stelsels zijn in een geregelde. En zolang de individualiteit niet in staat zal zijn om zich met goed gevolg tegen dit juk te verzetten, zal Europa, niettegenstaande zijn edele antecedenten en spijts het christendom dat het zgz. belijdt, allengs een tweede China worden!
Wat is het dat Europa tot hiertoe van dit lot gespaard heeft? Wat heeft de Europese volkeren tot een vooruitgaand, in plaats van een stilstaand deel van het mensdom gemaakt ? Het is de merkwaardige verscheidenheid van karakter en ontwikkeling. Personen, klassen, volkeren zijn altijd uiterst ongelijk aan elkaar geweest. Zij hebben zich een aantal verschillende wegen gebaand, welke ieder naar iets voortreffelijks leidden en alhoewel zij te allen tijde die verschillende wegen bewandelden, jegens elkaar onverdraagzaam geweest zijn en dat iedereen het voor een uitmuntende zaak zou gehouden hebben indien al de overigen hadden kunnen gedwongen worden zijn weg te volgen, toch hebben hun pogingen om elkaars ontwikkeling te dwarsbomen zelden een bestendige goede uitslag gehad. En iedereen heeft op zijn tijd het goede moeten aannemen, dat anderen aanboden. Mijns inziens heeft Europa geheel zijn vooruitgang en zijn veelzijdige ontwikkeling te danken aan die menigvuldige wegen. Maar het begint reeds dit voordeel in een aanzienlijk mindere mate te bezitten. Het gaat stellig vooruit naar het Chinees ideaal van iedereen gelijk te maken.
De heer de Tocqueville doet in zijn laatste belangrijk werk uitschijnen, hoeveel meer de Fransen van de huidige tijd aan elkaar gelijken, meer dan zelfs degene van het laatst voorgaande geslacht. Dezelfde opmerking zou, in een veel grotere mate, ten opzichte van de Engelsen kunnen gemaakt worden. In een reeds aangehaalde plaats van Wilhelm von Humboldt doet deze twee dingen uitschijnen, als noodzakelijke voorwaarden tot menselijke ontwikkeling, en wel hiervoor noodzakelijk, om de mensen ongelijk aan elkaar te maken. Die twee dingen zijn vrijheid en verscheidenheid van toestanden. De laatste van deze beide voorwaarden neemt in Engeland van dag tot dag af. De toestanden, welke de verschillende klassen en de individuen omringen en welke hun karakter vormt, worden dagelijks meer en meer aan elkaar gelijk. Vroeger leefden verschillende rangen, verschillende buurten, verschillende beroepen en bedrijven in wat men verschillende werelden zou kunnen noemen. Tegenwoordig leven zij grotendeels in een en dezelfde wereld. Vergelijkenderwijze gesproken: tegenwoordig leest iedereen dezelfde schriften, luistert naar dezelfde dingen, ziet dezelfde dingen, gaat naar dezelfde plaatsen, vestigt zijn hoop en vrees op dezelfde voorwerpen, geniet dezelfde rechten en vrijheden, en heeft dezelfde middelen om ze te handhaven.
Hoe groot ook de verschillen van toestand zijn die nu nog bestaan, zij zijn niets in vergelijking met wat verdwenen is. En de gelijkmaking gaat nog gestadig verder. Al de politieke veranderingen van de eeuw bevorderen ze. Terwijl zij alle strekken tot het verheffen van de nederige en het vernederen van de hooggeplaatste. Iedere uitbreiding van het onderwijs bevordert die gelijkmaking, omdat het onderwijs het volk onder gemeenschappelijke invloeden brengt en toegang verschaft tot de algemene voorraad van feiten en gevoelens. De vooruitgang in de mobiliteit bevordert ze ook, doordat zij de bewoners van afgelegen plaatsen in persoonlijke aanraking met elkaar brengt en een gemakkelijk verhuizen van de ene naar de andere streek in de hand werkt. De uitbreiding van handel en nijverheid bevordert ze insgelijks, doordat zij de voordelen van gunstige omstandigheden verder uitbreidt en alle voorwerpen, waardig om nagejaagd te worden, zelfs de meest verhevene, in het bereik stelt van iedereen. Aldus wordt de wens om zich te verheffen niet langer meer de karaktertrek van een bijzondere klasse, maar wel van alle klassen.
Een nog veel machtigere kracht dan al deze, om een algemene gelijkheid onder het mensdom tot stand te brengen, is de volledige inrichting in Engeland en in andere vrije landen, van het overwicht van de openbare opinie in de Staat. Alle maatschappelijke steun voor niet-gelijkaardigheid begint te verdwijnen.
De samenvoeging van al deze oorzaken vormt een zo grote massa van invloeden, vijandig aan individualiteit, dat het niet gemakkelijk te voorzien is hoe deze laatste haar terrein zal kunnen verdedigen. Dit zal steeds met aangroeiende moeite gebeuren, totdat het verstandige deel van het publiek zover kan gebracht worden dat het de waarde van de individualiteit voelt en inziet dat het goed is dat er verschillen bestaan, zelfs al zouden wellicht die verschillen geen verbetering zijn, maar veeleer een verslechtering zijn.
Moeten de rechten van de individualiteit ooit gehandhaafd worden, dan is de tijd er nu voor gekomen, aangezien er nog veel ontbreekt om de opgedrongen gelijkmaking te vervolledigen. Het is slechts in den beginne dat men met goed gevolg enigszins stand kan houden tegenover deze trend. Wanneer de tegenstand wacht totdat alle mensen tot een gelijkvormig model gebracht zijn, dan zullen alle afwijkingen van dit model beschouwd worden als goddeloos, zedeloos, zelfs een gedrocht en strijdig met de natuur. Het mensdom wordt spoedig ongeschikt om de verscheidenheid te begrijpen, wanneer het een tijd lang ongewoon gemaakt is ze te zien.”
.
J.S. Mill zag in 1859 vooral het eeuwige, tijdloze van de zuiver Chinese cultuur, er waren nog geen sporen van een wreedaardige Mongoolse impuls zoals die in communistisch China met de Culturele Revolutie begon te woeden, waar korte metten gemaakt werd met alles wat door de voorouders gedaan of overgeleverd was.
Rudolf Steiner noemt behalve J.S. Mill ook Alexander Herzen. In de verklarende noten achteraan in GA 173 lezen wat dat Steiner deze verwijzingen naar Mill en Herzen haalde uit het essay van Mereschkowski dat in 1907 verscheen in het Duits onder de titel “Der Anmarsch des Pöbels” (De opmars van het gepeupel).
in de Engelse vertaling : the Forthcoming Ham, in het Russisch : Gryadushchy Cham, de Ham die komt, een woorspeling met het Russisch woord voor ploert, lomperik en de zoon van Noah die vervloekt werd door zijn vader.
Deze Mongoolse impuls die alles vernietigt wat opgebouwd werd door voorgaande generaties zag Dimitri Mereschkowski aankomen in 1905. Wat hij voorzag werd realiteit na de revolutie van 1917 in Rusland, en inspireert waarschijnlijk ook de woke cancelcultuur die tegenwoordig in het Westen actief is.
Steiner kende Mereschkowski persoonlijk, hij had hem ontmoet in Parijs in 1905 tijdens een voordracht in een privé-salon, maar ze werden geen vrienden.
Margarita Woloschin vertelt :
“Mereschkowski en zijn vrouw, de dichteres Synaïda Hippius, verbleven ook in Parijs. Toen Max en ik hen vertelden van de aanwezigheid van Rudolf Steiner, wilden zij hem leren kennen, en zo nodigden wij hen uit, samen met andere Russen. Aan deze avond, die voor ons een feest had kunnen worden, denk ik nu nog met afgrijzen aan terug. Want Merschkowski kwam, helemaal vooringenomen tegen Rudolf Steiner. Synaïda Hippius nestelde zich in de sofa en observeerde Rudolf Steiner door haar knijpbril als een vreemd voorwerp. Mereschkowski zelf, zeer opgewonden, begon Rudolf Steiner als een inquisiteur te ondervragen. “Wij zijn naakt en arm en dorstig”, riep hij, “en wij hunkeren naar waarheid !” Maar men had het gevoel dat zij zich helemaal niet zo arm voelden, integendeel overtuigd waren van zelf de waarheid te bezitten. “Vertel ons het laatste geheim !” schreeuwde Mereschkowski, waarop Rudolf Steiner antwoordde : “Als u mij het voorlaatste vertelt.” “En zonder Kerk kan men gered worden ?” hoorde ik Mereschkowski buiten zichzelf roepen. Daarop sprak Rudolf Steiner over een bekende middeleeuwse mysticus die door de Kerk veroordeeld was, als voorbeeld van een mens die zonder de Kerk de weg tot Christus had gevonden.
Ik kan dit gesprek niet meer in detail weergeven, ik weet alleen dat op het einde door de verontwaardiging van Fräulein von Sivers er een twistgesprek ontstond (waaraan Rudolf Steiner niet meedeed ....)
