Inhoudstafel van Brug 99 ( maart 2018)

Lichtbaken 2017

Militarisme : een Duits unicum ?

Over Peter Selg

Anti-Duitse propaganda

Uit de Memoranda

Bewapening van het Derde Rijk

Geweld is karakteristiek voor de Angelsaksische cultuur

Arthur Ponsonby

Georg Werner Haverbeck

Nick Kollerstrom



*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

Beste Lezer,




In deze Brug zult u inzichten vinden die tegenwoordig nog niet populair zijn. U zult namen vinden van personen die slecht aangeschreven staan, zoals Georg Werner Haverbeck. In zijn bekendste boek verwijst deze antroposoof naar de woorden die Rudolf Steiner sprak in Dornach op tweede Kerstdag van 1916 (in GA 173) :

“Symptomatisch de geschiedenis leren kennen, de horizon verbreden, daar komt het op aan …. Men moet de dingen zien zoals ze in werkelijkheid zijn ! Alles hangt daarvan af : dat men zich de wil aankweekt om de dingen te zien, om te zien hoe mensen gemanipuleerd worden, zien waar de impulsen kunnen liggen van waaruit de mensen gemanipuleerd worden. Dat is echter eigenlijk hetzelfde als het zich aankweken van de zin voor waarheid; want ik heb het al vaak benadrukt, het komt er niet op aan dat men zegt : ja, ik heb dat geloofd, dat was mijn eerlijke oprechte mening. – Nee, waarheidszin heeft hij die er onverdroten naar streeft de waarheid over een zaak te achterhalen, die niet nalaat de waarheid te zoeken en die de fout bij zichzelf zoekt wanneer hij uit onwetendheid iets onwaars heeft gezegd.
Want voor het objectieve maakt het niet uit of men wetend iets onwaar zegt of uit onwetendheid, net zoals het niet uitmaakt of men uit onwetendheid zijn vinger in een vlam houdt of moedwillig : in beide gevallen verbrandt men zijn vinger !”



Is het niet om bang te worden ? In katholieke beeldspraak : ge komt aan de hemelpoort, ge probeert uzelf goed te praten : Heer, ik was te goeder trouw – en dan toch een trap richting hel te krijgen !
Daarom ook in deze Brug een poging om dichter bij de werkelijkheid te komen. Bij wijze van Paaswens kozen we onderstaande internetafbeelding waar een deugdzame vrouw klinkt op het welzijn van alle mensen die in staat zijn hun mening te herzien als ze informatie onder ogen krijgen die in tegenspraak is met wat ze tot hiertoe geloofd hebben.



François De Wit


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Lichtbaken 2017

Vorig jaar vond in Antwerpen de conferentie “Lichtbaken 2017” plaats. Wij waren er niet bij. Enkele jaren geleden namen wij het besluit om af te zien van een persoonlijk vervoermiddel. En als men zich met fiets of openbaar vervoer verplaatst, dan wordt het bijwonen van verder gelegen evenementen moeilijk.
Natuurlijk heeft men op die manier minder contact met andere antroposofen. Anderzijds begint men dan wat meer op afstand naar het antroposofische verenigingsleven te kijken. En als men dan een folder als die van Lichtbaken onder ogen krijgt, dan beziet men dat eens als een buitenstaander en dan duikt onwillekeurig een beeld op dat geassocieerd wordt met een andere sekte die even weinig invloed heeft op het moderne cultuurleven, de Jehova's Getuigen. Lees je dan op de folder nog het woord ‘trinitaire’, dan denk je toch dat hier een congres over de Drievuldigheid aangekondigd wordt ?

Maar uiteindelijk blijkt het geen theologisch congres te zijn geweest. Nee, de initiatiefnemers wilden het oorlogsjaar 1917 herdenken door de aandacht vestigen op twee teksten van Rudolf Steiner uit dat jaar, die voor de gelegenheid vertaald werden en samen in een publicatie bij Via Libra uitgegeven werden.
Na een inleiding door vertaler Wilbert Lambrechts volgt de eerste tekst. Dat is een fragment uit “Von Seelenrätseln” (GA 21). Daar spreekt Steiner voor het eerst over de drieledigheid van het menselijk lichaam (hoofd-zenuwstelsel / hart-longen-middengebied / ledematen - wilsgebied). Naar het schijnt werd de tekst uit “Von Seelenrätseln” voordien nog niet in het Nederlands vertaald en als men de vertaling leest, dan begrijpt men onmiddellijk waarom : de tekst is voor de lezer van nu nauwelijks verstaanbaar, met zinnen als :

“Wat in de zenuwen niet zintuiglijk waarneembaar is, ofschoon de zintuigelijke werkelijkheid de noodzakelijke aanwezigheid ervan aantoont alsook zijn typische werkzaamheid, dat is zenuwactiviteit.”

Hoe vaak moet men zo’n zin lezen om hem echt te begrijpen ? Zelf proberen we ook om Steiner altijd zo letterlijk mogelijk te vertalen maar in dit geval had men de lezer toch een handje kunnen helpen door te kiezen voor een vrijere vertaling in de zin van :

“Wat in de zenuw gebeurt, de zenuwactiviteit, is niet waarneembaar. Nochtans is die activiteit er, want hoe zouden anders de prikkels van de zintuigen tot in de hersenen geraken ? Maar ze is niet waarneembaar.”

Verder wordt er gesproken over Franz Brentano, een psycholoog waar niemand zich nog iets van herinnert en verwijst Steiner er naar het eerste hoofdstuk van het boek waaruit dit fragment komt en ook nog naar een andere voordracht die hij ooit in Bologna gaf en die men voor een goed begrip er dan ook zou moeten bijnemen. Als historisch document heeft de tekst zijn waarde, maar wat kan de antroposoof van nu of een andere tijdgenoot ermee aanvangen ? In “Von Seelenrätseln” geeft Rudolf Steiner een filosofische en psychologische basis aan de antroposofie. Het boek vraagt van de lezer evenveel inspanning als de ‘Filosofie der Vrijheid’.
Vertaler Wilbert Lambrechts laat zich in het filosofisch elan wat meeslepen en zo wordt de lezer in de inleiding op een abstracte paragraaf als hieronder getrakteerd (blz. 9) :

“De oervorm van de mens is bepaald door zijn drieledigheid. De mens heeft een drieledige vorm, is een drieledig wezen, maar leeft zonder het bewust te weten nog in een dwangmatig twee-ledige wereld. Hij wordt daardoor telkens voor foute, onvrije keuzes geplaatst waarin geen plaats is voor zijn actief- scheppende kern. Hij voelt zich tot een machteloos consumentisme, een pseudo-vrijheid gedwongen. De tweeheid heeft van nature de neiging om regressief tot de eenheid te hervallen. Het ene roept het andere op en dreigt het te vernietigen als het zich niet vruchtbaar tot een derde kan ontwikkelen. In iedere tweeheid schuilt de mogelijkheid om, door geestelijke inspanning, tot openbaring van de drieheid te komen. Via de drieheid kan de eenheid of de totaliteit van het fenomeen zich herstellen. Zonder geestelijke inspanning echter vervalt de tweeheid vanzelf tot verstikkend materialisme.”

Deze redenering kunnen we niet echt volgen : een dwangmatig tweeledige wereld ? Is dat een wereld waarin één van de drie gebieden ontbreekt ? Maar die drie gebieden zijn er toch, ook zonder sociale driegeleding (het economische, culturele en staatkundige) ?
Wat is dat voor een tweeheid die regressief tot eenheid vervalt, een eenheid die dan nog materialistisch is ook ? Dat had de schrijver wel even concreter kunnen maken. Even verder lezen we :

“In iedere tweesprong schuilt een driesprong* een innerlijk te verwerven en te scheppen driesprong.”

Het sterretje verwijst naar een voetnoot :

Dat klinkt nogal diepzinnig, maar klopt het ? Bij een tweesprong kun je alleen van drie wegen spreken als je op de tweesprong zelf staat en rondkijkt. Doe je hetzelfde op een driesprong, dan zijn er vier wegen (waarvan er twee in elkaars verlengde liggen).
Niet echt verduidelijkend als het om de tweeheid-drieheid-eenheid kwestie te doen is. Trouwens, dat zogenaamde trinitaire denken is ook niet een sjabloon dat men op alle facetten van mens en kosmos kan toepassen. Op blz. 101 verwijst de vertaler in een ander verband naar de strijd van Michaël tegen de Geesten der Duisternis. Dat lijkt ons een tamelijk tweeledig gebeuren. Lastig om daar iets trinitairs in te ontdekken. En hetzelfde geldt voor de jongezielen-oudezielenkwestie.


.


De tweede tekst is het “Memorandum” waar Steiner een eerste schets van de sociale driegeleding geeft. Deze tekst is voor vele antroposofen een harde noot om te kraken. Want Rudolf Steiner treedt hier op als verdediger van Midden-Europa, van Duitsland. En na 100 jaar constante en geraffineerde Angelsaksische propaganda is men als modale Westerling in denken, voelen en willen compleet anti-Duits is geworden. De antroposoof die zich niet speciaal verdiept in de geschiedenis van de 20ste eeuw ontsnapt hier ook niet aan. Wilbert Lambrechts zegt in zijn inleiding :

“Dit schijnbare opnemen voor deze oorlogspartij, die hij helpend wilde ondersteunen met deze Memoranda, om een andere politiek, een vredespolitiek in gang te zetten, kan nog vandaag bevreemding oproepen, hoezeer Rudolf Steiner zowel Duitsland en Oostenrijk ook bekritiseerde (ook in deze Memoranda)”.

“Deze oorlogspartij ?”
Als men deze term hanteert, bewijst men dat men de propaganda nog niet afgeschud heeft. Er was geen oorlogspartij in Duitsland. Steiner zegt dat in het Memorandum :

Maar Steiners woord is voor een ‘kritische’ antroposoof misschien niet voldoende, daarom ondersteunen we Steiners woord met enkele feiten.

In de New York Times van 8 juni 1913, in een artikel met als titel “Willen II, koning van Pruisen, keizer van Duitsland, 25 jaar heerser, gehuldigd als vredesvorst” lezen we : “Hij wordt overal beschouwd als de grootste factor voor de vrede die onze tijd heeft voortgebracht. Hij was het die steeds opnieuw het gewicht van zijn geweldige persoonlijkheid in de schaal van de vrede gooide telkens er ergens boven Europa oorlogswolken samentrokken.”

William Howard Taft, ooit president van de V.S., zei van deze keizer : “De waarheid gebiedt om te zeggen dat hij gedurende een kwart eeuw de grootste kracht was om de vrede te bewaren in de wereld.”

