‘MULTICULTURALISME’ EN DEMOCRATIE: KRONIEK VAN EEN MEMETISCH OFFENSIEF

(1) DE ‘MONOCULTURELE KERN’

Sinds de tweede wereldoorlog wordt onze samenleving bestookt met een salvo van politiekcorrecte memes, die hun oorsprong vinden aan de overzijde van de Atlantische Oceaan. Het is buitengewoon interessant om te zien hoe die memes, de een na de ander en in logische volgorde, op ons toekomen, telkens nadat ze een aantal jaren tevoren in de USA zijn gelanceerd. De laatste nieuwkomers lijken ‘diversiteit’ mitsgaders de bijkomende ‘verrijking’ te zijn, gevolgd door de ‘quota’, waarover verderop meer.

Een sleutelmeme in dit hele pakket is het nepbegrip ‘multiculturele samenleving’. Op het proces tegen het Vlaams Blok stelde de openbare aanklager, dat het Vlaams Blok racistisch is omdat het de ‘multiculturele samenleving’ afwijst. Het zal blijkbaar niet lang meer duren, of je bent in overtreding wanneer je verzet pleegt tegen de door de politieke klasse verspreide memes.

Wij hebben reeds meermaals betoogd dat het pseudoconcept ‘multiculturele samenleving’ even contradictorisch is als het begrip ‘vierkante cirkel’. Cultuur is ten gronde het geheel van waarden, normen en inzichten, volgens dewelke mensen samenleven. Een samenleving is dus per definitie monocultureel. Je kan bijvoorbeeld geen samenleving hebben waarin je tegelijk wél en niet vrij mag spreken, waarin tegelijk wél en niet rechtsgelijkheid geldt tussen man en vrouw, waarin je tegelijk wél en niet thuis een schaap mag slachten. De cultuur van een samenleving kristalliseert zich voortdurend uit in rechtsregels, en die moeten per definitie éénduidig zijn.
Op verlichte momenten zeggen onze voogden dit ook wel. Op 3 december verscheen in De Morgen (p.2) een editoriaal van Yves Desmet onder de titel ‘De monoculturele kern’, waarin hij schrijft:
“Zelfs de grootste voorstanders van de multiculturele samenleving moeten erkennen dat er een niet-onderhandelbare monoculturele kern aan deze samenleving is, met name haar rechtsorde. Zij dient de rechten en vrijheden, vervat in de grondwet, te vrijwaren, zij heeft het monopolie op rechtsbedeling en op bestraffing van hen die de wet niet naleven” . Yves Desmet begint het dus min of meer te begrijpen. Maar toch maakt hij nog een fundamentele logische fout, door de rechtsorde als zodanig als de ‘monoculturele kern’ voor te stellen. De rechtsorde, en met name de democratische instellingen, kunnen niet beschouwd worden als een geïsoleerde monoliet temidden van een relativistische ‘multiculturele’ zee. Democratie en rechtsorde zijn maar bestaanbaar, in de mate dat zij door de mensen worden gewild. Democratische instituten kan men per definitie niet opleggen, want democratie vooronderstelt volkssoevereiniteit. Een in onveranderbare verdragen en wetten opgelegde ‘democratie’ is er geen. Een democratisch rechtsysteem moet dus gedragen worden door democratische waarden, die niet wettelijk zijn opgelegd doch in voldoende mate onder de burgers leven. Wanneer democratie niet voldoende wordt gewild, verdwijnt ze gewoon: ze wordt vreedzaam weggestemd. De paradox wordt geïllustreerd door de nieuwe held Abou Jahjah, die expliciet stelt dat hij de wetten naleeft, en dat waarden en normen geen rol spelen ( "waarden moeten kunnen verschillen, ook al zijn we allemaal Belg. De enige harde norm is de wet." ; De Standaard, 12 10 02). Jahjah wil een ‘islamitisch’ systeem invoeren dat niets met democratie te maken heeft: “Wij willen een democratie gebaseerd op het islamitische sjoerabeginsel: de leider moet gekozen worden door de gemeenschap, zoals het in de tijd van de eerste kaliefen was” (De Standaard, 12 10 02). De ‘sjoera’ erkent de soevereiniteit van het volk niet. Vooreerst zijn er in een democratie geen onveranderlijke teksten: ook de grondwet is langs democratische weg veranderbaar. Volgens de sjoera zijn koran en soena van goddelijke herkomst, en onveranderbaar. Volgens de sjoera beslist de verkozen leider autonoom; hij consulteert wel, maar wat het volk of de geraadpleegden zeggen heeft geen bindende waarde (www.ijtihad.org/shura.htm ).

De sjoera lijkt het best op het Hitleriaanse systeem, dat eveneens is gebaseerd op een verkozen leider die daarna wel consulteert doch autonoom handelt. Ook Hitler verwierp een democratisch systeem waarin het volk over specifieke aangelegenheden kon beslissen :
”Tegenover dit systeem staat de waarachtige Germaanse democratie, waarin de leider vrij wordt verkozen en dan de verplichting op zich neemt om voor zijn doen en laten volledig verantwoording af te leggen. In dit systeem beslist de meerderheid niet over specifieke vragen. Hier beslist de enkeling, die dan met zijn leven en zijn vermogen voor zijn beslissing instaat” (Mein Kampf, eerste deel, hoofdstuk 3)

Geen wonder dus dat Jahjah zegt dat waarden en normen geen rol spelen. Misschien dat Yves Desmet in 2010 zal begrijpen dat de monoculturele kern logischerwijs ruimer is dan alleen maar de rechtsorde. Misschien.

SP-A voorzitter Janssens wil geen verkiezingsthema maken van wat de meeste mensen wél willen ... en krijgt ervan langs !

Een figuur die ik normaliter niet in mijn hart draag, maar die ik om zijn verwerping van de multiculturele onzin nu toch moet toejuichen, is logegoeroe Etienne Vermeersch, die in ‘Trouw’ van 27 november enkele politiekcorrecte heilige huisjes intrapt. Ik citeer uit dit artikel:
“Vermeersch noemt het begrip multiculturele samenleving een fictie. ’Binnen elke samenleving delen alle burgers het merendeel van de culturele fenomenen: consumptiegedrag, politieke en juridisch instellingen, productiemiddelen, et cetera. Slechts een zeer klein aantal elementen kan verschillen: taal (bij de eerste generatie immigranten), godsdienst en de hiermee verbonden gebruiken. Onze 'multiculturele' samenleving kun je dus beter een 'multigodsdienstige' samenleving noemen. Daarmee zeg je echter niets nieuws, want dat is Nederland al sinds de zestiende eeuw. De meeste mensen begrijpen dat intuïtief. Als autochtonen het over ‘multicultureel’ hebben, bedoelen ze misschien zonder zich daar echt van bewust te zijn een samenleving waarin ook de islam een plaats heeft. Op zich is daar in het kader van de multireligieuze samenleving niets tegen. Als het maar niet leidt tot een van de rest van de maatschappij afgescheiden 'islamitische cultuur' die indruist tegen de principes van de universele verklaring van de rechten van de mens. Zo mag ze niet de autonomie van de mens aantasten en moet iedere moslim, net als elke andere burger, het recht hebben in vrijheid te kiezen voor de een of andere levensbeschouwelijke stroming, en om desgewenst ook weervan overtuiging te veranderen.'”

Duidelijke taal, waaraan niets valt toe te voegen. Terzijde: Vermeersch spreekt zich ook krachtig uit tegen het biologisme dat door de aanhangers van de ‘multiculturele samenleving’ wordt gepredikt:
“Rootisme is familie van racisme. In het eerste geval dwing je mensen zich te conformeren aan de cultuur van hun biologische afstamming. In het tweede karakteriseer (en stigmatiseer) je iemand op grond van zijn biologisch afkomst. Dat laatste is uiteraard nog veel erger.”

