Akasha-kroniek en biologisch-dynamische landbouw

Ter gelegenheid van de jaarvergadering van de Antroposofische Vereniging sprak Manfred Klett in Lier over de Akasha-kroniek. Op zaterdag en ook de zondag hield hij een voordracht die indruk maakte doordat een brok antroposofie zowel naar inhoud als naar geschiedenis levendig werd gemaakt.

Hieronder geven we in grote lijnen weer wat er te horen viel, tenminste inhoudelijk toch, het levendige van de spreker kunnen we onmogelijk nadoen. Daarvoor had u zelf maar de bijeenkomst moeten bijwonen !

In de Akasha-kroniek staat alles opgetekend wat door bewuste wezens ooit werd gedacht, gevoeld en gewild. Op het niveau van de Akasha is er geen sprake van tijd. Tijd speelt zich af in de fysieke wereld. Het heden kunnen we beschouwen als een etherische stroom uit het verleden, samenhangend met het denken, die een astrale stroom ontmoet die ons met het willen vanuit de toekomst tegemoet komt.

Manfred Klett belichtte de biologisch-dynamische landbouw als een verschijnsel dat naar de toekomst wijst. Het is niet toevallig dat de aanzet voor de BD-landbouw gegeven werd na 3 X 7 jaar antroposofie, nl. met Pinksteren 1924, ná de Weihnachtstagung (daar ging de spreker 's zondags verder op in ).

Zaterdag schetste hij een historische ontwikkeling van de landbouw.

Die vindt zijn begin in de oerperzische cultuurperiode, die begon vóór het Kali-Yuga, het duistere tijdperk, zijn aanvang nam. Een figuur als Zarathoestra zag gans de wereld als een strijd van de krachten van het licht (Ahura Mazdao) tegen die van de duisternis (Ahriman). Hij wees de mens op de licht-kracht van de zon, en op de duisternis van de aarde, en spoorde hem aan om de aarde te doordringen met lichtkrachten. Door middel van de ploeg werd de aarde opengereten, zodat het licht erin kon doordringen.

De dieren werden gedomesticeerd. Dat betekent dat de mens nog toegang kon vinden tot de groepszielen van de dieren. Hij werkte in op (sommige van) deze zielen en opende ze voor zijn gebruik. Hij kweekte aldus rassen voor het landbouwbedrijf. Al wat de dieren meegebracht hadden uit de oude Maan-tijd, hun erfelijkheid, werd geopend voor een toekomststroom. De koe wordt als offerdier gebruikt: zij offert zich aan de mens, zijn wil is voor haar wet, zelfs haar dood. Maar zo wordt zij ook verlost. Hetzelfde deed de mens met de plantenziel. Wilde plantensoorten werden bewerkt en geschikt gemaakt voor de landbouw. De plantenziel werd dus ook geopend.

Dit alles was voleindigd vóór de bouw van de grote piramides, vóór 3101, het begin van het Kali-Yuga. De mens bedreef kunst in het levende, in de ziel van de natuur. De dood was ingevoerd, werd beheerst om een hoger leven te bevorderen. Voor verder terugliggende culturen zou het openrijten van de aarde met een ploeg een heiligschennis betekend hebben: het kwetsen van moeder aarde.

Toen kwam de Egyptische cultuurperiode. Wat voorheen in het dierlijke en in het plantaardige gebeurd was, probeerde de mens ook in de steen te verkrijgen. De Egyptische piramides, de Griekse sculpturen kan men beschouwen als pogingen om de dood in het minerale te beheersen. Maar de mens slaagde er niet in, hij kon alleen vorm geven. Het bleek onmogelijk om nog dieper in het fysieke in te grijpen.

Eerst moest het Mysterie van Golgotha plaatsgrijpen.

Dit gebeuren was niet iets eenmalig. Wat toen ruimtelijk plaatsvond, is tegelijk ook beginnen werken in de tijd. Iets wezenlijks veranderde in de ontwikkeling van de aarde.