De twee citaten hierboven komen uit een boekje van Nick Kollerstrom (zie verder in deze Brug), een Engelse astronoom die in zijn jeugd Steiner gelezen heeft :

“Ik ontdekte dit verhaal in mijn jeugd, toen ik de Oostenrijkse filosoof Rudolf Steiner las, die erover sprak in december 1916. En zo hoorde ik eens een Duits standpunt, dat was de enige keer dat ik over de oorlog een Duits standpunt las. En dat was vreselijk om te slikken, want in december 1916 had Duitsland een vredesvoorstel gedaan aan Engeland en dat was afgewezen. Duitsland zei, kijk, waar deze oorlog ook over gaat, kunnen we niet gewoon ermee ophouden ? Laat ons allemaal naar huis gaan en vrienden worden. Dat noemen ze een status quo ante – en zelfs de Amerikaanse regering vond dat toen goed, ze zeiden : dat is een goed vredesvoorstel, waarom stopt Europa niet met vechten ? Maar nee, wij moesten verder doen, want …. Wel, waarom ? Laat ons niet ingaan op dit waarom, ik ben zeker dat we allemaal ons eigen idee daarover hebben, waarom Engeland dit vredesvoorstel niet kon aannemen.”

Oorlogspartij : in de 19de eeuw werd Duitsland twee keer aangevallen door Frankrijk.
Welke oorlogen heeft het zelf in gang gezet ? Geen ! Vergelijken we eens met het palmares van de V.S. in die periode :


1840 - invasie van Fiji.
1841 - genocide op het eiland Upolu (Drummond).
1843 - invasie van China.
1846-1848 oorlog met Mexico.
1846 - agressie tegen New Granada (Colombia).
1849 - beschieting in Indochina.
1852 - invasie van Argentinië.
1853-1856 - invasie van China.
1853 - invasie van Argentinië en Nicaragua.
1854 - verwoesting van de Nicaraguaanse stad San Juan del Norte.
1854 – poging om de Hawaii-eilanden in te palmen.
1855 - invasie en coup in Nicaragua.
1855 - invasie van Fiji en Uruguay.
1856 - invasie van Panama.
1858 - interventie in Fiji, genocide.
1858 - invasie van Uruguay.
1859 - aanval op het Japanse fort van Taku.
1859 - invasie van Angola.
1860 - invasie van Panama.
1863 - strafexpeditie naar Shimonoseki (Japan).
1864 - militaire expeditie naar Japan.
1865 - invasie van Paraguay, genocide, 85% van de bevolking gedood.
1865 – interventie van Panama, coup d'état.
1866 - aanval op Mexico.
1866 - strafexpeditie naar China.
1867 - aanval op de Midway Islands.
1868 - herhaaldelijk invasie in Japan.
1868 - invasie van Uruguay en Colombia.
1874 – troepen naar China en Hawaii.
1876 – zout-oorlog San Elizario Mexico.
1878 - aanval op Samoa.
1882 – troepen landen in Egypte.
1888 - aanval op Korea.
1889 - strafexpeditie naar Hawaii.
1890 - troepen in Haïti.
1890 - troepen in Argentinië.
1891 - interventie in Chili.
1891 - strafexpeditie naar Haïti.
1893 - troepen in Hawaii, invasie van China.
1894 - interventie in Nicaragua.
1894-1896 - invasie van Korea.
1894-1895 - oorlog in China.
1895 - invasie van Panama.
1896 - invasie van Nicaragua.
1898 – inname van de Filippijnen, genocide (600.000 Filipinos).
1898 - invasie van de haven van San Juan del Sur (Nicaragua).
1898 – inname van de Hawaii-eilanden.
1899-1901 – oorlog met de Filippijnen.
1899 - invasie van de Nicaraguaanse haven van Bluefields.
1901 - troepen in Colombia.
1902 – invasie van Panama.
1903 - troepen in Honduras, de Dominicaanse Republiek, Syria.
1904 - troepen in Korea, Marokko.
1904-1905 - interventie in de Russo-Japanse Oorlog.
1905 - interventie in de revolutie in Honduras.
1905 – troepen naar Mexico.
1905 - troepen naar Korea.
1906 - invasie van de Filippijnen.
1906-1909 - invasie van Cuba.
1907 - operaties in Nicaragua.
1907 - tussenkomst in de revolutie in de Dominicaanse Republiek.
1907 – deelname aan de oorlog van Honduras met Nicaragua.
1908 - invasie van Panama.
1910 - invasie van Bluefields en Corintho (Nicaragua).
1911 - interventie in Honduras.
1911 - genocide in de Filippijnen.
1911 – troepen naar China.
1912 - inname van Havana (Cuba).
1912 - interventie in Panama tijdens de verkiezingen.
1912 - invasie van Honduras.
1912-1933 - bezetting van Nicaragua.
1914 - interventie in de Dominicaanse Republiek.
1914-1918 - een serie invallen in Mexico.
1914-1934 - bezetting van Haiti.
1916-1924 - bezetting van de Dominicaanse Republiek.
1917-1933 – bezetting van Cuba.
1918-1922 - bezetting van het Russische Verre Oosten.
1918-1920 - troepen in Panama.



En de V.S. hebben dan nog de naam geen koloniaal verleden te hebben.
Voor Engeland kan men in die periode nog een langere lijst opstellen.
Duitsland de militaristische natie, de grote oorlogspartij ?

Maar Wilbert Lambrechts is moedig genoeg om in te zien dat zijn blik gekleurd is want hij vervolgt :

“Wij hebben het als nu levende mensen niet makkelijk om over de schaduw van de Tweede Wereldoorlog heen te springen en om de Eerste Wereldoorlog onbevangen te beoordelen.”

We moeten Wilbert Lambrechts en uitgever Werner Govaerts dankbaar zijn dat ze met dit Lichtbakenboekje een harde lichtstraal op de perfide Angelsaksische wereldpolitiek durven laten schijnen. Antroposofen die dat in het verleden deden, hebben daarvoor veel flak moeten incasseren – om even in oorlogstermen te blijven. Denken we maar aan die priester van de Christengemeenschap Werner Georg Haverbeck (zie verder). Maar ook De Brug zelf : op het internet vind je zonder veel moeite bladzijden vol schrijfsels van Nederlanders die bijna hysterisch worden omdat in De Brug vraagtekens geplaatst werden bij één van de Grote Dogma’s van het Westen. Ook voor vele antroposofen is Hitler de incarnatie van Sorat, en als je waagt om dat te nuanceren : het gehuil van de Beotiërs !

Een klassieke uitdrukking in het Duits dankzij Carl Friedrich Gauß, die reeds als 16-jarige ideeën had over niet-euclidische geometrie maar die zijn bevindingen niet durfde publiceren uit schrik voor het gehuil van de Beotiërs, namelijk de andere wiskundigen. In een brief aan Friedrich Willem Bessel :
"Ondertussen zal ik er waarschijnlijk heel lang niet toe komen om mijn zeer uitgebreide onderzoekingen daarover uit te werken en openbaar te maken en wellicht zal dat tijdens mijn leven ook nooit gebeuren omdat ik bang ben voor het gehuil van de Beotiërs als ik mijn inzichten volledig uitspreek."
Beotië is de naam van een streek in Griekenland, in de oudheid bekend voor de veeteelt. Bij de Atheners was ‘Beotiër’ synoniem voor grof, onontwikkeld plattelandsvolk.
Ter vergelijking : Ignaz Philipp Semmelweis had een strijdbaarder temperament en sprak zijn inzichten wel uit. Volgens hem was de veelvuldig voorkomende kraamkoorts in zijn tijd te wijten aan een gebrek aan hygiëne bij dokters en verplegenden en hij probeerde om richtlijnen voor hygiëne te laten naleven in hospitalen. Tijdens zijn leven werden zijn inzichten niet erkend en door zijn collega’s als ‘speculatieve nonsens’ afgewezen. Hij haalde zich de vijandschap van de toenmalige grote namen uit de gynaecologie op de hals en ging openlijk in de clinch met hen. Resultaat : hij werd op 47-jarige leeftijd zonder diagnose door drie dokters gek verklaard en opgesloten in een zothuis waar hij naar verluidt door verplegers doodgeslagen werd.
.

En hoezeer de Duitser en de Duitse antroposoof nog altijd gevangen zit in het Angelsaksische leugenweb, dat zien we aan één van de sprekers op de Lichtbaken-conferentie : Peter Selg.
Deze bekende antroposoof was buitengewoon enthousiast over dit initiatief, zodanig dat hij het Lichtbakenboekje liet vertalen in het Duits, althans het voorwoord en de voetnoten van Wilbert Lambrechts. Dat lazen we in Antroposofie Vandaag van september 2017.
Het voorwoord dat Peter Selg bij die Duitse uitgave schreef trok onze aandacht :

“Toen ik op 24 februari 2017 voor de conferentie Lichtbaken 1917 - 2017 de trein nam van Keulen naar Antwerpen, werd het mij duidelijk dat ik nog nooit met werkelijk bewustzijn in België was geweest. De beelden van de Eerste Wereldoorlog en de inval van het Duitse leger in het buurland met afschuwelijke gruweldaden — stegen plotseling in volle kracht in mij op. Net voor Antwerpen passeerden we ook nog Mechelen, de plaats waar van juli 1942 tot november 1943 het 'Kamp Mechelen' lag, van waaruit 25000 Joden en meer dan 350 Sinti en Roma door de SS vanuit België naar de vernietigingskampen van de Duitse nationaal-socialisten werden getransporteerd, meestal naar Auschwitz-Birkenau.
Ik had de reis innerlijk niet voorbereid, enkel mijn voordracht, in de haast van het leven. Nu was ik echter plotseling hier — in de Duitse tragedie van de 20ste eeuw, die tegelijk een Europese tragedie was en is. En in de tegenwoordigheid van een jaar, dat opnieuw doordrenkt was van een pan-Europees nationalisme, grenzen die gesloten worden en een 'grote regressie' op het vlak van het maatschappelijk leven, iets wat enkele jaren geleden nog ondenkbaar leek, hier, in het 'vrijheidlievende' Europa.
De conferentie in de Antwerpse steinerschool, waar ik als Duitser met een slecht geweten aankwam — ook beladen met datgene wat ik van Rudolf Steiners “Gedanken während des Krieges - Für Deutsche und solche, die nicht glauben, sie hassen zu müssen” (zomer 1915) nooit begrepen had en ook niet wilde begrijpen, maar ook met datgene wat mij van Steiners twee Memoranda (zomer 1917) rijkelijk onbegrepen was gebleven – deze conferentie werd een buitengewone gebeurtenis.”


“ … nooit begrepen had en ook niet wilde begrijpen” ?


Wie denkt hierbij niet aan Joh. 3-10 : “Gij zijt leraar van Israël en dit begrijpt gij niet ?” Deze man is psychiater, schrijft antroposofische boeken en geeft lezingen en hij vraagt zich niet af hoe het komt dat hij bepaalde inzichten van Steiner niet begrijpt en ook niet wil begrijpen !
Dat deze geesteshouding wijst op indoctrinatie, op grondige ‘Umerziehung’ – heropvoeding door de overwinnaars, het komt blijkbaar bij deze psycholoog niet op dat ook of juist intellectuelen het slachtoffer zijn van die heropvoedingscampagnes. Door hun studies en interesses staan zij het meest bloot aan alle memes die door het onderwijs en de klassieke media constant uitgestort worden over de westerse burger. Hoe kun je anders Peter Selgs ervaring verklaren bij zijn bezoek aan België ?

“De beelden van de Eerste Wereldoorlog en de inval van het Duitse leger in het buurland met afschuwelijke gruweldaden — stegen plotseling in volle kracht in mij op.”

