Inhoudstafel van Brug 74 (december 2011)Antroposofische Vereniging gekaapt ?
+ Groter lettertype * * * * * * * * * * * * * * *
Vanuit deze nieuwe vereniging had een impuls moeten komen om de Westerse beschaving op een ander spoor te zetten. Negen maand later werd Rudolf Steiner ziek, nog eens zes maand later was hij dood.
In de Vereniging steekt het menselijk-al-te-menselijke de kop op, alle energie gaat naar onderlinge twisten, de antroposofische cultuurimpuls breekt niet door.
In 1935 schrijft Ita Wegman aan Dunlop over iets dat zwaar op haar weegt :
Tientallen jaren proberen individuen en kleine groepen om de impuls van de Weihnachtstagung te doen herleven, maar de meerderheid van de antroposofen, het bestuur van de Vereniging, wensen geen radicale veranderingen. * * * * * * * * * * * * * * *
Het verhaal van Sampo
Op de laatste Algemene Vergadering van de Antroposofische Vereniging in België (voorjaar 2011) sprak Bert Penninckx over de huishoudvereniging van de Leuvense leden. De tijd was te kort en de uiteenzetting was ook niet direct duidelijk. De aanwezige leden vroegen toen om er een artikel over te schrijven in het ledenblad. De redactie van het ledenblad vond dat het artikel ook niet duidelijk genoeg was en wilde het daarom niet opnemen in het septembernummer 2011. Wijzelf kregen het originele artikel opgestuurd door de auteur en het was inderdaad niet echt duidelijk. De onduidelijkheid was voornamelijk te wijten aan het feit dat Sampo enerzijds een naam is, die van de Leuvense huishoudvereniging, maar anderzijds een begrip, de naam van een organisatieprincipe. Dit Sampo-begrip bevindt zich nog in ‘statu nascendi’, de bevalling is nog aan de gang, dat werd ons duidelijk bij de lectuur en tijdens gesprekken met de initiatiefnemers.
Wat beogen we met sampo ?
In het Leuvense is sinds de oprichting van de Leuvense Steinerschool De Zonnewijzer steeds een werkgroep rond antroposofie blijven bestaan.
Geleidelijk zijn er dan de “huishoudbijeenkomsten” ontstaan. De ruime kring van leden had het gevoel dat daar op elke vraag die de leden stelden een antwoord moest komen. We denken dan aan het houden van de receptie, het meedoen met de viering in Schoten (150 jaar Rudolf Steiner), het inrichten van meditatieavonden, het zoeken naar een eigen lokaal, het inrichten en toegankelijk stellen van de bibliotheek, het maken van uitnodigingen, het verzorgen van een adressenlijst, contacten met de culturele dienst van de stad Leuven enz.
We zien de huishoudvereniging als een associatievereniging. Achteraf hebben we gezien dat de Allgemeine Anthroposofische Gesellschaft ook door Steiner gedacht werd als een associatievereniging. We zien dat er indertijd de Ita Wegman kliniek, de uitgeverij en de administratie van de “Antroposofische Gesellschaft” mee in associatie stonden. Allicht waren er veel meer organisaties die er mee in associatie konden gaan. Dus toen wij hier aan het denken waren over dat economische in de vereniging, met zovele mogelijke initiatieven die kunnen ontstaan ( associaties van scholen, bedrijven, LETS systemen, ouderenzorg, landbouw en geneeskunde), toen dacht ik direct aan de sampo in de Kalevala. En alle aanwezigen hadden dat ook direct herkend. En als we nu merken wat een tumult die sampo al in beweging heeft gebracht denk ik dat het juist is. Iedereen wordt wakker. In het Leuvense volgt het ene initiatief na het andere, in de AViB beginnen we met een virtueel secretariaat; ieder lid wordt ook secretaris als hij dat wil. We hebben gelijkaardige samp?'s herkend in andere ledengroepen, plotseling is iedereen er mee bezig. En toch stelt sampo concreet nog niets voor. Dat het zoveel rumoer geeft moet er op duiden dat het wel een belangrijke snaar heeft geraakt.