We zien dat het proces, dat zich vóór het mysterie van Golgotha in de tijd afspeelde, zich nu herhaalt, maar in de ruimte. Niet voor niets begon dit proces in de tijd van de Graal (9de eeuw). We zien dus nu ook alles beginnen met het goddelijke, menselijke, daarna/daarrond het dierlijke, plantaardige, minerale. In de uitgestrekte wouden van Europa namelijk beginnen zich her en der monniken te vestigen, vanuit een impuls van de mysteriën in Ierland. Deze monniken leven in gebed, en zorgen voor hun levensonderhoud door de natuur om te vormen, door stukken woud te rooien en de open plekken te bebouwen. Kloostergemeenschappen ontstaan, ze houden huisdieren, ze leggen hun tuinen aan. Het oerbeeld van Europa ontstaat: in het midden een kerk, daarrond de mensen met hun woningen, waarin mens en dier onder hetzelfde dak leven, daarrond de tuinen, de akkers, het geheel omgeven door het woud. Een harmonie van akkerbouw en veeteelt. Kaïn en Abel terug verzoend !

Dan begint de bewustzijnsziel te ontwikkelen. De mensen verlaten de dorpsgemeenschappen en verkiezen het stadsleven: er is meer vrijheid. Deze beweging leidt tot de bloei van de Europese cultuur.

Met het einde van het Kali-Yuga is ook het hoogtepunt van het materialisme bereikt, de geestelijke duisternis. En net zoals Zarathoestra het duister van de aarde met de ploeg toegankelijk liet maken voor de zon, zo maakte Rudolf Steiner het duister van het materialisme toegankelijk voor lichtkrachten. De landbouwcursus van Pinksteren 1924 kunnen we beschouwen als de zon die dat licht geeft.

Deze cursus geeft aan de mens als landbouwer de mogelijkheid om als bewust Ik tussen het verleden en de toekomst te staan, niet door geloof of traditie, maar vanuit inzicht.

De mens als mikrokosmos drukt zich uit in de aarde en zijn taak is: het veranderen van de stof, van de dood, van het minerale; het levendig maken van de aarde zelf, een transsubstantiatie bewerkstelligen, een wederopstanding. Dat moet gebeuren in de zintuiglijke wereld, dat is het geheim van de biologisch-dynamische landbouw. De preparaten van duizendblad, kamille en brandnetel kunnen de calcium- en kaliumzouten uit de aarde omzetten in een stikstof. De stikstof is de drager van het astrale, dus van wat uit de toekomst naar ons komt. Daardoor kan de tijd vorm krijgen. Het Akasha-wezen, de duur, komt in de fysieke wereld. En het is daar dat we de Akasha-kroniek moeten kunnen lezen.

In de werkgroep ging Manfred Klett nog dieper in op zaken die tijdens zijn voordracht geklonken hadden. Over het omzetten van kalium in stikstof door het duizendblad bvb.

Het grootste deel van onze atmosfeer, van wat we inademen is stikstof. Daarin werkt het astrale, we zijn dus altijd omringd door bewustzijn, emoties enz. In het duizendblad vindt een omzetting plaats van oude (Maan-) materie naar nieuwe materie: van in de wortels, die in de aarde geen grens vinden, maar er onmerkbaar in overgaan -en dus het meest fysiek/mineraal zijn-, tot in de bloesem, die het dichtst bij het astrale staat.

Deze bloesems worden verzameld, in een herteblaas gedaan, en op een plaats in de zon gehangen. Door het samenwerken van dierlijke en plantaardige krachten, onder invloed van de zon, worden deze preparaten zo gepotentieerd dat ze de aarde kunnen omvormen. De mens heeft de plicht om de aarde, het minerale om te vormen. De drie rijken, het minerale, het planten- en het dierenrijk bestaan uit wezens die terwille van de mens heel diep in de materie gezakt zijn. De mens staat in grote schuld t.o.v. deze wezens. Door de dieren naar het plantenrijk te verstoten (de moderne veeteelt) en de planten naar het minerale (hydrocultuur, genmanipulatie) vergroot hij nog die schuld. We zouden ons van deze schuld even bewust moeten zijn als de dichter Christian Morgenstern in zijn gedicht "Die Fußwaschung":

Ich danke dir, du stummer Stein,
und neige mich zu dir hernieder:
Ich schulde dir mein Pflanzensein. (enz.)

