Hoe gaan we om met biografische inzichten ?

In het tijdschrift "Die Drei" van januari 1998 verscheen een artikel van Mathias Wais waarin de auteur nagaat welke de mogelijkheden en beperkingen zijn van inzicht in de eigen biografie als men een beslissing moet nemen die diep ingrijpt in het eigen levenslot.
Het artikel leek ons interessant genoeg om te vertalen. Een probleem was de uitdrukking "biografische Erkenntnis" die de auteur veelvuldig hanteert. "Erkenntnis" kan in het Nederlands op verschillende manieren vertaald worden: erkenning, kennis, inzicht, besef, zelfs feit. Wij gebruikten meestal "inzicht" hoewel dit woord niet helemaal dezelfde inhoud heeft als "Erkenntnis". Mathias Wais (geboren in 1948) studeerde judaïstiek, tibetologie en psychologie en werkt als consulent.

Een voorbeeld uit de praktijk: een vrouw van 37 komt bij de consulent met de vraag welke richting ze aan haar verder leven kan geven. Haar kinderen staan op eigen benen, haar huwelijk is reeds een aantal jaren geleden op de klippen gelopen en terug haar vroegere beroep uitoefenen (ze was boekhouder) spreekt haar niet echt aan. Samen met de consulent wordt er naar de rode draad in haar biografie gezocht. Wat in 't oog springt is een grote breuk op het ogenblik dat ze 18 jaar en 7 maand oud was. Haar ouders scheiden, zij wordt daardoor abrupt uit het ouderlijk huis gekatapulteerd. Ze moet verhuizen, verliest van de ene dag op de andere haar vriendenkring, en moet haar beroepsplannen herzien. Ze wilde pedagogie studeren, maar daarvoor is nu geen geld meer. Van de andere kant vond ze in haar nieuwe woonplaats vlug een nieuwe vriendenkring, en via een kennis kon ze een plaatsje als hulpboekhouder in een grote onderneming bemachtigen.
Deze vrouw kende iets van antroposofie en antroposofische biografiestudie, haar kinderen hadden ook in een Steinerschool gestudeerd, en ze formuleerde dan zelf het inzicht dat deze breuk -waarbij het verleden wordt afgeschud en tegelijk nieuwe levensperspectieven opduiken- een mooi voorbeeld is van de werkzaamheid van de maanknoop* .

De maanknoop, die om de 18 jaar en 7 maanden in de biografische dynamiek kan ingrijpen, bevrijdt ons van levensomstandigheden die voor onze verdere ontwikkeling geen toekomst meer hebben en brengt ons van buitenaf nieuwe mogelijkheden, nieuwe perspectieven.

Van hieruit formuleert de vrouw een ander inzicht - en nu wordt de zaak problematisch. Ze zegt ongeveer het volgende: " Ik ben nu 37 jaar en 4 maand, ik sta dus bij mijn tweede maanknoop. Dat komt ook overeen met mijn levensgevoel. Ik zou het oude willen afleggen en iets totaal nieuw willen beginnen. Onlangs woonde ik een euritmievoorstelling bij en ik was gefascineerd: dat wil ik ook doen, ik ga euritmie studeren, ik zou toch graag met iets kunstzinnigs bezig zijn."
Ze maakt een eind aan onze bijeenkomsten, ze vindt dat de biografiestudie voor haar een succes is geweest en ze neemt afscheid met de belofte eens een kaartje te sturen om te laten weten hoe haar nieuwe leventje verloopt.
Na twee jaar komt ze terug, gebroken en volledig uitgeput. Ze had zich effectief ingeschreven in een euritmieschool, maar kon de opleiding lichamelijk niet aan. Ze moest afhaken, en om een inkomen te hebben had ze terug een deeltijdse job als boekhouder moeten aannemen. Haar oudste dochter was ook niet gaan alleen wonen zoals ze verwacht had. Die was ziek geworden en had verzorging nodig. Aldus had moeder, tegen haar eigen verwachting in, noch tijd, noch energie gehad om zich bezig te houden met de dingen die haar persoonlijk interesseerden. Wat is hier verkeerd gelopen ?

Dergelijke en vele gelijkaardige voorbeelden doen de vraag rijzen: hoe gaan we om met biografische inzichten ? Wat zijn dat eigenlijk ? Hoe onderscheiden we ze van psychologische inzichten ? Hoe verkrijgt men biografische inzichten ? En wat doen we ermee ?