Van waar komen deze beelden ? Toch niet uit zijn eigen herinnering, want hij was er niet bij. Ook niet uit een herinnering aan filmbeelden, want historische opnamen van Duitse gruwelen tijdens W.O.I bestaan niet. In hem stijgt dus op wat er tijdens de laatste 70 jaar in de ziel van de Duitsers ingeprent is.
In een tekst die bestemd is voor een Duits publiek, voelt hij zich verplicht om deportaties in herinnering te brengen als hij Mechelen passeert en gaat zelfs nog eens de aantallen opzoeken …. Wil hij ergens goede punten halen ?

. “waar ik als Duitser met een slecht geweten aankwam”

Waarom dit slecht geweten ? Is hij schuldig voor wat landgenoten van hem drie generaties geleden gedaan hebben ? Iemand verantwoordelijk stellen voor misdaden van een familielid, Sippenhaft, dat was toch een abjecte praktijk van de nazi’s ? Maar blijkbaar geldt het nog altijd voor de na-oorlogse Duitsers. Het is onze overtuiging dat Peter Selg slachtoffer is van het Duitse schuldcomplex dat bijna alle Duitsers sinds 1914 aangepraat wordt. Daar bestaat ondertussen al veel literatuur over dit ziekelijk zich-schuldig voelen. Twee voorbeelden :

.... .................. ....



Maar wij willen de aandacht vestigen op een oudere bron, een getuigenis van Dr. Friedrich Grimm. In 1953 verscheen bij de uitgeverij van de universiteit van Bonn een boek van hem :
“Politische Justiz – die Krankheit unserer Zeit”.
Na de capitulatie van zijn land in 1945 verzuchtte hij :

“Daarbij komt in onze tijd de verwoestende invloed van de propaganda die het de mensen zo moeilijk maakt, ook zij die van goede wil zijn, om erachter te komen wat er werkelijk gebeurd is en hoe het moet beoordeeld worden. Wij hadden met die propaganda al te maken in de laatste jaren van W.O.I. Na de tweede Duitse capitulatie was het niet anders. Maar nu was het erger omdat er van Duitse zijde niets meer tegenover kon worden gesteld.”

In zijn boek geeft hij een overzicht van 40 jaar ervaring met de Duitse rechtspraak. Omdat hij goed Frans sprak heeft hij tijdens de Eerste Wereldoorlog voor de Duitse krijgsraad in Brussel als advocaat verschillende Belgen verdedigd die beschuldigd werden van oorlogsmisdaden.
Zozeer stond billijkheid en waarheidsvinding voor hem boven alle andere overwegingen zoals staatsbelang, nationaliteit, klasse, dat hij werd afgewezen als kandidaat-procureur : hij was te objectief. Hij vond dat rechter, procureur en verdediger allemaal hun best moesten doen om het recht te laten zegevieren. En dat terwijl vele rechters ideologisch oordelen en procureurs automatisch het staatsbelang verdedigen. In deze man kunnen we een gevoel voor recht en rechtvaardigheid ontdekken dat kenmerkend is voor de Midden-Europeaan.
In 1915 was hij tolk in een krijgsgevangenenkamp in Münster :

“Een Franse krijgsgevangene, sergeant Courjon, was veroordeeld door de Duitse krijgsraad omdat hij Duitse krijgsgevangenen had mishandeld. Hij kreeg een gevangenisstraf – in die tijd waren de krijgsraden nog mild. Ik moest hem het vonnis bezorgen en hem uitleg geven over de mogelijkheden om in beroep te gaan. Ik raadde hem aan om in beroep te gaan en hielp hem met het opstellen van het nodige papierwerk. De man was een temperamentvolle Fransman uit het zuiden. Hij was zo onvoorzichtig geweest om een dagboek bij te houden. Daarin stond een passage waar hij er prat op ging om na een veldslag te hebben deelgenomen aan een opruimactie op het slagveld. De “nettoyeurs” stonden slecht aangeschreven.
“Het was goed dat ik nieuw benagelde laarzen droeg. Ik heb de Beierse huzaar en de Würtembergse jager die ik gewond op het slagveld aantrof, het lopen bijgebracht” – zo stond het letterlijk in zijn dagboek. Het mishandelen van gewonden was daarmee bewezen. Dat was een oorlogsmisdaad. Maar had de Duitse justitie het recht om de dader daarvoor strafrechterlijk te vervolgen ?
Deze vraag gaf ik een centrale plaats in zijn aanvraag tot revisie van het vonnis. Ik redeneerde dat de dader de feiten had gepleegd voordat hij gevangen genomen werd en dat hij op dat ogenblik nog niet onder de Duitse justitie maar wel onder de Franse viel. De Rijkskrijgsraad in Berlijn volgde mijn redenering, het vonnis in eerste instantie werd vernietigd en Courjon kwam vrij.”

Dit soort objectieve, boven-nationale rechtspraak is met de ineenstorting van de Europese beschaving na 1918 voorgoed verloren gegaan. Nüremberg was gewoon het tegendeel : aanklager en rechter waren dezelfde partij, de verdediging had geen rechten, alleen belastende getuigen werden toegelaten, wetten werden toegepast die nog niet bestonden op het ogenblik van de feiten enz.
Na de ineenstorting van het Reich had deze Friedrich Grimm een merkwaardige ontmoeting :

“In mei 1945 had ik een gedenkwaardig gesprek met een belangrijke vertegenwoordiger van de tegenstander. Hij stelde zich voor als een universiteitsprofessor van zijn land en hij wilde met mij een onderhoud hebben over de historische achtergronden van de oorlog. Het was een gesprek op hoog niveau. Plots onderbrak hij de dialoog en wees naar de pamfletten die vóór mij op tafel lagen en waarmee wij in de eerste dagen na de capitulatie overspoeld werden. Die gingen hoofdzakelijk over de gruwelen van de concentratiekampen. “Wat hebt u daarop te zeggen” – vroeg hij.
Ik antwoordde : “Ouradour en Buchenwald ? Daarmee bent u bij mij aan het verkeerde adres. Ik ben strafpleiter en veroordeel ieder onrecht waar ik het tegenkom, het meest als het aan onze kant gebeurt. Maar ik kan goed het onderscheid maken tussen feiten en het politieke gebruik dat men ervan maakt. Ik weet wat gruwelpropaganda is. Na de Eerste Wereldoorlog heb ik alle publicaties van jullie specialisten hierover gelezen, de geschriften van het Northcliffe-bureau, het boek van de Franse minister van Financiën Klotze “De la Guerre à la Paix”, waarin hij beschrijft hoe men het fabeltje van de afgehakte kinderhanden uitvond en het gebruik dat men ervan gemaakt heeft; de onthullingsreportages van het tijdschrift Crapouillet dat de gruwelpropaganda van 1870 met die van 1941-18 vergelijkt; en ten slotte het klassieke boek van Ponsonby “Falsehood in War-Time”. Daarin wordt beschreven hoe men reeds in de Eerste Wereldoorlog ateliers had waar fotomontages werden gemaakt van nep-lijkenbergen waarvoor poppen werden gebruikt. Die foto’s werden aan de kranten bezorgd zonder onderschrift, later werden die onderschriften naargelang het gebruik door de propagandacentrale telefonisch doorgegeven.”
En ik haalde zo’n pamflet van tussen de andere dat zogezegde lijkenbergen in de concentratiekampen toonde en ik legde het voor aan mijn bezoeker die mij afwachtend aankeek. Ik ging verder :
“Ik kan mij niet voorstellen dat men in deze oorlog, waarin alle soorten wapens zo geperfectioneerd werden, ook niet dit geestelijk gifwapen waarmee de Eerste Wereldoorlog gewonnen werd, niet zou gebruikt hebben. Meer nog, ik wéét het ! In de laatste maanden vóór de capitulatie heb ik alle dagen de buitenlandse pers gelezen. De berichten over Duitse gruwelen die daarin te lezen waren, kwamen vanuit een centrale plaats. Daar zat een systeem in. Het ene bezette gebied na het andere kwam aan bod; eerst Frankrijk, dan Noorwegen, dan België, Denemarken, Holland, Griekenland, Joegoslavië en Tsjechoslowakije. Eerst was er sprake van honderden doden in de concentratiekampen, dan, zes weken later, als het betreffende land terug aan de beurt was, waren het er al duizenden, dan tienduizenden, dan honderdduizenden. Toen dacht ik : tot in de miljoenen zullen ze toch niet durven gaan ! – En nu pakte ik een ander pamflet : “Hier, kijk, hier hebt u de miljoenen !”
Mijn bezoeker nam terug het woord : “Ik zie dat ik te maken heb met iemand die op de hoogte is. Nu wil ik u vertellen wie ik ben. Ik ben geen universiteitsprofessor. Ik ben van de centrale waarover u zonet sprak. Al maandenlang doe ik precies wat u zo juist geschetst hebt :
gruwelpropaganda. En daarmee hebben wij de totale overwinning behaald.”
Ik repliceerde : “Ik weet het, en nu moet u ermee ophouden.”
Hij : “Nee, nu pas beginnen wij voor goed ! Wij gaan de gruwelpropaganda verder zetten, wij gaan zo ver gaan tot niemand meer een goed woord over de Duitsers zal geloven, tot alles vernietigd is wat in andere landen aan sympathie voor jullie leefde, en tot de Duitsers zelf zodanig in verwarring zijn gebracht dat ze niet meer weten wat ze doen !”
Ik besloot het gesprek : “Dan zult u een grote verantwoording op u laden.”
Wat deze man als dreiging uitsprak, is gekomen. Het ergst daarvan was de verwarring die daarmee onder de Duitsers aangericht werd.”


Het is deze verwarring die een antroposoof als Peter Selg onbewust toegeeft :

“ … nooit begrepen had en ook niet wilde begrijpen”

Vele bekende psychologen hebben studies gedaan over massapsychologie, maar het zijn de Angelsaksen die het best verstonden om er een praktisch gebruik van te maken. In de eerste plaats ter wille van de grote bedrijven die wilden weten hoe ze het effectiefst de consumenten konden beïnvloeden om meer te verkopen. Maar men ontdekte al vlug dat deze technieken ook in de politiek met goed gevolg konden worden toegepast. Wij denken bij propaganda altijd aan het Derde Rijk en Goebbels maar de nationaalsocialisten spraken openlijk over het gebruik van propaganda terwijl de effectiefste propaganda die is, die niet opgemerkt wordt. In de Sovjet-Unie wist iedereen dat alle berichtgeving voor het grootste deel propaganda was en de weinigen Russen die naar het Westen kwamen verwonderden zich erover dat er hier evenveel propaganda gevoerd werd, maar dat de mensen die nog geloofden ook.
Een belangrijk theoretisch werk over propaganda stamt uit 1928. Op wikipedia stelt men vast dat het werk “verrassend weinig” besproken werd. Wat in feite de logica zelf is : een leugenaar zal niet gauw het gesprek op zijn leugentechniek brengen !