In “Die grüne Schlange” op blz. 163 in de Fischer uitgave van 1987.
Deze Mereschkowski was als overspannen Rus ook in zijn formuleringen vaak wat heftig. Hieronder de passage uit het voornoemde essay. In het begin neemt Mereschkowski een aantal citaten over uit een artikel van Herzen, vooraleer hij met zijn eigen betoog begint. Het is dit begin dat wij voor De Brug vertaalden.
De originele Russische tekst vind je met de zoekrobot Yandex, een Duitse niet zo goede vertaling is nog altijd te koop, zowel gedrukt als electronisch.
“De kleinburgerlijkheid zal overwinnen en moet overwinnen” schrijft Herzen in 1864 in zijn essay “Wat eindigt en wat begint”.
“Ja beste vriend, het is aan de tijd om tot het rustige en deemoedige inzicht te komen dat de kleinburgerlijkheid de uiteindelijke vorm is van de Westerse beschaving.” ( ... )
Om zijn inzicht over de onvermijdelijke overwinning van de kleinburgerij in Europa te bevestigen beroept Herzen zich op een der edelste vertegenwoordigers van de Europese cultuur, op een van haar ‘ridders zonder vrees noch blaam’, op John Stuart Mill.
“De kleinburgerlijkheid , zegt Herzen, dat is die autoritaire massa van de compacte middelmatigheid (conglomerated mediocrity) van J.S. Mill die alles beheerst, een massa zonder onwetendheid maar ook zonder ontwikkeling. Mill ziet hoe alles rond hem verschraalt, vervlakt. Vertwijfeld kijkt hij naar de verdrukkende massa’s en beschouwt ze als een soort geperste kaviaar, samengesteld uit duizenden kleinburgerlijke nietigheden. Hij overdreef helemaal niet toen hij sprak van de vernauwing van het verstand, van de energie, van de uitgesletenheid van de individuen, van de voortdurende vervlakking van het leven, van de aanhoudende uitsluiting van de algemeen-menselijke interesses uit het leven, van het beperken van de levensinteressen tot het kantoor en het kleinburgerlijke welzijn. Mill zegt rechtuit dat op deze manier Engeland een China gaat worden – en wij voegen eraan toe : en niet alleen Engeland.”
“Misschien kan een of andere crisis ons redden van deze Chinese uittering. Maar vanwaar deze crisis moet komen en hoe, dat weet Mill niet, en dat weet ook ik niet.”
“Waar is die machtige idee, dat hartstochtelijk geloof, die vurige hoop die het lichaam staalt en de ziel tot die krampachtige meedogenloosheid brengt die noch pijn noch ontberingen voelt en met vaste tred naar het schavot of naar de brandstapel gaat ? Kijk rond u ... Wat kan toch de volkeren verheffen ?
Het christendom vervlakte en vond een rustplaats in de vredige ommuurde haven van de Reformatie. Ook de revolutie is slap geworden in de stille verzande haven van het liberalisme. Met een dergelijke inschikkelijke Kerk, met een dergelijke tam geworden revolutie, begon de Westerse wereld tot stilstand te komen, in een evenwicht uit te monden.”
“Overal waar de menselijke mierenhopen en bijenkorven een relatief evenwicht en vrede bereikten werd de voortschrijdende beweging trager en trager tot ten slotte de volkomen Chinese rust intrad.”
In het spoor van “de Aziatische volkeren die uit de geschiedenis zijn uitgetreden” gaat Europa met “rustige, onveranderlijke schreden” naar de laatste rust van een tevreden mierenhoop – door kleinburgerlijke kristallisatie – naar een China-cultuur.
Herzen is akkoord met Mill : “Als in Europa niet een onverwachte kentering optreedt die tot een wedergeboorte van de menselijke individualiteit leidt en die haar kracht geeft om de kleinburgerlijkheid te overwinnen, dan zal Europa, ondanks zijn edele voorvaderen en zijn christendom, een China worden.”
“Stel je dat voor” schrijft Herzen in een brief aan een onbekende Rus of als het ware aan het hele Russische volk, “Stel je dat voor en de haren rijzen je ten berge.”
Noch Mill noch Herzen zagen de uiteindelijke oorzaak van deze geestelijke kleinburgerlijkheid. “Wij zijn niet de geneesheren, wij zijn de pijn,” waarschuwt Herzen.
En inderdaad, in al deze voorspellingen – de voorspelling van een vloek die niet alleen Mill maar voor een deel ook Herzen boven het hoofd hangt – vindt men geen oplossing, ze zijn de wanhoopskreet bij het opdoemen van een onbestemde kwaal, een onbestemde verschrikking. De oorzaak van die kleinburgerlijkheid konden noch Herzen noch Mill zien, net zoals de mens zijn eigen gelaat niet kan zien zonder spiegel.
Datgene waaronder ze gebukt gaan en wat ze bij anderen waarnemen ligt niet alleen in die anderen, maar ook in henzelf, het ligt in die uiteindelijke, niet te overschrijden en voor henzelf onzichtbare drempel van hun eigen religieuze of liever antireligieuze bewustzijn. Het ultieme doel van de hele tegenwoordige cultuur is : het positivisme, of, volgens Herzens terminologie : het wetenschappelijk realisme, als methode niet alleen voor het specifiek wetenschappelijke maar ook voor het algemeen filosofische en zelfs religieuze denken.
Geboren uit de wetenschap en filosofie is het positivisme uitgegroeid van een wetenschappelijk en filosofische manier van kennis op te doen tot een soort van religie zonder hoger inzicht die ernaar streeft om alle bestaande religies op te heffen en zelf in de plaats te treden. Het positivisme – in deze brede betekenis – is het ja-zeggen tegen de wereld zoals die door de zintuigen te kennen is, als de enig reële, en het nee-zeggen tegen een bovenzinnelijke wereld. Ontkenning van een begin en einde in God en het bevestigen van een eeuwigdurende zintuiglijk waarneembare wereld, zonder begin of einde ....
( ... )
In Europa is het positivisme pas in wording, in China is het al religie geworden. De geestelijke achtergrond van China, de leer van Lao-Tse en Confucius, is het volkomen positivisme, een religie zonder God, een “religie van de aarde en zonder hemel” zoals Herzen het wetenschappelijk realisme noemt. Geen geheimen, geen diepzinnigheid, geen heimwee naar “hogere werelden”. Alles is eenvoudig, alles is banaal. Onweerlegbaar gezond mensenverstand, onweerlegbare positieve realiteit. Wat is, dat is, en iets anders is er niet en hoeft er niet te zijn. De wereld hier beneden is alles en buiten deze wereld bestaat er geen andere. De aarde is alles en buiten haar is er niets. Niet de hemelse wereld is het begin en het einde, nee, een beginloos en eindeloos voortduren van de aarde. Niet dat aarde en hemel “één zullen zijn” zoals het christendom leert, maar : ze zijn één. Het volmaaktste aardse rijk is tegelijk hemelrijk, aardse hemel, rijk van het midden – heerschappij van het eeuwige midden, van de eeuwige middelmatigheid, de absolute kleinburgerlijkheid – een rijk niet van God maar van mensen zoals ook Herzen het sociale ideaal van het positivisme beschrijft.
Wat in China vooroudercultus is, het gouden tijdperk in het verleden, dat is in Europa de cultuur van het komende, het gouden tijdperk van de toekomst. Als wijzelf dan niet dit aards paradijs zullen zien, dan zullen toch onze nakomelingen deze hemel op aarde meemaken, zo luidt de religie van de vooruitgang.
In de vooroudercultus zowel als in de cultus van de nakomelingen wordt het individu opgeofferd, de persoonlijkheid ter wille van het onpersoonlijke, van het talloze geslacht, van het volk, van de mensheid, van de “geperste kaviaar, samengesteld uit duizenden kleinburgerlijke nietigheden”, van de toekomstige universele poliepenkolonie en mierenhoop.
Zodra de mens zich losmaakt van God, van de absolute goddelijke Persoon, maakt hij zich onvermijdelijk los van zijn eigen menselijke persoonlijkheid. Zodra hij ter wille van de linzenschotel van een gemakkelijke verzadigdheid zijn honger naar het goddelijke, zijn goddelijk eerstgeboorterecht opgeeft, verzinkt hij tot de absolute kleinburgerlijkheid.
De Chinezen zijn volmaakte geelhuidge positivisten, de Europeanen : tot op heden nog onvolmaakte withuidige Chinezen. In dit opzicht zijn de Amerikanen verder dan de Europeanen, daar vloeit het uiterste Westen samen met het uiterste Oosten.