(2) DE MOORD OP MOHAMMED ACHRAK

Eind november werd in Borgerhout de allochtoon Mohammed Achrak vermoord door een autochtoon. Hierop volgden zware rellen door allochtone jongeren. Op 27 november berichtte De Standaard op de voorpagina: “De dader stond in de buurt bekend als een racist en leefde al maanden in onmin met het slachtoffer”. De broer van het slachtoffer, Satif Achrak, bevestigde tegenover de pers dat het om een racistische moord ging. In De Morgen wordt als argument opgegeven, dat de moordenaar nooit goedendag, goedemiddag og goedenavond zei (De Morgen 28 nov. 02, p.1). Elders stelt deze krant: “Bij de politiediensten stond de 66jarige doder niet bekend als racist” (DM 28 nov. 02, p.1). In De Morgen van 29 nov. (p.4). zegt burgemeesteres Leona Detiège:
“Hij noemde L. racistisch omdat hij nooit goeiedag zei. Terwijl ondertussen is komen vast te staan dat de man niemand groette. Daarmee wil ik de zaak echter niet minimaliseren. De berichten over racistisch gedrag moeten tot op het bot worden uitgezocht en de procureur des konings zal daar ook voor zorgen”.

In De Morgen van 28 nov. (p.1) verklaren Mohammed Chakkar (Federatie van Marokkaanse Verenigingen) en Ade- slam El Ajjouri (Platform Allochtone Jeugdwerkingen)dat de moord racistisch is “..totdat het tegendeel bewezen is”. Volgens beide organisaties is de moord het resultaat van “...de stemmingmakerij tegen migranten die onze stad al jaren teistert (...) De politieke klasse oogst nu wat ze al jaren zaait”. Het persbericht van de AEL (Arabisch-Europese Liga) stelt op die dag:

“Tuesday night a racist Vlaams Blok sympathizer murdered a 27 years old Moroccan man. The murder was a racist attack, and the murderer had already threatened to kill Morrocans and muslims on many occasion. The Victim Mohamad Achrak is a wel known and respected young man in the neighborhood of Borgerhout. He is an Islam teacher and was an example for the community. His Brother Satif Achrak is a very close friend of AEL president Dyab Abou Jahjah. The victim has been twice to the policestation over the last couple of months to complain about the threats that were expressed by the murderer. The police did not take the issue seriously. Yesterday they realized that the danger was real, but it was too late” (Dinsdagnacht heeft een racistische sympathisant van het Vlaams Blok een 27jarige Marokkaanse man vermoord. De moord was een racistische aanval, en de moordenaar heeft reeds vele malen gedreigd om Marokkanen en moslims te vermoorden. Het slachtoffer Mohamad Achrak is een welbekende en gerespecteerde jongeman in de Borgerhoutse buurt. Hij is islamleraar en een voorbeeld voor de gemeenschap. Zijn broer Satif Achrak is een zeer goede vriend van AEL- voorzitter Dyab Abou Jahjah. Het slachtoffer had zich tijdens de laatste maanden tweemaal op het politiebureau gaan beklagen over de dreigementen van de moordenaar. De politie nam de kwestie niet ernstig. Gisteren beseften ze dat het gevaar reëel was, maar dan was het te laat’). Volgens Ahmed Azzuz, de Antwerpse voorman van de AEL, misbruikt het Antwerps stadsbestuur de moord:
“Zij weten dat het een racistische daad was er waren klachten wegens racisme ingediend tegen de moordenaar en toch spreken ze van een ‘psychiatrisch geval’. Wanneer geven ze toe dat er racisme is?” (De Standaard, 28 nov., p.3). http://www.arabeuropean.org/News/stat281102.html

Op de lijkdienst verklaarde de ambassadeur van Marokko dat het om een racistische moord ging. De imam van Borgerhout riep op, om de brand van het racisme te blussen. De voorzitter van de moslimexecutieve van België eiste nultolerantie tegen racisme en islamhaters (Het Laatste Nieuws, 30 nov., p.3). Onder de toehorende politici ondermeer Leona Detiège, de Vlaamse ministers Mieke Vogels (met hoofddoek) en Paul van Grembergen, en SP.A voorzitter Patrick Janssens. En natuurlijk Kris Merckx (PvdA).

Het besluit luidt dat langs moslimkant iedereen beweerde dat de moord racistisch was: van de familie tot de AEL, van de imam van Borgerhout tot de ambassadeur van Marokko. Een bijkomende vaststelling is, dat volgens een aantal moslimwoordvoerders de bewijslast moet worden omgedraaid, en dat het indienen van een klacht tegen iemand reeds gelden moet als bewijs voor diens schuld.

In werkelijkheid heeft de moord niets met racisme te maken. De dader is een geesteszieke. Op 30 nov. publiceerde de Gazet van Antwerpen een artikel over de paranoïde brieven, die Constant Van Linden naar de redactie van die krant zond. Eén brief dateert van daags voor de moord. daarin luidt het: “Die marokane met baard van naast mijn apartement en boven en belgen ier kort bij en andere moordenaars lopen nog alen vrij ront”. Van Linden lijkt dus iedereen te viseren. Hij denkt dat hij wordt gefolterd vanop afstand, via implantaten in zijn hoofd: “Ik heb niet gevraagt dag en nagt iedere sekonde gefolterd te worden in mijn hoofd en lichaam door inplantingen pikuren of wat ook door geregtelijke gruwelmoordenaars” . De krant besluit: “Dat hij moordde met racistische motieven in het achterhoofd, wordt almaar onwaarschijnlijker”. Kris Luyckx, door de Orde van Advocaten aangesteld om Van Linden te verdedigen, zegt: “Hij is volledig ontoerekeningsvatbaar (...) Mijn cliënt heeft dringend ‘deskundige verzorging’ nodig”. De Morgen berichtte dezelfde dag (p.3) over de verklaringen, die de dader aflegde na zijn arrestatie. Hij beweerde “..dat hij in 1967 opgesloten zat in de gevangenis in de Antwerpse Begijnenstraat. Daar werd de man naar eigen zeggen geopereerd, waarbij hij dingen in zijn hoofd kreeg ingeplant via dewelke hij op afstand kon worden geterroriseerd en gefolterd. Volgens de man kreeg hij zo allerlei beelden in zijn hoofd geprojecteerd van ‘viespeukerij’ van anderen met zijn toenmalige vriendin en latere echtgenote. Een van de geestelijke folteraars was volgens V. “dien baard”, zijn plat Antwerpse benaming voor zijn slachtoffer Mohamed Achrak. Door de folteringen lukte ‘het’ hem naar eigen zeggen niet telkens als hij naar de hoeren ging. Om een einde te maken aan de geestelijke kwellingen, besloot de man volgens zijn verklaringen om ‘dien baard’ dood te schieten. Een andere folteraar, die aan hetzelfde lot ontsnapte, was volgens de zestiger een ‘oud wijf met grijs haar’ dat verderop in de straat zou wonen” . In Het Laatste Nieuws (30 nov., p.2) komt de ex- vrouw van Constant Van Linden aan het woord. Zij omschrijft de dader als depressief, agressief, schizofreen, paranoïde, schichtig en mensenschuw, “..een gevaar voor de maatschappij (...) zo zot dat hij het verschil tussen een Belg en een Marokkaan niet eens zou zien”. Op 3 december laat De Morgen (p.3) alweer de advocaat Kris Luyckx aan het woord: “Onze cliënt heeft een Marokkaanse vriendin gehad, met wie hij een tijdje samenwoonde. Hij heeft altijd tussen Marokkanen gewoond. Van een racistische inslag kan geen sprake zijn”. Luyckx bevestigde ook dat Constant Van Linden al meermaals wegens psychische problemen werd opgenomen, de laatste maal in 1999. Daarna stond hij onder ambulant toezicht, dat stopte in 2001. In De Morgen van 7 december (p.21) staan nog meer details. Een vriend van de moordenaar vertelt, dat deze laatste twee Marokkaanse vriendinnen heeft gehad. “Met Fatima wilde hij trouwen, maar ze moest terug naar Marokko omdat haar verblijfsvergunning niet meer in orde was. Die twee kwamen hier vaak samen op de koffie”. De dader blijkt zelf twee keer het slachtoffer te zijn geweest van inbraak, en is éénmaal overvallen op straat.

