Inhoudstafel van Brug 128 ( juni 2025)


Waar is de geestelijke wereld ?

Het alfabet

Antroposofen en Christengemeenschap

De man die geboren werd vóór hij stierf

Reïncarnatie

Trump - Patton

Pattons gedicht

Antisemitisme ?



*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Beste Lezer,




Sinds het begin van het conflict in Oekraïne hangt er aan onze gevel een Russische vlag. Dat leverde al een steen door de ruit op, maar ook bedankingen door ingeweken Russen.
Hoelang zullen we hier nog de vrijheid hebben om onze mening te uiten ?

In Tsjechië kan het al niet meer want de EU is begonnen met het vervolgen van burgers vanwege hun pro-Russische opvattingen. In mei veroordeelde een Tsjechische rechtbank voormalig lerares Martina Bednarova tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden omdat zij tijdens een les op school dergelijke opvattingen had geuit.

Volgens het nieuwsportaal Ceska Justice kreeg Bednarova ook een lesverbod van drie jaar en moest ze een cursus mediageletterdheid volgen. De rechtbank beschuldigde haar van misbruik van haar positie door “misleidende informatie” aan leerlingen te geven. Het incident vond plaats in april 2022, kort na de escalatie van het conflict in Oekraïne, tijdens een les Tsjechisch op een basisschool in Praag. Bednarova noemde de militaire actie van Rusland in Oekraïne een “gerechtvaardigde manier om de situatie op te lossen” en zij zette vraagtekens bij de berichtgeving van de Tsjechische televisie.
Ze zei ook dat nazistische Oekraïense groeperingen sinds 2014 Russen hebben vermoord in Oost-Oekraïne. Leerlingen namen de les op en waarschuwden de schoolleiding, wat leidde tot het ontslag van Bednarova.

Rechter Matyasova stelde dat Bednarova niet alleen haar persoonlijke mening had geuit, maar ook valse informatie had verspreid in een klaslokaal waar studenten daar geen vragen over konden stellen. Bednarova zei dat haar opmerkingen deel uitmaakten van een les over mediageletterdheid en noemde de zaak politiek gemotiveerd. Het vonnis is niet definitief, aangezien zij het recht heeft om in beroep te gaan.

De rechtbank sprak Bednarova aanvankelijk tweemaal vrij, waarbij een beroepsinstantie de tweede uitspraak op grond van de vrijheid van meningsuiting bekrachtigde. In januari heeft het Hooggerechtshof de uitspraken echter vernietigd en een nieuwe beoordeling gelast.


https://www.frontnieuws.com/eu-begint-met-arrestatie-van-burgers-met-pro-russische-opvattingen/





François De Wit


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Waar is de geestelijke wereld ?



In september 1903 schreef Rudolf Steiner in het tijdschrift “Lucifer” een bespreking van de kort daarvoor verschenen vertaling van C.W. Leadbeaters boekje “The Astral Plane: Its Scenery, Inhabitants And Phenomena”. Op het einde van deze recensie kondigt hij aan : “Voor mijn Berlijnse toehoorders mag ik misschien melden dat ik in de herfst een voordrachtencyclus over de “astrale wereld” zal houden.”
En hij voegt daaraan toe : “Voor ons Duitsers zou ik nog willen zeggen dat wij de uitdrukking “astrale niveau” eindelijk door een andere willen vervangen, aangezien toch algemeen toegegeven wordt dat die zo misleidend is als maar mogelijk.”
Wij in Vlaanderen hebben ook nog altijd de neiging om de geestelijke wereld net zoals de katholieke hemel op te vatten als een locatie ver boven ons (of onder ons als het gaat over vagevuur en hel)

In GA 88 “Über die astrale Welt und das Devachan” (eerste voordracht te Berlijn op 28 oktober 1903) geeft Rudolf Steiner een mooie vergelijking om deze misvatting te corrigeren.


“Als een slak door een zaal kruipt waar juist een opvoering doorgaat van Beethovens Negende Symfonie, dan zou die slak niets waarnemen van al wat de mensen in die zaal in verrukking brengt. De tonen van de symfonie klinken door luchtgolven die zich langs alle kanten in de zaal uitbreiden; ze zijn de uiterlijke uitdrukking van de heerlijke klankenharmonie. Deze klankharmonie bereikt het organisme van de slak even goed als dat van de mensen in die zaal. In de mensen roepen deze tonen gevoelens op van de edelste soort, maar de slak heeft daar geen weet van. Zij bevindt zich in hetzelfde medium, in dat geheel van klankgolven waarin ook de mens zich bevindt, maar ze weet niets van al wat rond haar gebeurt. Er is een wereld buiten haar en zij leeft in die wereld maar ze heeft er geen vermoeden van. En toch is die wereld van klankharmonie niet op een andere plek dan waar deze slak zich bevindt, die is op dezelfde plek waar ook alles is wat de slak nodig heeft om te leven. De ruimte waarin de slak zich bevindt is dus gevuld met een aantal zaken die de slak niet kan waarnemen.

Hiermee hebben wij vastgesteld dat rondom een wezen dingen kunnen bestaan zonder dat het betreffende wezen daar een idee van heeft en we kunnen de vraag stellen of wij mensen misschien ook niet in een wereld leven die gevuld is met zaken en verschijnselen die wij niet direct waarnemen; zaken en verschijningen die zich tot onze leefwereld verhouden zoals de klankharmonie van de Negende Symfonie t.o.v. wat een slak kan waarnemen.
( …. )
We zullen zien dat de astrale wereld niet ver van ons is; die is overal waar wij ons bevinden. In de ruimte waarin wij ons op dit ogenblik bevinden is die even reëel als de wereld die u met uw ogen ziet.
De astrale wereld is een hogere wereld die met zijn verschijningen de wereld doorgolft en doorweeft, net zoals de symfonische klankharmonie de wereld van de slak doordringt maar door haar niet waargenomen wordt. We spreken dus niet van iets wat buiten onze wereld te vinden is, maar we spreken van iets wat onze wereld en ieder aspect van zijn wezen doordringt.” ( …. )




.

Het alfabet


Een fragment uit GA 209 “Nordische und mitteleuropäische Geistimpulse”, de voordracht in Berlijn op 7 december 1921 :



“De mensheid heeft tegenwoordig in feite alleen nog maar de traditionele overlevering van de oerwijsheid, ze heeft geen direct beleven meer van de oeroude wijsheid. Dat hangt samen met de ontwikkeling van het Ik-bewustzijn.
Als men bvb. het Griekse alfabet bekijkt, waar de letters nog namen hadden, alfa, beta, gamma enz. en dan vergelijkt met het Latijns alfabet waar de letters geen namen meer hebben. Men let niet op zulke veranderingen die een aanwijzing geven voor historische ontwikkelingsstadia.
Zo is men bvb. vergeten wat ons woord alfabet, dat nog uit het Grieks stamt, in feite betekent. Gaat men dat na –en een echte taalwetenschap kan deze dingen nagaan – dan ontdekt men dat met het Griekse alfa in wezen hetzelfde uitgedrukt wordt wat in het Oude Testament uitgesproken wordt met de woorden “de mens werd de levende adem ingeblazen”1 – zodat men in de adem moet zien wat eigenlijk de mens bepaalt. Als men eens degelijk het woord alfa zal onderzoeken, dan zal men vinden : dat is de mens !
De eerste letter van het alfabet is niets anders dan de uitdrukking voor “mens”. En beta is : het huis, en het begin van het alfabet betekent : de mens in zijn huis. Een dergelijk begrijpen van het alfabet is in latere tijden volledig verloren gegaan toen het intellectualisme voortdurend sterker werd. Nu worden de letters alleen maar gebruikt om de uiterlijke dingen van elkaar te onderscheiden. Wat in de openbaring van de oerwijsheid lag, verdampte, het “woord” van de oer-openbaring werd veruiterlijkt en men verstaat helemaal niet meer wat in de letters – en in de woorden – aan de mensheid gegeven werd. In de traditionele loges van vandaag wordt natuurlijk nog gesproken van het “verborgen woord” maar de mensheid weet nog maar weinig wat de realiteit achter dit “verborgen woord” was, hoe het alfabet zelf van het verborgen woord sprak en hoe het geatomiseerd werd, uiteen gereten werd.” ( …. )



De taalwetenschap heeft het tamelijk lastig met het uitleggen van oude namen.
We kennen uit het Nieuwe Testament natuurlijk Bethlehem en Bethanië. Etymologisch lijkt er geen discussie te bestaan over het eerste deel van deze eigennamen : beth = huis.
Over het tweede deel is men het niet eens. Zo zou Bethlehem kunnen betekenen : huis van het brood of huis van het vlees. Vanuit een spiritueel standpunt is huis van het vlees aannemelijk vermits het de plaats is waar een wezen incarneerde (de Salomonische Jezus) dat nodig was om later de incarnatie van het Christuswezen mogelijk te maken.
Bethanië kan zowel huis van welkom als huis van de vijgeboom betekenen. We kennen de vijgeboom als beeld van de inwijding (zie Brug 11 ). Lazarus werd opgewekt/ingewijd in Bethanië.
Toen Origenes Palestina bezocht in de derde eeuw n.C. vond hij geen dorp meer dat Bethanië heette. Maar wel een plaats die Bethabara genoemd werd, wat huis van de zoon betekent.
Dat dorp heeft bij de Palestijnen de naam al-Eizariya, waar we nog de naam van Lazarus in herkennen.




.

