- De Witte Werf lente 2003 -

ECONOMIE, DEMOCRATIE
EN HET GELUK


Bruno S.Frey & Alois Stutzer (2002) “Happiness & Economics” Princeton University Press

We vergeten het wel eens, maar economie en politiek kunnen uiteindelijk maar één objectief hebben: geluk mogelijk maken. Dat betekent niet, dat economie en politiek gelukkig maken. Enkel het menselijk individu zelf is daartoe in staat. Indien de politiek beoogt om rechtstreeks geluk te produceren, is massaal ongeluk het meest waarschijnlijke gevolg. Maar politiek en economie kunnen het de mens wel moeilijk maken om het geluk te vinden.

Geluk meten is een hachelijke zaak. Frey en Stutzer besteden de eerste hoofd-stukken van hun boek aan dit onderwerp. De simpelste methode bestaat erin, om mensen gewoon rechtstreeks te vragen naar hun eigen situatie: “All things considered, how satisfied are you with your life as a whole these days?” (‘Hoe tevreden bent u globaal genomen met uw huidige levenssituatie?’ ; p.5). De respondenten duiden het antwoord aan op een schaal, die bijvoorbeeld van 1 (‘totaal ontevreden’) tot 10 (‘perfect tevreden’) loopt.

Deze methode heeft haar beperkingen. Maar toch zijn de resultaten duidelijk zinvol. Men ziet bijvoorbeeld dat de hoogste tevredenheid of geluksscores worden gemeten in OECD-landen, waar men steeds op een gemiddelde boven 6,5 op 10 uitkomt (koplopers zijn Denemarken, met 8,16 en Zwitserland, met 8,02. België zit in de OECD-middenmoot met 7,60; zie p.35). Ook in de USA blijken de meeste mensen redelijk tevreden: 62% van de Amerikanen geeft een score boven de 7 aan, terwijl slechts 5% van de mensen zichzelf een 1, een 2 of een 3 geven. Daarentegen noteert men in Centraal Europa scores die tussen 4,66 (Bulgarije) en 6,46 (Slovenië) liggen, terwijl in de landen die ontstonden uit de voormalige Sovjet-Unie de scores tussen 3,95 (Oekraïne) en 5,39 (Azerbeidjan) liggen. Al die cijfers (date-rend uit de jaren ‘90) liggen in de lijn van de spontane verwachtingen, gebaseerd op de economische situatie van de betrokken landen, de richting van de vluchtelingen-stromen enz.

Zelfgerapporteerd geluk hangt af van heel wat factoren. Zo speelt leeftijd een rol: jongere en oudere mensen zijn gemiddeld tevredener dan veertigers (p.53-54). Ook het geslacht is relevant: vrouwen zijn naar eigen zeggen doorgaans tevredener dan mannen, maar Amerikaanse vrouwen hebben in de periode 1970-1999 een daling in hun tevredenheidsscore laten zien, wat bij mannen niet het geval was (p.55; ‘This comes as a surprise because these decades have witnessed a reduction in the discrimination against women and their fuller integration into working life’ = ‘dit resultaat is verrassend omdat tijdens deze decennia de discriminatie van de vrouwen verminderde en zij meer in het arbeidsproces werden geïntegreerd’).

Gehuwde mensen zijn gelukkiger dan ongehuwden, en het positief effect van het huwelijk op het geluksgevoel is ongeveer gelijk voor vrouwen en mannen (p.57). Nader onderzoek leerde dat dit surplus aan tevredenheid wel degelijk voortvloeit uit de positieve effecten van het huwelijk, en dat de correlatie dus niet ontstaat doordat van nature meer tevreden mensen gemakkelijker huwen. Tweede of derde huwelijken leveren gemiddeld minder tevredenheid op dan eerste huwelijken (p.58). Intelligentie en opleidingsniveau zijn dan weer gegevens, die het gemiddeld zelfgerapporteerd geluk niet beïnvloeden (p.58).

Het geluksgevoel van de mensen wordt beïnvloed door economische parameters als inkomen, werkloosheid en inflatie.

inkomen

Inkomen beïnvloedt het geluksgevoel. Mensen zijn aanzienlijk gelukkiger in rijkere landen. Rijkere landen hebben echter doorgaans ook een beter rechtssysteem enz. zodat het niet duidelijk is of het hogere inkomen zelf, dan wel andere omstandigheden, het verschil verklaren. Binnen één land stijgt het geluksgevoel absoluut niet met de toenemende koopkracht. In landen als de USA of Japan, waar de gemiddelde koopkracht tijdens de laatste vijftig jaar dramatisch toenam, is geen sprake van een toegenomen gemiddeld geluksgevoel. Wel zijn mensen met een laag inkomen minder gelukkig dan mensen met een hoger inkomen. Vooral voor de laagste inkomens blijkt een toename van het inkomen een belangrijke invloed te hebben op het geluksgevoel. Vanaf een zekere drempel beïnvloedt het inkomen het geluksgevoel nog maar weinig. Mensen die het laatste jaar de lotto gewonnen hebben, blijken nauwelijks gelukkiger dan anderen.

Wanneer we de resultaten overzien lijkt de volgende algemene conclusies gewettigd.

- Mensen hebben vooreerst een minimaal menswaardig inkomen nodig. Wanneer dit minimum is bereikt zal verdere stijging van het inkomen het welzijn niet verhogen. Elementaire welvaart brengt welzijn voort; bijkomende welvaart brengt geen verder welzijn mee.
- Het individuele welzijn wordt wèl beïn-vloed door het relatieve inkomen. Een hoger relatief inkomen verhoogt het gevoel van tevredenheid. Indien het inkomen laag is ten opzichte van de sociale omgeving, vermindert het geluksgevoel.
werkloosheid

Werkloosheid zorgt voor een zeer aanzienlijke daling in het zelfgerapporteerd geluk. Op een schaal van 1 (‘volledig ontevreden’) tot 4 (‘volledig tevreden’) produceert persoonlijke werkloosheid een daling van 0,33 punten (p.97). Hierbij weze opgemerkt dat het gaat over het effect van de werkloosheid als zodanig; gevolgen van werkloosheid, zoals daling van het inkomen, zijn dan reeds verrekend.

Ook algemene werkloosheid, waardoor men niet persoonlijk wordt getroffen, verlaagt het persoonlijk welbevinden. Een toe-name van de werkloosheid van 9% tot 10% resulteert, op de hierboven vermelde schaal van 1 tot 4, in een daling van 0,028 punten in de gemiddelde zelfgerapporteer-de tevredenheid. Dat is een aanzienlijk effect.

inflatie

Mensen houden blijkbaar niet van inflatie. In Europa blijkt, tijdens de periode 1975-1991, een inflatietoename van 1% overeen te komen met een daling van het ge-middeld welbevinden met 0,01 punten (op een schaal van 1 tot 4; p.114). Dat is geen verwaarloosbaar effect. Een inflatietoena-me met 5% zou, op een schaal van 1 (‘helemaal ontevreden’) tot 4 (‘helemaal tevreden’) ongeveer 1 persoon op 20 naar een lagere tevredenheidstrap doen ver-huizen.

De impact van werkloosheid en inflatie op tevredenheid of geluk komt ook onrechtstreeks tot uiting. Gemiddeld komt een stijging van het werkloosheidspercentage met 1%, of een toename van de inflatie met 1%, overeen met een daling van 0,4 à 0,8% van het stemmenaantal voor rege-ringspartijen (p.123).

Vertrouwen en geluk

Het vertrouwen van de burgers in de regering vertoonde de laatste decennia een dramatische daling. In de USA had veertig jaar geleden meer dan 70% van de burgers altijd of meestal vertrouwen in de regering. De laatste 20 jaar daalde dit cijfer tot minder dan 40%. In Europa neemt men een soortgelijke trend waar, die echter later inzette. In Japan staat 67% hetzij onverschillig, hetzij vijandig tegen-over de regering (p.126). Op wereldwijde schaal vindt men geen significante relatie tussen het vertrouwen van de mensen in de regering en het zelfgerapporteerd geluksgevoel. De auteurs schrijven dit toe aan de situatie in de ontwikkelingslanden, waar meestal autoritaire regimes zijn geïnstalleerd. In zo’n staten verwachten de burgers sowieso niets van de regering en treedt, behalve in tijden van grote politieke onrust, geen verband op tussen politiek en zelfgerapporteerde tevredenheid. In Europa is dit anders: daar treft men een vrij sterke correlatie aan tussen het vertrou-wen dat de burgers hebben in de regering en hun zelfgerapporteerd geluk (p.127).

Directe democratie en geluk

Er bestaat op de wereld slechts één land (Zwitserland) waar het volk op een werkbare wijze direct wetten kan maken en daardoor de agenda van de politieke klasse kan doorkruisen. De mogelijkheid tot directe volkswetgeving beïnvloedt diepgaand het politieke leven. De auteurs geven hiervan een viertal voorbeelden:

* In de 19de eeuw gold bij de parlementsverkiezingen in Zwitserland een meerderheidssysteem, zoals dat nu in Groot-Brittannië functioneert. Het gevolg hiervan was, dat gedurende 70 jaar de radicaal-democratische partij over een absolute meerderheid in het parlement (de ‘Nationalrat’) beschikte. Het voorstel om een evenredigheidsstelsel in te voeren, dat het voor kleinere partijen gemakkelijker zou maken om door te dringen in het parlement, stuitte op massief verzet bij de gevestigde politieke klasse. Toch werd in 1918 het evenredigheidssysteem inge-voerd, zodat de radicaal-democraten bij de daaropvolgende verkiezingen 40% van hun zetels verloren.

* Tot aan de tweede wereldoorlog had de politieke klasse in Zwitserland de mogelijkheid, om ’dringende’ federale wetten door te voeren. Het volk kon die ‘dringende’ wetten niet via een referendum aanvechten. In 1946 werd een volksinitiatief tegen deze regeling gelanceerd. Zowel regering als parlement voerden campagne tegen dit initiatief, dat toch door het volk werd goedgekeurd. De ‘dringendheidsclausule’ werd afgevoerd, tegen de zin van de politieke klasse.

* In 1986 verwierpen de Zwitsers het lidmaatschap van de UNO. In 2002 werd dit lidmaatschap toch goedgekeurd.

* In 1992 verwierpen de kiezers het lidmaatschap van de ‘Europese Econo-mische Ruimte’.

Over het algemeen ziet men dat de burgers, ondanks de massieve propaganda vanuit de politieke en economische elite, een sterke tendens vertonen om de eigen soevereiniteit te bevestigen en uit te bouwen. Hierin ligt ongetwijfeld de hoofd-reden waarom de politieke elite in de meeste particratieën gekant is tegen de invoering van het bindend referendum op volksinitiatief.

Op kantonaal niveau beschikken de Zwitserse burgers niet overal over dezelfde direct-democratische instrumenten. Het kanton Genève biedt aan zijn inwoners de minste direct-democratische rechten; het kanton Basel-Landschaft heeft de sterkst uitgebouwde democratie. Voor het onder-zoek terzake hanteert men een index, die stijgt van 1 tot 6 in functie van de direct-democratische mogelijkheden waarover de burgers beschikken. In het kanton Genève bedraagt de index-waarde slechts 1,75 terwijl in Basel-Landschaft de waarde oploopt tot 5,69 . Onderzoek laat een sterk verband zien tussen het zelfgerapporteerd geluksgevoel en de mate, waarin direct-democratische besluitvorming in de 26 kantons is uitgebouwd. Een stijging van de democratie-index met 1 punt leidt tot een gemiddelde stijging van het zelfgerap-porteerd geluk van 0,11 eenheden (op een tiendelige schaal). Het effect komt inzake grootte-orde overeen met de stijging in zelfgerapporteerd geluk veroorzaakt door de overgang van de laagste inkomens-categorie (< 2.000 Zfr.) naar de voor-laagste categorie (2.000 Zfr. tot 3.000 Zfr.). Een belangrijke bijkomende waarneming is, dat de gelukstoename alle categorieën burgers in ongeveer gelijke mate begun-stigt (p.143, 149).

Nadere analyse van de resultaten leert on-dermeer, dat directe democratie op twee manieren de tevredenheid opkrikt. Enerzijds leidt meer democratie tot besluiten, die beter in overeenstemming zijn met de wensen van de meeste burgers. Maar anderzijds ervaren burgers het feit, dat ze hun eigen politiek en maatschappelijk lot kunnen meebepalen, op zich reeds als een bron van tevredenheid. Een kwantita-tieve analyse laat zien dat de toename van de tevredenheid bij meer directe democratie voor ongeveer één derde ontstaat doordat de politieke besluitvorming beter de wensen van de bevolking weerspiegelt (‘outcome utility’), en dat ongeveer twee derde van het effect ontstaat door het besef, dat men überhaupt over democratisch medezeggingsschap beschikt (‘procedural utility’).

Federalisme en geluk

Over het algemeen streeft de politieke klasse naar versterking van de centrale staat, terwijl de burgers naar doorgedreven federalisme neigen (C. Blankart ‘The process of government centralization: a constitutional view’ Constitutional Political Economy 11, p.27-39, 2000). Meer lokale autonomie correleert signifi-cant met meer zelf-gerapporteerde algemene tevredenheid (p.144). In Zwitserse kantons met sterkere direct-democratische rechten stelt men echter ook een signifi-cant grotere autonomie van de gemeenten vast (p.145). Het is niet eenvoudig om de invloed van directe democratie en lokale autonomie te scheiden. Frey en Stutzer vatten de waarnemingen als volgt samen: “Direct democracy and federalism in Switzerland (...) seem to be comple-ments (...). Local autonomy is one of several ‘transmission mechanisms’ of direct democracy’s beneficial effects” (‘Directe democratie en federalisme func-tioneren in Zwitserland complementair: lokale autonomie is een van mechanismen via dewelke de gunstige effecten van de directe democratie worden doorgegeven’ p.145).