Biografische inzichten zijn geen leidraad voor de toekomst

Deze vrouw had de werkzaamheid en duidelijkheid van een biografische wetmatigheid ingezien. Vanuit een verlangen werd dit inzicht gebruikt als leidraad bij de actuele vraag naar de verdere levensloop. De vrouw ging ervan uit, omdat ze dat verwachtte, dat de tweede maanknoop dezelfde betekenis en werkzaamheid zou hebben als de eerste, het was toch een wetmatigheid nee ? Maar haar verdere levensweg toont dat ze zich bij de toepassing van deze wetmatigheid iets wijsgemaakt heeft. Alles verliep helemaal anders. Waarmee hebben wij hier dan te maken ?

Het inzicht betreffende de maanknoop is een biografisch inzicht. Achteraf beschouwd wordt een zinvolle samenhang duidelijk, op het moment zelf echter werd dit beleefd als een diepgrijpende breuk en als een schok. Niet alleen werd achteraf een zinvolle samenhang duidelijk, het was ook te verklaren vanuit de bekende biografische wetmatigheid. Maar het toepassen van deze kennis op de actuele situatie was geen inzicht, maar een wens, een verlangen. De conclusie van de vrouw voor haar actuele situatie wilde vanuit het oorspronkelijke inzicht iets vastleggen wat niet vast te leggen is. De kennis van de zingevende en toekomstgerichte werking van de maanknoop had niet een richtlijn mogen zijn voor het handelen in de concrete situatie.
Was het bijgevolg overbodig om die kennis over de werking van de maanknoop gehad te hebben ?
Nee, dat was niet overbodig, maar er werd verkeerd mee omgesprongen, omdat er iets als biografische kennis behandeld werd dat helemaal geen biografische kennis was. Biografische kennis kan pas achteraf opgedaan worden, en het gewettigde praktische gebruik ervan bestaat erin dat men deze kennis loslaat. Of, om het algemener te formuleren: inzicht in de biografie houdt altijd de oproep in om zich van dit inzicht vrij te maken als het om een concrete situatie gaat. De biografie wordt niet gunstig beïnvloed als wij inzichten in de diepere samenhangen van onze levenswegen als richtlijn nemen voor onze verdere handelingen en beslissingen. Een ontwikkelingsdynamiek ontplooit zich veel meer doordat wij het bekende overschrijden en met het onverwachte rekenen en dus afzien van wat we op grond van inzicht in algemene en individuele wetmatigheden kunnen verwachten.

Hierin onderscheidt biografische kennis zich van psychologische kennis. Het is karakteristiek voor psychologische kennis dat die iets verklaart en een verder gedrag verwacht dat beantwoordt aan de gewonnen inzichten. Psychologisch kan men dus voorspellingen maken. Wanneer ik als kind geleden heb door de afwezigheid van een vaderfiguur, zoek ik als vrouw altijd weer oudere mannen voor een relatie. Dat is een psychologisch inzicht en dat wordt gehanteerd als verwachting of voorspelling: ik kan verwachten dat de betreffende vrouw ook in de toekomst oudere mannen als partner zal zoeken.

In hoeverre heeft een gebeurtenis toekomstkracht ?

Biografische kennis zit op een ander niveau en moet op een ander niveau gehanteerd worden: wat betekent het voor mij, wat heeft dat met mij te maken, wanneer bepaalde omstandigheden een vorm geven aan mijn leven -in het laatste voorbeeld de afwezigheid van een vaderfiguur- en in hoever kan ik die voorgevormde toestand overstijgen ? Biografie is niet het afspelen van dwangmatigheden en wetmatigheden, maar een ontwikkelingsgebeuren, een zinvolle samenhang die zich in de tijd ontplooit en die een dynamiek ontwikkelt door het optreden van het nieuwe en onverwachte. Biografie ontstaat inderdaad pas wanneer het voorgevormde en regelmatige overstegen wordt. Natuurlijk wortelt de biografische ontwikkeling in uiterlijke gebeurtenissen en innerlijke belevingen die elkaar wederzijds beïnvloeden. Maar biografie is niet eenvoudigweg een dwangmatige, oorzaak-gevolgketting van gebeurtenissen, ervaringen en gedragspatronen. Bij het dier is dat wel het geval, en niet voor niets vindt de psychologie daar zijn oorsprong. Maar een dier heeft geen biografie. Dieren hebben een lot als soort, maar niet als individu. Hun leven is in zekere zin reeds klaar, is door instincten vastgelegd wat zijn afloop betreft. Het afzonderlijke dier heeft geen biografie nodig omdat het zich niet ontwikkelt. Zijn leven is eens en voor altijd geregeld. Ook wanneer het ene dier andere ervaringen heeft dan het andere, dan ontstaat daardoor geen biografie, maar alleen verschillende gedragspatronen.