Zowel voor Herzen als voor Mill moest dit opeenbotsen van China en Europa, dat onder onze ogen begint maar welker einde wij waarschijnlijk niet zullen meemaken een bijzonder diepe vreselijke betekenis hebben. China heeft de positivistische levensbeschouwing een volmaakte vorm gegeven, maar de positieve actie, de toegepaste technische kant van de positieve kennis, die ontbreekt daar. Japan, niet alleen de militaire maar ook de culturele voorhoede van het Oosten nam deze technische kant over van de Europese beschaving en werd op slag onoverwinnelijk voor Europa. Zolang Europa met zijn betere kanonnen tegenover de slechtere Chinese stond kon het zegevieren en die zege scheen als een overwinning van de cultuur op het barbarendom. Maar zodra de kanonnen van dezelfde kwaliteit werden, zag men ook de cultuur van dezelfde kwaliteit worden. Het bleek dat Europa behalve zijn kanonnen verder niets had om zijn vermeend cultureel overwicht t.o.v. de barbaren te bewijzen. Het christendom ? Maar “het christendom is vervlakt”, het heeft alleen maar een – overigens zeer bedenkelijke – betekenis voor de Europese binnenlandse politiek. En zodra het tegenwoordige christendom buiten de grenzen van Europa treedt en gedwongen is om zijn kredietbrieven in te wisselen tegen zuiver goud, dan geeft geen mens er nog een zier om. Ja en ook in Europa zelf schamen zich de meest schaamtelozen om te spreken van het christendom als het om zo’n serieuze zaak als oorlog gaat.
Ooit de bron van geweldige kracht is het christendom nu tot een bron van groot onvermogen geworden, van een suïcidale inconsequentie, van al de tegenstrijdigheden van de West-Europese cultuur.
Het christendom – deze oude Semitische gist in het arische bloed – is precies datgene wat Europa belet om niet definitief te verstarren, wat de complete uitkristallisatie verhindert, het China worden. Het lijkt erop dat het positivisme van het blanke ras voor altijd bedorven is, aan de stam doordrenkt door de metafysica en theologie van de voorgaande periodes.
Het positivisme van het gele ras in het algemeen en het Japanse in ’t bijzonder – dit verse ei, onlangs gelegd door de gele Mongoolse hen en bevrucht door de witte arische haan – is door niets bedorven. Zoals het was, tweeduizend, drieduizend jaar geleden, zo is het gebleven, zo zal het altijd blijven. Het Europese positivisme is nog altijd te geestelijk, dus te oppervlakkig, het kleeft om zo te zeggen aan de opperhuid. De gele volkeren zijn positivistisch tot in hun knoken. En de culturele erfenis van hun voorgeschiedenis – de Chinese metafysica en theologie – verzwakt hen niet, maar versterkt deze natuurlijke aanleg. Wie trouw is aan zijn fysiologische aanleg, die is consequent en wie consequent is, is sterk en wie sterk is, overwint ook.
Japan overwon Rusland ( in de oorlog van 1905 –fdw). China zal Europa overwinnen als deze laatste niet zelf een geweldige geestelijke omwenteling doormaakt die de diepste metafysische wortels van zijn cultuur naar boven keert en haar de mogelijkheid geeft tegenover de kanonnen van de positivistische geest niet alleen de kanonnen van het positivistische Westen te stellen, maar iets reëler, iets waarachtiger.
Dáár zit dus in eerste instantie het “gele gevaar” : niet van buitenaf maar van binnenuit.
Het probleem is niet dat China naar Europa komt, maar dat Europa richting China gaat. Ons gelaat is nog wit, maar onder de blanke huid stroomt niet meer het vroegere dichte helrode arische bloed maar meer en meer een bloed, dun en geel, als de Mongoolse etter. Onze ogen staan nog recht, maar onze blik wordt al schuins, vernauwt zich. En het volle witte licht van de Europese dag wordt tot het schuin invallend licht van de ondergaande Chinese of de rijzende Japanse zon. Vandaag lijken de Japanners wel apen verkleed als Europeanen, wie weet of mettertijd de Europeanen of zelfs de Amerikanen in de ogen van de Japanners en Chinezen geen verklede apen zullen zijn, onverbeterlijke idealisten, romantici van de Oude Wereld die zich alleen maar voordoen als de heren van de Nieuwe Wereld, als positivisten.
Ja misschien is de oorlog van het gele ras met het blanke slechts een misverstand : de broers hebben elkaar gewoon niet herkend. En zodra de herkenning er is eindigt de oorlog met een vrede – en hebben we dan de wereldvrede, een laatste stille en hemelse rust, het hemelrijk, het Rijk van het Midden over de hele wereld, van Oost tot West de laatste uitkristallisatie, de hele mensheid wordt bijenvolk of mierenhoop, de hele wereld overdekt met de ondoordringbare “geperste kaviaar der kleinburgerlijkheid, en zelfs niet een kleinburgerlijke maar een proletencultuur omdat iedere kleinburgerlijke cultuur tot proletencultuur wordt zodra hij zijn doel bereikt en alles overheerst.
Stel je dit voor, zo zouden we deze gedachtengang kunnen besluiten zoals Herzen het in zijn tijd deed, stel je dit voor en je haren rijzen ten berge !
Herzen vestigde zijn hoop voor een redding van Europa voor het China-worden op twee zaken. De ene – de flauwe hoop – zag hij in een sociale omwenteling. Hij stelde het probleem als volgt voor : wordt het volk gebroken, dan is een nieuw China onvermijdelijk. Maar als het volk zijn juk verbreekt, dan is een sociale omwenteling onvermijdelijk. De vraag is nu : waarmee en in wiens naam zal dan het volk, als het de sociale onderdrukking gebroken heeft, ook de innerlijke geestelijke wortels van de burgerlijke cultuur doorbreken ? Met welk nieuw geloof, als bron van nieuwe adel ? Met welk een vulkanische uitbarsting van de menselijke individualiteit tegenover de onpersoonlijke mierenhoop ?
Herzen zelf verzekert ons :
“Achter de meerderheid die nu heerst ( d.i. de meerderheid van de kapitalistische kleinburgerlijkheid ) staat een nog grotere menigte van kandidaten die ook burgerlijk willen worden ( het proletariaat). En voor dezen zijn de zeden, opvattingen en manier van leven van de burgerij het enig doel van al hun wensen, genoeg voor tien omwentelingen. Het volk zonder grondbezit, het stedelijk proletariaat kent geen andere weg naar de redding en moet de fase van de kleinburgerlijkheid doormaken, wat in onze ogen voorbijgestreefd is, maar in de ogen van de boeren en het proletariaat synoniem is voor scholing en ontwikkeling.”
Maar als het volk ook “de fase van de kleinburgerlijkheid” moet doormaken, dan kunnen we ons de vraag stellen waar het uiteindelijk terecht gaat komen. Of geraakt het later misschien van de huidige onvolmaakte kleinburgerlijkheid tot een volledig volmaakte kleinburgerlijkheid ? Van de onbevredigende kapitalistische mierenhoop tot een socialistische ? Van dit zwarte ijzeren tijdvak van Europa tot de “gele” gouden eeuw en eeuwigheid van China ? De economische situatie van het hongerende proletariaat en die van de voldane burger is verschillend, maar hun metafysica en de religie zijn dezelfde : de metafysica van het gematigde gezonde mensenverstand en de religie van de gematigde kleinburgerlijkheid verzadigdheid.
De strijd van de vierde stand met de derde, die economisch belangrijk is, is in metafysisch en religieus opzicht even wezenloos als de strijd van het blanke tegen het gele ras; hier zowel als daar geweld tegen geweld en niet God tegen God. In beide gevallen hetzelfde misverstand : in plaats van de uiterlijke tijdelijke oorlog, de innerlijke eeuwige vrede.
( ... )
.
Mereschkowski zag beter dan Mill de geestelijke achtergrond van dit China-worden van Europa.
En in feite is het Rudolf Steiner die het antwoord geeft op Mereschkowski’s vraag : vanwaar moet deze nieuwe impuls voor de individualiteit komen ?
Het antwoord is : de antroposofie en de Filosofie der Vrijheid.
Op de geestelijke achtergrond van het Europese China-worden gaat Rudolf Steiner dieper in : dat heeft te maken met de Opiumoorlogen die Engeland in China gevoerd heeft in de 19de eeuw.
In China was het opiumroken in zwang gekomen. De Engelsen zagen daar een gelegenheid in om flink wat geld te verdienen, maar de Chinese overheid wilde dat beletten. Er kwam oorlog van, de Chinezen verloren en China werd overspoeld met opium. Dat had zo zijn gevolgen voor de fysieke lichamen van vele Chinezen.
“Beschouwt u het volgende : er zijn zielen die door hun voorafgaande ontwikkeling zich geneigd voelen om in Chinese lichamen te incarneren in de 19de eeuw of begin 20ste eeuw. Maar omdat de Chinese bevolking bijlange niet zo groot is als in vroegere tijden, kunnen sowieso niet alle Chinese zielen daar incarneren. In Europa daarentegen is in de laatste tijd de bevolking fors toegenomen en daar kunnen vele zielen een plaats vinden hoewel ze in feite ertoe bestemd waren om in Chinese lichamen te incarneren. Daarmee hebt u één reden waarom het Chinees-worden van Europa door oplettende waarnemers opgemerkt wordt.