We zien dus sampo als een associatievereniging. Als een samenwerkingsvereniging. Het belangrijkste zijn de afspraken die gemaakt worden tussen sampo en andere initiatieven, personen en verenigingen. Sampo is als het ware een afsprakenregister. Als we eigen gebouwen verwerven dan maakt Samp? met de net opnieuw opgerichte Stichting Vaste Grond afspraken om het gebouw daar in onder te brengen. Zo kunnen we ook met Levana vzw afspraken maken dat Levana met de burgemeester contacten legt om voor Antroposofie.Nu ruimte ter beschikking te stellen. De burgemeester vraagt bvb. dat er een vzw is en Antroposofie.Nu of Sampo is dat niet maar Levana wél. En zo kunnen veel samenwerkingsmogelijkheden die er nu ook zijn, werkelijkheid worden. Verschillende wakkere leden stelden ons vragen zodat we het beeld van Sampo verder konden verduidelijken. Iemand vroeg: "Waarom niet gewoon een feitelijke -open- vereniging van mensen die graag samenkomen in het Leuvense? Ik begrijp niet goed hoe zo'n structuur ons vrijer zou maken. En ik geef ook eerlijk toe: ik heb geen zin om lid te worden van nog een extra vereniging." Ik kon toen slechts als antwoord geven: "Sampo is open voor elk lid. Alleen wordt er een engagement gevraagd en moet men mensen die de vereniging willen schaden eruit kunnen zetten ( bvb. als iemand lid wordt en andere mensen aanmaant om dat ook te doen en zo met de kas gaat lopen omdat hij een meerderheid heeft). Dergelijke vragen komen economische geledingen tegen en daarom willen we deze onderscheiden van het ontmoetingskarakter van de Anthroposofische Gesellschaft. Sampo is inderdaad een deelledengroep
maar dat heeft men ook met de leesgroep of de deelnemers aan cursussen enz. Die krijgen na een tijd een meer besloten karakter. Dus sociologisch een normaal fenomeen. Wat we met Sampo echter beogen is dat mensen die zich "economisch" willen inzetten zich groeperen. Want anders krijgen de nieuwe leden de indruk dat zij verplicht zijn zich te engageren. We willen vermijden dat bij ledenbijeenkomsten een vermenging ontstaat met het ontmoetingskarakter en het voorbereidende karakter van activiteiten. Het loopt natuurlijk altijd wat door elkaar (daarom spreken we van driegeleding en niet van driedeling), maar in het bewustzijn dient er alvast een onderscheid gemaakt te worden tussen ontmoetingskarakter, werkkarakter en onderzoek. Men mag het vergelijken met een bedrijfsleider die zal vermijden dat zijn klanten met zijn medewerkers in discussie verzeild geraken hoe een bepaalde dienstverlening gegarandeerd wordt. Een ondernemer maakt immers onderscheid in onderzoek en ontwikkeling, marketing en productie.
Ook kan ik mij inbeelden dat mensen die biologisch-dynamische voedingsmiddelen verkiezen en die iets in de antroposofie zien zich niet meteen engageren om feesten te organiseren of geld te gaan inzamelen.
Wij willen hier in het Leuvense zelf de drieledige vereniging ontwikkelen zoals wij denken dat Steiner dat zag. Want hij zag de Anthroposofische Gesellschaft als de meest moderne vereniging en de meest open vereniging die er kan zijn. De Dornachse reis. Dan zijn we naar de jaarvergadering van de Allgemeine Anthroposofische Gesellschaft in Dornach getrokken. De aanleiding was dat er vele moties waren ingediend die op die algemene vergadering zouden behandeld worden. Ook dit jaar waren er weer moties bij ivm het constitutievraagstuk. Het constitutievraagstuk heeft doorheen de geschiedenis van de Vereniging verschillende keren de kop op gestoken. In dit vraagstuk en zijn oplossing, zoals ze bijvoorbeeld reeds in 1997 worden voorgesteld door de groep van ‘Initiatief aan allen’ (3), vonden wij de historische rechtvaardiging voor het idee van Sampo dat wij vanuit ons hart hadden aangevoeld. In zijn brochure met de titel “Wie is de Allgemeine Antroposofische Gesellschaft? Initiatief ter verheldering van haar identiteit.” geeft Wilfried Heidt (van het Kulturzentrum Achberg) zijn visie op de vereniging.(4)
Toen Rudolf Steiner in 1923 de Antroposofische Vereniging vormde, met als basis de 15 principes(5), gaf hij hiermee de grondslagen voor het werken en samenleven in een menselijke vereniging, die uit de geestelijke impulsen van onze tijd kunnen ontstaan. Een vereniging van het hart, een gevoelsvereniging, waar ontmoeting en uitwisseling centraal staat en de drempel zo laag mogelijk is. Zoals in principe 4 vermeld wordt, dat iedereen er lid van kan worden, die het bestaan van een instituut zoals het Goetheanum in Dornach als Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap, als zinvol ziet. Dat proberen wij gestalte te geven in Antroposofie.nu. Daarnaast wou Steiner een tweede vereniging oprichten, die het economische deel (zoals het in de driegeleding bedoeld wordt) zou oppakken. Een vereniging van de wil. Deze vereniging was gedacht om al het vormelijke en organisatorische aan te pakken. Er zou daarbinnen een onderscheid gemaakt worden tussen ‘actieve’ leden en bestuur die stemrecht hadden en ook verstand van zaken enerzijds en anderzijds niet-stemgerechtigde, steunende leden. Deze structuur had Steiner al gebruikt in de Johannes-bau vereniging die ontstaan was ten tijde van de bouwplannen in München en verder was blijven bestaan om het Goetheanum mogelijk te maken.