Bij de mens is dat helemaal anders: het is precies zijn wezen dat hij gebeurtenissen en situaties individueel opneemt en vooral dat hij zelf omstandigheden met ontwikkelingsmogelijkheden kan opzoeken. De mens is open, onaf en -vooral vandaag- niet meer gebonden aan voorgevormde handelingspatronen. Er wordt van hem gevraagd dat hij persoonlijk handelt. Juist dat maakt ontwikkeling mogelijk. De biografie ligt niet in het opstapelen van gebeurtenissen en ook niet in het afdraaien van wat ooit geleerd werd, maar zij ligt verborgen in de innerlijke samenhang van alle innerlijke en uiterlijke belevingen. In de dynamiek van de samenhangen, niet-gerealiseerde mogelijkheden, keerpunten, toekomstplannen zowel als het verleden kunnen we, als we nauwkeuriger kijken, een wil tot vormgeving herkennen. Biografie is een geheel dat zich in de tijd ontplooit. Naarmate dit geheel meer en meer vorm krijgt, komt ook het individuele van de mens tevoorschijn. Het Ik leeft in de tijd, altijd naar de toekomst gericht. Het is nooit af. We moeten het Ik niet zozeer zoeken in afzonderlijke gebeurtenissen -een ongeval, een ontmoeting, een scheiding- maar in hetgeen door dergelijke gebeurtenissen vrijkomt aan ontwikkelingsmogelijkheden. Derhalve moet bij biografische studie minder de afzonderlijke gebeurtenis bekeken worden, maar wel de vraag in hoeverre deze gebeurtenis voor de toekomst belang heeft.

Zich openstellen voor het nieuwe en vroeger opgedane inzichten overstijgen

Om de impuls van het nieuwe te kunnen opnemen, om open te kunnen staan voor wat mij verder brengt, moet ik mijn vroeger opgedane kennis kunnen achterlaten. Daarmee wordt niet bedoeld dat ik ze vergeet en ook niet dat kennis van de eigen biografie overbodig zou zijn. Integendeel, die kennis is er om mij te laten zien op welk gebied ik moet open staan en wat ik te overstijgen heb.
Het juiste hanteren van de kennis van de werkzaamheid van de maanknoop in het eerste voorbeeld zou dus geweest zijn om waakzaam en open te zijn voor wat nu, in de crisissituatie ontstaat. De vrouw had zich moeten openstellen voor wat haar van buitenaf toekwam, en daarin had iets kunnen liggen, een hint, een vraag die haar leven een nieuwe richting kon geven. In plaats daarvan heeft ze, vanuit een begrijpelijk verlangen, besloten en aangenomen dat de maanknoop terug zo sterk zou werken als de eerste keer. Dat kan men echter op voorhand en ook in een acute situatie niet weten, alleen maar achteraf inzien. De maanknoop bevrijdt van levensomstandigheden die voor onze verdere ontwikkeling geen toekomstkracht hebben. Hoe kan men weten of datgene dat men beu is ook geen toekomstkracht meer heeft ? Dat kan men hopen, maar het is geen inzicht. Achteraf kan men dat inzien. Of omgekeerd: biografisch inzicht kan hoegenaamd geen richtlijn zijn voor biografisch handelen. Neemt men die kennis toch als richtlijn dan handelt men vanuit het verleden, vanuit iets dat al vorm heeft, het wordt een zuiver afspelen van wetmatigheden. Toekomst ontstaat slechts wanneer wij onze waarnemingen open stellen voor hetgeen wij vanuit het verleden, vanuit onze gevoelens, vanuit onze wensen helemaal niét verwachten.