Twee conclusies lijken zo goed als vast te staan:

(1) de dader was knettergek en men kan hem niet in enige normale zin een motief, racistisch of anderszins, toeschrijven. De echte vragen waarvoor we staan luiden eerder: hoe komt het dat zo’n man niet allang voor verzorging was opgenomen, en hoe is hij zonder vergunning aan vuurwapens geraakt?

(2) Allochtonen hebben deze moord massaal aangegrepen om luidkeels 'racisme' te roepen en voor zichzelf een slachtofferrol op te eisen. Indien de huidskleur van de geesteszieke moordenaar bruin was geweest, of de huidskleur van het slachtoffer blank, dan was sprake geweest van een pijnlijk fait divers; dan waren er geen rellen geweest, geen massale opkomst op de uitvaartplechtigheid, en geen gedoe rond Abou Jahjah. Met andere woorden: deze onterechte racismebeschuldiging is zelf op latent racisme gebaseerd.

De rellen zijn uitsluitend het werk geweest van ‘allochtonen’. Een verslaggever van Radio 1 beschreef agenten in burger, die de vandalen aanhielden, als “...gewapende straatvechters van het Vlaams Blok”, maar dit bericht moest later worden rechtgezet. Het enige racistische aspect aan heel deze affaire zijn de rellen geweest: het ging hier om agressie in bendeverband tegen mensen en hun bezittingen, waarbij de doelwitten werden geselecteerd op basis van hun autochtone afkomst. Indien de moord zou gepleegd zijn door een krankzinnige moslim, en de daaropvolgende rellen gericht waren geweest tegen moslims en hun bezittingen, dan had men zonder de minste twijfel wereldwijd over pogroms en racisme gesproken.

(3) MET RASSE SCHREDEN NAAR RASSENTELLINGEN...

De politiekcorrecte reactie op de moord in Borgerhout en de aansluitende rellen was simpel: het racisme van de autochtone bevolking en van de politie was eens te meer aangetoond, en drastische maatregelen als rassenquota dringen zich op. SP.Avoorzitter Patrick Janssens verklaarde in De Morgen (7 dec., p.53):

“Het was niet intelligent om meteen te zeggen dat de moordenaar een gek en géén racist was. Misschien was hij wel gek én racist. Daar heeft de Marokkaanse gemeenschap bijzonder gevoelig op gereageerd. Zij ‘voelden’ die moord als een racistische daad. Dan moet je tonen dat je dat gevoel begrijpt”.

Volgens Janssens moet je de racismebeschuldiging handhaven tot het tegendeel bewezen is (die omkering van de bewijslast is overigens ook opgenomen in de antidiscriminatiewet en vormt een radicale breuk met de principes van de Verlichting). En zelfs wanneer het tegendeel is aangetoond, moet je nog steeds de ‘gevoeligheden’ ontzien van de ‘Marokkaanse gemeenschap’ die de valse beschuldiging had gelanceerd. Je moet dus de valse racismebeschuldiging eerbiedigen, want anders kwets je de gevoelens van diegenen die de valse beschuldiging hadden gelanceerd.

Volgens Janssens is het desnoods ook mogelijk om tegelijk gek en racist zijn. Logisch is dat natuurlijk onmogelijk. Een racist is iemand die handelt op basis van een racistisch motief. Een gek is niet toerekeningsvatbaar, wat wil zeggen dat zijn daden geen motieven hebben in de normale betekenis van dat woord, noch racistische noch andere. Een gek kan niet racistisch zijn, en zijn daden zijn niet het gevolg van motieven, maar van waanvoorstellingen. Maar dat heeft allemaal geen belang: voor politiek correcten telt niet de waarheid, maar wel het ontzien van ‘gevoeligheden’ bij ‘doelgroepen’.

Verder pikt Patrick Janssens aan bij de AELbeschuldigingen aan het adres van de politie, om het SP.A principe van de rassentellingen door te drukken:

“De tekst van die AEL-pamfletten is enorm bedreigend voor de democratie. Daarin staat letterlijk dat we in Antwerpen met een racistisch korps zitten dat de Arabische gemeenschap wil aanpakken. Dat zijn verregaande beschuldigingen, en toch is het blijkbaar niet onmiddellijk evident dat het om leugens gaat. Wel, een van de manieren om op dat vlak vooruitgang te boeken is zorgen voor een evenredige verdediging in je korps.

Dan zouden we toch een enorme stap vooruit hebben gezet. Dan kan één gemeenschap niet meer zeggen wat de AEL nu zegt. Dat is absolute prioriteit (...) we moeten voldoende allochtonen vinden die geïnteresseerd zijn in een carrière bij de politie, die voelen dat ze daar kansen hebben en die het belang inzien van zo’n job voor hun gemeenschap. (...) Toen Louis Tobback minister van Binnenlandse Zaken was, zijn er al inspanningen geleverd. Alleen sneuvelen er veel allochtonen bij de examens, omdat ze een taalhandicap hebben of omdat ze niet het geschikte diploma hebben. Als je streefcijfers opstelt voor de politie, zul je al die problemen moeten oplossen. En wanneer we die streefcijfers niet halen, zullen we op een bepaald moment naar verplichte quota moeten overschakelen”.
Hoe redeneert de SP.A voorzitter? De AEL beschuldigt het Antwerps politiecorps van racisme, en deze be- schuldiging is niet weerlegd, en is dus juist (het politiekcorrecte denken aanvaardt immers het principe van het vermoeden van onschuld niet). Dus moet op die beschuldiging worden ingegaan, door de agenten naar ras te catalogeren en naar raciale evenredigheid in het corps te streven. Er moeten speciale maatregelen worden genomen om de allochtonen te ondersteunen, zodat ze vlotter door de examens geraken. De onbewezen aantijging door de AEL is voor Janssens dus het uitgangspunt om het principe van de rassentelling bij de politie in te voeren. Janssens beweert dat het Vlaams Blok en de AEL elkaar al slapend rijk maken, maar hier zie je dat hijzelf bij het AEL aanknoopt om het partijdoel, de invoering van rassentellingen, te kunnen realiseren. De synergie tussen SP.A en AEL is bij nader toezien niet eens zo verwonderlijk: de Antwerpse AELkopman Ahmed Azzuz bijvoorbeeld, heeft bij het ABVV gewerkt, en was bij de verkiezingen kandidaat van de SP voor het Vlaams parlement.

Noteer dat het onderscheid allochtoon/ autochtoon niet samenvalt met het nationaliteitsonderscheid. Om politieagent te worden heb je wel degelijk de Belgische nationaliteit nodig. Het is het RAS van de kandidaten, dat Patrick Janssens als selectiecriterium wil hanteren.

De invoering van rassentellingen en quota wordt al een hele tijd door Agalev bepleit. Agalev wil tegen 2007 tien procent ‘allochtonen’ in overheidsdienst. Jobadvertenties moeten volgens deze partij de vermelding dragen: “Allochtonen worden extra aangemoedigd om te solliciteren”. Ook in de Post, de NMBS, de VRT , de kinderopvang en de gemeenschapsscholen moet dit quotum worden nagestreefd. De subsidies van ziekenhuizen moeten afhankelijk worden gemaakt van de ‘diversiteit’ van het personeel. Het begrip ‘allochtoon’ moet volgens Agalev duidelijk omschreven worden, op basis van “achterstellingsrisico’s”. Wie zich niet als allochtoon wil laten registreren, kan daartoe evenwel niet verplicht worden (De Standaard, 31 okt. 02). Spiritminister Van Grembergen acht het plan van Agalev niet haalbaar, maar is wel voorstander van het ‘afspiegelingsprincipe’ (De Morgen, 31 okt 02).