“Propaganda”, een boek van Edward L. Bernays uit 1928, verwerkte de literatuur rond sociale wetenschappen en psychologische manipulatie en zette de techniek van communicatie met het grote publiek uiteen. Bernays schreef het boek als een vervolg op het succes van zijn vroegere werken zoals “Crystallizing Public Opinion” (1923) en “A Public Relations Counsel” (1927).
“Propaganda” onderzocht de psychologie die aan de basis ligt van het manipuleren van de massa en de mogelijkheid om symboliek en propaganda te gebruiken om de politiek te beïnvloeden, om maatschappelijke verandering teweeg te brengen en om te ijveren voor gelijkheid der geslachten en rassen. Het werk bouwt in feite voort op Walter Lippmans “The Phantom Public” dat een jaar daarvoor verscheen en maakte van Bernays zowat de vader van Public-Relations.
De hoofdstukken 1 tot 6 bestuderen de complexe relatie tussen menselijke psychologie, democratie en grote bedrijven. Bernays stelling is dat ‘onzichtbare’ mensen die kennis en propaganda creëren, heersen over de massa’s omdat ze een monopolie hebben op de macht om gedachten, waarden en responsen van het publiek te sturen. Volgens hem is het doorslaggevend voor het bestaan van democratie dat eensgezindheid kunstmatig tot stand wordt gebracht ( Engineering consent). Hij legt uit:

“De bewuste en intelligente manipulatie van de georganiseerde gewoontes en opinies van de massa’s is een belangrijk element in een democratische maatschappij. Zij die dat verborgen mechanisme in het maatschappelijk leven manipuleren, vormen een onzichtbare regering die de echte macht van ons land is. Wij worden geregeerd, onze geesten worden gevormd, onze smaken bepaald, onze ideeën aangepraat, voor het grootste deel door mensen van wie we nooit gehoord hebben.”

Bernays breidt dit argument uit tot het economisch gebied, vol lof over de positieve invloed van propaganda in dienst van het kapitalisme.

“Een groot bedrijf dat eventueel in staat is om een heel continent te voorzien van zijn producten, kan zich niet permitteren om te wachten tot het publiek naar zijn producten vraagt, het moet constant met het grote publiek in contact blijven, via reclame en propaganda om een voortdurende vraag te creëren want alleen op die manier zullen de kostbare investeringen renderen.”

Bernays legt veel nadruk op de kunst van een propagandamaker om de motieven achter de begeerten van het individu te ontdekken. Volgens hem denkt de mens en kiest de mens niet bewust maar wil hij in feite iets compenseren : een begeerte of drift die hij heeft moeten onderdrukken. Bernays vermoedt dat propaganda altijd maar effectiever gaat worden naarmate de verborgen motieven van het individu achterhaald worden. Hij stelt dat de emotionele respons die door de propaganda in een bepaalde richting gestuurd wordt, de keuzemogelijkheid van het publiek beperkt door slechts twee keuzes open te laten ( creating a binary mentality) wat maakt dat de respons sneller en enthousiaster wordt.

De laatste vijf hoofdstukken grijpen voor het grootste deel terug op de concepten van de eerste hoofdstukken en geven concrete voorbeelden van hoe propaganda kan gebruikt worden om feminisme te promoten, educatie en sociale patronen te sturen.

Ondanks de betekenis van het werk is het verrassend weinig kritisch besproken. Eén geleerde stelt dat het publiek voor het grootste deel samen met Bernays vooral het positieve van propagandatechnieken zag, maar dat veranderde toen in de periode van de Tweede Wereldoorlog de fascistische regimes er ook gebruik van maakten. Door zijn fijn taalgebruik versluierde Bernays ook dat ‘educatie’ bij hem in feite neerkomt op ‘indoctrinatie’. Ten slotte vond deze geleerde bedenkelijk dat Bernays de gewone man de inspanning van zelf na te denken wilde besparen (psychic ease) waardoor het individu zichzelf niet langer verantwoordelijk voelt als hij de propagandaparolen opvolgt.
Een andere geleerde stelt dat Bernays de democratie redde door haar te vermoorden. Zachte onmerkbare overreding zou het enige middel zijn om te beletten dat de massa democratisch voor een autoritair regime zou kiezen.


En zo werkt nu blijkbaar onze ‘democratie’ : boven de massa, die wel mag kiezen maar in feite beschouwd wordt als te dom om juist te kiezen, staat een elite die erover waakt dat wel de goede keuzes gemaakt worden ….

Bovenstaande korte uitleg werpt ook een licht op de paragraaf in Wilbert Lambrechts inleiding die wij eerst niet goed begrepen :

De mens … leeft zonder het bewust te weten nog in een dwangmatig twee-ledige wereld. Hij wordt daardoor telkens voor foute, onvrije keuzes geplaatst waarin geen plaats is voor zijn actief- scheppende kern. Hij voelt zich tot een machteloos consumentisme, een pseudo-vrijheid gedwongen.

We zien dat dit niet zomaar een natuurlijk verschijnsel is, wij worden bewust zo aangestuurd.

Een ander fenomeen waar bovenstaande tekst misschien een verklaring voor geeft is de recente immigratiegolf : het bedrijfsleven stelt vast dat hier in Europa een geweldige productiecapaciteit voorhanden is die veel meer mensen kan bedienen dan er hier leven. De eenvoudigste manier om de omzet en de winst te vergroten is het naar hier lokken van miljoenen potentiële consumenten. De maatschappelijke kost van deze operatie wordt wel door anderen gedragen …


*

*

*

*

*

*

.

We gaan nu eens in die Memoranda kijken wat er daar voor antroposofen zo lastig aan is.
Een kleine selectie :

1)

Steiner tegen het pacifisme ?
Of toch niet : wil hij zeggen dat pacifisme onder bepaalde omstandigheden hetzelfde is als fatalisme ?

2)

Steiner relativeert het Angelsaksisch democratiemodel !
Hij is tegen de internationalisten ! Is hij dan niet vanzelf : nationalist ?

3)

Conservatief ? Ook dat nog !

4)

.


Militarisme een schepping van het Westen ? Jazeker !
Hieronder een tekst die we op internet vonden over de bewapening van het Derde Rijk.

http://brd-schwindel.ru/die-mythen-und-luegen-in-der-gegenwart-deutsche-ruestung-1933-45/


Tegenwoordig wordt ieder schoolkind bijgebracht dat het Duitse Rijk twee wereldoorlogen heeft in gang gezet, miljoenen mensen heeft vermoord en quasi alle landen van Europa heeft overvallen. In de officiële geschiedschrijving wordt het Duitse Rijk voorgesteld als tot de tanden bewapend en goed voorbereid om een oorlog te voeren om zo de wereldheerschappij te bemachtigen.
In dit artikel gaan we de fictie van vandaag eens vergelijken met de realiteit van toen.
Generaal-majoor D. Gerd Schulze-Ronhof hield verschillende voordrachten over zijn boek „Der Krieg der viele Väter hatte" en stelde vast dat het zeer moeilijk en tijdrovend was om exacte gegevens te vinden over de stand van bewapening van het Duitse Rijk. We kunnen met absolute zekerheid stellen dat al die gegevens direct na de capitulatie van de Wehrmacht gezocht en opgeslagen of vernietigd werden of gewijzigd ten laste van Duitsland. Want hadden ze gemakkelijk te vinden geweest, dan zou men heel vlot kunnen bewijzen dat dat er totaal geen plan was om een oorlog te beginnen. En dat wilden de overwinnaars natuurlijk niet, in wat voor licht zouden ze dan komen te staan zijn ?

De herbewapening van de Reichswehr na Hitlers aantreden als kanselier in de jaren 1933 tot 1939 wordt doorgaans beschouwd als het beste bewijs van diens oorlogsbedoelingen en veroveringsplannen. Maar wie de stand van bewapening van een land wil gebruiken om daar een buitenlandse politie uit af te leiden, die moet de hoeveelheid en de kwaliteit van de strijdkrachten vergelijken met die van de buurlanden of de vijandige staten. Als een regering driemaal sterker bewapend wil zijn dan zijn buurman, dan kan men aannemen dat daar aanvalsplannen mee gemoeid zijn. Anderzijds, als een regering genoegen neemt met slechts een derde van de sterkte van zijn sterkste buurman, dan kan men aannemen dat dit een zuiver defensieve maatregel is om zich eventueel te kunnen verdedigen.

Ontwapeningsvoorstellen en ontwapeningsconferenties
In maart 1933 stelde de Britse regering op de ontwapeningsconferentie in Genève voor aan de Rijksregering om het landleger te vergroten tot 200.000 man. Rijkskanselier Adolf Hitler stond daar niet negatief tegenover, hij verklaarde op 17 maart voor de Rijksdag:

„Duitsland is verder zonder meer bereid om af te zien van ieder aanvalswapen, wanneer binnen een te bepalen tijdspanne de bewapende naties hun aanvalswapens vernietigen en door een internationale overeenkomst hun gebruik verboden wordt.”

Deze verklaring werd ook met de stemmen van de SPD in de Rijksdag goedgekeurd. Omdat Frankrijk dwars lag werd de ontwapeningsconferentie verdaagd. Toen sloeg Italië voor om met vier staten over ontwapening en herziening van het Verdrag van Versailles te praten, niet meer langs de Volkenbond om.
Dit voorstel werd aangenomen maar niet geratificeerd; daarop volgde nog een Engels voorstel dat niet aanneembaar was voor de Rijksregering en ten slotte trad het Derde Rijk uit de Volkenbond op 19 oktober 1933. Reeds 5 dagen daarvoor had de Duitse delegatie de Geneefse ontwapeningsconferentie verlaten omdat er geen vooruitgang geboekt werd, omdat Duitsland niet als gelijkwaardige partner beschouwd werd en er openlijk hetze tegen Duitsland gevoerd werd.
Op 18 december 1933 probeerde het Derde Rijk opnieuw om een oplossing te vinden en organiseerde een andere conferentie : het Duitse landleger zou dan bestaan uit 300.000 man. Dit werd door de Franse regering afgewezen. Ook pogingen vanwege Engeland om tot een vergelijk te komen mislukten door Franse weerstand. Definitief was het gedaan met deze conferentie op 17 april 1934 omdat een Franse nota bevestigde dat Frankrijk niet kon toestemmen met een herbewapening van Duitsland. Het gevolg was dat in de Verenigde Staten de vloot vergroot werd met 360.000 BRT, England 42 nieuwe luchteskadrons in dienst nam en in Polen de dienstplicht opnieuw ingevoerd werd – in Tsjechoslowakije werd de dienstplicht tot 2 jaar verhoogd.

Op14 februari 1935 stelde Hitler voor om de onderhandelingen over veiligheids- en bewapeningsvragen terug op te nemen. De Engelse regering antwoordde op 1 maart 1935 met een nieuw eigen bewapeningsprogramma en de Franse regering reageerde op 6 maart met een verlenging van de dienstplicht tot 2 jaar. Dat was dan de reden voor Duitsland om ook opnieuw de algemene dienstplicht van 1 jaar in te voeren.

Ontwapeningsconferentie in Genève
In deze conferentie onderhandelden de staten van de Volkenbond over de aspecten van oorlogsvoering en de grootte van de legers. De conferentie begon op 2 februari 1932 en sleepte zich voort tot 1 juni 1934 zonder tot een resultaat te komen. Het was vooral Frankrijk dat altijd dwars lag.