België is inzake lokale autonomie zeker geen koploper. Terwijl in Zwitserland of Denemarken de gemeentelijke uitgaven ongeveer één derde van het BNP uit-maken, ligt dit cijfer in Nederland op 15,2% en in België op slechts 6,6% (zie o.m. De Standaard 26 02 03, p.6). Blijkbaar heeft het gemeentelijk niveau in ons land veel minder bevoegdheden dan volgens het federaliteitsprincipe aangewezen is.

Besluit

De door Frey en Stutzer bijeengebrachte onderzoeksresultaten tonen duidelijk aan, dat ons streven naar democratie een bij uitstek gerechtvaardigde politieke doelstelling is. Wie streeft naar democratie, werkt voor een doel dat menselijk welzijn en geluk verhoogt. En daar komt het op aan.

http://www.eur.nl/fsw/research/happiness/


GELUK EN ZELFBESCHIKKING


Aan het ‘Institute for Empirical Research in Economics’ te Zürich werden recent nog andere merkwaardige onderzoeksresultaten bekend gemaakt.

Matthias Benz en Alois Stutzer maakten een studie over het verband tussen ar-beidstevredenheid en inspraak bij de be-paling van het loonniveau. Het is bekend dat mensen veel waarde hechten, niet enkel aan een economisch resultaat, maar ook aan de wijze waarop dit tot stand komt. Wanneer iemand ons schade be-rokkent, dan zal niet enkel de objectieve schade van belang zijn, maar ook de vraag of de schade al dan niet vrijwillig werd toegebracht. Een vergelijkbare vraag kan men zich stellen in verband met het arbeidsloon. Wordt de tevredenheid over dit loon enkel bewerkt door de hoogte van het loon, of oefent ook de inspraak bij de vaststelling van het loon een invloed uit? In Groot-Brittannië beschikt men over groot-schalig enquêtemateriaal (de resultaten van de zogenaamde WERS - Workplace Employee relations Survey) dat toelaat om een antwoord te geven op die vraag. Bij de WERS-enquête werden ongeveer 28.000 Britten in 2.200 verschillende bedrijven ondervraagd. Naar de tevredenheid over hun loonpeil werd geïnformeerd met de vraag: “How satisfied are you with the following aspects of your job? [...] The amount of pay you receive” (‘Hoe tevreden bent U met de volgende aspecten van uw werk? (...) De omvang van de betaling die U ontvangt’). De ondervraagden konden antwoorden met 5=zeer tevreden ; 4=tevreden ; 3 = tevreden noch ontevreden ; 2 = ontevreden ; 1 = zeer ontevreden. De gemiddelde score bedroeg 2,83. Een andere vraag uit de enquête luidde: “How often are you and other workers here asked by managers about views on the following: [...] Pay issues” (‘Hoe vaak vragen managers U en uw collega’s naar uw opvattingen over het volgende: (...) loonzaken’). Mogelijke antwoorden waren hier: 4=vaak ; 3=soms ; 2 = nauwelijks ; 1= nooit. De gemiddelde score bedroeg hier 1,84.

De onderzoekers controleerden de tevredenheid voor een bepaald loonniveau op een groot aantal parameters, wat mogelijk werd gemaakt door het feit dat de WERS-enquête zeer omvangrijk is. Men vindt bijvoorbeeld dat bij eenzelfde loon oudere werknemers minder tevreden zijn dan jongere (wat vermoedelijk wordt veroorzaakt door het feit, dat ouderen doorgaans verwachten meer te verdienen), dat vrou-wen tevredener zijn dan mannen, en dat zwarten veel minder tevreden zijn dan blanken (mogelijk het gevolg van culturele verschillen).

De specifieke inspraakmogelijkheden bij de bepaling van de loonregels bleek na al die controles een drastische invloed te hebben op de tevredenheid van de ondervraagden, wat Benz en Stutzer als volgt voorstellen: “If an employee is ‘hardly ever’ asked on pay issues rather than ‘sometimes’ her wage has to be increased by approximately 15 percent in order to keep her pay satisfaction constant” (‘Indien een werknemer ‘nauwe-lijks’ wordt geconsulteerd over loonzaken, zou men zijn loon met 15% moeten doen stijgen om dezelfde tevredenheid inzake loon te bereiken, die iemand heeft die ‘soms’ wordt geconsulteerd’).

We noteren dat de WERS-vraag zodanig is geformuleerd, dat het eerder gaat over inspraak omtrent algemene loonbepaling in het bedrijf, en niet over individuele loonbepaling. Blijkbaar zorgt het gebrek aan democratie inzake loonzaken voor een aanzienlijk pakket aan ontevredenheid. Er is dus grond om te geloven, dat er een sterke latente vraag bestaat naar een democratisering van de loonvraagstukken.

===> http://www.iew.unizh.ch/wp/iewwp127.pdf


Uit geluksonderzoek blijkt ook dat gehuwde mensen over het algemeen aanzienlijk gelukkiger zijn dan ongehuwden; samenwonenden nemen een tussen-positie in. Deze ‘happiness gap’ wordt de laatste jaren wel kleiner, zowel door af-nemend geluk bij de gehuwden als door toenemend geluk bij de ongehuwden. Eén van de grote vragen luidt, wat hier de kip is en wat het ei: zullen gelukkiger mensen gemakkelijker huwen, of worden mensen gelukkiger door de verwerving van de gehuwde status? Stutzer en Frey onder-zochten deze kwestie, waarbij gebruik werd gemaakt van een longitudinaal Duits onderzoek. ‘Longitudinaal’ betekent, dat dezelfde personen over een langere periode jaarlijks werden ondervraagd. Dit laat toe om de impact van het huwelijk op het geluksgevoel vast te stellen. Uit de gegevens blijkt, dat een selectie-effect (gelukkiger mensen huwen gemakkelijker) in-derdaad optreedt bij mensen die op jongere leeftijd huwen, maar niet bij mensen die op latere leeftijd (30 jaar of ouder) huwden.

Een belangrijk onderzoeksresultaat luidt ook, dat ‘specialisatie’ in het huwelijk tot een aanzienlijk gelukssurplus leidt. Spe-cialisatie betekent, dat één partner (bijna steeds de man) uit werken gaat, terwijl de andere partner (bijna steeds de vrouw) thuis werkt. De onderzoekers melden hierover: “Full specialization in modern societies has a touch of conservatism. In particular, when it means that 96 percent of the cases follow the traditional role model of a husband going out to work while the wife takes care of the household and the children, and only 4 percent specialize the other way round. Specialization in this traditional sense has therefore often been criticized on the grounds of being pleasant for men but discriminating for women. To our surprise, a separate analysis for men and women brought up a competely different finding. Men in marriages with specialization are as satisfied as those in marriages without specialization, and the two groups show similar well-being patterns before marriage. In contrast, women who, after marriage, live in households with complete division of labor report, on average, much higher life satisfaction scores than their female colleagues who do not specialize” (‘Volledige specialisatie wordt in moderne samenlevingen vaak als conservatief beschouwd, temeer daar in 96% van de gevallen het de man is die buitenhuis werkt en de vrouw voor huishouden en kinderen zorgt. Deze traditionele vorm van specialisatie werd vaak bekritiseerd als zijnde goed voor de man, en discriminerend voor de vrouw. Wij vinden, verrassend genoeg, dat mannen in gespecialiseerde en niet-gespecialiseerde gezinnen even tevreden zijn, maar dat vrouwen in gespecialiseerde gezinnen veel tevredener zijn dan vrouwen in niet-gespecialiseerde gezinnen’). Vooral indien er kinderen zijn is het effect zeer substantieel. Mogelijke ver-klaringen zouden kunnen zijn, dat vrouwen die buitenhuis werken nog steeds het grootste deel van het huishoudelijk werk verrichten, en dat vrouwen hun kleine kinderen ongaarne toevertrouwen aan anderen. Dit laatste lijkt ons persoonlijk de meest waarschijnlijke uitleg, vermits de gegevens duidelijk laten zien dat de ge-lukskloof het breedst is tijdens de eerste jaren na het huwelijk, wanneer de kans op de aanwezigheid van babies of kleuters in het gezin het grootste is. Een ander inter-essant effect is de afname van het geluk bij koppels met kinderen, ten opzichte van de situatie bij koppels zonder kinderen. Na tien jaar huwelijk zijn de koppels zonder kinderen aanzienlijk gelukkiger dan de koppels mét kinderen. De meest plausibele verklaring voor dit verschil is natuurlijk de inkomenskloof: gezinnen met kinderen hebben gemiddeld een aanzienlijk lagere levensstandaard dan gezinnen zonder kin-deren, omdat de staat de kosten ver-bonden aan de vervanging der generaties voor een groot deel overlaat aan de gezinnen, terwijl de baten verbonden aan die vervanging via het pensioenstelsel niet alleen zijn gesocialiseerd, maar zelfs herverdeeld worden ten nadele van de koppels die kinderen hadden. Ook aan het voorbeeld van het huwelijk zien we dus, dat het regime stelselmatig een politiek volgt die het geluk afbreekt.

===> http://www.iew.unizh.ch/wp/iewwp143.pdf


Een derde interessant onderzoek betreft de invloed van zelfstandige arbeid op het geluksgevoel. Er bestaat heel wat recent onderzoek waaruit blijkt dat zelfstandige arbeid ceteris paribus verkozen wordt boven arbeid in hiërarchisch verband. Zo heeft Hamilton aangetoond dat zelfstandig werkende mensen bereid blijken om aan een deel van hun inkomen te verzaken indien ze daardoor zelfstandig kunnen blijven (B.H.Hamilton “Does entrepreneurship pay? An empirical analysis of returns to self-employment” Journal of Political Economy 108, p.604-632, 2000). Hundley vond dat zelfstandig werkende mensen meer tevreden zijn met hun werk, ondermeer omdat ze over meer autonomie en flexibiliteit beschikken en hun vaardigheden efficiënter kunnen inzetten (G.Hundley “Why and when are the self-employed more satisfied with their work?” Industrial relations 40, p.293-317, 2001).

Frey en Benz maakten gebruik van Duits, Brits en Zwitsers onderzoek om het verband na te gaan tussen ‘job satisfaction’ en zelfstandigheid. Om dit soort onderzoek bevredigend te kunnen uitvoeren zijn uitvoerige enquêtes nodig. Niet enkel moet gepeild worden naar de werksituatie en de werktevredenheid, maar ook een hele reeks andere parameters (zoals gezins-toestand, inkomen, opleidingsgraad...) moeten gekend zijn, om te kunnen corrigeren voor die factoren.

Een ander interessant onderzoeksresultaat is, dat de werktevredenheid afneemt naarmate de onderneming (en dus de hiërarchische structuur) omvangrijker is. In ondernemingen met 200-500 werknemers is de werktevredenheid het laagst; voor nog grotere ondernemingen stijgt ze weer lichtjes.

Dank zij de gedetailleerdheid van de Britse vragenlijst konden Frey en Benz ook pre-cies nagaan welk aspect van de zelf-standige arbeid het surplus aan tevredenheid teweegbracht. De ondervraagden bij het ‘British Household Panel’ duidden immers afzonderlijk hun tevredenheid aan over ‘job security’ (werkzekerheid), hun werklast (‘the hours you work’), hun vermogen om zelf initiatief te nemen (‘being able to use their own initiative’) en de aard van het werk zelf (‘actual work itself’). Het blijken de laatstgenoemde twee aspecten te zijn die het surplus aan werktevredenheid bij zelfstandig arbeidenden verklaren. De auteurs besluiten: “..people prefer independence, and the relative absence of hierarchy, for purely non-instrumental reasons..” (‘mensen verkiezen onafhankelijkheid, en een relatieve afwezigheid van hiërarchische structuren, voor zuiver non-instrumentele redenen..’). Net zoals een groot deel van het surplus aan tevreden-heid, dat directe democratie meebrengt, wordt veroorzaakt door het zuivere feit dat men mee kan beslissen, wordt ook het grootste deel van de extra tevredenheid die samenhangt met een zelfstandige arbeidssituatie, veroorzaakt door die zelfstandigheid en mogelijkheid tot zelfbepaling als zodanig.

Frey en Benz trekken uit hun studie ook politieke lessen. In de industriële wereld zouden vele mensen eigenlijk zelfstandig willen werken (D.G.Blanchflower, A.J.Os-wald en A.Stutzer ‘Latent entrepreneur-ship across nations’ European Economic Review 45, 680-691, 2001), maar bureaucratische barrières en een onvoldoende toegang tot krediet blokkeren voor velen deze wens.

Nog algemener kan men zeggen, dat de algemene mogelijkheid tot zelfbepaling een bron is van tevredenheid en geluk, zowel in de politiek-democratische als in de economische sfeer. Zowel (meer) democratie als economische zelfstandig-heid zijn waarden op zich: “Independence is a value in itself, compared to being subject to a hierarchy” (‘onafhankelijkheid is een waarde op zich, in vergelijking met ondergeschiktheid aan een hiërarchie’).


Algemene conclusie

Wat kunnen we uit dit soort studies besluiten voor onze democratische strijd? We ontdekken, dat de strijd voor de invoering van een daadwerkelijke democratie in ons land geen geïsoleerde onderneming is. Deze strijd past in een breder beeld, waarin de mens zich gaandeweg een weg baant naar meer en meer autonomie. Autonomie is een sleutel tot het reële geluk.

Dit soort vaststellingen past in de alge-mene, door Ryan en Deci reeds sedert lange tijd beschreven antropologische waarneming, dat zelfbepaling en de mogelijkheid, om het leven in te richten vanuit intrinsieke motivatie, op zich essentiële waarden zijn (R.Ryan & E.L.Deci “The ‘what’ and ‘why’ of goal pursuits: human needs and the self-determination of behavior” Psychological Inquiry, 11, p.227-268, 2000). Democratie is belangrijk om dezelfde reden, waarom bijvoorbeeld ook zelfstandige arbeid belangrijk is.