Maar dat zou niet voldoende geweest zijn om Europa zo te prepareren dat het Europese karma zich kan afspelen dat nu eenmaal moet afgespeeld worden. Het was nu een kwestie om enigszins de grote wetmatigheden van het bestaan in een bepaalde richting te sturen.
Als men voldoende lange tijd laat gebeuren waarover ik u gisteren verteld heb, dat men vele lichamen van een hele volksmassa uitmergelt, dan bereikt men dat in de loop der jaren daar lichamen ontstaan waarin de zielen niet willen gaan die er oorspronkelijk wel hadden willen ingaan. Doordat men de Chinese lichamen veropiumd heeft en generaties heeft laten ontstaan onder invloed van de opiumkrachten, heeft men de Chinezen ertoe veroordeeld om voor een deel zeer onrijpe, zeer ondergeschikte zielen – over welker kwaliteiten ik niet wil spreken – in zich op te nemen.
U ziet dat een gebeurtenis op het fysieke vlak zoals de Opiumoorlog ook heel duidelijk een geestelijke achtergrond heeft. Die oorlog was er niet alleen om de voor de hand liggende reden, namelijk dat mensen hun vermogen met miljoenen vermeerderd hebben. Die oorlog was er ook om zielen die anders uit de geestelijke wereld ter versterking van de Europese cultuurkrachten neergedaald zouden zijn, te verhinderen om nu al te incarneren en in de plaats daarvan Chinese zielen om te leiden naar Europese lichamen. Hoe paradox het ook schijnt, toch is het zo.
Het is zo dat een belangrijke gebeurtenis met zwaarwegende gevolgen een feit is geworden, namelijk dat bij een groot aantal Europese mensen bewerkt werd dat ziel en lichaam niet in overeenstemming zijn. En door dat niet overeenstemmen van de ziel met het lichamelijke wordt het ook onmogelijk gemaakt om de werktuigen van het lichamelijke op de gepaste manier te gebruiken.
Vandaar de mogelijkheid om met de dwaling politiek te voeren. Men kan niet zo gemakkelijk met de leugen politiek maken wanneer hij die de leugen doorziet de mensen niet kan bereiken, wanneer hij door een onverzettelijk star tijdsgewricht ertoe veroordeeld wordt om in de woestijn te prediken.
Zo ziet u dat ik datgene wat ik u gisteren vertelde echt niet verteld heb om op afschuwelijke wijze uitgerekend deze gebeurtenis met een volk te karakteriseren, maar om een voorbeeld te geven hoe door datgene wat door mensen hier op het fysieke vlak uitgevoerd wordt, zeer ingrijpende veranderingen ook in de geestelijke evolutie van de mensheid veroorzaakt worden.
En gelooft u niet dat ik alles wat ik u verteld heb over de centra der leugens, over de manier hoe tegenwoordig begoochelingen, illusies worden geconstrueerd, dat het mij plezier doet om dat te vertellen. Maar alleen om verder te karakteriseren hoe het eraan toe gaat in onze materialistische tijd. ( ... )
Zoiets als de Opiumoorlog betekent inderdaad het omleiden van een zielselement van één punt op de aarde waar het thuishoort en waar het misschien had kunnen nuttig worden omdat het in lichamen was terecht gekomen waarin het paste, naar een ander punt van de aarde waar het een werktuig kon zijn voor machten die op een of andere manier, laat ons zeggen, het helemaal niet goed voor hebben met de mensheid.”
.
Nu begrijpen we waarom de Westerse mens in de 20ste eeuw niets moest weten van de sociale driegeleding maar wel zijn heil zag in de socialistische utopieën : Europa was overspoeld door zielen met een Chinese configuratie.
Dit omleiden van Chinese zielen is dan waarschijnlijk blijven duren want er zijn miljoenen Chinezen omgekomen tijdens het communisme en miljoenen zijn niet kunnen geboren worden tijdens de politiek van 1-kind-per-gezin.
En de gevolgen zien we nu op wereldvlak.
Op hoog niveau wordt ons tegenwoordig China aangeprezen als een voorbeeld van hoe een maatschappij moet ingericht worden.
David Rockefeller :“Het sociale experiment onder Voorzitter Mao’s leiderschap is één van de meest belangrijke en succesvolle in de geschiedenis van de mensheid.”
George Soros :“China moet de Nieuwe Wereld Orde leiden, die scheppen, bezitten en de plaats van de V.S. innemen als economische supermacht."
En doordat het geestesleven nog altijd in de wurggreep van de Staat zit, dringt deze Chinese gelijkmakingsimpuls door tot alle niveaus van het onderwijs :
Vorige week protesteerden studenten van de Whitworth universiteit in Washington tegen een voordracht van een vrouw die Mao's communistische revolutie in China overleefde.
En nu zijn het studenten van de Syracuse universiteit in New York die niet wilden weten van een voordracht door Yeonmi Park die ontsnapte uit de communistische nachtmerrie in Noord-Korea.
Over het echte gelaat van het communisme willen Amerikaanse studenten niets horen.
Eén van de redenen daarvoor is dat ze geïndoctrineerd zijn om te geloven dat socialisme/communisme een soort linkse hemel op aarde is.
.
Rudolf Steiner sprak vaak over een Luciferisch verleden en een Ahrimanische toekomst. Maar nu, 100 jaar later, is die toekomst heden geworden. Waar Lucifer de mens inspireerde om het aardse bestaan te minachten en te streven naar het eenzijdig, beperkt spirituele, wil Ahriman de mens volledig afsnoeren van al het hogere, geestelijke en hem volledig aan de aarde kluisteren.
Theocratische principes die hun tijd hadden in Atlantis en in het oude jodendom worden door hem nieuw leven ingeblazen. Sigismund von Gleich wees op de verwantschap tussen China en de oude Hebreeuwse cultuur :
Sem is de pre-Ariërkiem die met de Noord-Aziatische, Toeraans-Mongoolse wereldstroming verbonden werd. Daardoor is Sem tegelijk datgene wat van het pre-Arische element, vooral in het Chinezendom verder leefde, hoewel daar het Mongoolse element sterker en doorslaggevender is geworden. Tenslotte is Sem het Semietendom van de latere tijd waarin het Eurazisch-Arisch element het Toeraanse element in de positieve zin heeft omgewerkt - dit in tegenstelling tot het Chinezendom.
Hieruit resulteert een zeer bijzondere polariteit tussen Semietendom en het Mongools-Toeraans Chinezendom. Het zijn twee verwante, maar polair tegengesteld-verwante elementen ! In deze beide volkergroepen, sterk in het bloed georganiseerd, werken naast de algemeen menselijke zonnekrachten vooral de Marskrachten der Toeraniërs. Maar bij de Mongolen overweldigen deze de zonnewerkingen, bij de Semieten is het omgekeerde het geval. Toch zijn beide rassen zeer oorlogszuchtig. Rudolf Steiner beschrijft dat in detail in de cyclus over de volkszielen (GA 121).
Het is een van de belangrijkste signaturen van de tweede na-Atlantische cultuurperiode, die in het teken van de Tweelingen staat: het ontstaan van het Semietendom en het polair tegengestelde Chinezendom, die in veel opzichten als licht en schaduw samenhoren. De oudchinese cultuur, die dan rond 3100 vanuit Binnen-Azië (Toerkistan) oostwaarts stromend aan het daglicht kwam, wilde het Luciferische geesteslicht van Atlantis bewaren; maar de oerperzische en de oudsemitische -die er parallel mee loopt- doken moedig onder in het duister van de materie en streden met de aarde-donkerte. De lichte Irancultuur stond tegenover de donkere magie van Toeran en bereidde het Christendom voor. Tegenover het Perzische dualisme van Ormuzd en Ahriman stond het oerchinese van Yin en Yang - het hemelse en aardse in polariteit.
Maar tegelijkertijd vormde zich uit de Toeraans-Arische vermenging de semitische Tweeling, wiens hebreeuwse tak het Christendom verder voorbereidde, terwijl de arabische tak als schaduw van het semitisme zich achteraf tegen deze laatste keerde. Maar ook in het Hebreeuwendom zelf, dat met Abraham begon, zoals het Arabierendom met Ismaël, openbaarde zich in de loop van de geschiedenis te allen tijde het Tweelingen-principe. Tegen het einde van de Tweelingen-periode verscheen het Semietendom -dat in de streek van de Kaspische Zee uit het contact met het Toeraniërdom ontstaan was- voor het eerst in Noord-Babylonië en veroverde door zijn oorlogszucht al vlug Voor-Azië, nadat het zich in Arabië, als in een secundair centrum, ingeburgerd had.