De laatste tijd heeft de SP.A zich daarbij aangesloten. Johan Vande Lanotte is binnen de SP.A een voorganger inzake het quotaprincipe (De Standaard, 11 sept. 02). Robert Voorhamme, voorzitter van de Antwerpse SP.A , volgt in een recent interview:
“Als gastsamenleving schieten we te kort. We laten migranten gewoon niet toe om zich te integreren. Het blijft wraakroepend dat het aantal kandidaten om Nederlands te leren het aanbod overtreft. Even goed is het onaanvaardbaar dat een Marokkaan met meer kwalificaties dan een Vlaming het tien keer moeilijker heeft om aan een job te geraken. Werkgevers moeten eindelijk hun verantwoordelijkheid opnemen. Dit worden twee socialistische prioriteiten en we zullen dwang niet schuwen als het niet betert” (De Standaard, 29 sept. 02). Leona Detiège, burgemeester van Antwerpen, heeft zich bij gelegenheid van de Borgerhoutse rellen ook al een voorstandster van het principe ontpopt (De Standaard, 30 nov. 02, p.5). Renaat Landuyt, Vlaams SP.A minister voor Werkgelegenheid, was tot voor kort gekant tegen quota, waarbij hij inging tegen minister van Sociale Integratie Johan Vande Lanotte, die zoals gezegd raciale arbeidsquota’s voorstaat. Maar in de nasleep van de Borgerhoutse rellen heeft ook Landuyt zijn standpunt herzien: “Een scherper beleid is nodig. Voor mij is het niet langer uitgesloten dat er ooit quota komen” (De Morgen, 3 dec. 02, p.6).

Het offensief is al een tijd bezig. Op 2 november verscheen in De Morgen (p.4) een interview met SP.A-senator Fatma Pehlivan. Voor het onderwijs eist zij een uitbreiding van de reeds bestaande positieve disciminatie ten voordele van allochtonen. Zij beschuldigt het onderwijs van disciminatie, en verzwijgt (zoals alle politici) dat het gemiddeld IQ van allochtonen volgens een hele rits onderzoekingen een halve tot anderhalve standaarddeviatie onder het IQ van autochtonen ligt, een feit waarop de scholen totaal geen greep hebben. Zij eist de oplegging van quota, waarbij zelfs de kleine criminaliteit binnen de vijf jaar voor allochtonen en autochtonen gelijk moet zijn. Hoe men deze laatste doelstelling moet realiseren, zonder selectief lankmoediger op te treden tegenover allochtonen, blijft een open vraag. Haar aanklacht en eisen luiden aldus:

“Allochtonen zitten op de achterste bank in scholen, staan op de laagste sport op de arbeidsmarkt. Ook in het politieke bedrijf blijft hun participatie ondermaats, als kiezers en als gekozenen. We hebben in het onderwijs al jaren een voorrangsbeleid. Daar gaat 2 procent van het budget naartoe. Ruim ontoereikend, de resultaten zijn navenant. Onder de hooggeschoolden vormen de allochtonen een minderheid van 2 procent. Aan de RUG is slechts 0,5 procent van de studenten van allochtone afkomst. Schrijnend. We hebben in Vlaanderen nog altijd witte scholen (...) Binnen vijf jaar moet de leerachterstand van allochtonen op hetzelfde niveau staan als die van autochtonen; mogen procentueel niet meer of minder allochtone dan autochtone daders zijn van kleine criminaliteit; moet de werkloosheid onder allochtonen teruggedrongen zijn tot het Vlaams gemiddelde. Giet dat in wetten, maak het afdwingbaar en richt op Vlaams niveau een planbureau op dat jaarlijks de vooruitgang evalueert. Lukt het niet op die manier, dan moet maar aan quota worden gedacht. Als scholen of bedrijven zich werkelijk niet bewust worden van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid in deze, moet de overheid ingrijpen”.

Over het quotasysteem heeft de SP.Asenatrice nog volgende wijsheid in petto:
“Men doet het niet omdat er geen draagvlak voor is. En omdat er geen draagvlak voor is, doet men het niet. Ook dat is een vicieuze cirkel die eerder vroeg of laat moet worden doorbroken”. Waarschijnlijk bedoelt ze met die sibillijnse uitspraak: “Men doet het niet omdat er geen draagvlak voor is, en omdat men het niet doet, is er geen draagvlak”. Democratie volgens Fatima Pehlivan: als er voor haar plannen geen meerderheid te vinden is, dan moet men de zaak maar forceren tegen de meerderheid in; de burgers zullen dan noodgedwongen wel bijdraaien. Merkwaardig overigens, dat de senatrice geen quota eist voor sociale woningen (waar 19% van de woningen naar niet-Belgen gaan; De Standaard , 10 juni 02) of voor het aantal allochtone vrouwen in vluchthuizen (vier vijfden van het totaal; De Standaard, 25 mei 02, p.39), of nog voor het aantal allochtonen dat in het ‘Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding’ deel uitmaakt van de ‘cel racismebestrijding’ (6 van de 13 stafleden) en van de cel ‘vorming in diversiteit’ (3 van de 6) (Zie voor dit laatste de brief van Johan Leman in HUMO, 3 oktober 2000, in antwoord op aantijgingen van Dyab Abou Jahjah. Hoe groot is de kans dat minstens 9 van 19 personen uit één bevolkingsgroep komen, die 10% van de totale bevolking uitmaakt? Juist: ongeveer 1 kans op 25.000 ; geen vuiltje aan de lucht dus...)

Voor zover ik kan zien is het debat over de ‘achteruitstelling’ van allochtonen op de arbeidsmarkt volkomen vervalst doordat met een aantal evidente statistische factoren geen rekening wordt gehouden.

Vooreerst: het is niet omdat twee leden van twee verschillende populaties dezelfde objectieve drempel hebben overschreden (bv. het behalen van een diploma) dat ze ook dezelfde verwachte bekwaamheid zullen hebben. Beschouw bijvoorbeeld twee populaties A en B. Bij populatie A is de lichaamslengte gemiddeld 1,80 m, bij populatie B gemiddeld 1,70 m. In beide populaties zijn de lichaamslengtes normaal verdeeld, met een standaarddeviatie van 0,10 m. Beschouw nu een basketbalcoach die kandidaatspelers zoekt. Een minimumvoorwaarde is, dat de spelers minstens 1,80 m lang zijn. Zowel in A als in B zullen personen te vinden zijn die aan dit criterium voldoen. Maar de kandidaten afkomstig uit populatie A zullen gemiddeld langer zijn dan de kandidaten uit populatie B. Van de kandidaten uit populatie A, die groter zijn dan 1,80 m, zal ongeveer 32% ook groter zijn dan 1,90m, en ongeveer 4,5% groter dan 2,00 m. Van de kandidaten uit populatie B die voldoen aan de 1,80m norm, zal slechts ongeveer 14% ook groter zijn dan 1,90m, en minder dan 1% zal de 2,00 m halen. Men kan dus verwachten dat bij verdere selectie onder diegenen die de 1,80m norm halen, toch relatief meer kandidaten uit populatie A worden geselecteerd.

De oververtegenwoordiging van populatie A bij de grootste lichaamslengtes is een gewoon statistisch effect, dat ook zal opduiken wanneer men geschoolde kandidaten beschouwt uit twee populaties, waarvan de eerste gemiddeld een hogere scholingsgraad vertoont dan de tweede. De kandidaten uit de meer geschoolde populatie zullen gemiddeld verder boven de opgelegde drempel uitsteken. Wanneer een bepaald diploma wordt geëist, zullen kandidaten uit de meer geschoolde populatie bijvoorbeeld gemiddeld hogere graden hebben behaald.

Ik heb het hier geschetste effect eens numeriek gesimuleerd, om de mogelijke omvang ervan in beeld te brengen.

Beschouw twee populaties A en B, allebei 10.000 personen sterk. Zoals hierboven is voor populatie B de gemiddelde lichaamslengte 1,70 m, en voor populatie A 1,80 m. De verdeling van de lengtes is in beide populaties normaal, met een standaarddeviatie van 0,1 m. Een werkgever zoekt kandidaten voor een werk waarbij lichaamslengte van doorslaggevend belang is. Hij heeft 2.000 vacatures. Hij stelt als minimumeis, dat de kandidaten in elk geval 1,80 m lang moeten zijn. Er blijken 1.539 leden van populatie B en 4.964 leden van populatie A aan het criterium te voldoen. We nemen eenvoudigheidshalve aan dat de werkloosheid acuut is zodat iedereen die in aanmerking komt zich kandidaat stelt.

De werkgever selecteert de 2.000 langste kandidaten. Van deze 2.000 blijken er in onze simulatie 261 uit populatie B te komen, en 1739 uit populatie A.