“Wij staan nu voor het volgende dilemma : ofwel gaan de andere machten hun legers verkleinen tot het niveau van de Duitse Reichswehr of het vredesverdrag wordt ongeldig en Duitsland neemt terug zijn recht op om strijdkrachten te bezitten en zijn grondgebied te verdedigen.”
(Emile Vandervelde, Belgisch socialistisch minister, 27 februari 1927)

Daar het Duitse Rijk volgens de verplichtingen van het Verdrag van Versailles ontwapend had, opende de Volkenbond in Genève op 18 mei 1926 een voorconferentie. Want ook de overwinnaars in de Eerste Wereldoorlog moesten volgens dit verdrag ontwapenen. Aangezien de overwinnaars dit niet deden en daarmee hun eigen verdrag verbroken, probeerde Duitsland die ontwapening via onderhandelingen te bekomen.

Stand van zaken in 1933
Vergelijken we de legers van Duitsland met die van zijn buurlanden. We laten Engeland en Rusland er even uit omdat zij geen directe buurlanden zijn. Wat landmacht betreft zien we dan dat het buitenland een overwicht heeft van 1 tegen 12.

Tegenover de 100.000 manschappen van het Duitse leger staan :

655.000 Franzosen
66.000 Belgen
298.000 Polen
140.000 Tsjechen
32.000 Litauers

Daarbij komen in tweede instantie als een potentieel risico ook nog eens 885.000 sovjet-soldaten.
Omdat Duitsland al 15 jaar geen dienstplicht kende, waren er dus ook geen reservisten, terwijl alle andere landen jaar na jaar dienstplichtigen opgeleid hadden. Dat betekent dat zij die in geval van oorlog hadden kunnen opstellen tegen Duitsland. In dat geval zouden tegenover de 100.000 Duitsers gestaan hebben :

4,5 Miljoen Franzosen
3,2 Miljoen Polen
1,3 Miljoen Tsjechen
0,6 Miljoen Belgen
0,15 Miljoen Litauers.

Dat komt neer op een verhouding van 1 tegen 97.
Daar zijn niet bijgerekend : de 7 miljoen Sovjet-reservisten !
Hoe zit het met de resp. luchtmachten ? Alle buurlanden hadden na de Eerste Wereldoorlog hun luchtmacht behouden. Duitsland mocht geen luchtmacht meer hebben en behalve enkele koeriervliegtuigen en scholingstoestellen had het niets. Nog vóór Hitler aan de macht komt beginnen andere landen al extra bewapeningsinspanningen te leveren. Er is de Frans-Italiaanse rivaliteit rond de Middellandse Zee, Frankrijks obsessieve angst voor Duitsland en Engelands argwaan voor de Franse bommenwerpervloot.

In Duitsland waren er 70 koeriervliegtuigen, die ook in de burgerluchtvaart gebruikt werden.
De verhouding komt op 1 tegen 186.

De vergelijking met de zeestrijdkrachten moet uit de aard van de zaak niet alleen met de buurlanden maar met alle mogelijke tegenstanders ter zee gemaakt worden. Hier blijkt dat de Reichsmarine in 1933 tegen een overmacht van 1 tegen 30 staat.

Psychologisch is Duitsland bij het aantreden van Hitler getekend door twee traumatische ervaringen van na de Eerste Wereldoorlog. Ten eerste is het nog niet vergeten dat in de jaren 20, ondanks de in Versailles gesloten vrede, Franse, Belgische, Litause en Poolse troepen en milities herhaaldelijk Duitsland binnenvielen zonder dat de kleine Reichswehr met haar slechts 100.000 soldaten dat kon verhinderen.
Ten tweede weten alle politiek geïnteresseerde Duitsers dat de overwinnaars van 1918 hun eigen verplichtingen niet nagekomen zijn.

De verplichte ontwapening van Versailles
In het verdrag van Versailles werd overeengekomen dat zowel overwonnenen als overwinnaars hun troepenmacht tot het minimum zouden reduceren. Duitsland moest daar het eerst mee beginnen en dan zouden de anderen volgen. Duitsland doet wat overeengekomen is en tegen 1927 heeft het slechts 100.000 man in de Reichswehr en 15.000 man in de marine. De luchtmacht wordt volledig ontbonden. Nu was het de beurt aan de overwinnaars. De Volkenbond stelt in 1927 formeel vast dat Duitsland zijn verplichtingen is nagekomen, maar de daaropvolgende conferentie van Genève over ontwapening 1932-1934 leidt niet tot een noemenswaardige vermindering bij de geallieerden van de Eerste Wereldoorlog.
England, Frankrijk en de USA denken er niet aan om - zoals overeengekomen – te ontwapenen. Zij houden hun wapens. Frankrijk vooral land- en luchtmacht en de V.S. en Engeland zeemacht. Daarbij investeren ze grote sommen in de modernisering van hun arsenalen. De vraag van Duitsland om tenminste een strijdmacht ter zelfverdediging te mogen opbouwen worden afgewezen. Dit alles maakt dat Duitsland eveneens de overeenkomsten laat voor wat ze zijn. Reeds de laatste twee regeringen vóór Hitler besluiten om de beperkingen van Versailles te omzeilen en Duitsland beetje bij beetje te herbewapenen. Bij Hitlers machtsovername wordt onmiddellijk duidelijk hoe noodzakelijk dit is. De Poolse regeringschef stelt de Franse regering voor om Duitsland van twee kanten aan te vallen, wat Frankrijk afwijst, maar waar de Rijksregering al gauw weet van krijgt. Polen beschikt dan over een leger van 298.000 man, nog altijd drie keer meer dan Duitsland.

Bewapeningswedloop van de zeemachten vanaf 1933
In 1932 is de bouwstop voor grote oorlogsschepen afgelopen die in de Washington-overeenkomst voor 10 jaar was vastgelegd. De grote zeemachten beginnen weer vliegdekschepen, kruisers en slagschepen te bouwen. In 1933 begint de nieuw aangetreden president Roosevelt met een groot oorlogsvloot-programma; reeds in 1931 beginnen Frankrijk en England nieuwe grote slagschepen en vliegdekschepen op stapel te zetten. Duitsland breidt zijn vloot uit en vernieuwt ze met het eerste ombouwplan van 1932. Na de conferentie van München en de aanhechting van het Sudetenland verslechtert de relatie tussen Duitsland en Engeland en beide staten wedijveren qua bewapening.
In de winter van 1938-39 zien we het zgn. Z-plan onder admiraal Raeder dat de Duitse oorlogsvloot met een factor 3 moet vergroten tegen 1945. Maar het Duitse Rijk heeft te weinig werven, staal en geld.
Begin 1939 is de situatie een verhouding van 1 tegen 2 voor Duitsland-Frankrijk en
1 tegen 6 voor Duitsland-Engeland.

Ook bij de zeemacht is het overwicht van de 3 geallieerden t.o.v. Duitsland 1 : 19 !
Alleen bij de duikboten is de Duitse Kriegsmarine op gelijke hoogte met de Royal Navy : S.U. GB USA F Duitsland 165 57 95 77 57

Maar toch stond Duitsland ook hier tegen een overmacht van 1 tegen 8.

Bewapeningswedloop van de luchtmachten vanaf 1933
Duitsland was toen niet bij machte zichzelf te verdedigen met land en zeemacht, men begint te denken aan de luchtmacht : met bommenwerpers kan men de vijand in eigen land bedreigen en hem zo afhouden van eventuele aanvalsplannen. Daarbij zijn vliegtuigen goedkoper en vlugger te bouwen dan schepen en zware artillerie. Vanuit dit inzicht wordt besloten om een Luftwaffe versneld op te bouwen. In andere landen doet men hetzelfde. Vanaf 1930 worden in de Sovjet-Unie jaarlijks zo’n 860 militaire vliegtuigen gebouwd en vanaf 1935 zelfs 3.500. Frankrijk en England bewapen tegen elkaar op en al in 1935 worden in de V.S. de eerste viermotorige lange-afstandbommenwerpers gebouwd.
Toen de oorlog uitbrak had Duitsland weliswaar de tweede sterkste luchtmacht, na Rusland, maar toch nog minder dan de drie tegenstanders, Polen, Frankrijk en Engeland tesamen. Op 1 september 1939 is de balans als volgt :

Sovjet-Unie : 5.000
Duitsland : 4.033
Engeland : 3.600
Frankrijk : 2.550
Polen : 800
Dus nog altijd een overmacht van 1 tegen 3 tegen Duitsland.

Bewapeningswedloop van de landmachten vanaf 1933
Om aan te knopen bij wat voorafging : rijkskanselier von Papen besluit in oktober 1932, na 6 jaar vruchteloos onderhandeld te hebben in Genève, om de Reichswehr indien nodig zonder toestemming van de overwinnaars te vergroten, en reeds in november 1932 voorziet het tweede bewapeningsplan om het leger tot 175.000 soldaten te vergroten, en in december 1932 besluiten de overwinnaars in de Volkenbond om aan Duitsland in bewapeningskwestie principieel gelijke rechten toe te kennen.
Kort daarop komen zowel Adolf Hitler als Franklin Delano Roosevelt aan de macht, die op twee punten hetzelfde willen : de werkloosheid verhelpen en hun buitenlandse politieke doelen desnoods door oorlog te bereiken. Ze beginnen alle twee met herbewapening : Adolf Hitler kiest voor een grote landmacht en Roosevelt voor een grote zeemacht. Maar toch willen we hier een citaat aanhalen :

“Een middelgrote granaat kost 3.500 Mark. Een kleine woning voor een arbeidersfamilie kost ook 3.500 Mark. Als ik herbewapen moet ik minstens 10 miljoen granaten hebben. Die gaan dan in de arsenalen liggen en niemand zal er mij dankbaar voor zijn. Maar als ik 10 miljoen arbeiderswoningen laat bouwen, dan zal het grootste deel van de bevolking mij zeker dankbaar zijn. Waarom zou ik dan niet wensen dat de anderen ontwapenen en mij zo de moeite van het bewapenen te sparen ? Maar midden in een tot de tanden bewapend Europa kan Duitsland niet onbewapend blijven.”
Adolf Hitler in 1935.

Duitsland is in 1933 nog altijd omringd door militaire bondgenootschappen tussen Frankrijk, Polen, België en Tsjechoslowakije. De Duitse regering probeert daarom nog enkele keren om met Frankrijk en Engeland via onderhandelingen een overeenkomst over bovengrenzen te bereiken maar Frankrijk weigert. Zo begint Duitsland dan zijn legersterkte op te voeren, eerst tot 36, dan tot 40 en tenslotte tot 51 actieve legerdivisies. Daarnaast ontstaat, zoals in alle andere buurlanden, een reserveleger. Voor de Wehrmacht zijn dat 51 reserve-infanteriedivisies. Als die allemaal geactiveerd worden, dan heeft Duitsland daarmee een aanvalspotentieel dat geen enkel buurland kan weerstaan uitgenomen Frankrijk.
Anderzijds zijn deze 102 divisies maar juist gepast om zich te verdedigen tegen een geallieerde strijdmacht zoals die in de Eerste Wereldoorlog bestond.