Ieder die het echte semitisch-hebreeuwse gezichtstype met bvb. het klassiek-turkse (Toeraanse) vergelijkt, zal de grote overeenkomst opvallen. Semieten en Chinezen zijn volkeren die enerzijds het rekenen en alle wiskunde, en anderzijds het geldwezen en alle handelsactiviteiten misschien wel het volmaakst beheersen ! Daarbij moet men in 't oog houden dat bij de Semieten behalve de Hebreeuwen van oudsher de Assyriërs, de Babyloniërs (sinds 2000 v.C.), de Syriërs, en natuurlijk de Arabieren gerekend worden. Mathematisme en monisme zijn de wereldbeschouwingen die klassiek zijn geworden dank zij het Semietendom.
Zo wordt het klaar en duidelijk hoe de leer van de atlantische Manoe vanuit Binnen-Azië enerzijds naar het Westen in het getoeraniseerde Semietendom en anderzijds in oostelijke richting in het arisch beïnvloede Toeraniërdom, d.i. Chinezendom, ingestroomd is. De Hebreeuwse Je-ho-va komt overeen met de Chinese naam van God "I-Hi-Wei", wiens drieëenheid Lao-Tse diepzinnig verklaarde: "Naar wie ge kijkt en ge ziet hem niet, die wordt met de naam I genoemd. Naar wie ge luistert en ge hoort hem niet, die wordt met de naam Hi genoemd; naar wie ge met de handen grijpt en ge vat hem niet, die wordt met de naam Wei genoemd. Deze drie zijn ondoorgrondelijk; dusdanig zijn ze vereend."
[ ... ]
Sigismund von Gleich, “Der Mensch der Eiszeit und Atlantis”, Mellinger Verlag, 1936.
En wat nu in de wereld machtig is, dat zijn juist de Chinese en oud-Joodse impulsen, afgeleefde tradities die zowel in China als in het oude Judea tot verstarring zijn gekomen en nu terug door Ahrimanische krachten gebruikt worden.
Hebt u nog niet gemerkt dat Hollywood een miljard anti-Hitler films heeft gemaakt,
maar nog nooit één tegen Lenin, Mao of Stalin ?
Misschien is het tijd om dat eens op te merken.
Deze krachten die iedere 666 jaar actief beginnen werken vallen nu samen met de Marskrachten uit Azië die om de 800 jaar heropleven en propageren de dood als ultieme gelijkmaker. Fysieke dood van miljoenen mensen en geestelijke dood van miljarden.
En wat ook Mereschkowski al opmerkte : alleen het christendom kan ons daarvoor bewaren. Maar het moet dan wel een christendom zijn dat geesteswetenschappelijk verdiept is, voegen wij er als antroposoof aan toe.
Maar wellicht is het al te laat. De totale uniformiteit die het Chinese leven onder Mao en de Sovjet-maatschappij onder Stalin kenmerkte, is nu in het Westen voor iedereen goed zichtbaar.
Ter illustratie van de verstarring en gelijkmakerij in de moderne wereld vertaalden we een artikel van Alex Murrell
( https://www.alexmurrell.co.uk/articles/the-age-of-average )
In het begin van de jaren 90 begonnen twee Russische kunstenaars, Vitaly Komar en Alexander Melamid, met een experiment : ze gaven aan een bedrijf dat aan marktonderzoek deed de opdracht om uit te zoeken hoe Amerikanen het liefst een kunstwerk zagen.
Elf dagen lang stelden onderzoekers van Marttila & Kiley Inc. aan 1.001 mensen een reeks vragen : Wat is je favoriete kleur ? Heb je liever scherpe hoeken of afgeronde ? Zie je liever minutieus schilderwerk of brede kleurstroken ? Liever naakte of geklede figuren erop ? Moeten ze aan ’t werk zijn of zich ontspannen ? Binnenshuis of buitenshuis ? In wat voor landschap ?
Komar en Melamid begonnen dan te schilderen rekening houdend met de algemene voorkeuren. Ze herhaalden dit experiment in verschillende landen waaronder Rusland, China, Frankrijk en Kenia.
Ieder schilderij in de serie “People’s Choice”, zou dan een unieke samenwerking tonen met de mensen van een ander land en cultuur. Maar het liep niet echt zoals ze verwacht hadden.
Kunstenaar Grayson Perry beschreef het werk in zijn boek Playing to the Gallery :
“In bijna ieder land zagen we dat alle mensen kozen voor een landschap met enkele figuren erop, dieren op het voorplan, overwegend blauwe kleur.”
Er werden meer dan 11.000 mensen bevraagd, in 11 verschillende landen, en alle schilderijen zagen er quasi identiek uit.
Komar and Melamid, People’s Choice
Toen het experiment afgelopen was grapte Komar :
“We zijn nu naar verschillende landen gereisd, hebben saaie gesprekken gevoerd met de managers van enquêtebureaus, geld gezocht voor meer enquêtes, en we kregen min of meer dezelfde resultaten en we schilderden min of meer dezelfde blauwe landschappen. We zochten naar vrijheid en we vonden slavernij.”
Wij denken graag dat we individuen zijn, maar we lijken meer op anderen dan we zelf willen toegeven.
In dit artikel betogen wij dat van film tot mode, van advertenties tot architectuur, alle aspecten van creativiteit gedomineerd worden door conventie en cliché. Er is geen onderscheid meer. Waar we ook kijken, alles ziet er hetzelfde uit.
Welkom in het tijdperk van het gemiddelde.
Overal dezelfde interieurs
In 2011 wilde Laurel Schwulst haar appartement in New York herinrichten en ze begon op het internet te zoeken naar inspiratie. Ze vond al vlug de perfecte bron : AirBnB, het internetplatform waar particulieren hun eigendom aan toeristen kunnen verhuren.
Vanuit haar luie zetel had ze zicht op duizenden interieurs. Wat stelde ze vast ?
"Bij Airbnb verwacht je dat het gaat over echte mensen en authenticiteit. Maar zovele interieurs leken op elkaar, of ze nu in Brooklyn, Osaka, Rio de Janeiro, Seoul, of Santiago gelegen zijn.”
Blijkbaar is daar bij AirBnB vanzelf een esthetisch model gegroeid dat heel vlug door alle verhuurders overgenomen wordt : witte muren, onbehandeld hout, Nespresso machines, Eames fauteuils, baksteen, open rekken, Edison-gloeilampen.
Het gaat hier over een zetel ontworpen door Charles en Ray Eames in 1956, en een moderne versie van de ouderwetse gloeilamp met een decoratieve gloeidraad. - fdw
De stijl combineert het rauwe van het industrialisme met het elegante minimalisme van midden 20ste eeuw.
International Airbnb Style
Maar Schwulst was niet de enige die deze trend vaststelde. Aaron Taylor Harvey, een directeur bij Airbnb had het ook al gezien :
"Je voelt een bepaalde trend in sommige listings. Er groeit een Internationale Airbnb Style."
Deze “Modern Life Space” of “International AirBnB Style” heeft nog andere namen, zoals de “Brooklyn Look”, of zoals journalist Kyle Chayka het noemt, AirSpace:
“Ik noemde deze stijl “AirSpace”. Hij wordt gekenmerkt door een gemakkelijk herkenbare mix van symbolen – zoals gerecycleerd hout, Edison-gloeilampen, en hergebruikte industriële verlichting – wat zou moeten een bekende, geruststellende omgeving vormen voor een rijke, mobiele elite, die het gevoel wil hebben van in een authentieke locatie te verblijven terwijl ze op reis zijn, maar die in feite alleen maar meer van hetzelfde willen : meer rustieke interieurs en sans-serif logo’s en toefjes cliché-accenten in de kleuren van de tapijten en muren.”
Misschien is dit gewoon onvermijdelijk. Het is duidelijk dat wereldwijd een groep verhuurders allemaal proberen om hun eigendommen voor te stellen aan een andere wereldwijde groep van reizigers op één en dezelfde brave manier die het meest aanspreekt.
Maar deze AirSpace blijft echter niet beperkt tot wooninterieurs. Dezelfde vermoeide ontwerpen gaan van onze woonruimtes ook naar de plekken waar we werken, eten, drinken en ontspannen. In The Guardian lezen we dat deze stijl ook dominant is geworden in de koffieshops:
“Ga naar Shoreditch Grind, aan een rond punt in het midden van Londens hippe buurt. Dat is een koffieshop met tafels van onbewerkt hout, heel veel zonlicht door de brede ramen, en verlicht door sobere hanglampen. En ga dan naar Takk in Manchester. Dat is een koffieshop met een grote glazen voorkant, meubilair van gerecycleerd hout en Edison-hanglampen. Vergelijk de twee : je zou niet eens doorhebben dat je in een andere ruimte was. Het is niet toevallig dat deze plekken er identiek uitzien. Hoewel ze geen deel uitmaken van een keten en hun interieur niet ontworpen is door eenzelfde bedrijfsdepartement, toch hebben deze koffieshops een manier om elkaars vermoeide stijl te imiteren, een hip nep-Spartaans interieur, een oppervlakkig gevoel voor geschiedenis en het erfgoed van de industrieën die vroeger floreerden in de buurten die zij nu ingepalmd hebben.”