Vanuit de politieke klasse wordt het men-selijk streven naar autonomie en zelfbepaling meestal meesmuilend als verwerpelijk ‘individualisme’ afgedaan. Dat is een vergissing, waarbij de morele we-zenskern wordt miskend die in ieder mens sluimert. Wanneer mensen voortdurend worden geconfronteerd met pogingen van buitenaf, om hun leven te bepalen en hun denken ‘op te voeden’, dan zullen mensen zich bij wijze van reactie afsluiten en egoïstisch gaan handelen in een samen-leving, die hen blijkbaar toch niet als moreel producent erkent. Indien een samenleving daarentegen de individuele mens ruimte geeft voor eigen initiatief en eigen morele schepping, en de wens van de individuele mens tot zelfbepaling ten volle erkent, dan zal dat individu daarop ook reageren met daden en morele initiatieven, die vruchtbaar zijn voor de samenleving in haar geheel. De hele politieke kunst bestaat dus hierin, dat men de mogelijkheden voor zelfstandig leven, denken en spreken van de individuen optimaliseert. In de woorden van Steiner: “..die soziale Kunst würde darin bestehen, daß man das, was uns äußerlich umgibt, allmählich so umwandelt, daß es der Mensch behandeln kann wie das, was ihm von innen aus eigen ist, wie das, was ganz aus seiner Individualität herausquillt” (‘...sociale kunst zou daaruit be-staan, dat men onze omgeving zodanig hervormt dat de mens met die omgeving kan omgaan als iets, wat met zijn innerlijk leven is verwant, als iets, wat uit zijn eigen individualiteit is opgestegen’ -R.Steiner Gesamtausgabe 338, p.113).

DIRECTE DEMOCRATIE : EFFECT OP DE GEÏNFORMEERDHEID
VAN DE BURGERS


Matthias Benz & Alois Stutzer “Are voters better informed when they have a larger say in politics?” te verschijnen in ‘Public Choice’

Deelname aan een stemming kan niet begrepen worden vanuit rationeel nage-streefd eigenbelang. De reden is, dat een individuele kiezer vrijwel nooit de uitslag van een stemming beïnvloedt: de kans dat die ene individuele stem zorgt dat een meerderheid een minderheid wordt, of dat een kamerzetel van partij verandert, is uiterst klein. Vanuit economisch standpunt is een individuele stem vrijwel altijd ‘verloren’, in de zin dat ze de uitslag niet beïnvloedt. Men hoort nogal eens beweren, dat een stem voor een kleine partij - met weinig of geen vooruitzichten op een zetel - een ‘verloren’ stem zou zijn. De kans, dat een stem op zo’n partijtje de doorslag zal geven bij de verwerving van een eerste zetel, is inderdaad zeer gering. Maar de kans dat een stem op een grote partij zetelwinst zal meebrengen, is eveneens uiterst klein. Gaan stemmen is als zodanig een morele daad, die het eigenbelang niet dient. De inspanning die voor de stemdeelname is vereist, overtreft immers de verwachte baten. De homo economicus stemt dus niet.

Toch gaan vele mensen stemmen, zonder verplichting. En meer dan dat: ze doen ook enige inspanning om zich te informeren en een verantwoorde keuze te maken. Ook die inspanning is vanuit het standpunt van de homo economicus, die enkel handelt uit eigenbelang, niet te verantwoorden.

Omgekeerd kan je verwachten, dat burgers geen inspanning zullen opbrengen om zich te informeren, wanneer ze niet kunnen stemmen. Waarom zou ik mij informeren, indien ik met die informatie toch niets kan aanvangen? Benz en Stutzer hebben een dubbelstudie gemaakt over dit verband tussen geïnformeerdheid en mogelijkheid tot stemdeelname.

In een eerste deel gingen de auteurs na, in welke mate burgers uit EU-landen, waar referenda over de EU hebben plaatsgevonden, beter over de EU geïnformeerd zijn. Om de mate van geïnformeerdheid te meten werden de enquêteresultaten van de Eurobarometer gebruikt. Er werden EU-referenda gehouden in Denemarken (2 juni 1992 en 18 mei 1993), in Ierland (18 juni 1992), Frankrijk (20 september 1992), Oostenrijk (12 juni 1994), Zweden (13 oktober 1994) en Finland (16 oktober 1994).

Het blijkt dat in landen waar referenda plaatsvonden, de burgers significant beter waren geïnformeerd over de EU dan in landen zonder referenda. Het gaat om een aanzienlijk effect: “The effect is compa-rable to the difference in political information between an individual in a middle income category and an individual in the lowest income category” (‘Het effect is vergelijkbaar met het verschil in politieke geïnformeerdheid tussen iemand uit de middenste inkomenscategorie en iemand uit de laagste inkomenscategorie’). Het effect van referenda op de mate van geïnformeerdheid is niet permanent: “..the positive information effects of referenda fade over time when they are a rare event” (‘wanneer referenda weinig voorkomen dooft hun positief effect op de geïnfor-meerdheid gaandeweg uit’).

Benz en Stutzer voerden nog een tweede vergelijkend onderzoek uit, waarbij de Zwitserse kantons werden vergeleken. Het is bekend dat deze kantons sterk verschillen in de mate, waarin ze directe democratische besluitvorming mogelijk maken. Enkele jaren geleden had Stutzer een schaal (lopende van 1 tot 6) opgesteld om het democratisch gehalte van de diverse kantons kwantitatief te vergelijken. Die schaal werd sindsdien in diverse studies gebruikt. Elders in deze Witte Werf berichten we over de invloed die directe democratie heeft op het welbevinden van de Zwitserse burgers. In de hier be-sproken studie werd het democratisch gehalte van de kantons afgemeten aan de mate van algemene politieke geïnformeerdheid van de Zwitsers (gemeten in een enquête uit 1996). Er blijkt een significant verband te zijn tussen de mate van algemene politieke geïnformeerdheid en de mate, waarin direct-democratische besluitvorming mogelijk is. Ook hier is het effect aanzienlijk: “The size [of the effect] is comparable to the effect of, for instance, (...) being member of a political party, or of having a household income of 9,000 Sfr. instead of 5,000 Sfr” (‘Het effect is qua grootte bv. vergelijkbaar met het effect op de geïnformeerdheid dat resor-teert uit het lidmaatschap van een politieke partij, of uit een stijging van het huis-houdelijk inkomen van 5.000 Zfr tot 9.000 Zfr’).

De auteurs sluiten hun studie af met de volgende commentaar: “The findings have important policy consequences. If voter information is to be increased (a claim that is regularly heard), governments and policy advisors often focus on infor-mation campaigns on specific issues they themselves find important. However, information campaigns often only provide superficial information and consist of one-way communication, thus hardly leading to long term increases in voter information levels. Our results point to an institutional alternative. Higher voter information might be achieved by giving vitizens more direct participation possibilities” (‘De bevindingen zijn politiek relevant. Men hoort vaak beweren dat kiezers beter geïnformeerd moeten zijn. Regeringen en politieke adviseurs leggen dan vaak de nadruk op informatiecampagnes rond thema’s die zijzelf belangrijk vinden. Maar zo’n campagnes zijn vaak oppervlakkig, komen neer op éénrichtingsverkeer en leveren op langere termijn nauwelijks resultaten op. Onze vaststellingen laten zien dat het alternatief bestaat. Geef de burgers meer mogelijkheid tot participatie en ze zullen zich beter informeren’).

http://www.iew.unizh.ch/wp/iewwp119.pdf

<

PEILINGEN (Internationaal)


Gallup organiseerde van juli tot september 2002 een monsterpeiling, waarbij niet minder dan 36.000 personen in 47 landen werden ondervraagd.

De enquête peilde vooreerst naar het vertrouwen, dat de burgers koesterden ten opzichte van 17 ‘instellingen’. Hieronder volgt het lijstje, naar afnemende graad van vertrouwen. Het eerste cijfer geeft telkens het percentage mensen, dat weinig of geen vertrouwen uitspreekt, terwijl het tweede cijfer aangeeft hoeveel procent veel vertrouwen of een tamelijk vertrouwen heeft.

Leger (26% ; 69%)
NGO’s (32% ; 59%)
Onderwijs (36% ; 62%)
Verenigde Naties (34% ; 55%)
Religieuze instellingen (38% ; 57%)
Politie (40% ; 57%)
Gezondheidssysteem (40% ; 57%)
Werelhandelsorganisatie (39% ; 44%)
Regering (47% ; 50%)
Pers en media (47% ; 50%)
Vakbonden (45% ; 47%)
Wereldbank (41% ; 43%)
Gerecht (49% ; 47%)
Internationaal Monetair Fonds (41% ; 39%)
Multinationals (48% ; 39%)
Grote nationale ondernemingen (52% ; 42%)
Parlement (51% ; 38%)

Het meest opvallende resultaat is natuurlijk, dat het parlement helemaal beneden op het lijstje staat. Dit stemt overeen met het feit, dat twee derden van de ondervraagden bevestigden, dat hun land niet volgens de wil van het volk wordt bestuurd. De volksvertegenwoordiging wordt relatief hoog gewaardeerd in sommige Europese landen (Zwitserland en Scandinavië), in Noord-Amerika en in Oost-Azië.

Het hoog vertrouwen in het leger is het gevolg van de zeer hoge scores, die het leger behaalt in landen als India, Pakistan, Israël en de USA. In Latijns-Amerika en Afrika scoort het leger laag.

Op de vraag ‘Gaat het de goede kant uit met de wereld?’ antwoordt 90% van de Chinezen bevestigend, maar in de andere landen zijn de meeste antwoorden negatief (bv. 13% in Duitsland, 14% in Italië, 23% in Nederland, 25% in Groot-Brittan-nië). Opvallend is het groot aantal nega-tieve antwoorden in Europa.


PEILINGEN (België)


In België geldt sinds 1984 de zogenaamde ‘onderhoudsplicht’. Het gaat om een toendertijd ingevoerde besparingsmaatregel, die kinderen verplicht om aan het OCMW kosten terug te betalen gedaan voor de verzorging van een bejaarde ouder.

Het is één van de vele maatregelen die de politieke klasse heeft genomen ten koste van het gezins- en familieleven. Het gaat hier immers duidelijk om een wet die enkel bejaarden treft met kinderen. Voor bejaarden zonder kinderen betaalt het OCMW zonder morren. De bejaarden die zich verlaagd hebben tot het krijgen van kinderen, moeten niet op dezelfde gulheid rekenen: de voor hen aangegane kosten moeten worden teruggevorderd.

Begin februari kreeg een negentigjarige bewoonster van een rusthuis in Sint-Niklaas bezoek van de deurwaarder, omdat ze een belastingsschuld van 1.500 Euro niet kon betalen (De Standaard , 08 02 03). Het mensje had die schuld ‘opge-lopen’, omdat de fiscus het van haar kinderen afgetroggelde onderhoudsgeld op zijn beurt nog eens als ‘inkomsten’ voor de bejaarde beschouwt (wat niet geldt voor de uitgaven die het OCMW doet voor een kinderloze bejaarde). Het cynisme van de politieke klasse kent geen grenzen.

Een enquête door het CBGS (Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudies) onthulde dan weer, dat 74% van de zelfstandig wonende ouderen tussen 55 en 90 jaar tegen de ‘onderhoudsplicht’ is gekant. Slechts 14% vindt het een goede maatregel (De Standaard, 15 02 03, p.5). De onderhoudsplicht is niet enkel cynisch, ze is ook een schoolvoorbeeld van anti-democratie.

*

De uitbreiding van de EU vormt de komende maanden het voorwerp van een reeks referenda ... in de kandidaat-lidstaten. De bevolking van de huidige lidstaten moet daarentegen haar mond houden. Dat schijnt ook nodig te zijn, want de Belgische bevolking is helemaal niet happig om de tien kandiaat-lidstaten te laten toetreden. Blijkens Eurobarometer-cijfers draagt alleen het lidmaatschap van Malta de goedkeuring weg van een Belgische meerderheid (52%). Voor landen als Cyprus (48%), Hongarije (44%), Polen (44%), Litouwen (37%), Slovenië (35%), Roemenië (34%) en Turkije (30%) zijn geen meer-derheden voorhanden. Uit een artikel in De Morgen (10 03 03, p.11) blijkt dat de bevolking vreest voor de concurrentie met de lage lonen in die landen. Europarle-mentslid Dirk Sterckx (VLD) bevestigt: “Wat wij wel moeten aanvaarden is de concurrentie met lage lonen”. Europarlementslid Bart Staes (Agalev) vindt dat de Euro-propaganda efficiënter moet: “Mensen hebben schrik dat hun baan straks door Polen wordt ingenomen. Met alleen maar glanzende affiches, zullen we die angst niet wegnemen. Een degelijke informatiecampagne is vereist”. Geen beslissingsrecht voor onze bevolking, maar betere indoctrinatie: dat is blijkbaar het advies van de Europarlementsleden.

*


Uit het nieuwe VRIND-rapport blijkt intussen, dat volgens 84,1% van de Vlamin-gen de inkomensverschillen in onze samenleving moeten verkleinen; 26,8% vindt dat deze verschillen véél moeten verkleinen. Slechts 13,2% meent, dat de inkomensvork te smal is (De Standaard, 03 04 03, p.5).

WETTIG, MAAR SCHADELIJK


Op 19 november 2002 ontving CD&V-senator Mia De Schamphelaere antwoord op een vraag, die zij twee jaar daarvoor (op 19 mei 2000) had gesteld betreffende het zogenaamde ‘sekten-observatorium’. Dit observatorium werd ingericht nadat een parlementaire onderzoekscommissie, opgericht vanuit vrijzinnige hoek, een rapport over de sekten had uitgebracht, waaraan ook een lijst van mogelijk verdachte sekten was gehecht.

Het ministeriële antwoord (knipselbijlage E) had weinig om het lijf, maar was op bepaalde punten toch verhelderend. De Or-welliaanse bepaling van wat een sektarische organisatie nu eigenlijk is, wordt nog eens herhaald: “... (er) wordt onder schadelijke sektarische organisatie verstaan, elke groepering met een levensbeschouwelijk of godsdienstig doel, of die zich als dusdanig voordoet en die zich in haar organisatie of praktijken, over-geeft aan schadelijke onwettige activiteiten, het individu of de samenleving schaadt of de menselijke waardigheid aantast”. Dat staat dus in artikel 2 van de wet van 2 juni 1998 “..houdende oprichting van een informatie- en adviescentrum inzake schadelijke sektarische organisaties”.