Veronderstel dat we het ‘sterk afspiegelingsprincipe’ willen hanteren: de aanwervingen moeten gebeuren in evenredigheid met de bevolkingsaantallen. Dan moeten niet minder dan 739 van de 1739 geselecteerde kandidaten uit populatie A (of 42%) afgewezen worden om plaats te ruimer voor kandidaten uit populatie B, hoewel deze laatsten een geringere lichaamslengte hebben.

Een alternatief is het ‘zwak afspiegelingsprincipe’, volgens hetwelke de aanwervingen evenredig moeten zijn van het aantal kandidaten uit iedere populatie, dat aan het vooropgestelde criterium voldoet. Indien we hiervoor opteren moeten geen 739, doch ‘slechts’ 212 geselecteerde kandidaten (of 12%) uit populatie A wijken voor minder geschikte kandidaten uit populatie B. Volgens het ‘zwak afspiegelingsprincipe’ moeten immers 473 van de 2000 weerhouden kandidaten tot B behoren.

Onder het ‘sterk afspiegelingsprincipe’ zullen er onder de weerhouden kandidaten uit populatie B niet minder dan 74% ‘positief gediscrimineerden’ zijn, wat wil zeggen dat ze hun aanwerving te danken hebben aan hun lidmaatschap van B. Onder het ‘zwak afspiegelingsprincipe’ zullen nog altijd 45% van de weerhouden kandidaten uit populatie B hun aanwerving danken aan hun herkomst. Vervang in ons voorbeeld lichaamslengte door ‘intellectuele of professionele bekwaamheid’, en de drempel van 1,80 m door een diplomadrempel, en je bekomt een realistische maatschappelijke situatie. Het gemiddeld IQverschil tussen allochtonen en autochtonen is inderdaad van de grootte- orde van één standaarddeviatie. Een verhouding aanwervingen/kandidaturen van 30%, zoals in ons voorbeeld, is niet ongewoon (het hier geïllustreerde effect neemt toe naarmate deze verhouding kleiner wordt). We kunnen dus verwachten dat het door Agalev, SP.A en AEL gepropageerde ‘afspiegelingsprincipe’ tot massale ‘positieve discriminatie’ van allochtonen leidt, en tot overeenkomstige ‘negatieve discriminatie’ van autochtonen. Besluit:
Iemand die eist dat twee populaties, waarvan de eerste een hogere scholingsgraad vertoont dan de tweede, bij aanwerving moeten vertegenwoordigd zijn naar evenredigheid met het aantal geschool- den/gediplomeerden uit beide populaties, eist dus in werkelijkheid discriminatie tegen de kandidaten uit de meer geschoolde groep.

Een tweede element dat over het hoofd wordt gezien, is dat de autochtone en allochtone populatie aanzienlijke gemiddelde verschillen vertonen voor bepaalde kenmerken, die voor de werkgever relevant zijn. Het meest springt criminaliteit in het oog. De criminaliteit is bij allochtonen over het algemeen veel hoger dan bij autochtonen. Volgens cijfers die minister Verwilghen heeft vrijgegeven als antwoord op een parlementaire vraag van het Vlaams Blok, hadden in maart jl. 3.793 van de 9.098 Belgische gedetineerden een vreemde nationaliteit; daaronder waren 1.066 Marokkanen. Het aantal allochtonen bij de gedetineerden moet natuurlijk nog een stuk hoger liggen. In De Standaard (26 09 02, p.1) zeggen twee woordvoerders van de Marokkaanse koepelorganisatie, Tarik Fraihi en Mohamed Talhaoui, dat 7 à 8 op 10 gevangenen allochtonen zijn. Werkgevers houden daar rekening mee:
“ Vooral migranten van Marokkaanse, Turkse of ZuidEuropese afkomst worden negatiever beoordeeld. Opvallend is wel dat meisjes veel minder negatief beoordeeld worden dan jongens, die in de beeldvorming vaak ‘crimineel’ en ‘onbetrouwbaar’ heten te zijn” (De Morgen, 25 juli 02, p.7). In het artikel spreekt Prof. Chris Timmerman (UFSIA) in dit verband over “...vooroordelen”, maar in werkelijkheid gaat het om oordelen die in feiten wortelen: de gemiddeld criminaliteit is wel degelijk erg hoog bij allochtone mannen. Men kan dit vergelijken met de praktijk van verzekeringsmaatschappijen om een hogere verzekeringspremie op te leggen aan jongeren. Deze algemeen aanvaarde ‘discriminatie’ is gebaseerd op het objectieve feit dat jonge chauffeurs inderdaad meer ongevallen veroorzaken. Ik wil met dit alles niet stellen, dat er niet iets moet gebeuren aan de werkloosheid, zowel van allochtonen als van autochtonen. Ik wil enkel aantonen, dat de relatief hogere werkloosheid bij allochtonen niet noodzakelijk het gevolg is van redeloze ‘racistische’ discriminatie, maar ten dele voort kan vloeien uit de (verwerpelijke, doch door het politiekcorrecte establishment aanvaarde) werkingsprincipes van de ‘arbeidsmarkt’ als zodanig.

Een derde element dat niet wordt verrekend, is dat autochtonen naar alle waarschijnlijkheid verhoudingsgewijs vaker werkgever zijn. De racismebeschuldiging wordt altijd selectief aan het adres van de autochtone bevolking geuit. Eigenlijk zou men de verhouding allochtone werknemers/autochtone werknemers in autochtone bedrijven, moeten vergelijken met de verhouding autochtone werknemers/allochtone werknemers in allochtone bedrijven. Zolang men dit niet doet, is de eenzijdige racismebeschuldiging aan het adres van de autochtone bevolking eigenlijk een klacht over het feit, dat autochtonen relatief meer bedrijven en ondernemingen bezitten of hebben opgestart; een element dat op zich natuurlijk niets met racisme te maken heeft.

In dit verband heb ik nog een principiële bedenking. ‘Racisme’ in de zin van ‘eigen biologisch volk eerst’ wordt verketterd. Maar daarentegen wordt ‘familialisme’, dit wil zeggen het voortrekken van de eigen nabije bloedverwanten, zonder problemen geaccepteerd. En de impact van het familialisme is enorm: 40% van de rijkdom die de gemiddelde Belg bezit, is door erfenis verworven. Je mag volgens het PCdenken niet je verre bloedverwanten bevoordeligen, maar wél je naaste bloedverwanten. Ik zie voor dit onderscheid geen evidente reden. Het verschil in genetische afstand tussen enerzijds een grootouder en een kleinkind, en anderzijds die grootouder en een willekeurig lid van zijn biologisch volk, is even groot als het verschil in genetische afstand tussen enerzijds twee willekeurige leden van een biologisch volk, en anderzijds twee leden van twee op wereldschaal willekeurig gekozen biologische volkeren [Henry Harpending (2002) ‘Kinship and Population Subdivision’ Population and Environment , 24 (2): 141147]. Ikzelf bepleit een afschaffing van het ongebreideld erfrecht, met name van grote kapitalen. Ik pleit voor een verregaande individualisering, en voor een terugdringing (langs directdemocratische weg!) van het ‘eigen biologisch volk eerst’principe, zowel op microschaal als op macroschaal. Maar ik stel vast dat de protagonisten van het globale kapitalisme wel het ‘eigen volk eerst’principe bestrijden waar hen dat goed uitkomt (namelijk op de macroschaal), maar het potje gedekt houden wanneer de belangen van de grootkapitaalbezitters in het gedrang kunnen komen (eigen biologisch volk eerst op microschaal, of familialisme). Iedere vorm van zogenaamde racismebestrijding die niet tegelijk het familialisme van de grootkapitaalbezitters in vraag stelt, moet als huichelachtig en vals worden beschouwd.