En dat is niet alleen een trend in de Britse koffieshops, je ziet hetzelfde in alle steden, van Bangkok tot Beijing en van Seoul tot San Francisco.
AirSpace
Na de koffieshops zie je deze interieurstijl ook al opduiken in restaurants. En als je naar buiten kijkt wordt het er niet beter op.
Van de antropoloog Marc Augé stamt de term “non-place” om omgevingen aan te duiden waar vlotte doorgang en anonimiteit het belangrijkst zijn. Non-places, zoals luchthavens, benzinestations en hotels neigen naar een steriele nuttigheid. In de eerste plaats komen functionaliteit en efficiëntie, op de laatste plaats : menselijk expressie en sociale verbinding.
In 1995 publiceerde Rem Koolhaas (Docent Architectuur en Stadsdesign aan de Harvard University) een essay getiteld The Generic City:
"Zijn de hedendaagse steden zoals de hedendaagse luchthavens – niet van elkaar te onderscheiden ? Is het mogelijk om een theorie op te stellen voor dit neigen naar uniformiteit? En wat gaat dan het ultieme uniforme model worden ? Deze uniformiteit gaat ten koste van identiteit. Dat wordt gewoonlijk gezien als een verlies. Maar gezien de schaal waarop dit gebeurt, moet het iets te betekenen hebben. Wat zijn de nadelen van identiteit en omgekeerd, wat zijn de voordelen van nietszeggendheid ? Wat indien deze schijnbaar toevallige, en gewoonlijk betreurde eenvormigheid nu eens een doelbewuste evolutie was, een bewuste beweging, weg van verschillen en richting uniformiteit ?”
Koolhaas betoogt dat de standaard design-trend in de stedelijke architectuur gewoon zielloosheid is.
The generic city
En nu, bijna 30 jaar na de publicatie van The Generic City denk ik dat Koolhaas het toen goed gezien heeft. De opmars van de architectuur naar een nietszeggende uniformiteit is wellicht het meest zichtbaar in de vluggebouwde lagekost appartementsblokken die op korte tijd overal in de V.S. uit de grond rezen. Justin Fox in een artikel voor Bloomberg:
“Goedkope skeletbouw heeft geleid tot een vloedgolf van vierkante karakterloze hoogbouw. (…) Dit soort buildings zie je in bijna iedere stad in de V.S.. Ze gaan van drie tot zeven verdiepingen en vullen hele straten. Gewoonlijk zijn het appartementen om te verhuren, maar het kunnen ook studentenkoten zijn, seniories, hotels, of assistentiewoningen. Zijn ze dicht bij het stadscentrum gelegen dan zie je meestal een vierkant, kleurig modernisme; meer aan de rand van de stad eerder met puntdak en historische motieven. De buitenmuren zijn bekleed met vezelcement, metaal, stucco, of baksteen.”
Deze architectuurstijl, gekenmerkt door hoekige vormen en saaie gevelbekleding, wordt dan Fast-Casual Architecture en McUrbanism genoemd. Maar meestal zijn dit soort gebouwen gekend als five-over-ones
( vijf onder één dak).
Toen Justin Fox doorheen de V.S. reed stelde hij vast dat ze niet specifiek waren voor één staat of één stad, hij zag ze overal en er kwamen er altijd meer : “In 2017 werden 187.000 nieuwe wooneenheden gebouwd in blokken van 50 of meer, het hoogste aantal sinds het Census Bureau dit begon bij te houden vanaf 1972.”
Maar hoe komt dit ? Waarom worden de meeste grote gebouwen volgens dezelfde stijl gebouwd ?
Coby Lefkowitz geeft vier redenen in zijn essay, “Why Everywhere Looks the Same”.
Ten eerste worden bouwheren geconfronteerd met alsmaar meer bouwvoorschriften. Ten tweede zijn er de stijgende grondprijzen waardoor men zoveel mogelijk wooneenheden op één bouwplek probeert te krijgen. Ten derde zijn er minder bouwfirma’s dan vroeger door de grote investeringen die men moet doen om te kunnen starten met een bouwbedrijf. En ten slotte besparen de bouwfirma’s ook door op meerdere werven dezelfde plannen te gebruiken :
America’s five-over-one architecture
“Het zou al erg genoeg zijn als we er niet in zouden slagen om een land dat zo’n mooie landschappen heeft als de V.S. te sieren met de gebouwen die we erop zetten, maar het is ronduit beschamend dat we onszelf ontzeggen om in interessante, betekenisvolle en mooie omgevingen te wonen. Te meer omdat er duizenden voorbeelden voor inspiratie over de hele wereld te vinden zijn, en honderden in ons eigen land. Maar nee, we kopiëren en plakken de meest vale, vervelendste en fantasieloze ontwerpen. We hebben ze allemaal al gezien. Bekleed met vezelcement, pleister, baksteen of baksteenachtig materiaal. Overal schieten ze op, het hele land bedekkend, als een niet-inheemse invasieve soort.”
Ooit waren steden geworteld in tijd en plaats : de Victoriaanse grandeur van London, de Art Deco glamour van New York, de neon moderniteit van Tokyo. Maar met al die nietszeggende architectuur verliezen ze allemaal hun identiteit, ze lijken allemaal op elkaar :
“De grote projectontwikkelaars zijn in opmars, negerend datgene wat Portland, Maine anders maakt dan Portland, Oregon, of Philadelphia anders maakt dan Kansas City. Unieke lokale tradities? Volledig ander klimaat ? Ha, maak je een grapje ? Een kubus past even goed in al die steden !”
En dat niet alleen voor woningen maar ook voor kantoren. In een artikel voor Grist beschrijft Heather Smith de uniformiteit van kantoorgebouwen in Silicon Valley :
“Al de kantoren en bedrijven op de weg naar mijn moeders kantoor waren kleine varianten van hetzelfde model — een eind van de straat verwijderd, vooraan grote vlakken gazon, geen voetpaden, soms een groepje begonia’s om een accent toe te voegen, of een kleine haag van sierstruiken gesnoeid in de vorm van bollen of muurtjes.”
Auto’s zien er allemaal identiek uit
In 2015 herinnerde de ex-voorzitter van BBH London, Jim Carroll zich de dag, 32 jaar daarvoor, dat hij besefte dat de aerodynamische proeven alle auto’s op elkaar deden lijken :
“Sommigen onder u zullen zich de dag in 1983 herinneren, toen we ontwaakten en vaststelden dat alle auto’s op elkaar leken. Er was een simpele verklaring. Ze waren allemaal getest in dezelfde windtunnel. We begroetten allen deze overduidelijke verbetering in het benzineverbruik, maar het was toch met een zucht van ontgoocheling. Het moderne leven is brol.”
Doordat alle wagens dezelfde windtunneltests hadden ondergaan, kwamen alle constructeurs uit bij hetzelfde model met ideale vormen, proporties en afmetingen. Het resultaat was uniformiteit.
Drew Magary wilde een nieuwe wagen. Hij stond aan een stoplicht en keek rond om een eventuele kandidaat te vinden. Opeens zag hij een SUV die er aantrekkelijk uitzag. Maar een andere wagen aan het stoplicht belemmerde het zicht en hij kon ook het logo niet zien :
“Het is misschien een Bimmer," zei ik tegen de hond. "het lijkt er toch op." Maar het was er geen. Het was een Hyundai Santa Fe, die dan weer lijkt op de Acura RDX, die veel weg heeft van de Volvo XC60, die zowat gelijkt op de BMW X3. (…) Deze vier modellen zijn allemaal 75 inches breed, 66 inches hoog (behalve de Volvo, die heeft 65), en in lengte verschillen ze niet meer dan drie inches. Alle vier hebben ze achterste zijruitjes, kleiner dan de patrijspoort van een onderzeeër. Alle vier hebben ze wat chroom om het luxe-effect met laat ons zeggen 5 % te verhogen. En alle vier verafschuwen ze rechte hoeken, (…). Het zijn spirituele klonen, en ze zijn geen uitzonderingen.”
The wind tunnel effect
Behalve de windtunnelproeven speelt er nog iets mee.
De grote autoconstructeurs beginnen meer en meer ontwerpen uit te wisselen tussen al de merken die ze maken in eenzelfde fabriek.
En ten derde heeft de designer veel minder speelruimte dan vroeger. Ian Callum, 20 jaar chef Design bij Jaguar-Land Rover :
“Vooraleer de typische designer zelfs maar kan beginnen ontwerpen, krijgt hij een aantal beperkingen op zijn tafel (…). Daar kan vaak geen millimeter van afgeweken worden. Want die worden bepaald door de resultaten van de windtunnel, de veiligheidsinstructies van de staat, de ruimte die een typische Amerikaanse familie inneemt en genoeg bagageruimte voor al de rommel die zo’n familie meesleept.”