De knoop zit hem in de combinatie van de begrippen ‘schadelijkheid’ en ‘onwettig-heid’. Indien een organisatie of haar leden zich begeven aan onwettige activiteiten, dan zijn zij sowieso vervolgbaar. Maar de wet van 2 juni 1998 heeft het naast ‘onwet-tigheid’ ook nog over ‘schadelijkheid’. De wet maakt blijkens de hierboven geciteerde passage onderscheid tussen (a) ‘schadelijke onwettige activiteiten’ (wat suggereert dat er ook ‘onschadelijke onwettige activiteiten’ bestaan, waarbij men zich moet afvragen waarom die activiteiten dan überhaupt onwettig zijn), (b) ‘het schaden van individu of samenleving’, en (c) ‘de menselijke waardigheid aantasten’. Ieder van die drie soorten activiteiten is volgens de wet, afzonderlijk genomen (wat blijkt uit het gebruik in de wettekst van het woordje ‘of’), een reden om als ‘schadelijke sektarische organisatie’ te worden bestempeld.

Het ideologische belang van de wet is hierin gelegen, dat vanuit staatsoogpunt tussen de domeinen van ‘wettig gedrag’ en ‘onwettig gedrag’ nog een derde zone wordt geschapen, namelijk die van het wettig, doch schadelijk gedrag. Blijkens deze wet kunnen organisaties of personen zich begeven aan daden die, hoewel wettig, toch ‘schadelijk’ zijn. Die schadelijkheid wordt niet door een rechter vastgesteld, maar wel door het ‘Informatie- en advies-centrum inzake schadelijke sek-tarische organisaties’ (IACSSO). Indien dit Centrum besluit om over u of uw organisatie informatie en advies te verspreiden, dan bent u alleen hierdoor reeds van staatswege ondergebracht in de sector, niet van de onwettigen, maar wel van de schadelijken.

Bestaat hiertegen verweer? Niet echt. Vooreerst kunt u zich, blijkens het ministeriële antwoord, niet beroepen op het vermoeden van onschuld. De minister zegt hierover: “Het begrip ‘vermoeden van onschuld’ bestaat in het kader van gerechtelijke procedures in strafzaken. Binnen het raam van zijn consultatieve bevoegdheid moet het centrum het vermoeden van onschuld naleven door enkel te steunen op in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissingen wanneer het gepleegde misdrijven aanwendt als criterium om de graad van schadelijkheid te bepalen”. Het punt is natuurlijk, dat het Centrum ook andere ‘criteria’ dan rechterlijke beslissingen kan inroepen om de ‘graad van schadelijkheid’ te bepalen’. En daarbij hoeft het zich dus niet te houden aan enig vermoeden van onschuld. Er bestaat, met andere woorden, geen vermoeden van onschadelijkheid. De bureaucraat stelt vrij en op uw (belastings)kosten uw ‘graad van schadelijkheid’ vast, en verspreidt hierover ver-volgens ‘informatie’ en ‘advies’.

Wij werden blijkbaar opgescheept met een officiële instantie die, los van overwegingen van wettelijkheid, de schadelijkheidsgraad meet van de levensbeschouwelijke instanties die ons land rijk is. Deze bureaucratische kukelmeting gebeurt naar de minister beweert volgens ‘objectieve criteria’. Wat deze criteria dan wel mogen zijn, wordt ons echter niet onthuld.

Een andere belangrijke conclusie volgend uit het ministeriële antwoord: de sektenlijst - hoewel uitdrukkelijk niet goedgekeurd door het parlement - wordt blijkbaar toch verder gehanteerd. De minister zegt immers: “...het centrum (...) moet zowel de positieve als de negatieve evoluties van de groeperingen die werden onderzocht door de commissie alsmede het ontstaan van nieuwe sektarische organisaties volgen”. Wanneer wordt een ‘sekte’ dus door het centrum gevolgd? Er zijn blijkbaar twee mogelijkheden: (a) ofwel werd de ‘sekte’ onderzocht door de parlementaire commissie (waardoor ze prijkt op de niet-goedgekeurde sektenlijst) (b) ofwel werd de sekte opgericht nadat de commissie haar activiteiten had beëindigd. Organisaties die reeds bestonden voordat de commissie actief was, en niet op de sektelijst staan, kunnen dus op beide oren slapen.

Het is duidelijk: met het sekten-centrum heeft de politieke klasse een zoveelste ideologisch propaganda- en belasterings-instrument gecreëerd, dat de burgers op hun kosten moet ‘opvoeden’ en indoctrineren. Men moet er niet aan twijfelen, dat dit instrument ter gelegener tijd - in synergie met de pers van het regime - zal worden ingezet, om laster en verdachtmaking te spuien jegens individuen of organisa-ties, die de politieke macht niet slaafs naar de mond praten.

Alleen in Frankrijk en België bestaan zo’n officiële sektenobservatoria, een feit dat zeer waarschijnlijk de innige band tussen bepaalde Franse en Belgische loges weerspiegelt. Een voorsmaakje van wat ons met deze observatoria te wachten staat, werd vorig jaar al geleverd toen Alain Vivien, voorzitter van de Franse ‘Mission Interministrielle pour la lutte contre les sectes’ (MILS), naar de Chinese Volksrepubliek was gereisd om daar ideeën te gaan verzamelen op het vlak van de sektenbestrijding. Dat veroorzaakte nogal wat kritiek, en Vivien nam ontslag, maar het gebeuren tekent de geestesgesteldheid van diegenen die dit soort staatscontrole op religies nastreven.

In Le Soir verschenen recent twee op-vallende opiniestukken over de problematiek. Op 07 01 03 verscheen een stuk van ULB-prof Anne Morelli (‘Mais à quoi donc sert l’Observatorie des sectes?’). Hierin trekt Morelli ondermeer van leer tegen het absurd onderscheid tussen godsdiensten en sekten. Twee weken nadien verscheen een repliek van Serge Moureaux, de toenmalige voorzitter van de parlementaire sektencommissie (‘A propos des sectes: réponse à Anne Morelli’ 22 01 03). Moureaux geeft toe dat het onderscheid tussen godsdiensten en sekten onzinnig is, maar replikeert dat de commissie ook sommige organisaties behorende tot de katholieke kerk onder de loupe heeft genomen. Dat antwoord kan natuurlijk niet bevredigen. Natuurlijk heeft de commissie - die volkomen door logeleden werd gedomineerd - geprobeerd om de katholieken onder vuur te nemen. Maar hij geeft geen verklaring - en hij kan geen verklaring geven - voor het feit dat bijvoorbeeld loges, islam en jodendom voor de commissie buiten schot bleven. De commissie heeft bijvoorbeeld niet gerept over de praktijk bij bepaalde erkende erediensten om mannelijke babies te besnijden. Het gaat hier om een onzinnige en onomkeerbare verminking, die in vele gevallen trouwens niet eens door medici wordt uitgevoerd. Net zoals onze dappere kinderrechtencommissaris nu, keek de parlementaire commissie indertijd nadrukkelijk nààst deze praktijk. Beeld je in, dat het bij antroposofen of scientologen gebruikelijk zou zijn, om bij in hun ‘sekte’ geboren kinderen bijvoorbeeld een vingertopje af te snijden... Moureaux schrijft wel: “..la liberté religieuse ne se justifie que dans le respect intégral des droits de l’homme, des droits de l’enfant et de la liberté individuelle” maar hij zegt niets over de klaarblijkelijke eenzijdigheid, waarmee zijn commissie dit standpunt heeft toegepast. De islam erkent bijvoorbeeld de rechtsgelijkheid tussen man en vrouw niet, maar werd niet door de Commissie verontrust.

Ondertussen heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op 19 11 02 de klacht van de Antroposofische Vereniging tegen de sektenwet onontvankelijk te verklaard, zonder in het vonnis te vermel-den waarop die onontvankelijkheid is ge-stoeld. Over de rol van dit Hof bij de beschutting van de thans in Europa onder druk staande mensenrechten moet men zich geen enkele illusie maken.



OORLOG OF DEMOCRATIE

Oorlog en democratie zijn elkaars tegengestelden: hoe meer oorlog, hoe minder democratie en omgekeerd. Democraten zouden zichzelf meer en meer ook als de ware vredesactivisten moeten zien. Want één ding bleek duidelijk, wanneer je de zogenaamde vredesbetogingen van de laatste weken bekeek: dat waren geen échte vredesbetogingen, dat waren tamelijk ideeënloze optochten waarbij voor-standers van extreem-linkse dictaturen en radicale moslimaanhangers de boventoon voerden.

De huidige oorlog plaatst ons voor een morele paradox. Enerzijds is het duidelijk, dat Amerikanen en Britten geen valabele redenen hebben om Irak binnen te vallen. Er is geen enkel bewijs dat de USA of Groot-Brittannië door Irak werden be-dreigd. In die zin is de oorlog in Irak een eenzijdige aanvalsoorlog. Maar langs de andere kant is het regime van Sadam Hoessein volstrekt onverdedigbaar. Het is een regime waarin werd gemoord en gefolterd. Net zoals een drenkeling zich niet bekommert om de motieven van de redder, maar eerst en vooral gewoon wil gered worden, zo ook zullen heel wat be-woners van Irak zich niet bekommeren om de motieven van invallers, als ze maar van Saddam Hoessein worden verlost. Luister even naar Freshta Raper, een Iraakse vluchtelinge die al jarenlang in Londen als wiskundelerares aan de kost komt: “I could not believe the naiveté of the protestors in Hyde Park a few weeks ago. They wouldn’t survive a month if dropped into Baghdad and forced to live as Iraqis live. They would be arrested and tortured as soon as they started complaining about the lack of basic rights - among them, free speech (...) How many protestors have spoken to an Iraqi woman who has been raped - in front of her father and son - by Saddam’s thugs? How many have asked an Iraqi mother how she felt when she was forced to watch her son being executed - and then ordered to pay for the bullet that killed him? How many know that these mothers had to applaud as their sons died - or be executed themselves? I saw this in Suleimaniyah. I heard the clapping. I hear it still” (‘Ik kon de naïviteit van de betogers in Hyde Park enkele weken ge-leden, niet vatten. Zij zouden geen maand overleven indien zij naar Bagdad werden overgeplaatst om daar te leven als de Irakezen. Ze zouden worden gearresteerd en gemarteld vanaf hun eerste klacht over het gebrek aan mensenrechten, zoals bv. het recht op vrije meningsuiting (...) Hoeveel betogers hebben gesproken met een Irakese vrouw die door Saddams boeven werd verkracht - vòòr haar vader en haar zoon? Hoevelen hebben een Irakese moeder gevraagd hoe het voelt om onder dwang de executie mee te maken van een zoon - en dan te moeten betalen voor de kogel? Hoevelen weten dat die moeders moeten applaudiseren als hun zonen ster-ven, op straffe van zelf geëxecuteerd te worden? Ik zag dit in Suleimaniyah. Ik hoorde het applaus en ik hoor het nog’).

==> Freshta Raper ‘No protest in my name!’
www.iwpr.net/index.pl?archive/irq/irq_01_5_eng.txt


Zeker, ook dit soort getuigenissen kan overdreven of onwaarachtig zijn. Maar ik weet wel dit: indien ikzelf jarenlang had moeten leven in een land, waar me vanaf ieder plantsoen en iedere straathoek weer datzelfde pafferige en besnorde gezicht van staatswege werd aangeprezen als de Grote Leider en het Summum van Mense-lijke Verlichting, terwijl ik tegelijk zou weten dat diverse van mijn verwanten of vrienden door toedoen van diezelfde Leider zouden zijn verzwonden, dan zou ik wellicht ook de komst van de Amerikanen en Britten heb-ben verwelkomd. Wat ook de verdere motieven van die ‘bevrijders’ zouden zijn.

Deze oorlog plaatst ons dus voor een paradox. We kunnen niet zonder verdere analyse tègen zijn: Saddam is een moordenaar en moet ongetwijfeld dringend verdwijnen. Maar we kunnen ook niet vòòr zijn. De motieven die voor deze oorlog worden genoemd zijn onverdedigbaar, ook al zal het gevolg zijn dat een dictator verdwijnt. Maar anderzijds moeten we toch een voor-stelling ontwikkelen omtrent de vraag, hoe zo’n dictator dan wèl kan verdwijnen (of kan worden vermeden). Een paradox wijst altijd op ideeëntekort. We moeten het ontbrekend idee zien te vinden.

Motieven voor de aanval op Irak


Ik geloof niet - zoals dikwijls wordt beweerd - dat deze oorlog in eerste instantie een petroleumoorlog is. Wellicht dreigt er in de loop van de komende decennia een wereldwijd olietekort, wat de strijd om de olie kan aanscherpen. Maar vooralsnog is er op de wereldmarkt geen olietekort, en het is normaliter veel goedkoper om de olie gewoon op de markt te kopen dan een dure oorlog (gevolgd door een nog duur-dere bezetting) te riskeren. Persoonlijk doen de jobstijdingen over ‘the end of cheap oil’ mij sterk denken aan de doemscenario’s waarop de ‘club van Rome’ ons dertig jaar geleden vergastte. Dat soort toekomstprojecties is meestal op onvolledige gegevens gebaseerd. Er bestaan bijvoorbeeld, naast de ‘klassieke’ olie, ook gigantische reserves aan oliehoudende leisteen en teerhoudend zand, waarover weinig wordt gesproken. Die niet-klassieke olievoorraden worden momenteel niet aangesproken, omdat de exploitatie duurder (en meer milieubelastend) is dan de ontginning van ruwe petroleum. Toch is het best mogelijk dat binnen vijftig jaar die niet-klassieke koolwaterstofbronnen massaal worden ont-gonnen.