Het drama dat zich na 1923 dan heeft voltrokken (en heeft kunnen plaatsvinden omwille van verschillende redenen) is dat het deze Johannes-bau vereniging is die is blijven bestaan (Steiner wou ze opheffen), die dan de naam van de Algemene Antroposofische Vereniging heeft overgenomen en ook al zijn leden. Deze leden werden op slag allemaal stemgerechtigd en moesten opeens meebeslissen in zaken waar het gros van die leden eigenlijk geen of te weinig kennis over bezaten.
En dit is wat we in Leuven met het oprichten van enerzijds Antroposofie.Nu (als hartevereniging) en Sampo (als wilsvereniging) beogen.
In de sociale sectie van de Hogeschool voor geesteswetenschappen in België (die de zomer daarvoor was opgericht bij ons) hebben we dit thema voor onze afreis naar Dornach behandeld, naast het bespreken van de verschillende moties die tijdens de jaarvergadering behandeld zouden worden.
We hebben hem ook meegedeeld dat wij in het Leuvense een eigen huishoudvereniging samp? opgericht hebben met eigen statuten. En dat we een onderscheid maken tussen actieve leden en leden die alleen lid zijn van de hartevereniging of de principiënvereniging. Er moeten volgens mij voorbeelden gesteld worden. De toekomst is aan de afzonderlijke twijgen, dus de afzonderlijke Goetheanums. Hopelijk kunnen die voorbeelden stellen. Er moeten meer autonome twijgen komen. Alleen met een werkelijk begrip zullen leden het ook realiseren. Tijdens één van de pauzes was er ook een korte ontmoeting met Sebastian Boegner, een man uit de ledengroep van Berlijn, die een uitgebreid naslagwerk heeft samengesteld over wat er tijdens en na 1923 met de vereniging gebeurd was, en welke gevolgen dit had. Zijn conclusie strookte met de onze.
Dan hadden we ook nog een afspraak met Judith Von Halle. Ze heeft ons min of meer verklaard dat "haar" Berlijnse groep (branche) volgens het Sampo principe werkt.
En we voelen aan dat een volgende conferentie ééntje met alle wereldwijde Sampo's zou kunnen zijn.
“Het bestuur van de AViN (de Antroposofische Vereniging in Nederland) heeft de leden laten weten op de jaarvergadering van 2012 te zullen aftreden om plaats te maken voor vernieuwing.
* * * * * * *
Bert Ilmarinen, de schone jonkvrouw uit het Noorden, vermaalt de gemengde structuur van de Antroposofische Vereniging met zijn Sampo
* * * * * * * * * * * * * * *
Bovenstaande tekst is dus een bewerking van een langere originele tekst van Bert Penninckx. Door de onduidelijkheden in die tekst zagen we ons verplicht om ons te verdiepen in de fameuze statutenkwestie. Toen deze kwestie in Dornach eens voorgoed ging geregeld worden op de bijeenkomst in december 2002, waren wij daar ook.
Wij hadden ons nooit verdiept in die zaak maar we gingen ervan uit dat het bestuur wel zou weten wat het deed. Wij stemden dus braaf mee met de voorstellen van het bestuur, in vertrouwen, maar zonder kennis van zaken. Een oefening in positiviteit als het ware : och dat arme bestuur heeft het al moeilijk genoeg, laat ons deze mensen wat steunen. Onvergeeflijke naïviteit !