Maar dit alles verklaart nog niet waarom ook de kleuren neigen naar dezelfde standaard.
In 1996 was ongeveer 40% van de verkochte wagens eenkleurig (zwart, wit, zilver of grijs). 20 jaar later was dat al 80%.
Vroeger waren parkings een kaleidoscoop van rood, blauw en groen, vandaag zijn ze vale, kleurloze woestijnen.
Mensen zien er hetzelfde uit
Journalist Jia Tolentino in december 2019 :
“Vorige zomer nam ik het vliegtuig naar Los Angeles om een van de merkwaardigste fenomenen te onderzoeken van de laatste 10 jaar : het feit dat professioneel mooie vrouwen allemaal eenzelfde robotachtig gezicht willen hebben. Het is een jong gezicht natuurlijk, met een huid zonder poriën en grote, hoge jukbeenderen, katachtige ogen en overdreven lange wimpers, een kleine rechte neus en volle sensuele lippen. Dit gezicht bekijkt je met een vragende maar wezenloze blik, alsof de vrouw in kwestie een halve kalmeerpil heeft geslikt en erover denkt of ze je niet zou uitnodigen om met haar naar Coachella te vliegen ( een muziek- en kunstfestival in California).”
Deze ‘look’ is het resultaat van tenminste drie trends. Ten eerste het algemeen worden van Botox en fillers:
“Twintig jaar geleden was plastische chirurgie een eerder drastische ingreep : duur, ingrijpend, voor altijd en vaak riskant. Maar in 2002 werd Botox goedgekeurd door FDA om rimpels te voorkomen; enkele jaren later werden ook hyaluronic-zuur fillers, zoals Juvéderm en Restylane goedgekeurd die eerst de fijne lijntjes en rimpels opvulden maar nu kunnen gebruikt worden om de kaaklijn, neus en wangen te corrigeren. Deze procedures werken zes maand tot een jaar en zijn bijlange niet zo duur als plastische chirurgie. (…) Je kan de ingreep laten uitvoeren ‘s morgens en daarna direct gaan werken.”
Maar dezelfde ‘look’ kan je nog goedkoper bereiken met een app op je smartphone, je spaart de prijs uit van een fillerinjectie ( $ 683).
Instagram Face
Rebecca Jennings :
“Instagram Face is zo algemeen dat er speciale filters zijn die je digitaal deze ‘look’ geven als je de echte fysieke behandeling niet kan betalen. (…) Bijna niemand wordt geboren met een Instagram Gezicht en zelfs zij die het van nature hebben, gebruiken ook dingen als FaceTune om hun quasi perfecte uitzicht nog te accentueren.”
En ten slotte, naast de fysieke en digitale verbeteringen is er nog een derde trend : cosmetische verbeteringen. Met make-up, en een bijna eindeloos aanbod van YouTube voorbeeldfilmpjes verandert men het uitzicht van de beenderstructuur van een gezicht.
Waar is dat allemaal begonnen ?
Volgens make-up specialist Colby Smith, is Kim Kardashian de patiënt-zero van het Instagram gezicht. Uiteindelijk, zegt ze, willen alle vrouwen op de sociale media eruit zien zoals zij.
Toen The New Yorker de plastische chirurg Jason Diamond interviewde in Beverley Hills vertelde die dat ongeveer een derde van de vrouwen die hem opzochten een Kardashian doppelgänger wilden zijn.
En onder de nek is het al niet veel beter :
Een natie van slecht gekleden : iedereen ziet er eender uit en de kleren zijn nooit lelijker geweest
Media allemaal hetzelfde
Zo’n tien jaar gelden begon de Franse blogger Christophe Courtois filmaffiches te vergelijken en zag dat ze allemaal een zelfde sjabloon volgden : romantische komedies toonden vaak een man en een vrouw die rug aan rug staan tegen een witte achtergrond; griezelfilms een close up van een oog; actiefilms kiezen een eenzame figuur, in ’t zwart gekleed met de rug naar de camera.
Wat Courtois toont illustreert hoe in de 21ste eeuw ieder filmgenre zich beperkt tot een relatief beperkte set van clichés, codes en conventies.
Christophe Courtois’ cinematic clichés
Maar is dit homogeniseren van Hollywood een nieuw fenomeen ?
Adam Mastroianni analyseerde de top 20 van succesfilms voor ieder jaar sinds 1977 en onderzocht of deze films een deel waren van een serie rond hetzelfde onderwerp ( dus een prequel (wat voorafging aan de hoofdfilm), een sequel (het vervolg van een hoofdfilm), een franchise (over iets wat met de hoofdfilm te maken heeft), een spin-off (uitwerking van details van de hoofdfilm), een reboot (hermaken van een kassucces) enz.) :
“Tot het jaar 2000 waren ongeveer 25% van de kassuccessen prequels, sequels, spinoffs, remakes en reboots. Sinds 2010 is dat al 50% geworden. De laatste jaren is het bijna 100%.”
“In 2021 was er slechts één van de topfilms (the Ryan Reynolds vehicle Free Guy) een originele. Er waren slechts twee originele films in de top van 2020, en geen enkele in 2019.”
Wat ook bleek uit het onderzoek was dat de winst van de 20 topfilms, tot 2015, ongeveer 40% was van de totale winst van de top 200. Sinds dan werd dat percentage alsmaar meer en in 2021 was het al meer dan 60%.
Niet alleen bij de films maar in alle domeinen van de populaire cultuur zien we dat een steeds kleiner aantal bestsellers een alsmaar groter deel van de inkomsten genereren. Wat vroeger creativiteitscentrales waren zijn nu fabrieken die meer van hetzelfde afleveren.
Neem nu boeken. “Het was vroeger tamelijk zeldzaam dat een schrijver meerdere boeken in de top 10 had in hetzelfde jaar. Sinds 1990 gebeurt dat bijna ieder jaar. Geen enkele auteur had ooit drie boeken in de top 10 in één jaar tot Danielle Steel het deed in 1998. In 2011 hadden zowel John Grisham als Kathryn Stockett en Stieg Larsson twee boeken in de top 10. (…) In de jaren 50 had iets meer dan de helft van de schrijvers in de top 10 deze top al eens bereikt. tegenwoordig is dat bijna 75%.”
Je kan dit gemakkelijk zelf vaststellen als je een boekwinkel bezoekt. In de afdeling fictie zul je veel populaire boeken zien met een titel als “Het meisje met de…” . Daar is natuurlijk Larsson’s “The Girl with the Dragon Tattoo”, maar ook Paula Hawkins’ “The Girl on the Train”, M. R. Carey’s “The Girl With all the Gifts” and A. J. Grayson’s “The Girl in the Water”.
In de afdeling non-fictie, categorie ‘zelfhulp’ valt het op dat iedere titel een lelijk woord schijnt te bevatten. We hebben Mark Manson’s “The Subtle Art of not Giving a Fuck”, Sarah Knight’s “The Life Changing Magic of Not Giving a Fuck” and Alexis Rockley’s “Find your Fuck Yeah.”
Sweary self-help books
Alle merken lijken op elkaar
In 1982 maakte de Amerikaanse modefotograaf Irving Penn een advertentie voor Clinique (een onderafdeling van Estée Lauder ) die bekend werd onder de naam “the shelfie”. Het is eenvoudigweg een foto van de binnenkant van een geneesmiddelenkast : een witte schitterende achtergrond, glazen legplanken, flesjes met pillen en enkele duidelijk zichtbare Clinique producten.
“Er zijn nog veel meer van deze veelgeïmiteerde opstellingen voor advertenties; in een ander veelgebruikt beeld staan de aan te prijzen producten op een spiegel die de hemel weerspiegelt en zo de illusie creëert dat het voorwerp in de lucht zweeft. Een ander voorbeeld gebruikt waterdruppels die het voorwerp in weerkaatsing laten verschijnen als psychedelische miniaturen. Al deze opstellingen worden algemeen in alle consumptiebranches gebruikt, zelfde compositie, zelfde concept.”
Volgens Elizabeth Goodspeed komt dit omdat alle merken hun inspiratie uit dezelfde internetbronnen halen :
“In de extreme online-wereld van vandaag heeft het oneindige aanbod van standaardbeeelden – anders dan men zou verwachten – geleid tot een minder breed denken en een minder originele visuele beeldvorming.”
Shelfies
En ook de wervende slogans verschillen nauwelijks. Er zijn zeker 27 merken die de oproep “Vind jouw x” gebruiken. Voorbeelden : Lucozade’s “Find Your Flow”, Rightmove’s “Find Your Happy” en Volvic’s “Find Your Volcano”.
De linguïstieke uniformiteit is onvoorstelbaar.