En het is ook waar, dat Irak zijn petroleum in euro’s betaald wilde zien, een voorbeeld dat bij navolging voor de USA ernstige gevolgen kon hebben: indien de dollar zijn rol als internationaal betaalmiddel verliest zullen petro- en andere dollars massaal naar de USA terugvloeien en daar een sterke inflatie veroorzaken. Een onaantrekkelijk vooruitzicht, maar niet noodzake-lijk erger dan het pad van oorlog en haat - met al de daaraan verbonden menselijke en materiële kosten - waarop de USA zich thans begeeft.

==> Een overzichtelijk artikel over de oliebevoorrading is ‘The End of Cheap Oil’ Scientific American, maart 1998
http://dieoff.org/page140.htm
Kritiek hierop: http://sepwww.stanford.edu/sep/jon/world-oil.dir/lynch2.html
==>Bush vroeg 75 miljard dollar, of 260 dollar per Amerikaan, om de eerste zes maanden van de oorlog te bekostigen
http://www.fortune.com/fortune/print/0,15935,439105,00.html


Ik ontken niet dat petroleum een belangrijk element is in de wereldpolitiek. Maar olie is voor deze oorlog geen determinerend element: de problemen die zich stellen inzake brandstofbevoorrading laten verschillende reacties en verschillende sce-nario’s toe. De invasie in Irak is een keuze, geen gedetermineerd gebeuren, ook niet voor een kapitalistisch regime.

Wat is dan het echte motief? We naderen de werkelijkheid al wat meer, wanneer we de USA niet als een afzonderlijk land beschouwen, maar eerder opvatten als een onderdeel van de feitelijke dubbelstaat USA-Israël. Volgens de Christian Science Monitor (09 12 02) heeft Israël sinds 1973 van de USA via allerhande kanalen in totaal voor zowat 1,6.1012 dollar steun gekregen. Dat betekent dat iedere Amerikaan, kinderen en gepensioneerden inbegrepen, gedurende de laatste drie decennia per jaar $190 heeft afgedragen aan Israël. Het betekent ook dat per Israëliet en per jaar vanuit de USA ruwweg $10.000 richting Israël stroomt. Een be-drag, dat bijvoorbeeld gebruikt werd om een nucleair arsenaal op te bouwen, dat de atoommacht van Groot-Brittannië over-treft. De massale steun die de USA aan Israël verstrekt - meer dan de Amerikaanse hulp aan heel Afrika - is op zich reeds een aanduiding dat zuiver economische overwegingen geen uitputtende verklaring kunnen bieden van wat thans gebeurt.

==> www.csmonitor.com/2002/1209/p16s01-wmgn.htm



Oorlog ontstaat eerst in de geesten van enkelingen. Een belangwekkend artikel in de gekende Israëlische krant Haaretz (‘White man’s burden’ 04 04 03) zegt over de totstandkoming van de huidige oorlog: “In the course of the past year, a new belief has emerged in the town: the belief in war against Iraq. That ardent faith was disseminated by a small group of 25 or 30 neoconservatives, almost all of them Jewish, almost all of the intellectuals (a partial list: Richard Perle, Paul Wolfowitz, Douglas Feith, William Kristol, Eliot Abrams, Charles Krauthammer), people who are mutual friends and cultivate one another and are convinced that political ideas are a major driving force in history. They believe that the right political idea entails a fusion of morality and force, human rights and grit” (‘In het afgelopen jaar is in Washington een nieuw geloof gegroeid, het geloof in een oorlog tegen Irak. Dit geloof werd vurig gepredikt door een kleine groep van 25 tot 30 neo-conservatieven, bijna allemaal joden en intellec-tuelen (waaronder Richard Perle, Paul Wolfowitz, Douglas Feith, William Kristol, Eliot Abrams, Charles Krauthammer), mensen die elkaars vrienden zijn en elkaar steunen en geloven dat ideeën de drijvende kracht van de geschiedenis zijn. Zij geloven dat rond het juiste politieke idee een complex van moraliteit, kracht, mensenrechten en vastberadenheid zich uitkristalliseert’). Het zijn ideële doelstellingen, niet economische belangen, die de eigenlijke motor zijn van deze oorlog. Dat betekent niet dat economische of geostrategische belangen niet mee verrekend worden. Maar deze berekeningen dienen op hun beurt de ideologie, de geestelijke doelstelling, en niet omgekeerd. Het is bijvoorbeeld zeker juist dat de oorlog grotendeels gevoerd wordt ten dienste van Israël. Maar Israël is zelf het resultaat van een ideologie, van een geestelijk streven.

==> www.haaretz.com/hasen/objects/pages/PrintArticleEn.jhtml?itemNo=280279


Zelfs de geostrategische belangen van de feitelijke dubbelstaat USA-Israël zullen ons nog geen sluitende verklaring opleveren voor de huidige oorlog. Want de vraag blijft, waarom deze rare dubbelstaat überhaupt tot stand is gekomen. Zuiver economische overwegingen schieten hier zeker tekort. We komen terecht op het terrein van de ideologische motieven in de breedste zin, met obscure etnische en religieuze componenten. Die ideologische motieven leven in de hoofden van radicale protestanten en ‘neo-conservatieve’ joden die een eigenaardig bondgenootschap vormen en samen de dubbelstaat leiden. Best moge-lijk dat Ariel Natan Pasko gewoon maar openlijk schrijft wat velen in die middens denken: “Of course this war against Iraq and Saddam Hussein is for us (...) we already knew that this war is for us - i.e. the Jews and Israel. Chazal - our sages - throughout the ages have explained the Torah, telling us that everything that happens in the world is for the benefit of the Jewish People. Simply put another way, if all the world is a stage, then the Jews - and especially those in the Land of Israel - are the lead actors on the stage of history, and the goyim - the nations, i.e. the gentiles - have supporting roles, while the evildoers are props and background scenery. As our tradition states, G-D - the great playwright - created the world for the sake of the Jewish People, and it is our responsibility to implement the Torah - absolute morality and the blueprint of creation - in it” (‘Natuurlijk is deze oorlog tegen Irak en Saddam Hoessein een oorlog voor ons (...) we weten reeds dat deze oorlog plaatsvindt voor ons, voor de joden en voor Israël. Onze wijzen hebben in de loop der tijden de Tora uitgelegd en ons geleerd dat alles in de wereld geschiedt ten bate van het joodse volk. Anders gezegd, op de wereld als schouwtoneel bekeken zijn het de joden - en vooral de joden die in het land van Israël wonen,die de hoofdacteurs zijn van de ge-schiedenis. De goyims, de ‘naties’ of ongelovigen, hebben een ondersteunende rol, en de booswichten staan als nevenfiguren op de achtergrond. Volgens onze traditie schiep de Grote Toneelschrijver de wereld ten bate van het Joodse Volk, en het is onze plicht om in die wereld de Tora te verwerkelijken - met zijn absolute moraliteit en zijn blauwdruk der schepping’).

==> A.N.Pasko ‘This war is for us’ 26 03 03 www.israelnationalnews.com/print.php3?what=article&id=2125
==> Over fundamentalistische christenen en Israël:
http://www.christianitytoday.com/ct/8tb/8tb038.html


Dit soort opvattingen, waarbij de mensheid wordt opgedeeld in twee fundamenteel verschillende groepen (joden en goyim) is verrassend verspreid. Volgens orthodoxe joden zijn joden en niet-joden ten gronde verschillende wezens die ook aan andere wetten moeten gehoorzamen (joden moeten de voorschriften van de Tora en de Talmud volgen, niet-joden moeten de noa-chide-wetten volgen). Die ontologische opsplitsing van de mensheid in twee groepen is ondertussen de officiële leer van de katholieke kerk geworden (een feit waarvan de meeste katholieken zich niet bewust lijken te zijn), en werd blijkbaar ook geaccepteerd door het Amerikaanse Congres (die de noachide-wetten als grondslag voor de Natie hebben erkend).

==> het artikel dat ik een tijdje geleden hierover schreef.


Het zijn de stromingen op dit niveau, die we moeten inventariseren. Het zijn de overtuigingen van diegenen, die tot oorlog besluiten, die we moeten doorzien. Daar-bij is het meme-concept zeer essentieel. Memes zijn pseudo-ideeën, die geen echte samenhangende conceptueel-logische inhoud hebben, maar wel woordenstrengen omvatten waarrond een netwerk van emotionele connotaties is geweven. Memes hebben zoals alle teken-systemen een fysieke uitdrukking, en ze hebben een buitengewoon sterk ontwikkeld zielsmatig of emotioneel appèl, op basis waarvan ze zich tussen de mensen kunnen verspreiden. Maar de ideële of inhoudelijke kern van de meme is contradictorisch en dus hol. De zelfstandig denkende menselijke geest kan zich dus niet met een meme verbinden; maar voor geesten die het denken verafschuwen en de macht beminnen is de meme het aangewezen vehikel. Politiek is grotendeels een memetische strijd: diverse kampen pogen hun pseudo-ideeën of memes in de samenleving te verspreiden. Dat gebeurt door de emotionele connotaties te cultiveren, waarvan de te promoten meme is voorzien.


==> zie mijn artikel over memes


Drie memetische geestesstromingen

Memes kunnen kleinschalig of grootschalig zijn. Op wereldschaal treft men duidelijk een drietal ‘supermemes’ aan, waarmee de naar zelfstandige denkarbeid en naar democratie hunkerende mens voort-durend wordt geconfronteerd.

Tijdens de aanloop naar de oorlog is inderdaad duidelijker dan ooit gebleken, dat op de wereld momenteel drie types onzalige geestesstromingen zijn te onderscheiden, die met elkaar in aanvaring komen en alle drie, telkens op hun eigen manier, een anti-democratische stempel dragen. We overlopen.

Jihad


Langs de ene kant worden we geconfronteerd met stromingen als de islam. Gebieden waar dit type stroming overheerst, worden gekenmerkt door de aanwezigheid van één of andere vorm van gewelddadig opgelegde leer of ideologie. Vrijheid van spreken en handelen is sterk beperkt en democratie wordt principieel verworpen. Het economisch leven dient zich in meerdere of mindere mate te schikken naar de bepalingen van de leer, wat doorgaans tot chronische inefficiëntie leidt. Benjamin Barber creëerde ter aanduiding van dit type geestesstroming de term ‘Jihad’.

==> http://www.theatlantic.com/politics/foreign/barjiha.htm
Benjamin Barber ‘Jihad vs. McWorld’ Ballantine Books New York1995

Ter karakterisering van de supermeme ‘Jihad’ komen we even terug op de gevolgen van een interview, dat Ayaan Hirsi Ali op 25 01 03 weggaf in ‘Trouw’.

==> www.trouw.nl/religieenfilosofie/hirsiali/artikelen/1043647568477.html

In dit interview gaat het atheïstische VVD-kamerlid Ayaan Hirsi Ali te keer tegen de islam, waarover zij ondermeer zegt: “Op het beledigen van zijn profeet, Mohammed, staat de doodstraf. Dat heeft de profeet zelf van God vernomen, zoals hij wel vaker boodschappen doorkreeg die hem goed van pas kwamen. Lees het maar na in de Koran: hij stal Zayneb, de vrouw van zijn leerling door te zeggen dat het de wil van Allah was. En erger nog: hij werd verliefd op Aisha, de negenjarige dochter van zijn beste vriend. Haar vader zei: ‘Wacht alsjeblieft tot ze de puberteit heeft bereikt’, maar Mohammed wilde zo lang niet wachten. Dus wat gebeurt er? Hij krijgt van Allah de boodschap door dat Aisha zich moet klaarmaken voor Mo-hammed. Dat is kennelijk de leer van Mohammed: het is geoorloofd om het kind van je beste vriend af te pakken. Mohammed is, gemeten naar onze wes-terse maatstaven, een perverse man. Een tiran. Als je niet doet wat hij zegt, loopt het verkeerd met je af. Dat doet mij denken aan al die megalomane macht-hebbers uit het Midden-Oosten: Bin La-den, Khomeini, Saddam. Vind je het vreemd dat Saddam Hoessein er is? Mohammed is zijn voorbeeld. Mohammed is een voorbeeld voor alle moslimmannen”. De reactie van Jihad liet niet op zich wachten. Op twee dagen tijd waren bij ‘discriminatiemeldpunten’ al 157 klachten tegen VVD-kamerlid Ayaan Hirsi Ali binnengelopen. Gokan Genc, woordvoerder van het ‘Turks Forum’ verklaarde aan de pers: “Zij heeft geen recht om moslims in een kwaad daglicht te stellen. Een normale burger doet dat niet. Zij kwetst mij (...) Het lijkt wel of de inquisitie herleeft!”. De krant Trouw, waarin het interview verscheen, wordt ook gehekeld: “Dit is niet meer uit te leggen als vrije nieuwsgaring (...) Dit is je reinste aanzetting tot haat” (Trouw 28 01 03). Het Turks Forum vindt dat de uitspraken van Ayaan Hirsi Ali “..tegen de men-senrechten indruisen” en vraagt zich af of de VVD “..fysieke reacties wil uitlokken”.

==> www.trouw.nl/religieenfilosofie/hirsiali/artieklen/1043733703096.html



Vier ambassadeurs leverden namens de 56 lidstaten tellende ‘Organisatie van de Islamitische Conferentie’ (OIC) een protestbrief binnen bij de VVD-fractie en bij de voorzitter van de kamercommissie buiten-land. Ook VVD-leider Zalm werd door de vier ambassadeurs aangesproken. Zij eisten een berisping van Hirsi Ali omwille van haar hierboven geciteerde uitspraak over Mohammed. Het valt alweer op hoe laf de politieke klasse is, wanneer het aankomt op de verdediging van de vrije menings-uiting. CDA’er Henk de Haan zei over Hirsi Ali: “Haar uitspraken hebben geleid tot een nieuwe confrontatie tussen het Westen en de moslimwereld, dat kun je niet ontkennen (...) Ik heb wel twijfel over de bewoordingen waarin Hirsi Ali de kritiek op haar geloof verpakte” (Trouw, 28 02 03). De SP’er Ali Lazrak, een moslimkamerlid, “wil zich niet in de discussie mengen”, maar laat begrijpen dat hij niet gelukkig is met de uitspraken van Hirsi Ali: “Maar mijn mening wil ik van Kamerlid tot Kamerlid overbengen” (Trouw 01 03 03). Van de broodnodige, radikale en eensgezinde verdediging van het vrije spreekrecht, die bij zo’n aanval door totalitairen is aangewezen, was geen spoor. Het doet allemaal denken aan de laffe commentaren, een vijftiental jaar geleden, toen de fatwa tegen Rushdie werd uitgesproken. Van particraten kan je allicht niet beter verwachten.