Conclusie : Als men de achterstand qua bewapening bekijkt, dan kan er in Duitsland onmogelijk een plan om een aanvalsoorlog te voeren bestaan hebben. Het is Duitsland dat een inhaalbeweging moest maken, op geen enkele manier kan men aantonen dat Duitsland de bewapeningswedloop in gang zette.


Toevoeging door ons : om een aanvalsoorlog te voeren heeft men langeafstandbommenwerpers nodig. Duitsland had alleen tweemotorige lichte bommenwerpers. Zowel de V.S. als Engeland begonnen al in de jaren 30 met de ontwikkeling van dergelijke bommenwerpers.

In augustus 1934 werd door het toenmalige US Army Air Corps (USAAC) een voorstel ingediend voor de ontwikkeling en aanschaf van een nieuwe 4-motorige bommenwerper. Deze moest minstens voor de periode van 10 uur achtereen met een gemiddelde snelheid van 320 km/h een ´nuttige bommenlast´ kunnen vervoeren en afwerpen. Het toestel diende een actieradius van minstens 3200 km en een topsnelheid van 400 km/h te hebben. Het prototype, model 299, maakte in juli 1935 zijn eerste vlucht.


.


" De volksaard van de Engelssprekende bevolking - ik spreek nooit van afzonderlijke individuen, maar alleen van het volk - is behept met alle impulsen die leiden tot het ontwikkelen van de bewustzijnsziel. Het is nu zo dat daar op een totaal andere manier dan bij de rest van de mensheid deze neiging tot de bewustzijnsziel instinctief optreedt. Nergens ter wereld leeft dit vergeestelijkt instinct om de bewustzijnsziel te ontwikkelen zo als in de Engelse volksaard. Daar is het instinct. ....
Ziet u, daarmee hangt de ganse positie samen die deze volksaard in de wereld inneemt. Daarmee hangt samen dat deze impuls binnen de sociale structuur van de Engelssprekende bevolking het doorslaggevende element is, het zwaarder doorwegende; zo kan hij andere tendensen onderdrukken. De andere tendensen zijn: de economische impuls en de impuls van de geestelijke productie. Bestudeert u eens psychologisch de volksaard van de Engelssprekende bevolking: de beide andere, de economische en de geestelijk-productieve impuls, die staan volledig in de schaduw van wat uit de instinctieve impuls komt die neigt naar het vormgeven van de bewustzijnsziel. ... En daardoor neemt bij hen de politiek zo'n buitengewone plaats in. Deze politiek wordt volledig beheerst door de instinctieve drijfveer om de mens op zijn eigen benen te doen staan, om de bewustzijnsziel te vormen. Deze drijfveer is instinctief, en omdat instincten altijd wortelen in de zelfzucht -dat is geen kritiek, maar een karakteristiek- daarom leidt dat ertoe dat in de Engelssprekende volksaard zelfzucht en politiek doel samenvallen; dat alle politiek op een volledig naïeve wijze, zonder dat we één bepaalde politicus van de Engelssprekende bevolking de schuld moeten geven, in dienst van de zelfzucht wordt gesteld en juist daardoor de missie van de Engelssprekende volksaard vervult. ... Dat maakt het zo moeilijk voor de mensen om de Engelse of Amerikaanse politiek te begrijpen. ...
Door zijn bijzondere eigen aard moet deze politiek op zelfzuchtige impulsen berusten. Die zal dan ook die zelfzuchtige impulsen als iets vanzelfsprekends beschouwen, als het rechtmatige, als het moreel-juiste. Daar is niets tegen in te brengen. Daar kan men geen kritiek op uitoefenen, men moet het beschouwen als een wereldhistorische, ja zelfs een kosmische noodzakelijkheid. ... Vandaar ook dat in ons vijfde na-atlantische tijdvak aan deze Engelssprekende bevolking op een bepaalde manier ook toebedeeld is het element van het geweld. ... Wat het politiek gezien in de wereld uitvoert, zal het kunnen uitvoeren omdat het enigszins tot zijn aangeboren eigenschappen behoort om door het geweld te werken. En door het geweld iets bereiken, dat wordt in het vijfde na-atlantische tijdvak aanvaard als iets vanzelfsprekends. De Engels-Amerikaanse politiek wordt over de hele wereld aanvaard -natuurlijk zal men scherpe kritiek hebben op de schade die er op het fysieke plan altijd zal bij zijn, dat kunnen zelfs de eigen onderdanen kritiseren- maar het wordt aanvaard. Het ligt nu eenmaal in de geest van de tijd dat dit geaccepteerd wordt, en wel zonder dat men daarbij nadenkt, zonder dat men daarvoor op een of andere manier redenen zoekt."
( Rudolf Steiner, GA 186, "Die soziale Grundforderung unserer Zeit - In geänderter Zeitlage" , blz. 140 e.v. )


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Ponsonby – Falsehood in Wartime

Dit boek onthult hoe de Geallieerden doelbewust leugens verspreidden, op een schaal en met een geraffineerdheid die Middeneuropese machten nooit konden of wilden nadoen.
De voorkant van het boek verwijst naar de verhalen over een geliefde bezigheid van de Duitse soldaten : kinderen de handen afhakken.
Ook in België deden de intellectuelen hun best om de patriottische en nationalistische gevoelen aan te wakkeren en tegelijk de haat tegen de Duitsers. Emile Verhaeren was één van hen :

We nemen twee fragmenten over uit Ponsonby’s boek :

Blz. 112 : “De pijnlijke indruk die deze episode en gelijkaardige propaganda in Amerika heeft nagelaten wordt goed geïllustreerd door een editoriaal in Times-Dispatch van Richmond, USA op december 1925 :
Niet de minste van de gruwelen van moderne oorlogvoering is het propaganda-bureau, dat een belangrijk onderdeel van het militaire apparaat van iedere natie is. Het fameuze kadaver verhaal dat de haat t.o.v. de Duitsers in dit en andere geallieerde landen tijdens de oorlog tot een kookpunt bracht, werd in het Britse Lagerhuis afgedaan als een leugen. Maanden geleden kwam de wereld de details te weten van hoe deze leugen gepland en verspreid werd door een efficiënte officier van de British Intelligence Service. Nu vertelt men ons dat Sir Austen Chamberlain, meegesleept door de geest van Locarno, het woord nam in de Kamer en zei dat de Duitse kanselier dit verhaal als onwaar had bestempeld en dat de Britse regering dit accepteerde.
Enkele jaren geleden bracht dit verhaal, dat de Keizer menselijke lijken verwerkte tot vet, de burgers van dit en andere beschaafde landen tot razende haat. Normale, evenwichtige mannen balden hun vuisten en haastten zich naar het dichtsbijgelegen recruteringsbureau. Nu wordt hun in feite gezegd dat ze voor de gek gehouden zijn, dat hun eigen officieren hen opzettelijk tot een kookpunt brachten, door een infame leugen te verspreiden, juist zoals een volwassen pestkop een klein jongetje in het oor fluistert dat een ander jongetje iets kwaad over hem heeft gezegd. Het positieve in heel deze kwestie is de vaststelling dat de moderne mens niet meer wil moorden op een simpel bevel van hogerhand. Zijn passies moeten opgestookt worden en daarom is het propagandabureau nu één van de belangrijkste wapens.
In de volgende oorlog zal de propaganda subtieler en nog beter uitgekiend moeten zijn. Want dit openlijk toegeven dat er op grote schaal gelogen wordt door regeringen die we vertrouwen, zal niet spoedig vergeten worden.”


Blijkbaar was het wel spoedig vergeten !
Een tweede fragment is het laatste hoofdstuk van het boek :

Hoe het nieuws tot stand komt : de val van Antwerpen in november 1914

Kölnische Zeitung :
“Toen de val van Antwerpen bekend geraakte, werden de klokken geluid” (bedoeld : in Duitsland)

Le Matin :
Volgens de Kölnische Zeitung werden de Antwerpse priesters verplicht om de klokken te luiden toen het fort gevallen was. The Times :
Volgens wat Le Matin hoorde vanuit Keulen werden de Belgische priesters die weigerden om de klokken te luiden toen Antwerpen ingenomen was, uit hun parochies verdreven.

Corriere della Sera :
Volgens wat The Times hoorde vanuit Keulen via Parijs werden de ongelukkige priesters die weigerden om de klokken te luiden toen Antwerpen ingenomen was, veroordeeld tot dwangarbeid.

Le Matin :
Volgens informatie van de Corriere della Sera vanuit Keulen via Parijs, werd bevestigd dat de barbaarse veroveraars van Antwerpen de ongelukkige Belgische priesters straften voor hun heldhaftige weigering om de klokken te luiden : ze werden als levende klepels in de klokken gehangen met hun hoofd naar beneden.


Een merkwaardige kleuring van de herinnering stelden wij een tijd geleden zelf vast tijdens een correspondentie met een andere antroposoof over Duitsland en de Tweede Wereldoorlog. Op een bepaald moment reageerde deze man als volgt :

„Die demonisering van Hitler en Duitsland… schrikbarend vind ik het dat je blijkbaar twijfelt aan het demonische van het nazi-regime. Daar moet je toch een morele blindheid voor hebben en de werkelijkheid niet willen zien. Het is niet omdat het anglo-amerikanisme, dat Midden-Europa en zijn spirituele opdracht wil uitwissen, ook vol zit met demonische aspiraties dat je het demonische tegenbeeld van de eigenlijke opgave van Midden-Europa moet goedpraten.“

Persoonlijk vinden wij het bedenkelijk dat je iemand als moreel blind beschouwt omdat hij een andere visie heeft, maar goed; om zijn standpunt antroposofisch te ondersteunen verwees hij naar een anekdote over Rudolf Steiner, maar omdat hij niet precies de bron kende vroeg hij dat aan een andere antroposoof. In zijn eigen herinnering was Rudolf Steiner op een bepaald moment ergens in gezelschap op straat toen een groep nationaal-socialisten kwam aangemarcheerd; Rudolf Steiner zou bleek geworden zijn en gezegd hebben : als deze mensen aan de macht komen dan is al ons werk verloren – of iets in dien aard. De andere antroposoof aan wie hij de bron vroeg van deze anekdote, wist het ook niet meer zo goed en dacht eerder dat het als volgt ging : Rudolf Steiner stond in 1922 op het perron van het station in München toen een troep bruinhemden voorbij marcheerde en toen zei hij tegen de mensen die bij hem waren : als deze mannen aan de macht komen, dan kan ik de Duitse bodem niet meer betreden.

We zien hier al een opvallende en ongeloofwaardige overdrijving bij de eerste antroposoof. Hij wist het niet meer zo goed maar dacht gelezen te hebben dat Steiner bleek werd bij het zien van een troep nazi’s. Zelfs zonder het originele ooggetuigeverslag te kennen, worden we al sceptisch : dat bleek worden bij Rudolf Steiner ….. Als men weet welke zaken een ingewijde moet confronteren als hij de drempel van de geestelijke wereld overschrijdt; als men weet dat Steiner de beelden van de Apokalyps geschouwd heeft en dat hij bij manier van spreken oog in oog heeft gestaan met Sorat en dergelijke schouwingen doorstond zonder zijn verstand te verliezen, dan is het totaal ongeloofwaardig dat hij in enkele geüniformeerde mannen incarnaties van nog afgrijselijker demonen zou gezien hebben. Trouwens, bij een helderziende van het formaat van Rudolf Steiner komen die beelden niet automatisch : als hij ze niet zelf bewust schouwend onderzoekt, dan neemt hij mensen en dingen waar als ieder ander mens, met dit verschil dat hij die objectief waarneemt, zonder zijn waarneming te laten kleuren door sympathie of antipathie.