Antroposofen en de Christengemeenschap


Het ontstaan van de Christengemeenschap begon met Johannes Werner Klein (die dan zeven jaar later eruit stapte). Die vroeg aan Rudolf Steiner of er uit de antroposofie niet een nieuwe religieuze beweging kon ontstaan. Rudolf Steiner antwoordde bevestigend, maar daar bleef het bij. Een tijdje later kwam een Zwitserse theologiestudente, Gertrud Spörri, met dezelfde vraag bij hem. Steiner verwees haar naar Klein. Die twee samen vonden andere geïnteresseerden in Berlijn, in Marburg en Tübingen.
Rond Pinksteren 1921 werd de vraag aan Rudolf Steiner gericht : is er voor de toekomst een nieuwe religieuze beweging mogelijk of moeten we alleen op de antroposofie rekenen om de plaats van de traditionele godsdiensten in te nemen ?
Steiner : absoluut mogelijk en nodig.
In de herfst van 1921 vond dan de grote religieus-theologische cursus plaats met 130 à 140 deelnemers.

Maar het ging met die beweging een beetje als met de Waldorfschool. Die was in eerste instantie bedoeld voor de kinderen van de arbeiders van de sigarettenfabriek van Emil Molt, maar na verloop van tijd waren het in de meerderheid kinderen van antroposofen. En zo ging het ook in de Christengemeenschap. Rudolf Steiner zag zich verplicht om een en ander duidelijk te maken. Dat deed hij op 30 december 1922 in Dornach.
De voordracht is te vinden in GA 219. Die bevat 12 voordrachten, gehouden van 26 november tot 31 december 1922 in Dornach. De voordracht van 31 december was ook de laatste die in het eerste Goetheanum werd gehouden want dat brandde af in de nacht daarop. Deze GA werd door Marie Steiner gepresenteerd als twee cycli, de eerste met als titel “Das Verhältnis der Sternenwelt zum Menschen und des Menschen zur Sternenwelt”( in het Nederlands vertaald met als titel “Wat mensen tot de sterren spreken – de wil van de goden”) en de tweede “Die geistige Kommunion der Menscheit”.
Uit de tweede cyclus vertaalden wij een gedeelte van de 11de voordracht (dus die van 30 december 1922).



“Ik zei toen : het is volledig vanzelfsprekend dat het in eerste instantie niet alleen daarop aankomt dat er een aantal predikers en zielezorgers zijn, en dat niet alleen slechts mensen in deze religieuze vernieuwing moeten zijn die beroepsmatig zielezorg uitoefenen, maar vooral de mensen die in grote getale voorhanden zijn met het karakter van toegewijde gelovigen. Men moet er zich van bewust zijn dat talrijke mensen vandaag in de wereld leven die – meer of minder bewust – in hun gemoed een sterke religieuze behoefte voelen, en wel een specifiek christelijk-religieuze behoefte, maar dat, door de weg die het theologisch-religieuze nu eenmaal genomen heeft, die behoefte niet kan worden bevredigd.
( …. )
Het is noodzakelijk voor de huidige mensheidsontwikkeling dat de antroposofische beweging altijd meer en meer groeit; groeit vanuit haar eigen grondslagen en niet gestoord wordt in dit groeien-vanuit-de-eigen-grondslagen. En die grondslagen, die zijn namelijk de geestelijke waarheden die vanuit de geestelijke wereld tot ons willen komen om rechtstreeks door te dringen tot ons hart, zodat de mens door deze geestelijke waarheden sterker wordt. Dan zullen ze de weg vinden die langs de ene kant kunstzinnig zal zijn en aan de andere kant religieus-ethisch-sociaal. Deze weg gaat de antroposofische beweging sinds zij bestaat. Voor deze antroposofische beweging is, als deze weg correct begrepen wordt, geen andere nodig.
De noodzaak voor een andere weg ontstaat voor mensen die deze eerste weg niet direct kunnen nemen, en die door gemeenschapsvorming, het samenwerken binnen een gemeenschap, een andere weg moeten gaan die, ik zou zeggen, met de antroposofische weg pas later samenkomt. Zodat daardoor dit perspectief ontstond voor twee parallelle bewegingen : de antroposofische beweging die pas dan haar werkelijk doel bereikt als ze datgenen wat oorspronkelijk in haar lag, werkelijk ook in de juiste richting en met de gepaste kracht nastreeft en zich in dit streven niet laat afleiden door een of ander deelgebied dat door haar ontstaat.
( …. )
Daarom moet zij het wezen van de antroposofie belichamen, moet daarin leven en weven, moet alles doen wat uit de geestelijke openbaringen in deze tijd - ook bijvoorbeeld in het wetenschappelijk leven - wil doordringen.
Naast die ene weg, dacht ik toen, zou er ook een beweging voor religieuze vernieuwing kunnen lopen, die heel vanzelfsprekend geen betekenis heeft voor mensen die de weg naar de antroposofie gevonden hebben, maar alleen voor de mensen die de antroposofische weg voorlopig niet kunnen vinden. En aangezien deze groep heel talrijk is, is natuurlijk zo’n beweging niet alleen gerechtvaardigd maar ook noodzakelijk.
Ik rekende er dus op dat de antroposofische beweging zou blijven wat ze was en moet zijn en gaf, losstaand van de antroposofische beweging aan een aantal mensen die uit eigen impuls, niet die van mij, voor de beweging voor religieuze vernieuwing wilden ijveren, datgene wat ik bij machte was te geven wat betreft het inhoudelijke dat een toekomstige theologie nodig heeft : de inhoud van de cultus die een dergelijke gemeenschapsvorming nodig heeft.

Wat daar gegeven werd heb ik gegeven zoals ik als mens ook andere mensen gegeven heb wat ik hun kon geven vanuit de grondslagen van de geestelijke kennis van deze tijd. Wat ik deze persoonlijkheden gegeven heb heeft niets te maken met de antroposofische beweging. Ik heb het hun gegeven als privé-persoon en ik heb het zo gegeven dat ik met de meest ernstige beslistheid benadrukte dat de antroposofische beweging met deze beweging voor religieuze vernieuwing niets te maken mag hebben; dat vooral ikzelf niet de stichter ben van deze beweging voor religieuze vernieuwing, dat ik erop rekende dat dit aan de wereld zou duidelijk gemaakt worden en dat ik de personen die deze beweging voor religieuze vernieuwing wilden grondvesten de nodige raadgevingen heb gegeven, raadgevingen die natuurlijk geschikt waren om een geldige en spiritueel krachtige, met spiritualiteit vervulde cultus uit te oefenen, om op een rechtmatige wijze met de krachten van de geestelijke wereld te celebreren.
Ikzelf heb, toen ik de raadgevingen gaf, nooit een of andere cultushandeling uitgevoerd, dat deden alleen de personen die in dit cultusgebeuren wilden groeien, en ik heb getoond, stap voor stap, hoe zo’n cultushandeling moest uitgevoerd worden. Dat was noodzakelijk.
En vandaag is het ook noodzakelijk dat dit binnen de Antroposofische Vereniging juist begrepen wordt.

Die beweging werd dus opgericht zonder mijn toedoen, onafhankelijk van de Antroposofische Vereniging, alleen met mijn raadgevingen. En de persoon die aan de basis lag van de oprichting, die de eerste cultushandeling heeft uitgevoerd binnen deze beweging, heeft dat weliswaar gedaan volgens mijn aanwijzingen maar met de oprichting zelf van deze beweging had ik niets te maken. Het is een beweging die uit zichzelf is ontstaan en die van mij aanwijzingen heeft gekregen, om de eenvoudige reden dat als iemand een gerechtvaardigde raad vraagt op een of ander gebied, dat het mensenplicht is om deze raad te geven als men daartoe in staat is.
Aldus moet in de strengste zin van het woord begrepen worden dat zich naast de antroposofische beweging een andere beweging uit zichzelf - niet vanuit de antroposofische beweging - gegrondvest heeft, gegrondvest omdat buiten de antroposofische beweging talrijke mensen zijn die de weg naar de antroposofische beweging zelf niet vinden, die later eventueel tot haar kunnen komen. Daarom moet een streng onderscheid gemaakt worden tussen wat de antroposofische beweging is – wat ook de Antroposofische Vereniging is – en wat de beweging voor religieuze vernieuwing is. En het is belangrijk dat men niet de antroposofie beschouwt als de grondlegger van deze beweging voor religieuze vernieuwing.
Dat staat los van het feit dat in alle liefde en ook met volledige toewijding aan die geestelijke machten die een dergelijke religieuze beweging vandaag in de wereld kunnen introduceren, de aanwijzingen gegeven werden die deze beweging voor religieuze vernieuwing tot een werkelijk geestelijke gemeenschapsvorming maken in de zin van de huidige mensheidsontwikkeling. Zodat deze beweging pas dan op de juiste manier ontstaan is als ze datgene wat in de antroposofische beweging is, beschouwt als iets wat aan haar voorafgaat, wat haar de vaste grond geeft; als ze zich van haar kant aanleunt aan de antroposofische beweging, als ze hulp en raad zoekt bij diegenen die binnen de antroposofische beweging staan en zo verder.
We moeten rekening houden met de tegenstanders van de antroposofische beweging, die zoeken iedere aanleiding om te kunnen aanvallen, en daarom moeten deze zaken klaar uitgesproken worden. En ik moet het al zeggen dat eigenlijk iedereen die het eerlijk meent met de antroposofische beweging een duidelijk standpunt moet innemen als gezegd wordt : in Dornach is in het Goetheanum en door het Goetheanum de beweging voor religieuze vernieuwing gesticht -, als de antroposofische beweging als grondlegger wordt voorgesteld. Want zo is het niet. Het is zo, zoals ik het juist kom uit te leggen.