De islam is ongetwijfeld de belangrijkste verschijningsvorm van Jihad. En zoals alle openbaringsreligies is die islam een supermeme. De stellingen van de islam zijn immers niet voor de rationeel denkende mens te doorzien; ze worden a priori geproclameerd en moeten op straffe van terechtstelling worden gehuldigd.

McWorld


Tegenover de supermeme Jihad staat de stroming, die momenteel vanuit machtsoogpunt het wereldtoneel lijkt te beheersen, en die haar basis heeft in de Amerikaans-Israëlische dubbelstaat. In deze stroming wordt het maatschappelijk leven ten gronde gedomineerd door economische en militaire instellingen. Het economisch leven kan zich in hoge mate volgens de eigen dynamiek ontplooien, verloopt dan ook een stuk efficiënter en biedt meteen ook een draagvlak voor de ontvouwing van een sterke militaire macht. De vrije meningsuiting blijft in dit gebied tamelijk goed overeind. Maar het geestesleven blijft zonder impact op het maatschappelijk leven. Het onderwijs is in handen van de staat, en de media zijn in handen van de economisch machtigen. Er is geen reëel democratisch kanaal langswaar de ideeën, die in het geestesleven tot ontwikkeling komen, zich een weg kunnen banen naar het globale rechtsleven. Het politieke leven wordt in de USA, op federaal niveau, herleid tot een karikaturale vorm van particratie. Aansluitend bij Benjamin Barber duiden we deze stroming aan met de term ‘McWorld’.


Aan de oppervlakte wordt de ideologie van McWorld gekenmerkt door een materialistisch-wetenschappelijke kijk op de werkelijkheid. Meer in de diepte schuilt in deze ideologie de overtuiging, dat de Amerikaans-Israëlische dubbelstaat in het wereldgeheel een superieure status bekleedt, en over een intrinsiek recht beschikt om overal ter wereld militair tussen te komen. Deze basisstellingen van Mac-World zijn niet rationeel te verantwoorden. Er is geen enkele rationele grond om te geloven, dat de Amerikaans-Israëlische dubbelstaat geroepen is tot wereldheerschappij, en gerechtigd is om op te treden als wereldpolitieman. De zelfstandig denkende mens dient deze supermeme, net als de Jihad-meme, van zich af te schudden.

De Piramide


In de mate dat je stromingen als McWorld en Jihad geografisch kunt lokaliseren (in werkelijkheid zitten al die memes min of meer in ieders hoofd), ligt Europa tussen de twee in. En met name in het oude continent verwerft een derde geestesstroming, die de negatieve kanten van beide andere stromingen in zich lijkt te verenigen, meer en meer invloed. In het politiek-correcte ‘oude’ Europa domineert een stroming, die streeft - niet naar een dictatuur van de Juiste Leer zoals in het Oosten, en niet naar een dictatuur van de economie zoals in het Westen - maar naar een dictatuur van het ondemocratische en anonieme rechtsleven. Deze tendens - die met name in België buitengewoon sterk ontwikkeld is - streeft naar het ontstaan van een ‘inter-nationale rechtsorde’ die zonder enige reële democratische legitimatie - macht kan uitoefenen over de naties, de volkeren en de individuen. Instellingen zoals de VN, het Internationaal Gerechtshof en dergelijke zijn voor deze geestesstroming belangrijke instrumenten van een uit te bouwen juridische wereldorde.

De Belgische ‘genocidewet’ is bijvoorbeeld een typisch product van deze stroming. Het belangwekkende aan deze wet is, dat zij het soevereiniteitsprincipe door-breekt, en vervolging mogelijk maakt van mensen op basis van een wet die buiten de medezeggingsschap van de vervolgden tot stand kwam. Hiermee wordt het basisconcept van de rechtsstaat verlaten. Dit basisconcept behelst, dat diegene die onderworpen is aan een wet, in principe ook langs democratische weg mee kan vormgeven aan die wet. Wetten ontlenen in een democratie hun gezag precies aan het feit, dat ze in principe gemaakt worden door de burgers waarop ze van toepassing zijn. De verwijzingen van de voorstanders van dit soort wetten naar ‘mensenrechten’ en dergelijke klinken volstrekt hol, wat al direct blijkt uit het feit dat de genocidewet de facto niet van ‘toepassing’ is op de machtigen der aarde, zoals Sharon of Bush. Ten gronde streeft deze derde geestesstroming naar een wereldomspannend ‘rechtssysteem’ waaraan geen enkele mens zich nog kan onttrekken. Niemand zal nog asiel kunnen vinden ten opzichte van dit universeel rechtssysteem, en burgers zullen op de aard en inhoud van die wetten geen enkele reële democratische invloed kunnen uitoefenen. Aansluitend wordt ook gestreefd naar een planetair belastingssysteem (zie bv.: Olivier Giscard d’Estaing ‘Plaidoyer pour des taxes mondiales’ Le Monde 28 03 03).

Voor eigen gebruik duidt ik deze derde stroming aan als de ‘Piramide’. Ik ontleen deze term aan Michel Schooyans die (in: ‘La Face cachée de l’ONU’ Paris: Le Sarment 2000; zie ook Witte Werf 1/2001) heeft gewezen op het grote belang dat in bepaalde politieke middens wordt gehecht aan de rechtsleer van Hans Kelsen, volgens dewelke... “L’ordre juridique n’est pas un système de normes juridiques placées toutes au même rang, mais un édifice à étages superposés, une pyramide ou hiérarchie formée (pour ainsi dire) d’un certain nombre d’étages ou couches de normes politiques” (p.143-144; ‘de juridische orde is geen systeem opgebouwd uit rechtsnormen van gelijke rang, maar een gelaagde structuur, een piramide of hiërarchie die als het ware uit een zeker aantal verdiepingen of lagen van rechtsnormen bestaat’). Volgens Kelsen zijn het niet de personen die het recht maken; het is het recht dat de personen maakt: “La théorie pure du droit (...) dissout le concept de personne, parce qu’elle montre qu’il répond simplement à la personification d’un complexe de normes juridiques” p.137(‘De zuivere rechtstheorie vernietigt het begrip ‘persoon’, omdat de theorie aantoont dat de persoon enkel een personificatie is van een complex van juridische normen’). Recht ontstaat in die visie niet vanuit morele impulsen van individuen, maar legt integendeel aan de personen het normenstelsel op dat zich volgens een eigen dynamiek ontwikkelt. Niet alleen de personen, maar ook de staten zijn onderworpen aan het zich autonoom ontvouwende mondiale rechtssysteem “..la fin ultime de l’évolution du droit, qui va vers la centralisation croissante, apparaît être l’unité organique d’une communauté universelle ou mondiale, fondée sur un ordre juridique, ou, en d’autres termes, la formation d’un état mondial (...) l’Etat apparaît comme déterminé dans son existence juridique par le droit international (...) ; il apparaît donc comme un ordre juridique délégué par l’ordre juridique international (...) Seul l’ordre juridique international est souverain; aucun ordre étatique ne l’est” (p.152 -154; Schooyans citeert in de citaten hierboven telkens Kelsen:”..het recht centraliseert steeds meer, en het uiteindelijke doel schijnt daarbij te zijn de organische eenheid van een universele en mondiale gemeenschap, gebaseerd op een juridische orde, of met andere woorden, de mondiale staat (...) de staat lijkt in juridisch opzicht bepaald te worden door het internationale recht (...) ; hij lijkt een juridische entiteit te zijn ontstaan door delegatie vanuit het internationale recht (...) ; slechts de internationale juridische orde is werkelijk soeverein, staten zijn dat niet’ p.152,154)

McWorld verwerpt de ‘internationale rechtsorde’ van de Piramide en beoogt wereldsuprematie voor de Amerikaans-Israelische dubbelstaat. Heel symptomatisch is bijvoorbeeld het artikel van Richard Perle in The Guardian (‘Thank God for the death of the UN’ , 21 03 03). De gespannen relatie tussen de VS en het ‘oude’ Europa blijkt in wezen een spanning te zijn tussen de Piramide en Mc-World (waarbij men moet bedenken dat de Piramide sterker ingeplant lijkt in de top van de Democratische Partij, terwijl de McWorld-supermeme domineert bij de Republikeinen). Schooyans karakteriseert eigenlijk het verschil tussen McWorld en de Piramide als hij schrijft: “Les totalitarismes ‘classiques’ du XXe siècle avaient des dictateurs parfaitement visibles, et leurs régimes se donnaient des institutions qu’il était loisuble de décrire. Le nouveau totalitarisme qui est en train de se mettre en place au nom de l’ordre juridique international est un totalitarisme collectif, anonyme, sans visage” (p.161) (‘De ‘klassieke’ vormen van totalitarisme uit de 20ste eeuw hadden duidelijk zichtbare dictators, en de regimes richtten duidelijk herkenbare instellingen op. Het nieuwe totalitarisme dat zich momenteel installeert in naam van de internationale rechtsorde is een collectief, ano-niem en zonder gelaat’).

De Piramide is zeer efficiënt in ideologisch opzicht. Jihad is de armzaligste leugenaar, MacWorld doet het een stuk beter, maar de Piramide is de ultieme meester in misleiding, bedrog en de opwekking van valse ‘morele’ gevoelens. Veel beter dan McWorld slaagt de Piramide erin, om haar doelstellingen te verbergen achter een soort collectieve, op leugens gebaseerde pseudo-moraal. Die leugens kunnen rood of groen zijn. Een interessant voorbeeld is het Kyoto-akkoord, dat door McWorld wordt afgewezen. Het Kyoto-akkoord is gebaseerd op de bewering, dat de aarde opwarmt ten gevolge van menselijke activiteit (productie van het broeikasgas CO2 door verbranding van fossiele brandstoffen). Ik sta al jarenlang uiterst skeptisch tegenover die stelling. De reden voor mijn achterdocht vond ik onlangs nog eens kort en klaar geformuleerd in een opiniestuk van Luc Debontridder, verantwoordelijke klimatologische informatie aan het KMI (De Standaard 08 01 03, p.8). Over de bewering dat de opwarming van de laatste vijftig jaar wellicht het gevolg is van toename van concentraties aan broeikasgassen schrijft Debontridder: “Die stelling valt helemaal niet te verzoenen met de onzekerheden die inherent zijn aan de huidige klimaatmodellen. Die onzekerheden hebben te maken met de enorme complexiteit van het systeem aarde-atmosfeer, waarin diverse soorten terugkoppelingen plaatsgrijpen: de wisselwerking tussen wolkenlagen en straling, bijvoorbeeld. Geen enkel bestaand klimaat-model is bij machte om alle aspecten van deze terugkoppeling op een bevredigende manier te beschrijven”. Niemand be-twist dat er de laatste decennia een opwarming plaatsvond. De oorzaken hiervan zijn echter niet gekend. Tijdens de Middeleeuwen (tussen de 9de en de 14de eeuw) was het trouwens warmer dan nu; de oor-zaak hiervan blijft onbekend, maar heeft in elk geval niets met verbranding van steenkool of aardolie te maken. Amper twintigduizend jaar geleden (een flits op de geologische tijdschaal) liep de ijstijd ten einde. Niemand weet echt waarom die ijstijd optrad, noch waarom hij ophield. De simpele waarheid is, dat wij niet weten waarom het klimaat op wereldschaal schommelt. Wat we wél zeker weten is, dat enorme schommelingen zijn opgetreden in tijden waarin de mens niet op grote schaal fossiele brandstoffen verbruikte. De zogenaamde strijd tegen de uitstoot van broeikasgassen is echter een ideaal thema om de installatie van wereldwijde bureaucratieën en controle-organen te verantwoorden, wat precies past in de Piramide-ideologie.

De Piramide streeft naar de onderwerping van de soevereine staten aan een wereldomspannend anoniem (on)rechtssysteem, met een liberale economie en een strikte beperking van het vrije spreekrecht. Om de soevereine staten onderuit te halen is migratie en ‘multiculturaliteit’ een belangrijk instrument. “Migratie is een instrument in hoofde van sommigen om onze Europese maatschappij onderuit te halen en door een ultra-liberaal model te vervangen. Daar bedank ik voor. Ik vind dat we eerst moeten zorgen voor onze eigen gemeenschap, waar nog genoeg werkloosheid bestaat” zegt commissaris-generaal Pascal Smet nogal cryptisch in Knack (09 04 03, p.30; zie verder mijn artikel in de Witte Werf, 2001-1, over het boek van Schooyans).

De protagonisten van de Piramide nemen van Jihad het principe over van vrijheidsberoving op geestelijk gebied. In feite heeft de Piramide de bolsjevistische instelling ten opzichte van het geestesleven overgenomen. De val van de Muur is eigenlijk tweerichtingsverkeer geweest: het wilde kapitalisme wordt vanuit het Westen in Oost-Europa ingevoerd, terwijl het dictatoriale geestesleven vanuit het Oosten in West-Europa wordt binnengesmokkeld. Dat is ook de grond waarom politieke taboes en andere cordon sanitaires enkel uiterst rechts, en nooit uiterst links betreffen: links verliet zijn kritiek ten gronde op het kapitalisme, en mag zich in ruil uitleven in de installatie van een steeds nijpender wordend geestelijk dwangregime. De laatste decennia maken we met name in Europa een dramatische expansie mee van allerhande censuur- en muilkorfwetten, en parallel daarmee de oprichting van staatsorganen voor de geestelijke controle van de bevolking. Van McWorld neemt de Piramide het gedeeltelijk primaat over van de economie op het rechtsleven: geld, grond en arbeid worden meer dan ooit gedegradeerd tot koopwaar (de valse ‘liberalisering’ van de economie).