Na de lectuur van het boek van Wilfried Heidt dat Bert in zijn artikel aanhaalde kwamen we tot een ontstellend inzicht :
Wilfried Heidt, in het voorwoord van “Wer ist die Allgemeine Anthroposophische Gesellschaft?” zag het zo ( in 1998) :
“Er is een constitutieprobleem in de AAV en dat probleem is er de oorzaak van dat de Vereniging in de 75 jaar van haar bestaan niet kon vervullen wat “de tekens van de tijd met lichtende letters tot de harten der mensen spreken.”
Dankzij het monumentale werk van Rudolf Steiner konden antroposofen – en alleen zij – weten en verstaan wat noodzakelijk was en wat had moeten voorbereid worden om die taak te volbrengen. Maar het noodzakelijke gebeurde niet. Wanneer wij nu zeggen : dit versagen is te wijten aan het constitutieprobleem, dan moet daar meteen aan toegevoegd worden : en ook daaraan dat dit probleem door de leidende figuren van de Vereniging onbegrijpelijkerwijze tientallen jaren uitdrukkelijk ontkend werd.
Hieronder geven we een schematisch overzicht van hoe die statutenkwestie ineen zit, de details kunt u terugvinden bij W. Heidt (die erop wijst dat de details al terug te vinden waren in “Wer war Ita Wegman?” van J.E. Zeylmans). We beginnen met blz. 277 uit zijn boek :
“De “Antroposofische Vereniging” (der Weihnachtstagung) werd als rechtspersoon opgericht op 28 december 1923 in de voormiddag door het aannemen van statuten door de stichtingsvergadering na een driemalige voorlezing.
Er duiken al misverstanden op door het feit dat Rudolf Steiner deze Antroposofische vereniging zowel tijdens de Weihnachtstagung als daarna altijd weer als algemene Antroposofische Vereniging karakteriseert. Reeds bij zijn begroeting van de leden klinkt het : “Ik kan jullie aankondigen dat onze kerstbijeenkomst met als doel het oprichten van de algemene Antroposofische Vereniging hiermee geopend is.”
Schematisch kunnen we de AV – Weihnachtstagung aldus voorstellen :
Deze spirituele vereniging moest een aardse vorm krijgen, een rechtspersoon worden. Dat kon perfect met deze vorm en deze statuten : een FV (feitelijke vereniging) naar Zwitsers recht vormen.
Nu was er een probleem met het oprichten van die nieuwe handelsrechterlijke vereniging. Deze zou het vermogen van het Goetheanum-Verein overnemen en dan diende er een pak belastingen betaald te worden. Om deze belastingaanslag te vermijden stelde de notaris voor om geen nieuwe vereniging op te richten, maar om gewoon het Goetheanum-Verein te behouden, de naam te veranderen in Algemene Antroposofische Vereniging, en de statuten aan te passen in de zin van de Weihnachtstagung. De nieuwe structuur zou er dan als volgt uitzien :
Na een aantal vergaderingen waar Rudolf Steiner niet meer bij kon zijn werden de statuten van het Goetheanum-Verein bepalend, maar waar vroeger alleen de bestuursleden vanuit hun competentie stemrecht hadden, kregen nu alle leden op de jaarvergadering stemrecht. Het resultaat zag er dus zo uit :
Albert Steffen besefte na de laatste vergadering hieromtrent (op 8 februari 1925) dat er iets niet meer klopte want hij noteert op 9 februari 1925 in zijn dagboek :
“In het actieve centrum van de antroposofische beweging, in het Goetheanum in Dornach, vond een fundamentele wisseling van soeverein plaats waardoor het spoor vrijgemaakt werd voor een wereldhistorische verlamming van de antroposofische beschavingsimpuls, die tot vandaag voortduurt. Het leidingspincipe dat een wezenlijk element was in het vrijheidsorganisme van “de modernste vereniging die er kan zijn”, werd op zijn kop gezet en blijkbaar doorzag niemand wat er gebeurde.
Voor het beleid was nu niet meer bepalend de competentie van mensen die geroepen waren, maar de sturing van de massa die in aanloop van en tijdens de jaarvergaderingen beïnvloed werd. Competentie moest voortaan gelegitimeerd worden door het democratische stemmen, wat in onze tijd de allergrootste verlokking voor leiders meebrengt om de vrijheid van het volk door gepaste arrangementen en manipulaties te sturen en op die manier het beleid dat door een kleine groep bepaald wordt een schijn van basisdemocratie te geven d.w.z. dat op veelvuldige wijze het proces van oordeelsvorming en wilsbesluiten beïnvloed wordt.