De meeste ontmoetingen zijn karmisch

Een ander voorbeeld: een 50-jarige man, uitgesproken antroposoof, gehuwd, twee kinderen, leert een ongeveer 30-jarige aantrekkelijke jonge vrouw kennen. Het komt tot een intensieve, overweldigende ontmoeting die alles onderste boven keert. Totaal nieuwe aspecten van zijn persoonlijkheid worden aangesproken door deze nieuwe ontmoeting. Het schijnt hem dat hij een complete zieleverwantschap vertoont met deze jonge vrouw, en op het ogenblik dat hij haar leerde kennen hield hij zich juist bezig met de christelijke middeleeuwen. Daardoor komt hij op het idee dat zij beiden in de christelijke middeleeuwen een soort samenwerking afgesproken hadden, en dat hij daarom nu zijn verdere levensweg met deze vrouw moest gaan.*
Nu zou ik hier geen oordeel willen uitspreken in hoeverre de opvatting dat hier sprake is van een karmische noodzaak klopt of niet klopt. Laat ons aannemen dat het klopt. Dan hanteert hij in ieder geval deze kennis verkeerd, hij maakt dezelfde fout als de vrouw uit het eerste voorbeeld. Omdat hij een samenhang ingezien heeft, meent hij dat hij dit inzicht moét omzetten in een uiterlijke daad - dwangmatig dus. Daarmee maakt hij echter zichzelf onvrij en beperkt de mogelijkheden die in zo'n ontmoeting liggen geweldig in. Het vervolg van het verhaal was dan ook navenant. In het begin streelt het geweldig de ijdelheid door met zo'n 20 jaar jonger "karma" op bijeenkomsten te kunnen verschijnen, maar spoedig moest hij onder ogen zien dat hij met deze vrouw op juist dezelfde problemen stootte als met zijn eerste vrouw.
Wat zou een alternatief geweest zijn ? Ten eerste was het niet erg wonderbaarlijk om een ontmoeting aan te voelen als karmisch. De meeste ontmoetingen zijn karmisch. Dat is dus zo algemeen dat het niets kan zeggen over een individueel geval en welke consequenties men daar moet uit trekken. Ten tweede had hij er totaal anders kunnen mee omgaan. Ik bedoel het niet moreel, maar hij had zich van dit inzicht kunnen vrijmaken en die ontmoeting en wat ze bij hem losmaakte, kunnen opvatten als een oproep om zijn concreet leven zoals het was, te vernieuwen. Hij had kunnen nagaan waar hij zijn nieuw ontdekte capaciteiten zou kunnen inzetten, ook binnen het huwelijk. In de plaats daarvan heeft hij er een wetmatigheid van gemaakt. Hij heeft een biografisch gegeven als een fatum behandeld.

Iets gelijkaardig vinden we in de omgang van leerkrachten en ouders met hun kinderen. Iemand komt tot het besluit dat bvb. een sanguïnisch kind een potentieel druggebruiker is. Misschien is dat zo. Maar hoe gaat men nu met deze wetenschap om ? Houdt men dit besluit vast, cementeert het nog met speculaties over het karma van het kind, zoekt men dagelijks naar bevestigingen ? Dan maakt men zichzelf en het kind onvrij en het kind krijgt de stempel: "Potentieel druggebruiker". Of is men bereid om deze conclusie terug te laten voor wat ze is en heel bewust met het kind zodanig om te gaan dat ook nog andere trekken en ontwikkelingslijnen in hem kunnen vrijkomen. Maakt men er een probleemkind van of overstijgt men de eerste conclusie en zoekt dan naar het onverwachte ?
Een dergelijk hanteren van inzichten kan ook verlammend werken.
Een kunstenares wiens schilderwerken een eigenaardige mengeling waren van kinderlijke naïviteit en kennis van het demonische, wilde meer te weten komen over wat precies in haar ziel die creativiteit voedde. Een psycholoog stelde een samenhang vast tussen deze kennis van het demonische en haar bijna kinderlijke afweer daartegen. Ze was de dochter van een aggressieve alcoholicus en reeds als kind moest zij vader in toom houden en kalmeren als er terug eens een uitbarsting dreigde. Dat inzicht had ze nu. Maar nu kon ze niet meer schilderen. Want de oorzaak van haar creativiteit kwam telkens voor haar innerlijk oog te staan als ze voor de schildersezel ging staan.