En zo heb ik mij voorgesteld, juist door de manier waarop ik deze beweging voor religieuze vernieuwing op de been heb geholpen, dat deze beweging aanleunt bij de antroposofische beweging, dat ze de antroposofische beweging beschouwt als haar voorloper, dat ze volgelingen zoekt buiten de Antroposofische Vereniging en dat ze het als een zware fout zou beschouwen als ze met het streven dat juist noodzakelijk is buiten de Antroposofische Vereniging, nu in de Antroposofische Vereniging zou binnendringen. Want de Antroposofische Vereniging wordt niet begrepen door iemand als hij die zaak niet zo opvat dat hij weliswaar een helper en raadgever kan zijn voor deze beweging voor religieuze vernieuwing maar dat hijzelf niet in haar kan onderduiken. Als hij dat doet dan bewerkstelligt hij twee zaken : ten eerste het vernietigen en verbrijzelen van de Antroposofische Vereniging en ten tweede het steriel blijven van de beweging voor religieuze vernieuwing. Want binnen de mensheid moeten toch alle bewegingen die gerechtvaardigd ontstaan, als in een organisch geheel samenwerken. Maar dat moet op de juiste wijze gebeuren. Het is voor het menselijk organisme onmogelijk dat de bloedsomloop tot zenuwstelsel wordt en het zenuwstelsel tot bloedsomloop. De twee systemen moeten zuiver gescheiden van elkaar in het menselijk organisme werken. Pas dan werken ze op de juiste wijze samen.
Vandaar dat het noodzakelijk is dat de Antroposofische Vereniging qua inhoud zonder terughouding antroposofie blijft, niet verzwakt door de nieuwe beweging; dat diegene die begrijpt wat antroposofische beweging is, alles waar het op aan komt samenvat met de woorden : eens iemand de weg tot de Antroposofische Vereniging gevonden heeft, dan heeft die geen religieuze vernieuwing nodig. Want wat zou dat voor een Antroposofische Vereniging zijn die eerst een religieuze vernieuwing nodig heeft ! Maar religieuze vernieuwing is iets wat de wereld nodig heeft, en omdat de vernieuwing nodig is, omdat ze echt noodzakelijk is, werd een handje geholpen bij de grondlegging ervan. Correct zullen dus de zaken verlopen als de Antroposofische Vereniging blijft wat ze is, als diegenen die haar willen begrijpen, werkelijk ook haar wezen vatten en niet geloven dat ze het nodig hebben om lid te zijn van een andere beweging.
( …. )
Wie deze zaken niet gescheiden houdt, die maakt, doordat hij voor de eigenlijke impuls van de antroposofische beweging minder open staat, dat hij de bodem en de ruggegraat ook van de beweging voor religieuze vernieuwing verzwakt en tegelijk de antroposofische beweging vernietigt.
Diegene die binnen deze beweging voor religieuze vernieuwing staat en meent dat hij deze moet uitbreiden tot de antroposofische beweging, zaagt de tak af waarop hij zit. Want datgene wat samenhangt met cultus, dat gaat uiteindelijk zichzelf in de grond boren als de ruggegraat van de (geestelijke) kennis opgeheven wordt.
Juist voor het gedijen van beide bewegingen is het noodzakelijk dat ze zuiver uiteen worden gehouden.
( …. )
Er moet streng op toegezien worden dat de beweging voor religieuze vernieuwing in alle richtingen zich richt op groepen die buiten de antroposofische beweging liggen en dat ze geen volgelingen zoekt onder de antroposofen als het haar niet direct lukt volgers bij de niet-antroposofen te vinden. Dat zou anders tot de ondergang van beide bewegingen leiden. ( …. )
Wat ik nu gezegd heb is vanzelfsprekend alleen maar gezegd opdat binnen de Antroposofische Vereniging de zaken juist begrepen worden, opdat niet, zoals het naar het schijnt al voorgevallen is, gezegd wordt : met de antroposofische beweging is het niet gelukt, dus hebben ze nu maar de beweging voor religieuze vernieuwing opgericht, nu is dat de juiste weg. ( …. )
Maar in iedere richting moet deze beweging voor religieuze vernieuwing gedragen worden door mensen die nog niet de weg naar de Antroposofische Vereniging zelf hebben kunnen vinden, door hun manier van zijn en door de aanleg van hun geestesleven.”



Gottfried Husemann over het stichten van de Christengemeenschap, in “Erinnerungen an Rudolf Steiner” (Freies Geistesleben, 1979) :


“Toen de voordracht van 30 december 1922 bekend werd, veroorzaakte dat een grote schok bij de priesters van de Christengemeenschap. Het was dus zo gekomen dat leden van de Antroposofische Vereniging de meerderheid vormden in de Christengemeenschap, vooral in enkele grote parochies ( Duits : Gemeinde). Veel erger nog was dat het begrip totaal ontbrak. De cultische beweging werd beschouwd als “de kroon van de antroposofie zelf”. Verkeerd begrip langs beide kanten. Ook op financieel gebied had men niet echt aandacht besteed aan de herhaalde waarschuwingen van Dr. Steiner. Nu moest hij ingrijpen om klaarheid te scheppen in de steeds toenemende verwarring.”



Dat Rudolf Steiner – voorzichtig gezegd - niet zo tevreden was met wat binnen de Antroposofische Vereniging gebeurde kunnen we afleiden uit het feit dat hij hier bijna altijd spreekt over de “antroposofische beweging” en niet over de Antroposofische Vereniging.







.

De man die geboren werd vóór hij stierf …



Roy Stemman, uitgever van het tijdschrift “Reincarnation International” (nu : Life & Soul magazine) schreef ook een boek “Reincarnation, true stories of past lives”. Daarin lezen we (op blz.38) :



Onderzoeker Francis Story noteerde de ervaring van een Thaise monnik, de eerwaarde Phra Rajsuthejarn van Changwad in de Surin-provincie, die verbonden was met het Pa Yodhaprasiddhi-klooster (=Wat Paa Yodhaprasit) in Thailand.
Die herinnerde zich zijn vorig leven toen zijn huidige moeder zijn zuster was, m.a.w. zijn huidige grootouders waren toen zijn ouders. Wat zijn relaas zo intrigerend maakt is het feit dat hij geboren werd op 12 oktober 1908, de dag vóór de dood van de man die hij toen was.
Dergelijke ongerijmdheden herinneren er ons aan dat, hoe overtuigend ook het bewijs voor wedergeboorte is, we nog heel ver afstaan van het begrijpen van de spirituele wetmatigheden die de wedergeboorte besturen.
Toen Phra Rajsuthejarn oud genoeg was om te kunnen spreken, begon hij met veel details over zijn vorig leven te praten. Hij noemde zijn grootmoeder ‘moeder’ en sprak de drie vrouwen die toen zijn dochters waren aan met hun eigen namen, eentje zelfs met het koosnaampje dat ze als baby had. Hij werd kwaad toen ze niet ‘vader’ tegen hem zeiden.
In zijn vorig leven was hij een boer met de naam Leng en had hij Laotiaans geleerd en kon hij de heilige Boeddhistische geschriften lezen in Cambodjaanse karakters. In zijn nieuwe leven ontdekte hij dat hij Cambodjaanse manuscripten kon lezen zonder dat hij de taal geleerd had, hoewel het alfabet totaal anders is dan dat van het Siamees. Hoewel hij in zijn nieuw leven nooit Laotiaans had geleerd, kon hij toch gemakkelijk praten met mensen van Laos.
Als boer Leng was hij gestorven op de leeftijd van 45 jaar tijdens een koortsaanval. Hij herinnerde zich niet alleen zijn leven maar ook zijn dood. Hij zei dat hij zijn eigen begrafenis had gezien, had zijn lichaam zien liggen op de veranda en toegekeken bij de crematie. Tijdens dit ritueel had hij een totaal nieuw soort beleven waarbij hij voelde dat hij “in alle richtingen kon kijken”.
De dag vóór Lengs overlijden was zijn jongere zus bevallen van een zoon. Vanuit zijn standplaats in de andere wereld herinnerde hij zich dat hij zijn zuster benaderde en keek naar de baby. Hij voelde een grote affectie en wilde het kind aanraken maar hij hield zich terug, bang om het te storen. En dan, herinnerde hij zich, had hij het gevoel dat hij viel en de volgende bewustzijn was dat van zichzelf die in de wieg lag.



De naam van de onderzoeker, Francis Story, wekte onze argwaan op. We deden wat zoekwerk op het internet om te zien of de genoemde locaties eigenlijk wel bestonden in Thailand. Onze argwaan was onterecht :


Francis Story (Anagarika Sugatananda) werd geboren in Engeland in 1910 en raakte al vroeg in zijn leven bekend met boeddhistische leringen. Hij woonde 25 jaar in Aziatische landen (India, Birma en Sri Lanka) en studeerde ijverig boeddhistische filosofie. Story had een speciale interesse in het onderwerp wedergeboorte. Tijdens zijn tijd in Birma ontmoette hij individuen die zich hun vorige levens konden herinneren.
De interesse van Francis Story in gevallen van hergeboorteherinneringen bracht hem er uiteindelijk toe prof. Dr. Ian Stevenson te contacteren. Stevenson werd vaak vergezeld door Story bij zijn veldonderzoek. Hij schreef veel over de leerstellige kant van de boeddhistische wedergeboorte en over de correlatie ervan, de leer van karma. Zijn geschriften zijn in drie delen gepubliceerd door de Buddhist Publication Society. In 1971 stierf hij in een ziekenhuis in Londen na een ernstig geval van botkanker.