In “Erinnerungen an Rudolf Steiner”, uitgegeven bij Freies Geistesleben in 1979 vinden we op blz. 323 een beschrijving die waarschijnlijk de bron is van deze anekdote. Hans Büchenbacher zorgde voor de veiligheid van Rudolf Steiner tijdens een voordracht in München in 1922 :

“De 15de mei 1922 haalde ik Rudolf Steiner ’s morgens om 8u af aan het station van München waar hij met de slaaptrein Breslau-München aangekomen was. Hij had koude voeten zei hij en daarom stelde ik voor om te voet naar het hotel te wandelen. Ik vertelde hem van het dreigende gevaar voor zijn veiligheid en hij vroeg mij of ik het raadzaam vond dat hij de voordracht zou houden.
Ik : dat kan ik nog niet zeggen, ik moet eerst in de loop van de voormiddag naar het politiecommissariaat om te zien of er voldoende veiligheidsmaatregelen genomen zullen worden.
Rudolf Steiner : het zal nog zover komen dat ik alleen nog in het door Frankrijk bezette Rijnland zal kunnen spreken.”

Dat was het dus ! U ziet wat er van dit voorval in de herinnering van twee antroposofen overblijft. Voor een deel te begrijpen omdat het vervolg van het verhaal leest als een actiefilm. Büchenbacher stelt een persoonlijke lijfwacht van een dozijn antroposofen op rond het podium, en hij huurt werkloze worstelaars en boksers, voor het geval er in de zaal gevochten zou worden, wat in Duitsland in die tijd blijkbaar gebruikelijk was. Van het bestuur van de Antroposofische Vereniging krijgt hij geen steun, integendeel, waarschijnlijk allemaal zo principieel tegen geweld dat ze liever Steiner zouden laten vermoorden. Typisch voor Rudolf Steiner : hij gaf geen instructies, hij liet het karma zijn gang gaan, en het karma zorgde ervoor dat zijn veiligheid gewaarborgd werd doordat er antroposofen waren die hun verantwoordelijkheid opnamen. Hadden die er niet geweest : ook goed voor hem, dan was dat het einde !

Nu, de voordracht zelf verliep zonder problemen, alleen toen de spreker het podium verliet werd er kabaal gemaakt en probeerden enkele mannen om tot bij Steiner te geraken. Slechts twee antroposofen volstonden om dat te verhinderen, en Steiner ontkwam ongedeerd. Daarna ging iedereen in de zaal op de vuist …

Overigens was er in die tijd in Duitsland nog geen sprake van rechts of extreem-rechts. Er waren aan de ene kant de conservatieven die de maatschappelijke orde van vóór 1914 trachtten te herstellen en er waren de linksen die opkwamen voor het welzijn van de gewone mens.
Die linksen bestonden uit twee groepen : de marxistische internationaal-socialisten en daar tegenover de nationaal-socialisten.
Rudolf Steiner was voor de twee groepen een vijand.

Het boek “Falsehood in Wartime” kan men gratis als pdf van het internet afhalen. Er bestaan verschillende websites die dit werk aanbieden. Eén ervan is die van de universiteit van Manitoba in Canada. Daar laat men de tekst van het boek voorafgaan door een waarschuwing :

“Dit boek wordt vaak gebruikt door holocaustontkenners om te ‘bewijzen’ dat er geen holocaust was en dat het gewoon een zoveelste oorlogsleugen is. Nochtans is er overvloedig bewijs voor het bestaan van de holocaust. Het verslag van de Wannsee-conferentie van 1942 die aan de basis lag, is te vinden op deze website.”


Kan een mens met gezond verstand twijfelen aan de realiteit van de holocaust ?
Wel, men zou toch argwanend worden als men het volgende tegenkomt (in een ander boek weliswaar : “De Eerste Holocaust” van Don Heddesheimer).
Het is toch wel merkwaardig dat al in 1919 en 1920 zes miljoen joden op het punt stonden om vernietigd te worden.



*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Werner Georg Haverbeck

Eén van de bekendste antroposofen die vroeger al eens de Memoranda onder de aandacht bracht was Werner Georg Haverbeck met zijn boek “Rudolf Steiner – Anwalt für Deutschland”

In 1989 sloeg dit boek in als een bom. De Christengemeenschap en de antroposofen distantieerden zich ervan. Haverbeck bekeek niet alleen de schuldvraag van de eerste wereldoorlog. maar ook die van de tweede. En hoewel de schuld voor het starten van deze oorlog in feite losstaat van de holocaust, leeft bij vele mensen het idee dat Hitler die oorlog in gang zette om de joden te kunnen vernietigen.
Haverbeck geloofde niets van wat hij de Auschwitz-leugen noemt en stelde dat Rudolf Steiner indien hij nog had geleefd, zeker niet zou gezwegen hebben en zou opgekomen zijn voor de waarheid.
Wat zien we als iemand een officieel propagandapunt in twijfel stelt ? Er wordt niet op de zaak ingegaan, maar de persoon wordt aangevallen. En bij Haverbeck is dat gemakkelijk omdat hij lid was van de NSDAP en persoonlijk de grote mannen van die partij heeft gekend.
Hoe was de reactie van antroposofen ? De meeste deden hun best om te bewijzen dat de antroposofische geschiedschrijving, als men daar mag van spreken, zeker niet pro-nazistisch is. Maar anderen vonden dat Haverbeck Steiner juist begrepen had want Steiner was volgens hen niet vrij van nationalistische en volksetnische reflexen en daarbij nog een complotdenker.
Het probleem met dit boek was dat Haverbeck duidelijk stelling nam wat betreft oorlogsschuld en massavernietigingen:
„Het resultaat is dat vandaag een leraar of professor niet openlijk de oorlogsschuld van Duitsland en de vernietigingskampen in vraag mag stellen zonder dat er onmiddellijk maatregelen tegen hem worden genomen en zelfs voor de rechtbank komt omdat het hier om feiten zou gaan die niet discussieerbaar zijn. Ze zijn alleen al daarom niet bediscussieerbaar omdat – zoals wij nu menen te mogen stellen – op deze historische leugen, na de oorlog staten werden opgericht, wier bestaan dan eveneens ter discussie zou komen te staan.”

Wat is dat voor iemand, deze Haverbeck ? We bekijken even wat de Duitse wikipedia over hem te zeggen heeft (vertaald en ingekort door ons).

Werner Georg Haverbeck (* 28. Oktober 1909 in Bonn; † 18. Oktober 1999 in Vlotho) was een rechtsextreme Duitse publicist, nationaalsocialist, historicus, volkskundige en priester van de Christengemeenschap. Hij groeide op in Bonn. In de jaren 20 actief bij de Evangelische jeugd. Hij engageerde zich voor de nationaalsocialistische beweging en werd in 1923 lid van de jeugdbond van de NSDAP, waar later de Hitlerjeugd uit voortkwam.
Na zijn middelbaar begon hij te studeren in Bonn, München, Berlin en Heidelberg : vergelijkende godsdienst-wetenschappen, filosofie en geschiedenis.
Terzelfdertijd werd hij lid van de SA (tot in 1931). Op 1 augustus 1929 werd hij lid van de NSDAP (nummer 142.009). Van 1 augustus 1931 tot 1932 was hij leider van de afdeling voor cultuur en wereldbeschouwelijke opvoeding in de Rijksjeugdleiding van de NSDAP.
In december 1932 werd hij zonder opgaaf van reden door Baldur von Schirach, die hem zelf aangesteld had, van zijn ambt ontheven. Aanleiding was een meningsverschil over de te volgen lijn bij de Hitlerjeugd : Haverbeck ging voor een „verinnerlijking van de jeugdarbeid“ en had kritiek op de keuze voor een eenzijdig paramilitaire organisatie. Maar toch kon hij nog rekenen op de steun van Rudolf Heß voor zijn plannen met werk rond Volkstum (zoiets tussen etniciteit en folklore - fdw).

In opdracht van Heß richt hij in 1933 de Rijksbond Volkstum en Heimat op als onderafdeling van Robert Leys Duitse Arbeidsfront. Bij de Rijkspartijdag van 1934 werkte hij mee aan de culturele vormgeving.
In 1934 begon Ley te twijfelen aan de juiste ingesteldheid van Haverbeck, hij vond dat die te arbeidervriendelijk was en te gematigd was in het benadrukken van het nationaalsocialistisch aspect in de cultuurpolitiek. Hij beschouwde hem als “niet meer houdbaar” en zette hem af in oktober van dat jaar.

Van Heinrich Himmler kreeg hij vanaf oktober 1935 een beurs om zijn studies te kunnen afronden. Hij nam hem ook op in de SS en bevorderde hem tot Untersturmführer.
Maar ook met deze kreeg Haverbeck ruzie : in 1938 sloot Himmler hem uit de SS met de woorden : „Ik ontsla u op staande voet uit de SS, omdat u niet de elementairste eigenschappen heeft van discipline en fatsoen die van een SS-leider vereist moeten worden.“

Vanaf 1940 werkte hij voor Buitenlandse Zaken. Eerst werd hij naar de ambassade in Denemarken gestuurd, als verantwoordelijke voor de Duitse radiopropaganda. In december trad hij een eerste keer in het huwelijk. In maart 1941 werd hij naar Buenos Aires gestuurd, en vanaf november terug in Berlijn als verantwoordelijke voor radiopropaganda in Zuid-Amerika, later, in 1942 ook Spanje en Portugal.
Vanaf december 1942 vocht hij aan het front, vermoedelijk als luitenant in de Pantsergrenadier-Divisie Feldherrenhalle, ook aan het Oostfront.

Na de verloren oorlog koos Haverbeck de kant van het oosten : hier zijn zij met een groter geloof, de biologisch sterkere. Wij hebben de opdracht om het Avondland en de oostelijke socialistische kracht te verbinden, zo citeert zijn vriend Ulrich Schmiedel hem.

Haverbeck werd lid van de Antroposofische Vereniging en studeerde vanaf 1948 in het Priesterseminar van de Christengemeenschap in Stuttgart en werd in 1950 tot priester gewijd. In 2008 gaf de Christengemeenschap een persbericht uit waarin verklaard werd dat Haverbeck gezwegen had over zijn nazi-verleden toen hij wilde aangenomen worden voor deze studie.
Haverbeck was tot 1960 als priester van de Christengemeenschap actief in Marburg. In 1951 stond hij als geestelijke steun de NS-misdadiger Otto Ohlendorf bij vóór diens executie in Landsberg.
In 1959 werd hij op non-actief gezet als priester wegens „linkse tendensen“. Aanleiding was een reis door Rusland en China in 1958, waar hij o.a. een gesprek had met Tsjang Kai-Tsjek. Hij mocht het ambt van priester niet meer uitoefenen en ook niet meer deelnemen aan de synoden.
In 1983 werd hij evenwel terug in ere hersteld, als priester terug aangenomen en tegelijk op pensioen gezet onder de voorwaarde niet openlijk voor de Christengemeenschap op te treden. Nochtans publiceerde hij in 1978 en 1983 bij Urachhaus Verlag, dat toen nog de uitgeverij van de Christengemeenschap was.