De zin van biografisch inzicht: een impuls geven

Het kan niet de zin zijn van dergelijke inzichten dat ze ons voorgoed aan het verleden binden. Want wat is eigenlijk een biografisch gegeven ? Bij de biografiestudie zoekt men naar het Ik, dus naar iets van geestelijke aard. Ons eigenlijk Ik, onze individualiteit, die doorheen verschillende aardelevens gaat met telkens nieuwe zelfgekozen opdrachten, heeft een geestelijke natuur. Een biografisch inzicht is dus een geestelijk inzicht. Daarom is het zeldzaam en zekerheid omtrent dit inzicht is nog zeldzamer. Een indruk is nog geen inzicht. De conclusie, na het observeren van een bepaald gedragspatroon van een kind, dat het een potentieel druggebruiker is, is geen biografisch inzicht omdat een antroposoof die conclusie trekt. En ook verliefdheid op zich heeft geen kenniskracht. Integendeel: geestelijke inzichten kenmerken zich doordat ze niet ontstaan in een atmosfeer van wensen en hopen en evenmin in een atmosfeer van sympathie of antipathie voor of tegen iemand of iets. Geestelijk inzicht ontstaat niet uit beoordelingen en waardeoordelen, maar slechts als wij ons juist daarvan vrij maken. Ook inzichten, verkregen door over zichzelf na te denken, zijn dikwijls niet wat ze schijnen te zijn. Het is zeer moeilijk in zelfbespiegeling, in het bezig zijn met de eigen biografie, grondlijnen van het eigen bestaan terug te vinden. En nog moeilijker is dat als men het probeert te doen in een actuele levenscrisis, wat verliefdheid toch wel is. Alles wat met gevoelens, wensen, angsten te maken heeft, met onze waarnemings- en denkgewoontes, vormt een ongunstige achtergrond voor biografisch inzicht. Daarom verkrijgt men dat in de regel maar door uiterlijke en innerlijke afstand tot de zaak, door achteraf te beschouwen en door zich zonder vooroordeel open te stellen. Maar wie kan zo zonder vooroordeel t.o.v. zijn eigen leven zijn ?
Geestelijk inzicht heeft impulskarakter. Het verklaart niet zomaar iets. Het roept op. Het roept op om een daad te wagen. Een daad die niet voortvloeit uit de samenhangen die werden ingezien, maar die verder gaat. Biografisch inzicht geeft veelmeer een impuls dan dat het verklaart.

Pas als we durven handelen zijn we vrij

De laatste jaren wordt er vanuit de antroposofie enthousiast aan biografiestudie gedaan, maar dikwijls worden causaal-psychologische inzichten verwisseld met biografische en wordt er met biografische kennis omgegaan alsof het causaal-psychologische betrof. Biografiestudie is geen nieuwe of antroposofische variant van de causale psychologie, maar een impulsgevend gebeuren. Gevaarlijk zijn altijd de inzichten die fascinerend, vleiend of beangstigend zijn. We hanteren ze dan als een norm. Zo maken ze ons onvrij. Het is een elementaire fout te denken dat inzicht een moedige stap kan vervangen. Zonder inzicht kan die stap niet overwogen worden, maar de daad zelf moet uit het niets groeien, onvoorwaardelijk.
Pas als we durven handelen zijn we vrij. Het inzicht houdt ons eerst nog vast. Maar de stap die verworven inzicht achter zich laat is het medium van het Ik dat vorm geeft aan de biografie. Biografiestudie is derhalve aansporing tot handelen, tot een onvoorwaardelijke daad, en geen heruitgave van een causaal-psychologisch denken met geesteswetenschappelijke begrippen. Ze dient niet tot zelfverschoning of ijdele zelfbespiegeling, maar ze is een hulpmiddel bij onze ontwikkeling.

Het oude "Ken Uzelf" vraagt niet dat wij een psychologisch rapport over onszelf schrijven, maar wel dat wij onszelf overstijgen en gewoontes uit het verleden niet als verontschuldiging gebruiken voor ons gedrag en onze beslissingen in het heden. We moeten meer durven opnemen dan we tot hiertoe gedaan hebben. Dat heeft niets met vrijblijvendheid en willekeur te maken, integendeel: we moeten bewust vertrekken vanuit die oude gewoontes.
"Ken Uzelf" betekent bvb. voor een cholericus niet: "Zo ben je nu eenmaal, daar is niets aan te doen", en ook niet: "Wees niet cholerisch, zoek een temperament dat voor jezelf en de anderen gemakkelijker te verdragen is". Het betekent wel: "Ga er niet van uit dat je onvermijdelijk je temperament moet volgen, maar zoek een manier om meester te worden over dit temperament". Over de weg van inzicht en de relativering ervan moeten we een niets, een onvoorwaardelijkheid creëren, om het Ik te leren kennen; niet om die kennis te bezitten, maar om hem niet nodig te hebben. Dat moeten we in 't oog houden als we een gevoel willen krijgen voor de michaëlische dimensie van levenswegen van deze tijd.



Terug naar het thuisblad

*

*

*

*

*