Ook de Piramide is een supermeme. Er is immers geen rationele grond om de autoriteit te accepteren van een wereldomvattend en uniform rechtssysteem dat geen enkele democratische legitimiteit heeft. Waarom bijvoorbeeld zou een instelling als de VN, met een willekeurig samengestelde Veiligheidsraad waarin ondermeer een regelrechte dictatuur als China zitting heeft, meer moreel krediet moeten krijgen dan bijvoorbeeld de Amerikaans-Israëlische dubbelstaat waarop McWorld steunt?

Democratie is de ware vredesduif

Zijn mensen oorlogszuchtig? Deze tweede golfoorlog biedt terzake interessante waarnemingen. In Groot-Brittannië was, tot op het ogenblik dat de vijandelijkheden uitbraken, een duidelijke meerderheid van de Britten tegen de oorlog gekant. Dit veranderde op het moment dat de vijandelijkheden daadwerkelijk van start gingen. Blijkbaar stappen een aanzienlijk aantal mensen op dat ogenblik over op een andere modus: een soort instinctieve groeps-identificatie vervangt het gewone oordeels-vermogen. Wanneer de oorlog uitbreekt overweldigen mechanismen van groepssolidariteit en demonisering van de vijand bij velen het autonoom gevormde oordeel.

In de ‘Daily Mirror’ verschenen op 31 januari de resultaten van een voor de krant gehouden peiling over de oorlog tegen Irak. Hieruit bleek dat 84% van de Britten zich verzet tegen een Amerikaans-Britse aanval op Irak (tegen 9% voorstanders). Terwijl 43% van de ondervraagden een oorlog onder alle omstandigheden verwerpt, vindt nog eens 41% dat een UN-mandaat in elk geval vereist is om tot oorlog te komen (deze laatste vaststelling wijst op de enorme impact, die de Piramide-ideologie bij het publiek reeds heeft verworven).

Nog interessanter luidde het antwoord op een vraag, die bij zulke peilingen doorgaans niet wordt gesteld: 62% van de Britten wil dat een oorlog tegen Irak eerst via een referendum moet worden goed-gekeurd. De ‘Daily Mirror’ voegt daaraan toe: “Such a vote would produce a certain No” (‘Zo’n stemming zou zeker op een Neen uitdraaien’).

Uit de peiling bleek nog dat 63% van de ondervraagden geen vertrouwen hadden in Blair.

Deze massale anti-oorlogsstemming veranderde echter dramatisch zodra de vijandelijkheden daadwerkelijk begonnen. De enige verklaring voor zo’n ommezwaai lijkt mij te zijn, dat nationale en raciale groepsinstincten het oordeelsvermogen gaan overweldigen, vanaf het ogenblik dat er daadwerkelijk geschoten en gedood wordt.

In de USA kon men een vergelijkbaar fenomeen waarnemen. Voor de start van de invasie is er bij de Amerikanen nooit een meerderheid geweest voor een éénzijdige interventie (buiten VN-verband) in Irak. Dit veranderde toen de vijandelijkheden daadwerkelijk van start gingen. Bij het begin van de tweede golfoorlog steunde 72% van de Amerikanen de interventie (bij de eerste golfoorlog was dit 81%). Het is bijzonder merkwaardig dat deze steun zeer ongelijk is verdeeld. Aanhangers van republikeinen en democraten steunen de huidige oorlog voor respectievelijk 93% en 66%, en andere Amerikanen voor 53%. Blanken steunen de oorlog voor 78%, zwarten voor slechts 29%. Cijfers die eigenlijk maar begrijpelijk zijn, indien men aanneemt dat groepsidentificatiemechanismen een grote rol spelen.

==> www.gallup.com/poll/releases/pr030404.asp?Version=p


Naarmate mensen zelfstandiger en indivi-dueler reageren, zijn ze minder tot oorlog geneigd. De oorlogszucht neemt toe naarmate mensen in de greep geraken van supermemes, die als een soort erzatz voor hun zelfstandige denkactiviteit optreden. Het komt erop aan om het maatschappelijk substraat te ontwikkelen, waarin dit zelfstandige denken zich optimaal kan ontplooien, en optimale maatschappelijke vrucht kan dragen. Dat substraat is de democratie.

Wat we nu op wereldschaal meemaken, lijkt een soort clash te zijn tussen Jihad en McWorld. De Piramide, de supermeme die in het ‘oude Europa’ haar zwaartepunt heeft, speelt als het ware MacWorld en Ji-had tegen elkaar uit. Die strijd tussen de supermemes in de hoofden van de mensen, verlamt het rustige, zelfstandige denken en drijft tot oorlog.

Democratie is juist de instelling, die de individuele mens aanmoedigt om - zeker in tijden van maatschappelijke crisis - autonoom te blijven denken. Democratie biedt immers een bedding, waarlangs de individuele denkactiviteit kan bijdragen tot de verwerkelijking van een maatschappelijke oplossing. Democratie is het kanaal, langswaar het individuele denken van de ene mens in voeling komt met het denken van de andere, waarbij wederzijdse correctie en inspiratie optreedt, waarheid aan het licht gebracht wordt en inzicht tot stand komt, dat daarna ook via de democratische besluitvorming, in daadwerkelijke maatregelen uitmondt.

Democratie ambieert, in tegenstelling tot dictatuur of particratie, niet om àlles te regelen. Democratie laat het denken en spreken van de individuen volstrekt vrij, omdat de democratie beseft, dat haar bron juist gelegen is in de wereld van de vrije individuele geest, en dat haar vruchtbaarheid helemaal afhangt van een geestesleven dat juist niet ‘democratisch’ is geregeld. Daarin verschilt het democratisch streven van Jihad. Democratie brengt onder haar bevoegdheid, niet het economisch leven, maar wel de stukken rechtsleven die nu ten onrechte als koopwaar worden beschouwd. Recht op arbeid, recht op het bezit van de productie-middelen waarmee men arbeidt, recht op bezit van de grond waarop men woont en werkt, zullen in een democratische samenleving natuurlijkerwijs van de markt worden gehaald en binnengeloodsd worden in het gebied waar ze thuishoren, namelijk in het rechtsleven. Excessieve inkomens- en loonverschillen of ontsporende grondprijzen (twee verschijnselen die de laatste jaren versterkt opduiken) worden door de grote meerderheid van de mensen niet gewild. Op dit punt staat de democratische dynamiek haaks op het streven van McWorld.

En in beide, hierboven vermelde opzichten verschilt het democratisch streven van zijn radicale, diametrale tegenbeeld: van de politieke correctheid, van de moraliseren-de leugen, van de supermeme Piramide.

In dit tijdsgewricht kunnen democraten maar één taak hebben: hun geestelijke autonomie ten opzichte van deze drie nefaste en irrationele supermemes zorgvuldig bewaren, en de koers gericht houden op het primaire ideaal dat nu door de mensheid moet gerealiseerd worden: de totstandkoming van een reële, daadwerkelijke democratie. Want alle wezenlijke hervormingen, die op alle mogelijke levensdomeinen nodig zijn, kunnen in een eeuw als deze enkel nog langs democratische weg worden verwerkelijkt.

Het is moeilijk om zich voor te stellen hoe de zaken zouden gelopen zijn, indien in Noord-Amerika en Europa reële democra-tieën in functie zouden zijn. Het is weinig waarschijnlijk dat Sadam Hoessein dan überhaupt nog aan de macht zou zijn geweest in Irak. Want we vergeten te gemakkelijk dat Hoessein in de jaren tachtig belangrijke militaire steun kreeg uit het Westen, met name bij het bloedige conflict met Iran. En van reële, vitale democratieën zou voor de bevolking in Arabische landen ook een aantrekkingskracht uitgaan, die veel sterker zou zijn dan het fletse voorbeeld, dat door de nu geïn-stalleerde particratieën wordt geboden. En tenslotte is het ook zeer twijfelachtig (ge-zien de aanvankelijke weerzin tegen de oorlog) dat de invasie na een open democratisch debat gevolgd door directe volks-stemming, op een meerderheid had kun-nen rekenen in de USA en Groot-Brittannië. In reële democratieën zou ook veel sterker het ideaal leven van nationale soevereiniteit - de conditio sine qua non voor het bestaan van iedere democratie. De terughoudendheid om in te grijpen in een ander land zou veel groter zijn (zoals het Zwitserse voorbeeld trouwens illustreert).

Democratie zou, zelfs indien ze slechts zou bloeien in enkele landen, door haar voor-beeld de hele wereld maken tot een weinig leefbare plek voor dictators en despoten. En alleen al omdat het kanonnenvlees minder belang heeft bij oorlog dan de heersers, is democratie de best denkbare verdediging tegen oorlogsdreigingen. Kortom: democratie is het idee, zonder hetwelk we de oorlogsparadox niet kunnen oplos-sen.



DRÔLE DE GUERRE


MIJN DRIE FAVORIETE VRAGEN


Men zou het bijna vergeten, maar deze oorlog begon eigenlijk met de aanslagen van 11 09 01. En men zou bijna vergeten, dat nog heel wat aspecten van deze aanslagen op opheldering wachten. De lijst van raadsels is lang en het is duidelijk, dat essentiële informatie omtrent de aanslagen verborgen wordt gehouden voor het publiek. Hier is mijn persoonlijke top drie.

1. Hoe kan de hoogst regelmatige instorting van WTC7 worden verklaard?

Naast de twee WTC-torens die door vliegtuigen werden getroffen, stortte ook nog een derde toren in: de 174 m hoge WTC-7. De instorting van dit gebouw kan niet door een impact worden verklaard, en ook niet door neerstortend puin van de twee hogere torens. In WTC-7 brak een brand uit onder omstandigheden, die nooit werden opgehelderd. Die brand zou de instorting hebben veroorzaakt.

Het eigenaardige is echter, dat het ge-bouw op een hoogst regelmatige wijze inzakte, zoals normaliter enkel pleegt te gebeuren wanneer een constructie welbewust, met vaardig geplaatste springladingen, wordt neergehaald. Diverse filmbeelden over het einde van WTC-7 zijn op het internet beschikbaar (zie hieronder voor enkele internet-adressen). De kans, dat een willekeurig uitbrekende brand in de onderste verdiepingen van het gebouw, het hele torengebouw over de hele gevelbreedte volstrekt gelijkmatig doet instorten, lijkt wel extreem klein. Er schijnen geen precedenten te zijn van vergelijkbare gebouwen, die onder invloed van een brand zo snel, en vooral zo bijzonder regelmatig en ordelijk tot instorting overgaan.

http://www.democraticunderground.com/duforum/DCForumID43/5502.html
http://www.whatreallyhappened.com/wtc7.html
http://www.whatreallyhappened.com/wtc7collapse.html

2. Hoe is het mogelijk dat telefoonge-sprekken plaatsvonden tussen de passa-giers in de gekaapte vliegtuigen en familieleden op de begane grond?

Vanuit vlucht 93 zouden niet minder dan 13 telefoongesprekken zijn gevoerd, waarvan een aantal vanaf een hoogte van ongeveer 30.000 voet. Deze gesprekken leveren essentiële elementen ter ondersteuning van het ‘officiële’ kapersverhaal. Een experiment met diverse soorten draadloze telefoons, laat echter zien dat verbindingen onmogelijk zijn wanneer het vliegtuig hoger vliegt dan ongeveer 8000 voet.

http://feralnews.com/issues/911/dewdney/project_achilles_report_2_030225.html

3. Welke regering zat achter de aanslagen van 11 09 01 ?

Senator Bob Graham was een van de Amerikaanse parlementairen die een hoofdrol speelden in de onderzoekscommissie die het falen van de opsporings-diensten bij de aanslagen van 11 september onderzocht. Het rapport van de commissie werd vrijgegeven op 11 12 02. Op die dag verklaarde senator Graham in een televisie-interview het volgende:



..I was surprised at the evidence that there were foreign governments involved in facilitating the activities of at least some of the terrorists in the United States” (‘Ik was verrast door de bewijzen voor de betrokkenheid van buitenlandse regeringen, die de activiteiten van mins-tens bepaalde terroristen in de USA hebben ondersteund’) (...) “To me that is an extremely significant issue and most of that information is classified, I think overly-classified. I believe the American people should know the extent of the challenge that we face in terms of foreign government involvment. That would motivate the government to take action” (‘Dat is voor mij een extreem belangrijk punt en de meeste informatie terzake wordt geheim gehouden, naar mijn mening in overdreven mate. Ik vind dat het Amerikaanse volk moet weten in welke mate een vreemde regering hierbij betrokken was. Dat zou ook onze regering tot actie bewegen’).

Vraag: “Are you suggesting that you are convinced that there was a state sponsor behind 9/11?” (‘Suggereert U dat een vreemde mogendheid de aanslagen van 9/11 heeft gesponsord?’)

Graham: “I think there is very compelling evidence that at least some of the terrorists were assisted not just in financing - although that was part of it - by a sovereign foreign government and that we have been derelict in our duty to track that down, make the further case, or find evidence that would indicate that that is not true and we can look for other reasons why the terrorists were able to function so effectively in the United States” (‘Ik denk dat er zeer krachtige bewijzen zijn voor de stelling dat minstens sommige terroristen werden gefinancierd en anderzins gesteund door een soevereine vreemde regering. Ik denk dat men heeft gefaald bij de plicht om dit verder te onderzoeken, uit te spitten, eventueel tegenbewijzen te vinden. We zouden verder de redenen kunnen nagaan waarom terroristen in staat waren zo effectief te opereren binnen de USA’)

Vraag: “Do you think that will ever become public, which countries you’re talking about?” (‘Denkt U dat ooit openbaar bekend zal geraken welke landen U bedoelt?’)

Graham: “It will become public at some point when it’s turned over to the archives, but that’s 20 or 30 years from now. And, we need to have this information now because it’s relevant to the threat that the people of the United States are facing today” (‘Het zal bekend worden binnen 20 of 30 jaar, wanneer de documenten naar de historische archieven zullen verhuizen. Maar de informatie moet nù bekend gemaakt worden, want ze is relevant voor de bedreiging waarmee onze bevolking nù geconfronteerd wordt’).