Ian Stevenson (1918 – 2007) was een in Canada geboren psychiater en biochemicus. Hij was professor en voorzitter van de afdeling psychiatrie aan de University of Virginia School of Medicine.
Zijn interesse in gevallen van herinneringen aan vorige levens en het onderwerp van wedergeboorte, zijn talrijke excursies om dergelijke gevallen in Azië en andere delen van de wereld te onderzoeken, en de publicatie van de resultaten van zijn onderzoek maakten hem tot een bekende expert op dat gebied. Onder de publicaties van Stevenson’s werk met betrekking tot het onderwerp wedergeboorte zijn: “Twintig gevallen die een reïncarnatie suggereren”, University of Virginia Press, 1966, vier delen van Case Studies.



Deze info vonden we op
https://info-buddhism.com/rebirth-the_case_of_a_Siamese_sergeant.html



Daar lezen we ook over een ander geval van snelle wedergeboorte dat eveneens door die Francis Story onderzocht werd.


De Siamese sergeant Thiang San Kla



De Siamese sergeant was een kleine, taaie man met ruige trekken en niets opmerkelijks aan hem behalve de grote misvormende moedervlek die zich van boven zijn linkeroor naar de basis van de schedel verspreidde. De donkerrode, gebobbelde huid, waarop geen haar groeide, zag eruit als gestold bloed. Ik ontmoette hem in het militaire kamp in Surin, centraal Thailand, in 1963.

Gevallen van personen die denken dat ze zich kunnen herinneren dat ze eerder hebben geleefd, zijn niet onbekend in het Westen, maar in het Oosten komen ze veel vaker voor. Dit is te verwachten, want de invloed van het boeddhisme en het hindoeïsme creëert een gunstige sfeer voor dit soort herinneringen. In westerse samenlevingen worden kinderen die zogenaamde fantasiewerelden creëren, in het begin meestal ontmoedigd. Maar in Azië worden de mentale creaties van een kind serieus genomen als mogelijke herinneringen aan een vorig leven, vooral als ze materiaal lijken te bevatten buiten het normale kennisbereik van het kind. Sommige van deze claims zijn onlangs onderzocht door westerse parapsychologen.
In de afgelopen achttien jaar, die ik in verschillende Aziatische landen heb doorgebracht, ben ik een aantal van dergelijke spontane gevallen tegengekomen, voornamelijk in India, Birma, Thailand en Ceylon. Ze leken mij methodisch onderzoek waard, maar pas onlangs heb ik dankzij financiële steun van het Parapsychology Research Fund van de Universiteit van Virginia gedetailleerde onderzoeken ter plaatse kunnen maken.

Het geval van Sgt. Thiang behoort tot een zeer interessante categorie, waarin moedervlekken of aangeboren afwijkingen overeenkomen met verwondingen waarvan wordt herinnerd dat ze in het vorige leven zijn opgelopen. Kortom, dit is zijn verhaal:

Geboren in oktober 1924 in het dorp Ru Sai, provincie Surin, had hij merktekens die leken op tatoeages op handen en voeten, naast de moedervlek op zijn hoofd. Ook was zijn rechter grote teen licht vervormd, met een verdikte nagel en huid als littekenweefsel.
Op ongeveer vierjarige leeftijd vertelde hij zijn ouders dat hij de herboren broer van zijn vader was en dat hij zich zijn vorige leven en dood perfect herinnerde. Hij stond erop dat zijn echte naam “Mr. Phoh, ” was en werd boos toen mensen hem aanspraken als “A-pong ” (Baby). Phoh was de naam van de broer van zijn vader, die in juli 1924 was overleden, drie maanden voor de geboorte van Thiang. Zodra hij kon praten, vertelde Thiang aan zijn ouders alle belangrijke incidenten in het leven van Phoh. Hij werd ten onrechte verdacht van het stelen van vee en werd door sommige dorpelingen aangevallen. Een van hen gooide een mes van dichtbij en het drong door in zijn schedel, wat bijna onmiddellijk de dood veroorzaakte. De wonde was precies op de plek waar op Thiang’s hoofd het merkwaardige litteken zit. Enkele maanden voor zijn dood leed Phoh aan een etterende wond aan zijn rechter grote teen, en hij had “beschermende ” tatoeages (magische symbolen waarvan wordt aangenomen dat ze bescherming tegen wapens geven) op handen en voeten, op dezelfde plaatsen als ze nu voorkomen op de handen en voeten van Thiang.

Thiang herinnerde zich dat hij zijn eigen lichaam op de grond zag liggen en ernaar wilde terugkeren. Maar het werd omringd door mensen en hij was bang om te naderen. Hij zag het bloed uit de wond sijpelen. Zijn beschrijving van dit deel van zijn ervaring na de dood doet denken aan de verslagen van mensen die ervaring hebben gehad met “uit het lichaam te zijn ” onder narcose of op het kritieke punt van een ziekte. In zijn lichaamloze vorm bezocht hij vervolgens al zijn relaties en vrienden, maar voelde zich bedroefd dat ze hem niet konden zien. Hij dacht met genegenheid aan zijn broer en wilde bij hem zijn. Onmiddellijk bevond hij zich in het huis van zijn broer.
Daar voelde hij zich op de een of andere manier aangetrokken tot de vrouw van zijn broer, die aan het ontbijt was. Ze was zwanger en in Thiangs eigen woorden voelde hij zich onweerstaanbaar gedwongen haar lichaam binnen te dringen. Tijdens de resterende maanden van haar zwangerschap behield hij zijn bewustzijn en was hij zich er soms van bewust dat hij buiten haar lichaam was. Toen hij later zijn moeder dit vertelde, herinnerde ze zich dat ze voor zijn geboorte een droom had waarin de broer van haar man, Phoh, aan haar verscheen en zei dat hij als haar kind herboren wilde worden.

De vader van Thiang stierf ongeveer twee maanden nadat het kind begon te praten, maar hij had genoeg gehoord om hem ervan te overtuigen dat de kleine jongen inderdaad zijn broer was die uit het graf was teruggekeerd. Want Thiang kende de namen van alle leden van beide families en kon de vrienden van de overleden Phoh herkennen en identificeren.

Wijlen de heer Phoh, die op het moment van zijn moord ongeveer veertig was geweest, had een vrouw, Pai, die in 1962 op 76-jarige leeftijd stierf. Toen Thiang ongeveer vijf jaar oud was, kwam ze uit haar huis in het dorp Ar Vud, waar Phoh woonde en waar hij de dood had gevonden, om erachter te komen of de verhalen die ze had gehoord dat Thiang haar echtgenoot was, waar waren. Ar Vud ligt op ongeveer 25 km van de geboorteplaats van Thiang, Ru Sai, en zelfs vandaag de dag is er niet veel communicatie tussen de twee plaatsen. Ze bracht een aantal artikelen mee die van haar overleden echtgenoot waren geweest, vermengd met andere dingen. Thiang identificeerde gemakkelijk de objecten die hem toebehoorden toen hij Phoh was; hij bewees haar ook zijn identiteit door intieme zaken van hun gezinsleven te vertellen. Toen Pai ervan overtuigd raakte dat haar man inderdaad was herboren, werd ze boeddhistische non. Ze was van mening dat ze geen alternatief had omdat ze geen getrouwde vrouw was, maar zichzelf niet als weduwe kon beschouwen. Thiang liet me een foto van haar zien in het gewaad van non, die hij kennelijk koesterde.

Twee getuigen van het verhaal, dat overal in de buurt bekend was, waren samen met Sgt. Thiang om me te zien. Een daarvan was Sgt. Manoon Rungreung, van dezelfde legerdivisie. Hij zei dat hij bekend was met dit verhaal van Phoh en zijn wedergeboorte van kinds af aan, en was overtuigd van de waarheid ervan. De tweede getuige was een man van 72, Nai Pramaun, van het gemeentekantoor, Surin. Hij was voorheen assistent-districtsofficier en was een jonge man ten tijde van de moord op Phoh. Hij kende wijlen Phoh en kende Thiang van kinds af aan. Hij vertelde me dat Phoh eigenlijk een vee-dief was en een berucht karakter in zijn leven. Nai Pramaun had de zaak van de diefstal van vee en de moord tijdens zijn taken onderzocht. Bij het horen van de geruchten over de wedergeboorte van Phoh was hij naar het kind gegaan dat toen tussen de vier en vijf jaar oud was. Thiang had hem herkend en had hem bij zijn naam aangesproken. Hij had ook alle namen van de betrokken mensen in de affaire correct gegeven. Nai Pramaun had de moedervlekken onderzocht en ontdekte dat ze precies overeenkwamen met de doodswond van Phoh en met de andere merktekens die hij op zijn lichaam had gehad.Hij ontdekte ook dat Thiang zich de man herinnerde die hem had vermoord, een dorpeling genaamd Chang, en wraak wilde nemen. Gelukkig heeft Thiang Chang nooit ontmoet, die stierf toen hij nog een jongen was. Nai Pramaun bevestigde dat alle andere feiten van de zaak precies waren zoals Thiang ze had verteld. Hij voegde eraan toe dat het verhaal in het hele district bekend is en niemand twijfelt eraan.