Bij de genenmanipulatie zien we ook een samengaan van dierlijke en plantaardige krachten (denk aan de tomaat met het gen van een vis! ). Deze koppeling vindt plaats in de genen, in het eiwit, in het stikstofelement, maar deze keer ver van de zonnekracht. Door dit proces worden elementarwezens nog meer aan de materie gekluisterd. Door het werken met BD-preparaten daarentegen, scheppen we nieuwe elementarwezens die dienaar worden van Christus.

Rudolf Steiner verlichtte de duisternis van het materialisme, maar het is niet zo dat hij al zijn kennis als een openbaring uit de geestelijke wereld ontving. Nee, iedere stap die het menselijk denken zette in de richting van een materialistisch wereldbeeld -onder impuls van Ahriman-, was voor Rudolf Steiner een aanleiding om een spirituele tegenzet te doen. Zo zien we dat de geestelijke ontwikkeling van Rudolf Steiner gelijkloopt met een reeks ontdekkingen die uiteindelijk leidden tot de kernbom. De meest in 't oog springende parallel is wel het boekje "Die geistige Führung des Menschen und der Menschheit". Het bestaat uit drie voordrachten die Rudolf Steiner hield in 1911 in Kopenhagen, op het ogenblik toen quantumfysici aldaar hun atoommodel (Rutherford-Bohr* ) op punt stelden, een verdere stap in de richting van een atomistisch wereldbeeld. Rudolf Steiner stond erop dat deze voordrachten, gehouden voor een beperkt publiek van theosofen, nog hetzelfde jaar openbaar werden gemaakt, zoals hij in het voorwoord zegt "... omdat ik redenen heb om dit werk precies op dit ogenblik te laten verschijnen ..." In de derde voordracht zegt hij ook expliciet dat het idee dat de wereld uit atomen bestaat ingegeven wordt door wezens die de mens hinderen in zijn ontwikkeling.

Rudolf Steiner is de confrontatie met Ahriman niet uit de weg gegaan. Daarom heeft Ahriman geen toegang tot de antroposofie ( Lucifer wél !).

Wat in de Akasha-kroniek als een panorama te zien is, dat drukt zich in de fysieke wereld uit als tijd. Manfred Klett schilderde voor ons tijdens zijn tweede voordracht terug een levendig tableau, een bepaald gedeelte van de Akasha-kroniek. Hij begon zijn verhaal even na het begin van het Kali-Yuga (3101 v. C.).

De Egyptische cultuurperiode begon zo rond het jaar 2907 v. C. In deze periode moest de gewaarwordingsziel ontwikkeld worden. In het Gilgamesj-epos zien we in de figuur van Eabani een menselijk Ik dat als een zon in de gewaarwordingsziel schijnt. Datzelfde Ik - na een minder bekende incarnatie in Efese- duikt weer op in de Griekse cultuurperiode waar het de verstandsziel ten volle benut en bewerkt: Aristoteles, die met zijn categorieën een gedachtenbouwsel opricht dat duizend jaar zou meegaan. Dezelfde individualiteit wordt nogmaals geboren in de Grieks-Romeinse cultuurperiode, en de kennis die zij vanuit de verstandsziel verkregen heeft, gaat zij nu door de gemoedsziel "verchristelijken": Thomas van Aquino, de middeleeuwse denker. Hij stierf met op zijn lippen de vraag :"Hoe kan het denken christelijk worden ?"

Na Thomas' dood breekt de vijfde na-Atlantische cultuurperiode aan, de onze. Het Kali-Yuga, het duistere tijdperk duurt nog altijd voort. Tijdens dit duistere tijdperk ontwikkelde zich dus de gewaarwordingsziel en de verstands- en gemoedsziel. Ook het begin van de ontwikkeling van de bewustzijnsziel viel in dit duistere tijdvak, dat afliep in het jaar 1899.

Bekijken we nu de ontwikkeling in de 19de eeuw wat nader.

In 1843 heeft de strijd plaats tussen de Michaëlische en Ahrimanische scharen. Ahriman verliest en wordt op de aarde geworpen in 1879. Hij bezorgt hier het materialisme zijn hoge vlucht. Michaël stijgt op van de rang van aartsengel naar die van tijdsgeest.