Dit alles betekent niet, dat ik voor een status quo pleit, en de verhoudingsgewijs grotere uitsluiting van allochtonen uit het arbeidscircuit wil behouden. Het is natuurlijk volkomen juist, dat een individu zijn mogelijkheid tot werk niet mag verminderd zien omwille van de gemiddelde kenmerken van de ene of andere biologische of sociologische groep waartoe hij toevallig behoort. Maar men kan het onrecht dat aldus ontstaat niet oplossen door dit individu zogenaamd ‘positief’ te gaan discrimineren (en dus iemand anders in zijn plaats uit te sluiten). Werkloosheid is een onrecht, dat trouwens indruist tegen artikel 23 van de Belgische grondwet. Er dient volledig recht op arbeid te komen voor iedereen. Werkloosheid is een onrecht, dat niet volgens raciale criteria moet verdeeld, maar wel degelijk moet uitgeschakeld worden, hoezeer dit ook ingaat tegen de belangen en de agenda van het globale kapitalisme.

Het wordt over het algemeen dringend tijd dat we wat meer argwaan aan de dag gaan leggen tegenover de PC-aantijgingen betreffende achterstelling en discriminatie. Die aantijgingen worden bijvoorbeeld zeer selectief gebruikt. Dat er relatief weinig vrouwen in het parlement zetelen, wordt luidkeels aan ‘discriminatie’ toegeschreven, en men legt biologistische dwangmaatregelen op om hieraan te ‘verhelpen’; maar dat er verhoudingsgewijs nog veel minder arbeiders in het parlement zetelen, schijnt geen reden tot beklag te zijn. Of beschouw bijvoorbeeld de grote leerachterstand, die jongens oplopen in vergelijking met meisjes. Volgens het Leuvense LOSOonderzoek haalt 43% van de meisjes, en slechts 29% van de jongens een ASOdiploma. Bij de meisjes doet 20% minstens een jaar over, bij de jongens 29% (De Standaard, 17 oktober 02). Jongens en meisjes uit eenzelfde bevolkingsgroep hebben, in tegenstelling tot allochtonen en autochtonen, gemiddeld dezelfde intelligentie; toch zal men in het eerste geval niet, en in het tweede geval wel van discriminatie spreken. Een objectieve verantwoording voor zo’n selectief taalgebruik lijkt niet voorhanden. Datzelfde LOSOrapport leert trouwens ook, dat autochtone kinderen in het onderwijs slechter presteren dan hun allochtone leeftijdgenoten, wanneer je voor intelligentie en sociale achtergrond hebt gecorrigeerd. De verklaring ligt voor de hand: de allochtone kinderen genieten van een ‘voorrangsbeleid’, dat SP.A senatrice Fatma Pehlivan dus nog uitgebreid wil zien. Iemand ooit in dit verband over ‘discriminatie’ horen klagen?

Allochtonen zijn overigens niet noodzakelijk vragende partij voor quota. Neem bijvoorbeeld de SP.A doelstelling, om tot raciale afspiegeling te komen bij de politie. Paul Jacobs, docent aan de Brusselse politiehogeschool, zegt hierover:
“Wij vroegen hen (= allochtone jongeren) of er meer allochtonen bij de politie moeten. Het vrij onthutsende antwoord luidde dat het er niet toe doet, als de politie maar correct is en zij het gevoel hebben dat het ook hùn politie is” (p.1).

In feite is aan dit antwoord niets onthutsend. Wie kan vertrouwen hebben in een agent die omwille van zijn huidskleur is geselecteerd, of in een parlementslid, dat omwille van haar geslacht bovenaan de lijst is geplaatst? Objectief beoordeelde bekwaamheid mag het enige criterium zijn. Jacobs merkt trouwens nog op:
“Ook allochtone agenten willen niets weten van wat nog maar een schijn heeft van positieve discriminatie. Ze staan erop dat mensen aangeworven worden vanwege hun kwaliteiten, niet omdat ze toevallig een bruine huid hebben. Ze zijn zeer angstig dat dit hun positie zou ondermijnen” (p.6).

De rassentellingen en daaraan gekoppelde ‘positieve’ discriminatie (een Orwelliaanse term: ‘positieve’ discriminatie van de ene is automatisch ook negatieve discriminatie voor de andere) zijn een eis van de particratie, en van zogenaamde ‘middenveldorganisaties’ die aanleunen bij die particratie. In een verlichte samenleving hoort huidskleur en ras geen rol spelen. In deze globalistische tijden is het voor machthebbers ideaal om hun onderhorigen te kunnen opdelen, en tegen elkaar te kunnen opzetten, in functie van biologische criteria als geslacht of ras. Voor de burgers zelf is de hantering van zo’n biologische criteria vernederend en nefast. Rassenidealen, ook van het ‘progressieve’ soort, zijn voor de mensheid de kortste weg naar de afgrond. Mensen moeten in een eigentijdse staat hun rechten enkel en alleen ontlenen aan hun status als individu, en niet aan de biologische categorieën waartoe ze toevallig behoren. Laten we ons niet tegen elkaar laten opzetten. Laten we ons tegen het biologisme van onze voogden uit alle macht verzetten .

(4) DE KLERKEN DOEN HET WEER

Ibn Warraq (1995) “Why I am not a muslim”

New York: Prometheus Books

Het verraad van de klerken

Julien Benda (18671956)

“La loi du clerc est, quand l'univers entier s'agenouille devant l'injuste devenu maître du monde, de rester debout et de lui opposer la conscience humaine” . (‘Het is de taak van de intellectueel om, wanneer iedereen en alleman knielt voor het onrecht dat zijn macht over de wereld heeft gevestigd, toch overeind te blijven en vanuit zijn geweten als mens tegen die macht te spreken’). Dat schreef de joods-Franse Julien Benda in 1927, in zijn schotschrift ‘La Trahison des Clercs’. Benda knoopte aan bij de Dreyfusaffaire, die in zijn denken en activiteit levenslang een grote rol is blijven spelen. Hij richtte zich tegen het gebrek aan moed bij vele intellectuelen in deze affaire.

Benda’s bekende uitspraak is ook voor hemzelf relevant, want later ging hij het communisme steunen, en precies de massale knieval van de Franse intelligentia voor het stalinisme groeide uit één van de meest stuitende voorbeelden van het fenomeen dat hij aankloeg. Breton, Eluard en Aragon waren in 1926 lid geworden van de communistische partij, en produceerden nadien verzen van het volgende allooi:

L'éclat des fusillades ajoute au paysage
Une gaîté jusqu'alors inconnue
[...] Les yeux bleus de la Révolution
Brillent d'une cruauté nécessaire
SSSR SSSR SSSR SSSR

*

De weerklank van de fusillades verrijkt
Dit landschap met een nieuw soort vreugd
[...]
In de blauwe ogen van de revolutie schittert
Meedogenloosheid die broodnodig is
USSR USSR USSR USSR

(Louis Aragon, Front Rouge)

***
Mille et mille frères ont porté Karl Marx
Et mille et mille frères ont porté Lénine
Et Staline pour nous est présent pour demain
Et Staline dissipe aujourd'hui le malheur
La confiance est le fruit de son cerveau d'amour... *

Duizenden broeders droegen Karl Marx omhoog
Duizenden duizenden droegen Lenin
En Stalin is in dit heden onze toekomst
Stalin die het ongeluk verdrijft
Ons vertrouwen ontspruit uit zijn liefdevol brein

(Paul Elouard, Ode à Staline, 1950)

Ik herinner me nog met verbazing de lovende wijze, waarop ik oudpremier Leo Tindemans enkele jaren geleden hoorde spreken over Emmanuel Mounier, de valse peetvader van het ‘personalisme’. Ook Mounier juichte het communisme toe. In het editoriaal van het bekende blad ‘Esprit’ wist hij op maart 1948 over de communistische staatsgreep in TsjechoSlovakije bijvoorbeeld het volgende te melden:
“En Tchécoslovaquie, le coup d’Etat marque le recul du capitalisme, l’accroissement du contrôle ouvrier, le début du partage des terre. Qu’il ne le fasse point avec le cérémonial d’une démarche diplomatique, qu’il n’exprime sans doute qu’une minorité, il n’y a pas là de quoi s’étonner ni mettre en cause spécialement le communisme: il n’y a pas un régime au monde et dans l’Histoire qui n’ait débuté par un coup de force, pas un progrès qui n’ait été déclenché par une minorité audacieuse contre la paresse instinctive du grand nom- bre” (‘De staatsgreep in TsjechoSlovakije is een teken dat het kapitalisme op de terugtocht is, en dat de arbeiderscontrole en de landherverdeling eraan komen. Natuurlijk vertoont zo’n staatsgreep niet de elegantie van een diplomatieke stap, en natuurlijk is hij het werk van een minderheid. Daar hoeft men zich niet over te verbazen, en daarom hoeft men niet specifiek het communisme aan te klagen. In de loop van de geschiedenis is ieder regime begonnen met een machtsgreep, en iedere stap vooruit werd steeds geforceerd door een stoutmoedige minderheid die tegen de lankmoedigheid van de grote massa inging’). Wanneer men weet dat de grondleggers van de naoorlogse christendemocratie bij dit soort figuren hun mosterd haalden, begrijpt men al wat beter waarom zij zich zo tegen het volksreferendum verzetten: zij zien vermoedelijk meer in de leninistische opvatting, volgens dewelke de ‘voorhoede’ de geschiedenis maakt...