Het interessante aan het bewijs van de man was dat het de poging van de arme Thiang om het karakter van zijn vorige persoonlijkheid wit te wassen, volledig had afgebroken, die volgens zijn versie “ten onrechte ” verdacht was van het stelen van vee. Nai Pramaun bleek, ondanks zijn leeftijd, krachtig en alert te zijn, met een duidelijk geheugen. Hij gaf zijn bewijsmateriaal met zekerheid en beantwoordde al mijn vragen onmiddellijk. Hij was duidelijk een goed type oude provinciale overheidsfunctionaris, een man die zeer betrouwbaar is en gewend is aan verantwoordelijkheid.

De dag na mijn interview met Sgt. Thiang had ik bezoek van Capt. Nit Vallasiri, Company Commander, C Company, Military Camp, Surin. Hij was gekomen om meer informatie te verstrekken en mijn mening over de zaak te leren kennen. Hij zei dat hij al lang bekend was met het verhaal van Sgt. Thiang's vorige leven en bevestigde alles wat mij al was verteld.
Gevraagd naar het karakter en de intelligentie van Thiang, zei kapitein Nit Vallasiri dat hij emotioneel stabiel was, een goede soldaat, en dat hij een hoog niveau van intelligentie had getoond in legertests. Zijn ambitie en bedoeling was om zijn ontslag uit het Royal Thai Army te nemen en de post van hoofdman van zijn dorp op zich te nemen.

Ik onderzocht deze zaak op 22 januari 1963 in Changwad Surin, en mijn tolk was Dr. Thavil Soon Tharaksa, provinciale gezondheidsfunctionaris van Surin District.





.


Nog eens reïncarnatie




Is het een goed teken als er in de populaire media grapjes gemaakt worden over reïncarnatie ?
Ja en nee. Ja omdat de idee van reïncarnatie al zo goed is ingeburgerd dat mensen grapjes erover begrijpen. Honderd jaar geleden zou dit waarschijnlijk nog niet het geval zijn geweest.
Nee, omdat grapjes maken over spirituele zaken wijst op een decadente beschaving met weinig levenskracht. Ideeën zijn niet meer belangrijk. In de Middeleeuwen en tijdens de Reformatie wilden mensen nog oorlog voeren over religieuze standpunten.

Zegt de kleine :
“Ja, okee, ik geloofde ook niet in reïncarnatie toen ik zo oud was als jij.”
“Soms zien pasgeboren kinderen eruit als oude zielen die niet kunnen geloven dat ze opnieuw geboren zijn en het allemaal nog eens moeten meemaken.”
“Weeral in Omsk !?”
In een aflevering van “Familiy Guy”, een satirische, grof humoristische tekenfilmserie sterft Pietje de Dood en Super-Pietje de Dood (rechts) komt hem dat vertellen.
“En nu?” vraagt de overleden Dood.
“Je incarneert op dit ogenblik als een Chinese baby”, zegt Superdood.
De Dood verdwijnt uit beeld en is een seconde later al terug.
“Je was een meisje ?” vraagt Superdood.
“Ja !” antwoordt Dood.
. _______________________________________ ________________________________________
“Gaan we misschien ontkennen dat Trump de gereïncarneerde Patton is ?”


Op deze laatste meme gaan we wat dieper in.
Zou Donald Trump de gereïncarneerde generaal Patton kunnen zijn ?
Voor niet-antroposofen die geloven in reïncarnatie lijkt het aannemelijk omdat zij een simplistisch idee hebben over reïncarnatie. Voor hen is het voldoende dat
1) de betreffende personen niet gelijktijdig hebben geleefd
2) er enkele overeenkomsten zijn qua uiterlijk, levensomstandigheden, karakter, beroep enz.

Donald Trump werd kort na het overlijden van George Patton geboren en er zijn verschillende overeenkomsten tussen de twee mannen : het uiterlijk, het temperament, het Mars-karakter enz.
En misschien had de individualiteit die als George Patton leefde ook wel een motief om als Donald Trump terug te keren :


“Mijne Heren, ik ben deze morgen tot de conclusie gekomen dat we aan de verkeerde kant hebben gevochten. Deze hele oorlog hadden we samen met de fascisten tegen de communisten moeten strijden en niet omgekeerd.
Ik vrees dat Amerika over 50 jaar een dure prijs zal betalen en een land zal worden van corruptie en gedegenereerde zeden.”

(21 juli 1945)



Hoewel Patton geen voorstander was van een fascistische staatsvorm, zag hij toch dat het communistisch systeem tot de ondergang van het Westen zou leiden.
George Patton was dus in 1945 tot dezelfde conclusie gekomen als Rudolf Steiner, die in 1920 voorspelde :
Als de wereld niet gaat voor de driegeleding, dan wordt het een wereldwijd bolsjevisme !

(GA 196 "Geistige und soziale Wandlungen in der Menschheitsentwickelung", 8ste voordracht, 31 januari 1920 in Dornach)



Naarmate de Duitse nederlaag dichterbij kwam en de plannen van de Sovjet-Unie duidelijker werden begon Patton zich waarschijnlijk iets af te vragen waar vele mensen in het Westen nu nog altijd niet bij stilstaan :
We verklaren de oorlog aan Duitsland want de Duitsers zijn Polen binnengevallen. Enkele weken later vallen ook de Russen Polen binnen. Logischerwijs zouden we nu ook de oorlog aan de Sovjet-Unie moeten verklaren. Te meer omdat dit land officieel anti-kapitalistisch, anti-Westers en daarbij nog meer totalitair is dan Duitsland. Maar : de Sovjet-Unie wordt een bondgenoot !
De Amerikaanse G.I.’s waren ten strijde getrokken voor vrijheid en democratie, tegen de nationaal-socialisten, en nu ineens vochten ze mee voor het internationaal socialisme !
Patton vond dat de beste zet zou zijn om samen met de restanten van het Duitse leger de Russen terug te dringen tot hun eigen grondgebied. Maar de machthebbers hadden andere plannen voor Europa. Patton had een sterk vermoeden dat hier boven-nationale krachten aan het werk waren, internationaal gerichte krachten die vijandig stonden tegenover het concept van soevereine nationale staten.
Hij stak zijn mening niet onder stoelen of banken. Toen hij dan plots een auto-ongeval had en overleed aan de gevolgen van dit ongeval waren er nogal wat mensen die daar geen toeval in zagen maar een sinister complot.
Na de oorlog was Patton militair gouverneur van Beieren. Hij wilde niet Duitsers uit hun huis zetten om dat aan joden te geven zoals Eisenhower bevolen had. .Uit zijn dagboek van 1945 :


Als hoe wij nu de Duitsers behandelen Vrijheid is, geef me dan maar de dood. Ik begrijp niet hoe Amerikanen zo laag kunnen zinken. Het is iets semitisch, en daar ben ik zeker van ...
Berlijn maakte me depressief, we hebben vernietigd wat een goed ras had kunnen zijn, en we staan op het punt om ze te vervangen door Mongoolse beesten ... In feite zijn de Duitsers het enige fatsoenlijke volk dat in Europa overblijft ... Wat wij nu doen is de enige semi-moderne natie In Europa vernietigen ...
Daar is een zeer duidelijke semitische invloed in de media. Zij proberen twee dingen te doen: ten eerste communisme te installeren en ten tweede maken dat alle ondernemers van Duitse afstamming en met niet-joodse achtergrond hun job verliezen ...
Zij zijn volledig de Angelsaksische idee van rechtspraak verloren. Ze waren overduidelijk nogal geschrokken toen ik hun vertelde dat ik niemand uit zijn huis zou zetten tenzij die schuldig bevonden zou zijn in een rechtbank ...
Blijkbaar is de instructie om het Duitse ras te straffen en niet de individuele Duitsers ... Ik was even woedend als gij bij het lezen van al de leugens die de communistische en semitische elementen in onze regering hebben ingebracht tegen mij en tegen praktisch ieder andere bevelhebber ...
De bevrijding van Europa is mislukt, we hebben de oorlog verloren.



We zouden dus kunnen zeggen dat Patton gestorven is met een niet-volbrachte taak, namelijk te strijden tegen de internationaal-socialisten. En hier komt dan Donald Trump die, op het eerste zicht, stokken in de wielen steekt van de internationaal-socialisten - die we nu beter globalisten noemen - door Amerika terug op de eerste plaats te zetten.

Ook astrologisch is er een merkwaardig verband tussen de twee mannen. In de geboortehoroscoop van Donald Trump zien we twee quasi exacte quintielen, een eerste tussen Saturnus en Neptunus, een tweede tussen de ascendant en Uranus. In de sterfhoroscoop van Patton is er een quasi exact quintiel tussen Pluto en Jupiter. Men spreekt van een quintiel als de afstand tussen twee factoren in de horoscoop 72° bedraagt. Quintielen en biquintielen wijzen op talent, de wil om orde te scheppen en in te delen, een fascinatie voor patronen en structuren, perfectionistische neigingen, en het verlangen om op te bouwen of dingen te maken. Deze aspecten wijzen op een zintuig voor conflicten of problemen en het vinden van oplossingen daarvoor.

Tot zover enkele elementen die voor niet-antroposofen zouden kunnen wijzen op het overgaan van de individualiteit die in Patton leefde naar een volgend leven als Donald Trump.