De vraag is natuurlijk: welke is de niet-Amerikaanse regering die, blijkens ‘very compelling evidence’, minstens bepaalde terroristen steunde? En waarom mag de wereld niet weten over welk land het gaat?

Antwoord van Democratos: "De wereld mag het weten, en de wereld (die toegang heeft tot het internet) weet het al, maar wie het zegt wordt natuurlijk onmiddellijk gebrandmerkt als antisemiet ... "

==> http://www.pbs.org/newshour/bb/congress/
july-dec02/intelligence_12-11.html



DIVERSE BERICHTEN

HERTELLING IN ZWITSERLAND


Op 24 november vond in Zwitserland een referendum op volksinitiatief plaats over het asielrecht. Het voorstel werd verworpen, maar het stemverschil bedroeg slechts 3.422 eenheden. Dit leidde tot betwisting. Vooreerst bleek dat in één derde van de kantons de stemmen elektronisch werden geteld, zonder dat de omschakeling officieel bekrachtigd was. De elektronisch getelde stemmen moesten daarom met de hand worden herteld, wat maanden in beslag kan nemen. Verder bleek dat het resultaat van één gemeente in het kanton Bern helemaal niet was meegeteld, terwijl de resultaten van een andere gemeente dubbel waren geteld. Ook de telmethodes waren soms merk-waardig: in Bern werden voor de telling van de stembiljetten weegschalen gebruikt, en in Argau telmachines die normaliter voor bankbiljetten worden gebruikt.

BELANGRIJKE TRAMVERBINDING IN ZURICH GOEDGEKEURD


Het belangrijkste kantonale referendum in Zürich betrof de aanleg van een 12,7 km lange snelle tramlijn (kostprijs: 650 mil-joen SwF) doorheen het Glattal. Dit gebied is de meest expansieve zone in Zwitserlands grootste stad. Er wonen 140.000 mensen en het aantal arbeidsplaatsen, momenteel 120.000, zal naar verwacht tijdens de komende 20 jaren verdubbelen. De aanleg van de sneltramlijn, die ondermeer de luchthaven met de belangrijkskte noordelijke stadsdelen verbindt, werd met een meerderheid van 66,6% goedgekeurd.

http://www.news.ch/detail.asp?ID=131287



P>

ONDERTUSSEN IN SOMALILAND


Atlassen, en zeker de staatkundige kaarten, geven niet altijd de werkelijkheid weer. Zelfs in Europa liggen een aantal de facto onafhankelijke gebieden (zoals Transnistrië, Gagauzië of Abchazië) die niet op de landkaart zijn weergegeven. En in Afrika is het helemaal erg. Sommige staten, netjes ingekleurd op de kaart, bestaan al lang niet meer: Congo of Somalië bijvoorbeeld. En er zijn staten, die redelijk functioneren maar niet zijn afgebeeld: Somaliland bijvoorbeeld.



Somaliland, niet Somalië. Somaliland stond tot 1960 bekend als Brits Somaliland. Het fusioneerde in dat jaar met het eveneens onafhankelijk geworden Italiaans Somaliland, wat echter gebeurde tegen de zin van de meerderheid van de bevolking. Toen in 1988 een alomvattende burgeroorlog uitbrak in Somalië, werd het huidige Somaliland grondig verwoest. Er vielen 20.000 doden. In januari 1991 viel de regering van dictator Barre. In Somaliland verkozen een groep traditionele leiders Mohammed Ibrahim Egal tot eerste minister in 1993. Vanaf dat moment functioneert Somaliland de facto als een onafhankelijk land. De rest van Somalië is nog steeds verdeeld, met Puntland (op de hoorn van Afrika) als naaste buur van Somaliland. In 2000 kwamen een aantal politieke fracties bijeen in Djibouti (hoofdstad van het buurlandje Djibouti), wat leidde tot de vorming van het ‘Transitional National Government’ (TNG) dat aanspraak maakt op gezag in heel voormalig Somalië. De TNG bezet de zetel van voormalig Somalië in de VN, in de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (OAE) en in de Arabische Liga.

Somaliland erkent de TNG niet. Op 31 mei 2001 vond een referendum plaats over de nieuwe grondwet van Somaliland, onder toezicht van het Initiative and Referendum Institute (IRI). Ongeveer twee derden van de bevolking nam deel aan het refe-rendum, en 97% van de kiezers stemde voor de nieuwe grondwet, die onafhanke-lijkheid voor Somaliland impliceert. Volgens het IRI verliep dit referendum eerlijk, en was de inzet duidelijk de onafhankelijkheid van het gebied.

Sindsdien is dus de merkwaardige situatie ontstaan, dat niet enkel de OAE en de Arabische Liga, maar ook de VN, actief steun verlenen aan de heersers-aanspraken van een instantie (het TNG), tegen de direct en eerlijk uitgesproken volkswil in. De bevolking van Somaliland wil onafhankelijkheid, en is er het laatste decennium in geslaagd (mede dank zij de steun van een actieve diaspora) om een verhoudingsgewijs vredevol, en zelfs enigszins welvarend staatje te creëren. De VN blijft echter actief overheersing door buitenstaanders voorstaan. Somaliland is een duidelijk voorbeeld van de verkiese-lijkheid van het federale principe, waarbij kleine entiteiten recht hebben op soeve-reiniteit en afsnoering ten opzichte van grotere entiteiten. Het landje is ook een duidelijk voorbeeld van het feit, dat de VN geen lokale autonomie wenst, maar zoveel mogelijk gecentraliseerde overheersing nastreeft.

==>
http://www.csis.org/africa/ANotes/ANotes0211.pdf
http://www.lewrockwell.com/orig3/kwiatkowski2.html

LIEGEN IN MALTA


Het EU-referendum in Malta (08 03 03) heeft een nipte overwinning opgeleverd voor de voorstanders van de toetreding. Niet minder dan 91% van de kiesgerechtigden nam aan het referendum deel, en daarvan stemden er 53% voor de toetreding. Op het verloop van het referendum is heel wat kritiek gekomen. De voorstanders van de toetreding hadden blijkbaar het officiële voorlichtingscentrum in hun greep (het ‘Maltese Information Centre’ = MIC). Dit MIC kreeg ondermeer 474.000 euro van de EU en verspreidde uitsluitend pro-EU materiaal. De EU-opponenten hadden geen enkele beschikking over openbare fondsen.


Thomas Rupp, uitgever van het Zeitschrift für Direkte Demokratie en actief in het ‘Network for Direct Democracy’, gaf de volgende commentaar op het gebeuren: “Ik volgde het debat in Malta vanaf begin januari en tijdens mijn opeenvolgende bezoeken in Malta kon ik vaststellen dat de MIC doorgaans eenzijdige informatie aan het volk verschaft. Ze doen niet het werk dat van een ‘neutrale’ instantie met informerende opdracht kan worden verwacht. Als regeringsinstantie beweert de MIC neutraal te zijn, maar de werkelijkheid is dat ze probeert om de kiezers ‘ja’ te laten stemmen door maar één zijde van de munt te tonen”. Volgens Rupp doet een analoog probleem zich voor in de meeste andere kandidaat-lidstaten waar referenda op stapel staan.

In de Belgische particratie worden de verkiezingen gekenmerkt door een eenzijdige bevoordeling door de media van de gevestigde machten. Enkel de gevestigde partijen kunnen hun campagne bekosti-gen met belastingsgeld, enkel zij krijgen toegang tot debatten op televisie en radio enz. Met dit soort referenda op staatsinitia-tief doet zich blijkbaar een analoog probleem voor. Omdat de uitslag in Malta vrij nipt was, kan men vermoeden dat in dit land de uitslag is beslist door de propa-gandaslag, die daar met EU-fondsen - met ons belastingsgeld dus - werd gevoerd. Terwijl wijzelf niet eens mogen stemmen over de vraag, of wij de kandidaat-lidstaten tot EU willen toelaten.

==> http://www.EUobserver.com/
index.phtml?aid=9587


HET GOEDE LEVEN


In De Morgen (02 04 03, p.6) verscheen een artikel over de gezondheidstoestand van onze parlementsleden, waarin we ondermeer vernemen dat de senaat ook een eigen restaurant heeft. VLD-senator Jean-Marie Dedecker zegt hierover: “Ik heb trouwens gemerkt dat mensen graag ontvangen worden in het restaurant van de Senaat. Je kunt er alles krijgen wat je wilt, tot kreeft toe. Ons restaurant heeft de beste wijnkelder van België, en dat tegen kostprijs. Het is heel moeilijk om daaraan te weerstaan”. De Morgen komt nadien nog eens op deze wijnkwestie terug: Dedecker overdrijft nogal de kwaliteit van het senaatsrestaurant, maar de wijnen zijn inderdaad goed en de prijzen waarvoor de parlementairen het edele vocht kunnen degusteren liggen inderdaad drie tot vier maal lager dan normaal (De Morgen, 05 04 03, p.5) Op dezelfde dag lezen we in De Standaard (p.5): “In navolging van Kamer en Senaat heeft het Vlaams Parlement in alle stilte ‘akte genomen’ van een gevoelige verhoging van het vakantiegeld voor alle leden van het Vlaams Parlement. Het vakantiegeld voor een parlementair bedraagt voortaan 5.300 euro, voor belastingen weliswaar”. De beslissing is genomen in de quaestuur van de Kamer, waarin de partijen Spirit, Agalev, SP.A en NV-A en Vlaams Blok geen zitting hebben. De verhoging, die voor de meeste parlementsleden zal resulteren in een netto vakantiegeld van pakweg 115.000 oude franken, werd dus beslist door VLD en CD&V. Het bedrag moet natuurlijk gezien worden in het licht van het gegeven, dat de parlementairen ruim drie maanden vakantie moeten verwerken. Volgens het krantenbericht heeft enkel Filip Dewinter (Vlaams Blok) achteraf protest aangete-kend. Is deze loonsverhoging te beschou-wen als een billijke beloning voor hard werk? “Parlementariërs die ongestraft jaren aan een stuk niks zitten te doen, anderen die op anderhalf jaar hoogstens zes weken aanwezig zijn op hun werk, het gebeurt allemaal uit het oog van de storm en dus ongestraft. Is zes weken komen opdagen en anderhalf jaar parle-mentaire wedde, zowat het dubbele van een Antwerpse schepen met een riante onkostenvergoeding (maandelijks 1.600 euro) die geen verantwoording behoeft, geen veel grotere vorm van verspillen van belastingsgeld dan een hardwerkende schepen die een smoking koopt om de koning te ontvangen?” (Rudy Collier in De Morgen, 07 04 03, p.2).

WARD BEYSEN PRO DEMOCRATIE


Ward Beysen, tot nader order nog altijd Europarlementslid, onthield zich bij de stemming over de uitbreiding van de EU. Beysen eiste ondermeer, dat de toetreding moet onderworpen worden aan een referendum in de huidige lidstaten.

==> http://www.politics.be/nieuws/2510

EERSTE ONLINE REFERENDUM
IN ZWITSERLAND


De ruim duizend bewoners van het Zwitserse dorpje Anières (kanton Genève) waren de eersten, die bij een lokaal bindend referendum ook internetsgewijs hun stem konden uitbrengen. De kiezers in Anières beschikken voortaan over drie mogelijkheden om hun stem uit te bren-gen: in het lokale basisschooltje, per brief, of over het internet.

De inzet van het referendum was de vraag, of lokaal belastingsgeld mag besteed worden aan de renovatie van een gerenomeerd plaatselijk restaurant. Het voorstel werd goedgekeurd met 451 tegen 284 stemmen. 63,77% van de dorpsbewoners brachten hun stem uit. 323 personen stemden via het internet. Bij de internet-stemmers overwogen eerder de oudere burgers.


==>
http://www.geneve.ch/chancellerie/E-government/e-voting.html
http://www.iht.com/articles/83105.html


VOLKSDICTATUUR

Wouter Vervecken vroeg per e-mail aan Kamervoorzitter Herman De Croo:

Art 33 van de Belgische Grondwet bepaalt: ‘Alle macht gaat uit van de Natie’. Wie of wat is de Natie? Moet in een echte democratie artikel 33 niet luiden: ‘Alle macht gaat uit van het volk/de burgers?’

Herman De Croo antwoordde hierop:

“In ons land gaan alle machten uit van het volk. Het was de grote verandering van de bron van machten, vroeger van goddelijke verantwoording via een soort van absolute monarchie tijdens het ancien regime naar een systeem gebaseerd op de volkssoevereiniteit.
Een tegenwicht tegen de volkssoevereiniteit kan maar gevonden worden door een aantal organen zoals de rechtbanken en hoven, het Arbitragehof, het Europees hof en de internationale verdragen ter beveiliging van een aantal fundamentele rechten anders zou de volkssoevereiniteit kunnen lijken, zij het maar tijdelijk, en veranderen in een volksdictatuur
”.

De verwoording is in deze informele e-mail wat gebrekkig; maar het is duidelijk dat volgens De Croo volksoevereiniteit problematisch is, en een tegengewicht behoeft, dat hij blijkbaar ziet in een internationaal rechtssysteem dat boven de volksoevereiniteit staat. De grote, dramatische verleiding waaraan de Europese politieke klasse blootstaat wordt hier zeer helder uitgedrukt. Het is de verleiding van de invoering van een a-democratisch, boven-nationaal ‘rechtssysteem’, dat de wetten van de planetaire elite oplegt aan de volkeren, om te beletten dat deze laatsten de ‘volksdictatuur’ zouden invoeren.


En tenslotte...


Je mag bijvoorbeeld ongestraft kwekken over de wenselijkheid van het verdrijven van kapitalisten en bourgeois, wat je over homo’s, joden of moslims maar beter kan laten

Bart Sturtewagen, De Standaard 26 02 03, p.18

*
Het anti-establishment denken (is) zich als een kanker
gaan nestelen in de breedste lagen van de bevolking


Louis Mariën, hoofdredacteur Visie
Gids op Maatschappelijk Gebied, feb. 03, p.2



#