Vanaf 1960 werkte Haverbeck als publicist en docent. Via zijn antroposofische contacten, waaronder Renate Riemeck, kwam Haverbeck in contact met de vredesbeweging.
In 1963 stichtte hij, samen met zijn latere vrouw Ursula Wetzel het Verein Collegium Humanum als „Akademie voor het milieu en bescherming van het leven“. De cursussen van dit centrum werden in de jaren 60 verzorgd door vakbondsmensen van de IG Metall, antroposofen, aanhangers van Silvio Gesell, mensen van de FSU (Friedrich Schiller Universiteit ) en uit de jonge ecologiebeweging. Daar kwamen vanaf 1970 vertegenwoordigers bij van de Nieuwe Rechtsen en in de jaren 80 evolueerde dit college tot een centrum voor antisemitisme en holocaustontkenning – tot het in mei 2008 verboden werd.
In 1970 huwde Haverbeck met zijn levensgezel Ursula Meta Wetzel.
Van 1967 tot 1979 doceerde hij aan de Technische Hogeschool Bielefeld.

Van 1974 tot 1982 was Haverbeck president van de rechtse, deels rechtsradikale “Weltbund zum Schutze des Lebens”. In 1975 slaagde hij erin om alle milieu- en natuurverenigingen samen te brengen in de koepel “Duitse Raad voor Milieu en bescherming van het Leven”.
In 1979 werd hij raadgever voor milieuvragen van de SPD-Minister Egon Bahr.In 1981 ondertekende Haverbeck het Heidelberger Manifest, waarin Duitse professoren waarschuwden voor het verlies van de Duitse volkseigenheid, spraak en cultuur. Haverbeck werd bij het grote publiek bekend door voordrachten rond verschillende thema’s, bvb. op bijeenkomsten van anti-atoommanifestanten. Toen in 1982 de Ecologisch-Democratische partij in heel de bondsrepubliek meedeed aan de verkiezingen, werd Haverbeck daar wetenschappelijk medewerker en lid van de ecologische raad van de partij.
In 1985 verscheen van hem het boek "Wittekinds Sieg - ein 1200-jähriges Vermächtnis". Het nationaalsocialisme zag in de „Sachsenleider“ Widukind een idool van „Rassenreinheid“, krijgsmoed en „Volksgemeenschap.“ Dit beeld en de werking ervan in onze tijd is het thema van het boek, dat bij uitgeverij Vidar Verlag in Bellen bei Rotenburg/Wümme verscheen. Haverbecks vrouw hield nog in 2014 voordrachten over "Wittekind – het witte kind".


Welk beeld krijgt men van deze man als men bovenstaande korte levensschets leest ? Is dat niet iemand die zeer intelligent is, zeer geëngageerd en zeer moedig ? Hoeveel mensen zouden het gewaagd hebben om Himmler tegen te spreken ?
Daarnaast schijnt hij voor de ene groep te links, voor de andere te rechts !
Moeten we weigeren naar iemand te luisteren die lid is geweest van de NSDAP en de SS ? Tja, dan moeten we Paulus ook afwijzen, die is ook lid geweest van een gewelddadige elite in zijn tijd !
Haverbecks weduwe is al even moedig : 88 jaar en onlangs voor de zoveelste keer veroordeeld, deze keer voor een interview dat op YouTube te zien was en is.


****************

De vrouw links is Monika Schäfer, een Canadese staatsburger die naar Duitsland gekomen was om het proces tegen Sylvia Stolz bij te wonen3. Ze werd in de zaal gearresteerd en zit nog altijd vast in Duitsland want : ze had ook een video op YouTube gezet. ( Sylvia Stolz was de advocaat van de bekende revisionist Ernst Zündel in Mannheim in 2005-2006 en werd daarvoor ook 3,5 jaar opgesloten.)


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Nick Kollerstrom

Hogerop worden enkele feiten vernoemd die we overgenomen hebben uit het boekje dat u hierboven ziet. Dit boekje is de uitgeschreven tekst van een voordracht die de auteur hield in 2016. Wat heeft wikipedia over deze man te zeggen ?


Nicholas Kollerstrom (13 december 1946) is een Britse astronoom, als astronoom werd hij bekend door zijn historisch werk over de ontdekking van de planeet Neptunus. Maar hij is nog bekender als prominent holocaustontkenner en complotdenker.

Kollerstrom publiceerde in 2008 een essay met de titel “The Auschwitz' Gas Chamber' Illusion” op een website van Holocaust revisionisten. In dit essay schrijft Kollerstrom dat 'de gaskamers wel bestaan hebben, maar alleen voor de hygiëne'. De gaskamers waren er, aldus Kollerstrom, niet om mensen te doden maar juist om mensen te redden. De doucheruimten die voor gaskamers worden aangezien, waren volgens Kollerstrom gewoon doucheruimten. Kollerstrom beweert ook dat de gevangenen in Auschwitz-Birkenau een gewoon leven leidden, er zou een zwembad zijn geweest waar ze konden zonnen, zwemmen en genieten van waterpolowedstrijden, er waren theatervoorstellingen, filmvertoningen en muziekuitvoeringen. Adolf Hitler wilde weliswaar Duitsland ontdoen van Joden, maar niet door ze te doden maar door ze te verplaatsen naar het Oosten. In het begin zou Hitler zelfs samengewerkt hebben met zionisten, net als de zionisten wilde Hitler voor de Joden een eigen staat stichten. Hier zou Hitler vanaf hebben gezien omdat de Joden anti-Duits waren en omdat Hitler een Joodse staat niet in het belang van de wereldvrede achtte. Dit is overigens exact hetgeen toenmalig propagandaminister Joseph Goebbels de mensen in de jaren 30 van de 20ste eeuw wilde laten geloven. De gevangenen in concentratiekampen zijn volgens Kollerstrom omgekomen doordat de geallieerden Duitsland aanvielen. Tijdens geallieerde bombardementen werden de spoorwegen vernield waardoor de kampen niet meer bevoorraad konden worden. Dit leidde tot voedselschaarste en verhongering en ziekten onder de kampbewoners. Ook de bombardementen zelf kostten gevangenen het leven, aldus Kollerstrom. Voor zover er al bewijs is van de holocaust, zegt Kollerstrom, is dat gemanipuleerd.

Behalve de Holocaust houdt Kollerstrom zich ook bezig met andere omstreden onderwerpen, zo zouden volgens hem de aanslagen in New York van 11 september 2001 geregisseerd zijn door zionisten. Ook achter de aanslagen in Londen op 7 juli 2005 zouden zionisten zitten.


Hoe wordt er gereageerd als men een revisionist niet kan wegzetten als halvegare, wanneer hij bewezen heeft dat hij kan nadenken ? Hij heeft dan blijkbaar zijn verstand verloren :



Soms vraagt men zich af of de huidige mensheid in feite al uit de Middeleeuwen is geraakt. Want alles schijnt terug een geloofskwestie te zijn geworden : ofwel gelooft men de officiële versie van gebeurtenissen zoals die door de ‘autoriteiten’ voorgeschoteld worden, ofwel is men ongelovige, ketter, revisionist, negationist ….
Voor een nuchtere discussie is geen plaats en geen tijd blijkbaar. Men valt de persoon aan. Zo vindt men dan een reactie als hierboven : als geleerden hun vermogen om te redeneren verliezen.
Doet dat ons niet denken aan de reactie van Maeterlinck t.o.v. Rudolf Steiner ?

"Men kan toch niet zonder een beetje ironisch te worden, lezen wat een anders zo beloftevolle geest als Maurice Maeterlinck zegt over mij als grondlegger van de antroposofie, in zijn boek "Het grote raadsel". Maurice Maeterlinck schijnt niet te kunnen ontkennen dat altijd vooraan in mijn boeken iets verstandigs staat. Dat valt hem op. Maar daarna komt hij in een betoog dat hem ongelooflijk verwart, waar hij niet doorheen kan. Nu, met een variant op de uitspraak van Lichtenberg, zou men kunnen zeggen : als een boek en een mens botsen en het klinkt hol, is het niet altijd het boek dat hol klinkt.
Maurice Maeterlinck is ongetwijfeld een grote naam in onze huidige cultuur, maar toch is het zo dat u bij hem bijna letterlijk de volgende zin vindt : in de inleidingen van zijn boeken, in de eerste hoofdstukken, zien we een afwegende, logische, wijde geest; en dan in de volgende hoofdstukken is het alsof hij waanzinnig wordt. Ja, beste vrienden, wat is dat nu voor praat ? Dat wil dus zeggen : eerste hoofdstuk - logische, afwegende, wijde geest; laatste hoofdstuk - waanzinnig. Dan is het boek klaar en er komt een nieuw boek. Terug eerst afwegende, logische, wijde geest, daarna : waanzinnig.
Ik heb een hele reeks boeken geschreven, waardoor ik volgende procedure met een zekere virtuositeit hanteer : eerst logische, afwegende, wijde geest; daarna verward, doorgeslagen. En zo wordt volgens Maurice Maeterlinck in mijn boeken gejongleerd !"


De logica van conformistische journalisten, historici en geleerden is van hetzelfde niveau. Toen de Franse professor Faurisson de vraag stelde hoe het technisch mogelijk was om miljoenen mensen te vergassen, en daarvoor ook voor de rechtbank kwam, vonden 34 historici het nodig om volgende verklaring publiek te maken :

“Men moet de vraag niet stellen hoe dergelijke massamoord technisch gezien kon uitgevoerd worden. Het was technisch gezien mogelijk omdat ze gebeurd is. Dit is het verplicht uitgangspunt van ieder historisch onderzoek over dit onderwerp. We moeten eenvoudig deze waarheid herhalen : er is geen debat, er kan geen debat zijn over het bestaan van gaskamers.”

( Dès février 1979 paraît dans Le Monde une déclaration rédigée par Léon Poliakov et Pierre Vidal-Naquet et signée par 34 historiens ; retraçant l'histoire de l'extermination, elle souligne la valeur des témoignages en tant que sources historiques et en rappelle les règles de critique dans le travail de l'historien. Elle se conclut en affirmant :
« Il ne faut pas se demander comment, techniquement, un tel meurtre de masse a été possible. Il a été possible techniquement puisqu'il a eu lieu. Tel est le point de départ obligé de toute enquête historique sur ce sujet. Cette vérité, il nous appartenait de la rappeler simplement : il n'y a pas, il ne peut y avoir de débat sur l'existence des chambres à gaz. » )




In de les godsdienst in de middelbare school.
Voor het laatste antwoord kreeg de leerling maar de helft van de punten !

De foto bij deze les is speciaal gemaakt om op het gemoed te werken.
Wie vertrouwd is met propaganda herkent direct de details die wijzen op enscenering.


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*




Terug naar het thuisblad

*

*

*

*

*