Het toppunt van dit Franse klerkenverraad werd zonder twijfel bereikt door de tandem JeanPaul Sartre Simone de Beauvoir. Deze laatste schreef, betreffende de stalinistische terreur in de USSR, in ‘Les Temps Modernes’ (oktober 1946) het volgende:
“L’adversaire de URSS use d’un sophisme quand, soulignant la part de violence criminelle assumée par la politique stalinienne, il néglige de la confronter avec les fins poursuivies (...) Sans doute, les épurations, les déportations, les abus de l’Occupation, la dictature policière, dépassent en importance les violences exer- cées dans aucun autre pays (...) Mais les considérations quantitatives sont insuffisantes (...) On ne peut juger un moyen sans la fin qui lui donne son sens. Le lynchage est un mal absolu, il représente la survivance d’une civilisation périmée. C’est une faute sans justification, sans excuse. Supprimer cent oppositionnels, c’est sûrement un scandale, mais il se peut qu’il y ait un sens, une raison (...) peutêtre représentetelle seulement cette part nécessaire d’échec que comporte toute construction positive” (‘Tegenstanders van de USSR begaan een sofisme wanneer ze het criminele geweld van de stalinistische politie benadrukken, maar zwijgen over het doel dat daarbij wordt nagestreefd (...) Zeker, de zuiveringen, de deportaties, de misbruiken tijdens de bezetting, de politiedictatuur, overtreffen in gewelddadigheid wat men in andere landen aantreft (...) Maar louter kwantitatieve vergelijkingen volstaan hier niet (...) Men moet het middel beoordelen in functie van het doel. Lynchen is een absoluut kwaad, een uiting van een beschaving die zichzelf heeft overleefd. Honderd oppositieleden uitschakelen is daarentegen weliswaar een schande, maar kan tevens zin en reden hebben (...) mogelijkerwijs gaat het dan enkel over het onvermijdelijk stuk mislukking dat iedere positieve opbouw begeleidt’). Sartre verzette zich tegen het initiatief van Kroutchev, om op het fameuze twintigste partijcongres (1956) de misdaden van Stalin aan de kaak te stellen. De reden was NIET, dat Kroutchevs onthullingen onwaar zouden zijn. Sartre vond echter dat de massa’s nog niet rijp waren om de waarheid te ontvangen:
"le résultat de cette affaire aura été de découvrir la vérité pour des masses qui n'étaient pas prêtes à la recevoir" (‘het resultaat van deze zaak is geweest dat de waarheid werd onthuld aan massa’s die niet klaar waren om die waarheid te ontvangen’ Express, 9 nov. 1956). Ruim tien jaar later ging Sartre, geheel consequent, scheep met de maoïsten van ‘la Cause du Peuple’.

Aan dit fenomeen van het klerkenverraad zijn enkele constanten te bespeuren. Het eerste wat opvalt, is de overtuiging dat een zelfbenoemde intellectuele ‘voorhoede’ gerechtigd is om het volk te leiden en op te voeden. Die opvoeding mag desnoods met geweld afgedwongen worden. Vervolgens ziet men een eigenaardig samengaan van een soort theoretisch individualisme met een politieke praktijk, die juist op onderwerping van het individu is gericht. Een derde kenmerk is de intellectuele terreur: wie niet akkoord is wordt gebrandmerkt als reactionair, rijp voor deponering in de ‘vuilbak der geschiedenis’. In de naoorlogse jaren, tot pakweg 1975, gold de term ‘anticommunisme’ algemeen als een scheldwoord en de meesten repten zich om aan de goede kant van de lijn te gaan postvatten. Ik herinner me nog zeer goed de enorme druk die ikzelf voelde als achttienjarige student in Leuven 1967: van mezelf tot anarchisme neigend, nam ik toen uit ontzag voor ouderen en wijzeren uit de linkse studentenbeweging ook het communistisch jargon over, en begon ik Mao te lezen, tot na een jaar of twee, drie de ontnuchtering volgde.

De geschiedenis herhaalt zich. Net zoals de klerken vijftig jaar geleden het stalinisme vergoelijkten of zelf verheerlijkten, geschiedt nu hetzelfde met de islam. Dit is wellicht geen toeval. Ibn Warraq citeert (p.163) Bertrand Russell:
“Among religions, Bolshevism is to be reckoned with Mohammedanism rather than with Christianity and Buddhism. Christianity and Buddhism are primarily personal religions, with mystical doctrines and a love of contemplation. Mohammedanism and Bolshevism are practical, social, unspiritual, concerned to win the empire of this world” (‘Vanuit religieus standpunt is het bolsjewisme eerder verwant met de islam dan met het christendom of het boedhisme. Christendom en boedhisme zijn ten gronde op de persoon gerichte religies, met mystieke doctrines en een voorkeur voor contemplatie. Islam en bolsjewisme zijn praktijkgericht, sociaal, nietspiritueel, gericht op aardse verovering’) (‘Theory and Practice of Bolshevism’, 1921). Ibn Warraq laat zich bitter uit over het intellectuele verraad van de Westerse intelligentia, wanneer het erop aankomt de islam kritisch te onderzoeken:
“Western scholars and Islamicists have totally failed in their duties as intellectuals. They have betrayed their calling by abandoning their critical faculties when it comes to Islam” (‘Westerse onderzoekers en islamkenners hebben hun intellectuele plicht totaal niet vervuld. Ze hebben hun roeping verraden door een gebrek aan kritische zin tegenover de islam aan de dag te leggen’ p.15). De islam dient volgens Ibn Warraq ten gronde bekritiseerd te worden. Het probleem is niet, dat allerlei fundamentalisten en fanatici een vreedzame, humane of bevrijdende boodschap vervormen. De islamitische boodschap is zelf obscurantistisch en wreed, en verschilt in dat opzicht wezenlijk van de christelijke boodschap, precies zoals Bertrand Russell stelt.

Ibn Warraq wijst erop, dat de evangelies in aanleg reeds het idee van scheiding tussen kerk en staat in zich dragen. Christus zegt, dat zijn rijk niet van deze wereld is (Joh.18,36). Hij zegt ook expliciet: “Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en geef aan God wat aan God toekomt” (Mattheus 22,17). Het evangelie kent niet het concept van een ‘christelijke staat’. Een staat hoort zich met aardse dingen bezig te houden, en de aardse verhoudingen tussen de mensen te regelen. Wat de mensen aan geestelijke activiteit voortbrengen, is hun eigen zaak. Zo niet de Koran. Iemand die als islamiet is geboren, heeft niet het recht om uit de islam te treden.
“Those who convert to Christianity and choose to stay in a Muslim country do so at great personal danger. The convert has most of his rights denied him; identity papers are often refused him, so that he has difficulties leaving his country; his marriage is declared null and void; his children are taken away from him to be brought up by muslims; and he forfeits his rights of inheritance. Often the family will take matters into its own hands and simply assassinate the apostate; the family members are, of course, not punished” (‘Wie zich tot het christendom bekeert en blijft wonen in een moslimland loopt groot gevaar. De bekeerling verliest de meeste rechten. Vaak krijgt hij geen identiteitspapieren, zodat hij het land maar moeilijk kan verlaten. Zijn huwelijk wordt ongeldig verklaard en zijn kinderen worden afgenomen om door moslims te worden opgevoed. Hij verliest zijn recht op erfenis. Vaak nemen familieleden de zaak in eigen hand, en wordt de afvallige gewoon gedood. In zo’n geval worden die familieleden vanzelfsprekend niet gestraft’) (p.174). Zelfs een pleidooi voor een hervorming van de islam is levensgevaarlijk, zoals de Iraanse dissident Hachem Aghajari mocht ondervinden, die op 13 nov 02 door een religieuze rechtbank ter dood werd veroordeeld. De ketterij waarvoor de beschuldigde de doodstraf ver- diende werd door de islamieten als volgt omschreven:
“L'hérésie dont l'intéressé se serait rendu coupable est d'avoir prôné un islam réformé, une régénération religieuse à la manière du protestantisme, et d'avoir invité ses coreligionnaires à privilégier la raison aux dépens d'un suivisme aveugle des édits de la hiérarchie religieuse” (‘De ketterij waaraan de be- trokkene zich schuldig heeft gemaakt, is het houden van een pleidooi voor een hervorming van de islam, een religieuze herleving zoals het protestantisme, waarbij de betrokkene zich tot zijn geloofsgenoten had gewend met de oproep, om de rede te verkiezen boven het blindelings volgen van de richtlijnen afkomstig van de religieuze hiërarchie’) (Le Monde, 14 11 02).