Hetzelfde “inzicht” dat merken doet kiezen voor de 27 gelijkaardige slogans ( dat jonge consumenten willen aangesproken worden op hun individualiteit) doet hen ook kiezen voor de “X, Your Way” constructie. We hebben Nespresso’s “Indulge, Your Way”, Sonos’ “Sound, Your Way”, Dunelm’s “Dun, Your Way” en vele, vele andere.
In de “age of average”, vinden we overal uniformiteit.
Mensen maken allemaal dezelfde “originele” foto’s om op hun sociale media te plaatsen.
Conclusie
Hoe dat dit allemaal in die richting geëvolueerd is, daar zijn vele redenen voor.
Misschien zoeken mensen in turbulente tijden de veiligheid van het bekende, misschien is het onze obsessie om alles te optimaliseren en te kwantificeren. Of misschien is het gewoon het onvermijdelijk resultaat van inspiratie die globaal is geworden.
Komar en Melamid lieten zich voor hun kunstwerken inspireren door de keuze van het volk, democratisch, en het waren allemaal varianten op hetzelfde thema die als resultaat tevoorschijn kwamen. Het lijkt erop dat de hedendaagse bedrijven ook niet meer doen dan zich aanpassen aan de keuze van het volk in bijna alle aspecten van de creativiteit.
Maar het is niet allemaal slecht nieuws.
Persoonlijk denk ik dat het tijdperk van de middelmaat ook het tijdperk is dat de kans geeft om origineel te zijn. In welk domein je ook werkt, het maakt niet uit, de enige remedie is creativiteit. Het is tijd om de conformiteit opzij te schuiven.
We evolueren nu al jaren naar dezelfde uniforme stijl. Laat ons terug wat origineel worden. Of, zoals advertentiebedrijf BBH zegt : als de wereld zigt, wees de zag !
Bartle Bogle Hegarty (BBH) is a British global advertising agency
.
De conclusie van de schrijver van dit artikel is niet onze conclusie. De originaliteit van het individu ligt niet in het dragen van een zwarte jeans als iedereen een blauwe jeans draagt.
Voor ons gaat het om een mens- en wereldbeeld, een bewust opnemen van de Christus-impuls.
En misschien moeten we in het Onzevader niet bidden : Leid ons niet in bekoring – maar : Leid Gij ons en niet de bekoring (die uitgaat van Lucifer aan de ene kant en Ahriman aan de andere kant ).
Waarbij we het beeld van de Mensheidsrepresentant voor ogen hebben :
Friedrich Rittelmeyer over deze sculptuur in 1915 :
“Bij het mediteren van de Christuswoorden ervoer ik een sterke werking van deze woorden op het lichaam. Het was alsof deze woorden zeiden : als wij in jou moeten leven dan moeten wij je eerst anders maken. De subtiele geestelijke lichamelijkheid die achter de materiële lichamelijkheid staat als de geestelijke bouwmeester ervan, trad in het bewustzijn. Ik begon veranderingen gewaar te worden in het etherlichaam. De meditatie van de Christuswoorden kon opgedreven worden tot sterke lichamelijke gewaarwordingen, ja zelfs tot levendige lichamelijke pijn.
Achteraf beleefde ik dan een machtig heil-bewustzijn waardoor men een gevoel kreeg van wat werkelijke gezondheid voor de gehele mens is.
Deze ervaringen brachten mij op de gedachte of het niet mogelijk zou zijn om vanuit de meditatie der Christuswoorden erachter te komen hoe Christus er eigenlijk uitzag. Men zou dan moeten aan bepaalde grenzen van de eigen lichamelijkheid als het ware waarnemen op welke manier Christus anders was dan een gewone mens. De Christuswoorden vertelden mij min of meer duidelijk hoe het lichaam er moest uitzien opdat ze werkelijk daarin konden leven. ( ... )
Zonder over deze ervaringen maar iets te zeggen vroeg ik aan Rudolf Steiner : “Is het eigenlijk mogelijk om alleen door meditatie der Christuswoorden erachter te komen hoe Christus eruit zag ?”
“Hoe denkt u dat Hij eruit zag ?” was zijn rustige wedervraag.
Toen ik een en ander begon te beschrijven pikte Rudolf Steiner erop in en bracht mijn eigen beeld – ik kan alleen maar zeggen : tot klaarheid. Het was hetzelfde beeld dat hij later in zijn voordrachten gaf.
Een voorhoofd dat niet leek op het typische voorhoofd van een moderne denker, maar een voorhoofd waarop de verwondering over de diepe geheimen van het bestaan geschreven stond.
Een oog dat niet observerend naar de mensen keek maar in de gloed van het toegewijd zijn (Hingebung) als het ware in de mens indook.
Een mond : “Toen ik die voor de eerste keer zag had ik de indruk dat deze mond eruit ziet alsof hij nooit gegeten had maar sinds eeuwigheid goddelijke waarheden had verkondigd.”
Verbaasd vroeg ik : “Ja, als u weet hoe Christus eruit zag zou men dan niet dit Christusbeeld moeten toegankelijk maken voor de mensheid ?”
“Inderdaad” antwoordde Dr. Steiner, “daarom heb ik ook aan een kunstenares(1) in Dornach de opdracht gegeven om een Christusbeeld volgens mijn aanwijzingen te maken.”
Enkele maanden later was Rittelmeyer in Dornach om de sculptuur te bezichtigen.
“Ik vind het gezicht helemaal niet semitisch, Herr Doktor.”
“Toch wel, de partij rond de mond en de kin is semitisch, daarboven is het arisch.”
“Dan is het dus waar wat Chamberlain(2) en andere zeggen dat Christus arisch is ?”
“Zeker. Het zit er alletwee in.”
“Iets schijnt mij toch te ontbreken, de uitdrukking van goedheid.”
“Daarin hebt u gelijk. Ik trachtte de Christus af te beelden op het ogenblik der verzoeking. Maar goedheid kan in een sculptuur niet weergegeven worden omdat de ogen ontbreken. Daarom heb ik geprobeerd om de uitdrukking van goedheid te leggen in het gebaar van de linkerhand. Als het lukt dan moet het zo worden dat men begrijpt dat Lucifer zich zelf, onder de indruk van deze goedheid, vrijwillig in de diepte stort.”
uit : “Meine Lebensbegegnung mit Rudolf Steiner”, Verlag der Christengemeinschaft, Stuttgart 1928, blz. 72.
(2) Dit is niet de Britse politicus Neville Chamberlain (1869 -1940) maar wel Houston Stewart Chamberlain (1855 -1927) die Die Grundlagen des XIX. Jahrhunderts schreef.
.
En net zoals op dit beeldhouwwerk ter wille van het evenwicht ook de Humor afgebeeld werd (linksboven), zo eindigen ook wij met een humoristische noot uit de tijd dat niet iedereen voortdurend beledigd en gekwetst was ......
In het Brussels dialect gezongen door Lange Jojo.
Chinuuse Tango
Tsjing tsjang tong tsjing tsjang .....
Wa zeit daane ?
'k zat op den tram me' 'ne Chinuus
op zaane schuut 'a' daan' 'n duus
ik zeg allei dad es na vies
woeveuj een duus en gièn valies
Moe na noe de langen duur
kreig daan' Chinuus pecies het zuur
A vrieg 'em af pourquoi woeveuj
da' 'k 'em bezag gelak een deuj
Refrein : 't es de Chinuusen Tango, 't es den tango chinois, 't es de Chinuusen Tango,
't es tof en ik zeg a moe da
In iène kiè stoet 'em recht op
ik zeg oeioei daan' ei vecht op
Daai Chinuuzen zen gièn kalanten
en 't es pecies giène plezante
Ik zeg Tsjing Tsjang excusez-moi
gaa rappeleed ma maan bommà
gelak as gaa was ze zoe geil
mo doebaa was ze den nog scheil
refrein
Mo naa kennek d' explication
'oe da da komt deij invasion
alleman es d'akkoud, content
't zit vol Chinuzen in ons gouvernement
( nep-chinese woorden ...... )
Wat zegt die ?
Ik zat op de tram met een Chinees
op zijn schoot had die een doos
Ik zeg wel wel dat is nu raar
waarom een doos en geen valies ?
Maar nu op de lange duur
kreeg die Chinees precies het zuur
Hij vroeg zich af pourquoi waarvoor
ik hem bezag als ware hij een deur
‘t is de Chinese tango, ‘t is de tango chinois
‘t is de Chinese tango,
‘t is tof en ik zeg je maar dat
Opeens staat hij recht op
ik zeg oeioei die heeft vecht op (zoekt slaande ruzie)
die Chinezen zijn geen klanten
en ‘t is precies geen plezante
ik zeg Tsjing Tsjang neem mij niet kwalijk
gij doet mij denken aan mijn oma
zoals gij was ze zo geel
maar daarbij was ze dan nog scheel
Maar nu ken ik de verklaring
hoe dat het komt die invasie
iedereen is akkoord, tevreden
‘t zit vol Chinezen in onze regering.