Voor antroposofen is het toch iets ingewikkelder. Als we rekening houden met wat Rudolf Steiner als algemene wetmatigheden heeft aangegeven, dan hebben we in dit geval al twee afwijkingen : Ten eerste volgt in de regel op een incarnatie als man een incarnatie als vrouw, maar hiervan kan afgeweken worden, waarschijnlijk in functie van het karma, maar toch niet meer dan zeven opeenvolgende incarnaties in hetzelfde geslacht.
Ten tweede de tijd tussen twee incarnaties. Trump werd weliswaar geboren na de dood van Patton, maar tussen 21 december 1945 en 14 juni 1946 zijn er maar 25 weken of ongeveer 4 maanden verlopen. Trump zat al 5 maanden in de moederschoot.
Volgens Rudolf Steiner verlopen er ongeveer 1000 jaar tussen twee incarnaties. Dat was logisch in de tijd toen de maatschappij slechts traag veranderde want mensen moeten nieuwe omstandigheden vinden om nieuwe eigenschappen te kunnen ontwikkelen. Maar zoals we in de vorige Brug zagen, gaat de tijd nu sneller dan vroeger, de leefwereld van de mensen verandert veel vlugger en het is dus zinvol om vlugger terug te keren naar de Aarde. Anderzijds weten we ook dat mensen langer in de geestelijke wereld blijven als ze veel spirituele bagage vanop de Aarde meenemen. Mensen die volledig materialistisch geleefd en gedacht hebben, nooit interesse hebben opgebracht voor godsdienst of geestelijke kennis, die kunnen in de geestelijke wereld niets van nuttige ervaringen verwerken en keren ook vlug terug naar de Aarde. Een snelle terugkeer is waarschijnlijk nu meer de regel dan de uitzondering. Rudolf Steiner voorzag dat de antroposofen van zijn tijd al zouden terugkeren op het einde van de 20ste eeuw.
Maar niet alleen antroposofen keren vlugger terug. We hebben al in De Brug twee gevallen van quasi onmiddellijke reïncarnatie besproken (zie Brug 69 en 95). En hierboven in deze Brug zelfs een geval van iemand die reïncarneerde in een kind dat geboren werd een dag vóór zijn vorige incarnatie tot een einde kwam. Het zou dus ook mogelijk zijn dat de individualiteit van Patton in het vijf maanden oude embryo van Trump indaalde. Maar de normale tijdlijn van een incarnatie ziet er anders uit.

We weten dat de mens na zijn dood ‘opstijgt’ (niet letterlijk te nemen, zie het eerste artikel in deze Brug) naar de astrale wereld en het devachaan en dan op een bepaald moment weer ‘afdaalt’ van het devachaan door de astrale wereld naar een fysieke kiem in het moederlichaam. Zo stond het ooit in Brug 19 :

“Behalve deze gestalten ziet de helderziende nog een bijzonder merkwaardig soort vormen; het zijn klokvormige gestalten die met een reusachtige snelheid door de astrale ruimte vliegen en flitsen. Dat zijn nog niet belichaamde, maar naar belichaming strevende mensenkiemen. Tijd en plaats zijn tamelijk onbelangrijk voor deze mensenkiemen op weg naar een belichaming, omdat zij zich zo gemakkelijk kunnen bewegen. Zij zijn bont gekleurd en omgeven door een kleurenatmosfeer, aan een zijde zijn ze rood, aan de andere blauw, in het midden fonkelt een lichtend gele straal. Dit zijn dus de mensenkiemen die zopas vanuit het devachaan in de astrale ruimte binnenkomen. Wat is daar gebeurd ? Na de dood heeft de mens zijn hoger astraal lichaam en de vruchten van zijn voorgaande levens als een causaal lichaam mee naar het devachaan genomen, en nu verzamelt hij nieuwe astrale "materie". Het is als een magneet die ijzervijlsel naar zich toe trekt. Afhankelijk van de krachten die hij opgebouwd heeft verzamelt de mens zijn astrale materie rond zich; na een goed voorgaand leven verzamelt hij ander materiaal dan na een slecht. Het klokvormige wezen is het vroegere causaal lichaam, de krachten van het vroegere astrale lichaam en het nieuwe astrale lichaam. De kiem mag niet meer het oude astrale lichaam terugvinden, maar moet een nieuw astraal lichaam vormen uit ongedifferentieerde astrale materie. Dit proces hangt dus van de mens zelf af : vorm en kleur van het nieuwe astraal lichaam hangen af van de krachten die in het voorgaand leven verworven werden. Dat is een feit waar men rekening moet mee houden.”

In GA 88 “Über die astrale Welt und das Devachan” (2de voordracht te Berlijn op 4 november 1903) lezen we nog meer details : bij de menswording zien we eerst de ontwikkeling van de kiem die er in de eerste dagen uitziet als een klein visje. Ongeveer op de 17de dag komt hier het astrale wezen bij. In dit astrale wezen zien we een gele streep die tot in het oneindige reikt. Die heeft heldergeel stralende kleur. Dit astrale verbindt zich met het door hemzelf gekozen fysieke lichaam als het embryo ongeveer de vorm van een visje heeft. Dan treedt een verandering op. De lichtstraal splitst zich in twee delen, twee helder stralende strepen. De astrale vorm verbindt zich met de mensenkiem. Alles wordt doordrongen als het ware door een heldergele vloeistof. Het ene druppeltje doordringt het sympathische zenuwstelsel, het andere het zenuw- en hersensysteem. Zo krijgt de mens een ziel.

En ook in “Vor dem Tore der Theosophie”, de voordracht, 26 augustus 1906 in Stuttgart :

“Op het ogenblik van de incarnatie, juist na de bevruchting, wordt de stralende gele streep in het causaal lichaam donkerder en verdwijnt.
Nu mag men niet denken dat de hogere wezensdelen van in het begin direct met het embryo verbonden zijn. Eerst ontplooit het causaal lichaam zijn activiteit. Het etherlichaam begint pas in de 7de week, het astraal lichaam pas in de 7de maand. Daarvoor werkt in het kind het ether- en astraal lichaam van de moeder.”

Dus zuiver chronologisch gezien is een Patton-Trump opeenvolging niet onmogelijk. Maar er is nog een ander aspect :

“Hoe werken nu de krachten om de mens tot een nieuwe incarnatie te brengen ? Ongeveer duizend jaar verlopen tussen dood en nieuwe geboorte, zoals we gezien hebben. Gedurende deze tijd rijpt de ziel uit, om dan de weg naar een nieuwe geboorte in te slaan. Voor de helderziende is het buitengewoon interessant om de astrale wereld te onderzoeken. Hij kan bvb. vliegende astrale kadavers waarnemen die aan het oplossen zijn. Het astrale kadaver van een hoogontwikkelde mens die aan zijn lagere driften gewerkt heeft lost vlug op; maar bij laagstaande mensen gaat dit oplossen traag als ze hun neigingen en begeertes de vrije loop hebben gelaten. Het kan zelfs gebeuren dat het oude astrale lichaam nog niet opgelost is op het moment dat de oorspronkelijke eigenaar naar een nieuwe geboorte toegaat. Dat wordt dan een zwaar noodlot. Het kan ook gebeuren dat een mens door bijzondere omstandigheden snel terugkeert en zijn oude astraallichaam nog ontmoet; dit voelt zich dan sterk aangetrokken tot hem en glipt mee in het nieuwe astraal lichaam. Die mens vormt zich dan wel een nieuw astraal lichaam, maar het oude verbindt er zich mee, hij sleept ze beide met zich mee door het leven. Het oude astraal lichaam treedt dan in boze dromen of in visioenen voor hem als een tweede Ik en begoochelt, kwelt en pijnigt hem. Dat is de onrechtmatige, valse "Wachter op de drempel". Dit oude astrale kadaver treedt gemakkelijk uit de mens uit omdat het niet vast met de andere wezensdelen verbonden is en verschijnt dan als dubbelganger.”

Aldus beschouwd zou in Donald Trump het niet-opgeloste astraal lichaam van George Patton kunnen leven. Of Donald Trump geplaagd wordt door een dubbelganger-wezen is ons niet bekend, maar bij George Patton lijkt iets dergelijks wel het geval te zijn geweest.
Het bekend dat George Patton reïncarnatie als een realiteit beschouwde. Hij had vage en ook meer duidelijke herinneringen aan vorige levens. In 1944 schreef hij een gedicht dat hij de titel gaf : “Through A Glass, Darkly”. Op dat ogenblik rukte hij met het Derde Leger op doorheen Frankrijk richting Duitsland.

Het gedicht bestaat uit 24 strofen van elk vier regels met het rijmschema ABCB.
In de eerste acht strofen zijn de visoenen niet duidelijk en kan hij de namen van de slagvelden niet benoemen, maar hij “ziet” wel verwrongen gezichten en voelt de klievende speer. Bij het eerste meer concrete zicht heeft hij een vaag gevoel dat hij wel de soldaat had kunnen zijn die met een lans in het lichaam van Jezus Christus stak (volgens de traditie wordt die Longinus genoemd) hoewel hij in latere levens de naam van de Heiland altijd met eerbied uitsprak.
In de volgende zeven strofen beschrijft Patton welke rol hij speelde in verschillende veldslagen. Als een Griekse hopliet ( = zwaarbewapende soldaat) vecht hij tegen Cyrus, de koning van Perzië, in de 5de eeuw v.C. Hij ziet de Perzische strijdwagens in paniek rechtsomkeer maken op het ogenblik dat de Griekse falanx de speren laat neerdalen.