Dit jaar 1879 valt samen met de eerste maanknoop in het leven van de individualiteit die geboren werd als Rudolf Steiner. Hij schrijft dan zijn eerste werk. Tegen het einde van het Kali-Yuga, ongeveer 21 jaar later, heeft Rudolf Steiner al wat er aan grootse gedachten in de wereld gedacht is, in zijn ziel opgenomen en verwerkt. We zien hier een geest aan 't werk wiens denken echt "verchristelijkt" is. Als hij zich inleeft in een denksysteem, is er geen spoor van persoonlijke voor- of afkeur meer bij hem te bekennen, hij begrijpt een denksysteem zoals het werkelijk is, doorleeft het volledig, en verlost het daardoor: Rudolf Steiner was darwinist toen hij zich met het werk van Haeckel bezighield. Tijdens zijn hogere studies sprak hij zo dikwijls over het werk van Kant dat hij er een spotnaam aan overhield* . Het resultaat van zijn Nietzsche-studies was het boekje "Nietzsche, ein Kämpfer gegen seine Zeit". Hij was zo'n aanhanger van deze laatste dat hij op een enquête-formulier uit die tijd verklaarde dat hij, als hij niet Rudolf Steiner was, hij het liefst Nietzsche zou zijn (voor diens geestelijke vertroebeling). Tegelijkertijd was hij de eenzaamste, meest ontheemde mens op aarde. Hij had zich volledig op zichzelf gegrondvest, op zijn denken, op ideeën. Daardoor kon hij ook Max Stirner begrijpen, de vader van het anarchisme, wiens hoofdwerk als titel draagt: "Der Einzige und sein Eigentum". Rudolf Steiner was een anarchist !

In die tijd was er nog geen sprake van een (antroposofische) vereniging. Rudolf Steiner had dat niet nodig. Iemand die in het denken leeft, die filosofeert, heeft geen vereniging nodig. Hij wilde zijn taak, het verkondigen van de ideeën van karma en reïncarnatie verderzetten als filosoof, levend in de wereld der gedachten.

Maar dan wordt hij benaderd door de "Meesters". Hij krijgt als opdracht om de imaginaties van de Michaëlsschool in de taal van zijn tijd te kleden zodat iedereen er toegang zou tot kunnen vinden. Hij komt in contact met de Theosofische Vereniging in 1900. Wat hij voordien met het exoterisch gedachtengoed gedaan had, doet hij nu met de esoterische stromingen uit het verleden: hij neemt ze in zijn ziel op en verlost ze daardoor. Hij verlost a.h.w. de Vrijmetselarij door haar verbinding met de Egyptische mysteriën bloot te leggen ("Die Mystik im aufgange des neuzeitlichen Geisteslebens" verschijnt in 1901 en "Das Christentum als mystische Tatsache" in 1902). In 1902 aanvaardt hij het voorzitterschap van de Duitse afdeling van de Theosofische Vereniging onder twee voorwaarden, namelijk dat Marie von Sivers zijn medewerkster kan zijn, en dat hij enkel de resultaten van zijn eigen onderzoek naar voor zou brengen. Vanaf dit ogenblik is er een soort lichaam gevormd waarin het wezen antroposofie zich kan incarneren.

De Michaëlsschool incarneert zich als antroposofie in 3 X 7 jaar.

Van 1902 tot 1909:
Doordat Rudolf Steiner zich intensief verdiept had in de werken van Haeckel, kon hij het boek "De wetenschap van de geheimen der ziel" schrijven. Het evolutieprincipe dat Haeckel in de materie zocht, vond Rudolf Steiner in het geestelijke. Ook verscheen "Uit de Akasha-kroniek" en "Theosofie". In deze werken staat het denken centraal.

Van 1909 tot 1916:

De Antroposofische Vereniging wordt opgericht, we zien de mysteriedrama's, de euritmie, al het kunstzinnige rond het eerste Goetheanum, kortom al wat uit het middengebied, het voelen, stroomt.

Van 1916 tot 1923:

Het ontstaan van verschillende initiatieven, zoals de sociale driegeleding, de Waldorfschool, geneesmiddelfabricage, de Christengemeenschap. Het willen openbaart zich.