Hashem Aghajari

De koran bevestigt expliciet diverse rechtsongelijkheden, die dus als het woord van God worden voorgesteld. Een nietmoslim mag bijvoorbeeld niet getuigen tegen een moslim, wat eerstgenoemde in een uiterst zwakke positie plaatst. Christenen en Joden moeten speciale belastingen betalen. Polytheïsten moeten kort en goed ter dood worden gebracht. De koran erkent ook het recht op bloedwraak (2.178).

Er bestaat een algemene tendens, om de benarde positie van de vrouw in de islamwereld toe te schrijven, niet aan de islam zelf, maar aan conservatisme of tradities die in wezen vreemd zijn aan de islam. Ibn Warraq verwerpt deze visie:
“..whatever mental gymnastics the reformists perform, they cannot escape the fact that Islam is deeply anti- feminist. Islam is the fundamental cause of the repression of muslim women and remains the major obstacle to the evolution of their position. Islam has always considered women as creatures inferior in every way: physically, intellectually, and morally. This negative vision is divinely sanctioned in the Koran, corroborated by the hadiths and perpetuated by the commentaries of the theologians, the custodians of Muslim dogma and ignorance” (‘... de reformisten mogen hun betoog zover rekken als ze willen, ze kunnen niet ontkomen aan het feit dat de islam grondig antivrouw is. De islam is de fundamentele oorzaak van de onderdrukking van de moslimvrouwen, en vormt ook het grootste obstakel voor verandering terzake. De islam heeft vrouwen altijd beschouwd als wezens die in alle opzichten inferieur zijn: fysiek, intellectueel, moreel. Deze negatieve kijk krijgt goddelijke status in de koran, wordt bevestigd in de hadiths en in stand gehouden door de commentaren van de teologen, die de bewaarders zijn van islamitisch dogmatisme en dito onwetendheid’; p.293).

De bekendste koranverzen die de vrouw discrimineren zijn 4.11 (een vrouw erft half zoveel als een man), 4.34 (de man moet de vrouw slaan indien hij haar verdenkt van mogelijke ongehoorzaamheid) en 2.282 (de getuigenis van een vrouw weegt minder dan de getuigenis van een man). De ‘hijab’ (soms vertaald als ‘sluier’; maar ‘hijab’ betekent alles wat het kunnen zien van iets belet; ‘hajaba’ = verbergen) wordt eveneens opgelegd door de koran (verzen 33.53 en 33.59; 33.3233; 24.3031).

Volgens de sharia moet een vrouw die overspel bedrijft, gestenigd worden. Het geval van de Nigeriaanse Amina Lawal is bekend geworden, in ons land ondermeer door de actie van miss België, Ann Van Elsen. Die weigerde naar de verkiezing van Miss World in Nigeria te gaan, ook nadat Amina Lawal ‘gratie’ had gekregen:
“Amina Lawal, de vrouw die wegens overspel was veroordeeld tot de dood door steniging, zou inmiddels gratie hebben gekregen, maar daar is het mij niet om te doen. Zolang de wetten die dit mogelijk maken niet veranderen, hebben we niets bereikt (...) Beeld je in wat die vrouwen moeten doormaken. Ze worden ingegraven tot de nek en vervolgens worden ze met stenen bekogeld tot ze halfdood zijn. Ten slotte mag de pater familias van de benadeelde partij de klus afmaken met een kanjer van een rots. En dat allemaal voor overspel! (...) En laten we wel wezen: als in Nigeria een getrouwde vrouw verkracht wordt en de dader zegt tegen de rechter dat ze liegt, dan wordt hij op zijn woord geloofd en krijgt de vrouw de doodstraf. En dat zijn geen wetten uit de Middeleeuwen. Die wetten in de sharia zijn pas enkele jaren geleden goedgekeurd!” (De Standaard Magazine, 16 11 02, p.56).

Een islamitische vrouw heeft niet het recht om te huwen met een nietislamitische man (het omgekeerde mag wel). Wie deze bepaling overtreedt, is de dood schuldig. De moord op de 26jarige Fadime Sahindal in Zweden (26 jan. 02) heeft enkele maanden geleden de gemoederen beroerd. Fadime Sahindal had een relatie met een Zweedse vriend, en wou die niet opgeven. Reeds in 1998 had ze klacht ingediend tegen haar familieleden, die haar met de dood bedreigden. De moordenaar, haar vader, was een man die na meer dan 15 jaar verblijf in Zweden nog steeds geen woord Zweeds sprak.

Het multiculturele bedrog

Het verlangen om te leven in een verlichte, vrije samenleving is algemeen menselijk. Er zijn altijd intellectuelen in de moslimlanden geweest die de moed hadden om de ware natuur van de islam uit te spreken. Cultureel relativisme is uit den boze. De islam beschouwen we best als een memetische structuur, die zich kan verspreiden doordat ze op een succesvolle wijze onderdrukking en terreur in stand houdt. We kunnen twee zware fouten maken. De eerste fout is, dat we islamieten als menselijke individuen gaan demoniseren. De tweede fout is, dat het gewelddadig en onderdrukkend karakter van de koran en de islam gaan relativeren. We dienen mensen en leer scherp te onderscheiden, de leer kritisch te onderzoeken en waar nodig frontaal te bestrijden, en bruggen te slaan naar de betrokken mensen. Beiden zullen trouwens vaak samengaan, want de eerste slachtoffers van de islam zijn de islamieten zelf. De Algerijnse schrijver Kateb Yacine zei bijvoorbeeld over zijn geboorteland:
“L’Algérie araboislamique est une Algérie qui est étrangère à ellemême. C'est une Algérie qui est imposée par les armes, car l'islam ne se développe pas avec des bonbons et des roses, il se développe avec des larmes et du sang. Il croît dans l'oppression, la violence, le mépris, par la haine, voyez le résultat !" (Le Monde, 20 mai 1994; Ibn Warraq, p.212)

Ibn Warraq heeft ook harde woorden over voor het multiculturele ideaal waarmee de burger in Westerse landen door de elite om de oren wordt geslagen:

“...multiculturalism is based on some fundamental misconceptions. There is the erroneous and sentimental belief that all cultures, deep down, have the same values; or if these values are different, they are all equally worthy of respect. Multiculturalism, being the child of relativism, is incapable of criticizing cultures, of making crosscultural judgements. The truth is that not all cultures have the same values, and not all values are worthy of respect.” (‘multiculturalisme is gebaseerd op enkele grondige misvattingen. Bijvoorbeeld op de sentimentele doch foute opvatting dat alle culturen uiteindelijk dezelfde waarden hebben; of dat die waarden verschillen, maar toch gelijk respect verdienen. Multiculturalisme is een kind van het relativisme, en kan als zodanig geen culturen kritiseren, of vergelijkend beoordelen. De waarheid is dat niet alle culturen dezelfde waarden delen, en dat niet alle culturen respect verdienen’ p.356). http://www.secularislam.org