In het volgende beeld beschrijft hij zichzelf als soldaat in het leger van Alexander de Grote in 332 v.C. toen dat optrok tegen Darius, een andere Perzische koning. In Fenicië bleef toen alleen het eiland Tyrus in Perzische handen, het werd vijf maand belegerd. Patton, toen als Griek of Macedoniër zag hoe het eiland tot een schiereiland werd gemaakt door de genietroepen van Alexander, hij bereikt de muren van de vesting en hoort hoe tonnen granieten blokken naar beneden vallen.
Dan, als een Romeinse legioensoldaat vecht hij tegen de Parthen in de eerste eeuw v.C. Hij herinnert zich lijden en uiteindelijke dood door verschillende pijlen in zijn nek.

In het jaar 1346 was hij een ridder in de slag bij Crécy, de eerste grote veldslag van de Honderdjarige Oorlog. Zijn maliënkolder werd doorboord door een speer die door zijn ingewanden ging. Hij spreekt hier over zijn Vlaams harnas ! Hoe kan dat ? Op 2 augustus 1346 viel een klein Engels leger, dat uit veel Vlamingen bestond, Frankrijk binnen vanuit Vlaanderen. Nadat de Vlamingen teruggedreven waren door de Fransen bij Stegers (nu : Estaires, op ongeveer 15 km ten westen van Rijsel), belegerden ze Béthune op 14 augustus. Na verschillende tegenslagen brak er ruzie uit binnen het Vlaamse leger, staken de Vlamingen hun belegeringsmachines in brand en zetten een punt achter hun expeditie op 24 augustus. Blijkbaar zijn er enkele in het gebied gebleven om dan op 26 augustus slag te leveren bij Crécy.

In de volgende drie strofen gaat het over levens met strijd op zee. Hij ziet zeeslagen, scheepsrompen die doorschoten worden en schepen exploderen, gevangenen worden overboord gegooid en verdrinken. Hij zelf vechtend met pistool en sabel, voelt de vlammen van de hel in zich, en ook een touw rond zijn nek. In de veldtochten van Napoleon zag hij zichzelf als een generaal die aan de zijde van veldmaarschalk Murat galoppeerde. En hij noemt dan Ohain. In de slag bij Waterloo had Wellington een deel van zijn leger achter de holle weg van Eigenbrakel naar Ohain gelegerd. De Fransen verloren een massa soldaten toen ze de modderige helling probeerden te bestormen.

In de film "Patton" ( uit 1970 met George C. Scott in de hoofdrol) is er een scène waarin Patton in Noord-Afrika zijn chauffeur laat stoppen in een open veld dat een oud Romeins slagveld was geweest. Hij kijkt over het land, stapt uit en vertelt generaal Omar Bradley (de belangrijkste adviseur van de film):
'Het was hier. Het slagveld was hier. De Carthagers die de stad verdedigden, werden aangevallen door drie Romeinse legioenen. Carthagers waren trots en dapper, maar ze konden het niet volhouden. Ze werden afgeslacht. Arabische vrouwen hebben hen hun tunieken en hun zwaarden en lansen ontnomen. De soldaten lagen tweeduizend jaar geleden naakt in de zon en ik was hier. '

Al in de Eerste Wereldoorlog, toen hij een jonge tankofficier in Frankrijk was, genoot hij van enkele speculaties over reïncarnatie in een brief aan zijn moeder. Hij schreef: 'Ik vraag me af of ik hier eerder had kunnen zijn terwijl ik de Romeinse weg oprijd, het theater lijkt bekend, misschien heb ik een legioen op dezelfde witte weg geleid ... Ik passeerde een kasteel in puin, dat ik mogelijk in de middeleeuwen hielp bestormen. '

Later tijdens de oorlog, tijdens een bezoek aan Langres, Frankrijk, een plaats die hij nog nooit eerder had bezocht, weigerde hij het aanbod van een lokale verbindingsofficier om hem de stad te laten zien, ooit de locatie van een Romeins militair kamp. 'Dat hoeft niet,' zei Patton tegen de verbaasde jongeman, 'ik weet het goed.' Patton was ervan overtuigd dat hij eerder als Romeinse legionair in Frankrijk was geweest. Terwijl hij de weg door het gebied leidde, wees hij op de locaties van de oude Romeinse tempels en amfitheater, het exercitieplein en het forum, en toonde zelfs een plek waar Julius Caesar zijn kamp had gemaakt. Het was, vertelde Patton later aan zijn neef: 'Alsof iemand in mijn oor de aanwijzingen fluistert.'



.


Through a Glass, Darkly

door George S. Patton


Langs het rad van de tijd
Vocht ik, stierf ik in de strijd
Onder vlaggen, onder zweet
Vele keren op deze planeet.

Als telkens weer een ander Ik
Met telkens nieuwe wapens zag ik
Het lokkende beeld in glorie
Van de sublieme Dame Victorie.

Ik vocht voor vers mammoetvlees
Ik streed voor nieuwe weidegrond
steeds verder trekkend zonder vrees
wanneer ‘t instinct in ‘t hart ontstond.

De roep om te stormen
Ken ik in al zijn vormen
Het geweten de ziel doorkneep
Als ik mij aan een vrouw vergreep.

Ik zondigde, ik zag af
Speelde held of was laf
Vocht uit honger, schaamte, voor mijn land
En telkens beet ik in het zand.

De beelden zijn niet klaar
Ik vocht ik weet niet waar
Maar ik zie gezichten vol haat
En voel de speer die door mij gaat.

Doorstak ik misschien onze Heiland
Die ik aanzag als mijn vijand
Toch riep ik later Zijn naam
Toen ik weer eens stierf infaam.

In schaduwrijk duistere gloed
Proef ik nog het levende bloed
Vechtend als heiden, donker behaard
Gebruikten we tanden, nog geen zwaard.

Maar in een later klaarder visioen
Voel ik kopersmaak en zweet toen
onze speren glibberig en glad
ik met onze falanx tegen Cyrus trad.

Hoor op de harnassen tikken
Waar de Perzische pijlen pikken
Hun strijdwagens keren in paniek
Bij ’t zien van de hopliet zijn piek.

Te lang duurt het beleg
De overwinning is ver weg
Tyrus met zijn granieten muren
Verdedigt zich met onblusbare vuren.

De beelden werden klaarder
Leven als legioensoldaat is zwaarder
Ons derde gelid dringt naar voor
Onze vijand gaat teloor.

Ik herbeleef de pijn die begon
In de gloeiende vlakte in de zon
Onze discipline hield niet tegen
De dodelijke Parthische pijlenregen.

Ik herinner mij de pijlen in mijn nek
Ik streed en leed als een gek
Doorstekend nog een Parthisch beest
Gaf ik ruggelings zuchtend de geest.

Ik ruik eens te meer de hete vonken
Mijn Vlaams pantser niet goed geklonken
Liet de speer door met geweld
Ik lag bij Crécy in ’t veld.

De windstille zee van de tropen
Ik zie onze gevangenen lopen
Ze waden naar het strand
Vluchtend voor de ongenadige zonnebrand.

Schuimend als ware het een orkaan
Ik zie de borstwering gaan
Van het schip op zijn zij
Door ons geraakt van kort dichtbij.

Hartsvanger en schietijzer klaar
Toen was ik ook daar
Op het bloedrood glibberig dek
Hel in het hart, touw rond de nek.

En nog later, generaalshoed op kop
Reed ik met Murat in galop
We lachten met dood en mannen in puin
Vertrouwend op Napoleons fortuin.

Tot uiteindelijk niet meer geroemd
We ons zagen, nu verdoemd
waar de holle weg in Ohain
Voor ons het einde ging zijn.

En nu ratel ik hier in een tank
Vurend met dodelijke klank
De dalende lichtpatroon geeft schijn
Op twintig passen ligt de vijand in pijn.

En zo als in een glazen bol
Zie ik eeuwen, speel mijn rol
Nu eens Fransman, dan weer Griek
Maar altijd was het Ik.

En waarvoor ik streed, waarvoor ik vocht
In mijn blindheid heb ik niet onderzocht
Alle conflicten die bestuurt God
En dat doet Hij ook met mijn lot.

En in de toekomst en het heden
Zal ik vechten als in ’t verleden
Als vechter stervend eens te meer
En terug geboren worden nog een keer.

Through the travail of the ages,
Midst the pomp and toil of war,
I have fought and strove and perished
Countless times upon this star.

In the form of many people
In all panoplies of time
Have I seen the luring vision
Of the Victory Maid, sublime.

I have battled for fresh mammoth,
I have warred for pastures new,
I have listened to the whispers
When the race trek instinct grew.

I have known the call to battle
In each changeless changing shape
From the high souled voice of conscience
To the beastly lust for rape.

I have sinned and I have suffered,
Played the hero and the knave;
Fought for belly, shame, or country,
And for each have found a grave.

I cannot name my battles
For the visions are not clear,
Yet, I see the twisted faces
And I feel the rending spear.

Perhaps I stabbed our Savior
In His sacred helpless side.
Yet, I’ve called His name in blessing
When in after times I died.

In the dimness of the shadows
Where we hairy heathens warred,
I can taste in thought the lifeblood;
We used teeth before the sword.

While in later clearer vision
I can sense the coppery sweat,
Feel the pikes grow wet and slippery
When our Phalanx, Cyrus met.

Hear the rattle of the harness
Where the Persian darts bounced clear,
See their chariots wheel in panic
From the Hoplite’s leveled spear.

See the goal grow monthly longer,
Reaching for the walls of Tyre.
Hear the crash of tons of granite,
Smell the quenchless eastern fire.

Still more clearly as a Roman,
Can I see the Legion close,
As our third rank moved in forward
And the short sword found our foes.

Once again I feel the anguish
Of that blistering treeless plain
When the Parthian showered death bolts,
And our discipline was in vain.