In 1923 vindt de geboorte plaats van het Ik van het wezen antroposofie in de zgn. Weihnachtstagung. Deze bijeenkomst kwam er omdat de Vereniging te klein geworden was voor het wezen antroposofie. We moeten ons het volgend moment voorstellen tijdens deze bijeenkomst: Rudolf Steiner komt binnen in de zaal waar zo'n kleine duizend mensen zwijgend rechtstaan; in dit verticale gebaar ontvangen ze a.h.w. een Ik-inslag, de grondsteen wordt in hun harten gelegd. Rudolf Steiner verbindt hier zijn eigen karma met dat van de Vereniging.*
De 9 maanden die Rudolf Steiner daarna nog actief is, worden gekenmerkt door een niet-aflatende stroom nieuwe geestelijke inzichten, een astrale stroom uit de toekomst. Deze schat verkreeg een immense omvang, wie kon hem nog verwerken ?
En dan sterft Rudolf Steiner . . .
Onmiddellijk wordt de Vereniging gepolariseerd: er ontstaan twee zuilen, enerzijds Marie Steiner die, sterk vanuit het denken, het werk van Rudolf Steiner voor latere generaties wil veilig stellen, en anderzijds mensen als Ita Wegman, die aan de slag willen gaan met wat er dan is aan inzichten en mogelijkheden, meer de wilspool dus. Tussen deze twee groepen is er geen wederzijds begrip meer mogelijk. Voor de ene groep is de impuls van de Weihnachtstagung afgelopen, voor de andere werkt hij verder. Hoe moeten we dit interpreteren ?
Volgens Manfred Klett heeft het wezen antroposofie zich terug getrokken met de dood van Rudolf Steiner. Maar niet voorgoed. De spreker beschouwde de periode ná 1924 in het licht van het 33-jaarsritme dat sinds het begin van onze jaartelling werkzaam is.
Dan krijgen we een eerste periode van 1934 tot 1957/58. We zien in deze periode vele sterke persoonlijkheden als pioniers op allerlei gebieden optreden. Maar met elkaar samenwerken kunnen ze niet ! En dat terwijl de tegenmachten (bvb. het nazisme) zo bloeien. Toch krijgen ze een soort "geestelijk krediet" van het wezen antroposofie. Het is een GEESTimpuls die werkzaam is.
In de tweede periode (1957 tot 1989/90) wordt samenwerking terug mogelijk. Symptomatisch is het feit dat de voorzitter van de Nederlandse Antroposofische Vereniging, Willem Zeylmans von Emmichoven, naar Dornach gaat en er Albert Steffen opzoekt; hij vertelt hem dat de Nederlandse afdeling terug wil aansluiten bij Dornach. Albert Steffen antwoordt dat er toch geen reden is om terug te komen, waarop Zeylmans von Emmichoven repliceert: "Wij komen terug ... weil wir es wollen !"

In deze periode ontstaan uit samenwerking verschillende initiatieven: Camphill, Emerson College, de antroposofische bank in Bochum, Triodos. Het wezen antroposofie is terug dichter bij de mens gekomen en laat een RECHTsimpuls invloeien.

In de derde periode, vanaf 1990, is in de wereld een ECONOMISCHE impuls werkzaam geworden. Initiatieven op dit terrein, die in de vorige periode jammerlijk mislukten, groeien nu op als kiemplantjes. Het wezen antroposofie heeft zich terug nog een trap lager geïncarneerd.

Volgens Manfred Klett heeft het wezen antroposofie zich indertijd terug getrokken om ons vrij te laten. Het was niet de bedoeling dat we enkel maar uitvoerders zouden worden van de ideeën van Rudolf Steiner. Dit wezen wil ieder initiatief begeleiden, en trekt zich dan terug om karma en vrijheid te laten werken. Het vertrouwt, het rekent op de vrij-willende mens. Het wezen antroposofie heeft een driegeleed lichaam nodig, en het is onze taak om ten eerste, dit in te zien en ten tweede aan dit driegelede lichaam te werken.

fdw

Terug naar de inhoudstafel A - D.

Terug naar de inhoudstafel E - H.