I remember all the suffering
Of those arrows in my neck.
Yet, I stabbed a grinning savage
As I died upon my back.

Once again I smell the heat sparks
When my Flemish plate gave way
And the lance ripped through my entrails
As on Crecy’s field I lay.

In the windless, blinding stillness
Of the glittering tropic sea
I can see the bubbles rising
Where we set the captives free.

Midst the spume of half a tempest
I have heard the bulwarks go
When the crashing, point blank round shot
Sent destruction to our foe.

I have fought with gun and cutlass
On the red and slippery deck
With all Hell aflame within me
And a rope around my neck.

And still later as a General
Have I galloped with Murat
When we laughed at death and numbers
Trusting in the Emperor's Star.

Till at last our star faded,
And we shouted to our doom
Where the sunken road of Ohein
Closed us in its quivering gloom.

So but now with Tanks a’clatter
Have I waddled on the foe
Belching death at twenty paces,
By the star shell’s ghastly glow.

So as through a glass, and darkly
The age long strife I see
Where I fought in many guises,
Many names, but always me.

And I see not in my blindness
What the objects were I wrought,
But as God rules o’er our bickerings
It was through His will I fought.

So forever in the future,
Shall I battle as of yore,
Dying to be born a fighter,
But to die again, once more.




Volgens sommigen zijn al deze zogenaamde herinneringen aan voorgaande levens alleen maar het resultaat van de levendige fantasie van een man die in zijn jonge jaren geobsedeerd was door veldslagen en ontelbare boeken daarover gelezen had.
Dit lijkt ons niet aannemelijk. Want dan zou hij zichzelf “herinnerd” hebben als Alexander zelf, of als Napoleon. Het feit dat hij telkens een naamloze strijder is, pleit voor de authenticiteit.
Waarschijnlijk was er bij hem sprake van atavistische helderziendheid. Kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog ging hij even terug naar zijn familie in Amerika. Toen hij in juli weer naar Europa ging vertrekken nam hij afscheid van zijn dochters met de woorden : ik zal jullie niet meer terug zien, jullie moeder wel nog, maar jullie niet meer …. ik heb het gevoel dat mijn geluk opgebruikt is.
En zo was het ook. Na het autoaccident in Duitsland kwam zijn vrouw overgevlogen uit Amerika en bleef bij hem tot zijn overlijden.

Kan atavistische helderziendheid de reden zijn van de herinneringen aan al deze incarnaties als man en iedere keer als militair?

In GA 99 spreekt Rudolf Steiner over de Akasha-kroniek ( “Die Theosophie des Rosenkreuzers”, vierde voordracht, München, 28 mei 1907).
Hij geeft een voorbeeld van wat we niet zien. Als Julius Caesar zijn hand uitsteekt, dan ziet men dat niet in de Akasha-kroniek, maar

“als iemand zijn hand beweegt, dan steekt de menselijke wil overal in de kleinste delen van het bewegende hand en het is de kracht van deze wil die men kan zien. Dat wat hier geestelijk actief is en fysieke realiteit wordt, dat is wat men daar ziet in het geestelijke.”

Dus, we zien alles wat Caesar gedaan heeft alleen maar via de gedachten en wilsimpulsen van Caesar op dat moment.

“De Akasha-kroniek bevindt zich in het devachaan maar strekt zich uit tot in de astrale wereld en daar vindt men vaak beelden van de Akasha-kroniek als een soort spiegelingen, als fata morgana’s. Maar die beelden zijn vaak onsamenhangend en onbetrouwbaar en daar moet men rekening mee houden als men het verleden wil onderzoeken. ( …. )
Mensen die mediamiek begaafd zijn kunnen de Akasha-kroniek zien, hoewel meestal alleen de astrale spiegelingen. Nu is er iets eigenaardigs in die Akasha-kroniek. Als we een mens opzoeken, dan gedraagt die zich als een levend wezen. Als we Goethe opzoeken, dan antwoordt hij niet alleen met woorden die hij toentertijd gesproken heeft, maar hij geeft antwoord in de trant van Goethe. Het kan zelfs gebeuren dat hij verzen reciteert in zijn eigen stijl en trant die hij zelf helemaal niet geschreven heeft. Het Akasha-beeld is zo levendig dat het als het origineel in dezelfde zin verder werkt. Vandaar dat het kan gebeuren dat men het beeld verwisselt met de individualiteit. De mediums geloven dan dat ze te maken hebben met een in de geest verder levende dode terwijl het maar diens astraal beeld is. Caesars geest kan reeds opnieuw geïncarneerd zijn op aarde, zijn beeld antwoordt in een spiritistische séance. Het is niet de individualiteit van Caesar maar slechts de blijvende indruk die Caesars beeld in de Akasha-kroniek heeft achtergelaten. Hierop berust de dwaling in talrijke séances met een medium. We moeten een onderscheid maken tussen wat blijft van de mens in zijn Akasha-beeld en datgene wat verder ontwikkelt als de individualiteit. Dat zijn zeer, zeer belangrijke zaken.”


We stellen ons nu een mens als Patton voor die een bepaald mediamiek talent heeft, een lichte atavistische helderziendheid. Hij zit urenlang geconcentreerd de gedetailleerde verslagen van al die veldslagen te bestuderen. De beelden die daarbij opkomen zijn niet willekeurig. Want van alle veldslagen waarop hij zich heeft geconcentreerd zijn er uiteindelijk maar een achttal die beelden hebben opgeroepen.
Dat maakt aannemelijk dat hij zelf bij die veldslagen betrokken was en dat verklaart ook waarom hij zich nooit een incarnatie als vrouw herinnert. Die herinneringen komen in zijn bewustzijn door de uitlokkende prikkel van de aandachtige lectuur. En die lectuur gaat over oorlogssituaties. Voor herinneringen aan vrouwelijke incarnaties was er geen uitlokkende prikkel. In vrouwelijke incarnaties leeft de mens meestal in huiselijke en familiale omstandigheden. Niet zelden is ook hier sprake van oorlogssituaties, maar die verlopen meestal niet met het bloedig geweld van militaire conflicten en worden ook niet neergepend in historische werken, alleen eventueel in romanvorm. En het is weinig waarschijnlijk dat Patton een romanlezer was.

Wat de relatief snelle terugkeer naar de aarde betreft : misschien moet dat niet verbazen want soldatenvolk houdt zich meestal niet bezig met geestelijke en religieuze zaken, en als ze sterven is het vaak jong, daarbij een traumatische ervaring, en vervuld van wraakgevoelens, kortom, ze willen zo vlug mogelijk terugkomen.
Het valt wel op dat bij Patton de regelmaat van incarnaties onderbroken is : blijkbaar geen herinneringen na zijn Golgotha-ervaring tot de 14de eeuw !

5de eeuw v.C. Griekenland – Perzië
4de eeuw v.C. Alexander periode
2de eeuw v.C. Punische oorlog
1de eeuw v.C. Gallië – Parthische oorlog
.
.
.
.
14de eeuw Crécy – honderdjarige oorlog
17de eeuw piraterij
19de eeuw Napoleontische oorlogen
20ste eeuw W.O. I en W.O. II


Als het de bedoeling is van reïncarnatie om telkens nieuwe eigenschappen en vaardigheden te ontwikkelen, is het dan mogelijk om iedere keer voor hetzelfde beroep te kiezen ?
Waarschijnlijk is het beroep van ondergeschikt belang. Volharding, matigheid, rechtvaardigheid enz. zijn eigenschappen die je in alle beroepen kan ontwikkelen en die de meerderheid van het mensdom heeft ontwikkeld als boer. Maar als je bvb. een teveel aan agressiviteit hebt, dan is het wellicht goed om telkens weer de gevolgen van die karaktertrek te ervaren in zovele levens als je nodig hebt om ervan af te geraken. Een eerste stap is dan om die agressiviteit in dienst te stellen van een hogere autoriteit in plaats van het blind uit te leven op een persoonlijk vlak.






.

Antisemitisme ?



We lazen hierboven Pattons uitspraak : “Ik begrijp niet hoe Amerikanen zo laag kunnen zinken. Het is iets semitisch, en daar ben ik zeker van ... “ – en :
“Daar is een zeer duidelijke semitische invloed in de media.”
In alle Patton-biografieën wordt dat afgedaan als antisemitisme. Maar is het gelogen ?
Hoe zit het met de semitische invloed in de Amerikaanse politiek ? Hieronder enkele memes die we op het internet vonden.



Het Nüremberg-proces, een proces dat niets met ons begrip van recht te maken had omdat de aanklagers tegelijkertijd de rechters waren :
van de 3000 ambtenaren waren er 2400 joods.
Alle geldschieters van Trump zijn joods
Ook in de Biden-administratie waren de meeste topfuncties in handen van joden.
“Echt hatelijk hoe China onze politici in zijn macht heeft. Allemaal moeten ze de Chinese Muur gaan aanraken en trouw zweren aan de Chinese Communistische Partij.”
Het privé-instituut dat de Amerikaanse monetaire politiek stuurt, de Federal Reserve : de laatste 50 jaar waren 9 van de 13 topfuncties bezet door joden.
Hoe joods is Amerika ? Joden vormen 2% van de bevolking.
Vroeger waren er 88 mediabedrijven in de V.S.
Nu slechts zes. Alle zes krijgen ze hun nieuws van de persagentschappen A.P. en Reuters.
A.P. is eigendom van Reuters en Rothschild is eigenaar van Reuters.


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*




Terug naar het thuisblad