“Niet alleen Steffen, maar ook Emil Leinhas voelde nattigheid. In een brief aan Günher Wachsmuth van 30 maart 1926 vernoemt deze “dat niet alleen voor de leden in ’t algemeen, maar ook voor de prominente personaliteiten in de Vereniging deze statuten – bedoeld zijn die van 8 februari 1925 die de basis vormden voor de jaarvergadering van 29 december 1925 – tamelijk onduidelijk zijn. Er wordt algemeen aangenomen dat er altijd maar zeer weinig leden stemgerechtigd waren. Een generaal-secretaris heeft mij gevraagd of het niet mogelijk zou zijn om tenminste de generaal-secretarissen een afschrift van de statuten te bezorgen. Ikzelf vraag me ook af of het geen goed idee zou zijn om de statuten bij gelegenheid in het Mededelingenblad te publiceren.”
Het is al kras dat deze brief duidelijk maakt dat de leden van de AV op 29 december 1925 handelden op een rechtsbasis die ze niet eens kenden. Maar nog krasser is dat Günther Wachsmuth gans zijn leven volgehouden heeft dat Rudolf Steiner te kennen had gegeven dat hij niet wilde dat de statuten van de AAV aan de leden bekend gemaakt werden.
“Wanneer men de zaken van een besloten verantwoordingsgemeenschap (het bestuur) tot een aangelegenheid maakt van een open vrijheidsgemeenschap (Weihnachtstagung), dan hoeft het niet te verwonderen dat men de deur wagenwijd openzet voor demonen allerhande. Onder ander ook omdat naast de basisdemocratische macht bijna vanzelf een illegitieme piramidespits tevoorschijn komt in de vorm van een functionaris-elite (bestuur enz.), die vanuit hun legitieme geestelijke ambities, omdat de basis macht heeft, nu zal proberen om die basis te beïnvloeden.
Tot ten slotte in 1995 een nieuw conflict, deze keer rond het tijdschrift “Das Goetheanum” de schijnbare harmonie kwam verstoren …” (Blz. 67 )
“Vaak wordt als het wezenlijke van de Weihnachtstagung gewezen op het feit dat daarmee Vereniging en Beweging één zijn geworden. Maar waardoor gebeurde dat en : bleef het daarbij ?
Hoe moest zich dat op het karma van Rudolf Steiner uitwerken dat er niet alleen vele persoonlijke ambities, persoonlijke tendensen optraden, maar ook dat door de gebeurtenissen van 1925 – tot vandaag niet ingezien en gecorrigeerd - de ontplooiing van de levensvoorwaarden van de Vereniging verhinderd werd ? Wat betekent dat voor de vraag naar wat voor leiding van de Vereniging en voor de verhouding tussen Vereniging en beweging ?” (Blz. 314)
Is de Antroposofische Vereniging gekaapt door een anti-Geest ?
“Als gevolg van de koerswissel van 8 februari 1925 is de AAV een slecht sociaal instituut. Markus Sieber citeert Rudolf Steiner :
Maar als deze wezens daar de werkingen aantreffen van slechte sociale inrichtingen, dan geraakt dat in conflict met de hogere werelden. Daardoor wordt er iets nieuws gecreëerd. Er worden delen van de substanties van de hogere wezens afgesnoerd. Deze delen zijn zelf wezens, boosaardige elementenwezens die Rudolf Steiner spektren of spookgeesten noemt.
Ja, het boek van W. Heidt is geen prettige lectuur. Maar de laatste vraag moeten we durven stellen.
“Een beeld voor het minimaliseren van de mistoestanden was het initiatief om een menselijke ketting rond het Goetheanum te vormen, voor het begin van de jaarvergadering, als beschermingsring “zich bezinnend in gedachten en gevoelens over Rudolf Steiners impuls en bedoeling met de AAV”.
Ter herinnering : hoe zat dat daar met Faust ?
Concreet gaat het als volgt. Mephistopheles wil terug vertrekken maar kan niet weg omdat hij in een pentagram staat. Faust vraagt hem hoe hij erin geraakte (vers 1396) :
Faust :
Mephistopheles :
Over deze scène vonden we een commentaar die toevallig goed aansluit bij ons onderwerp (op :
Studeerkamer met poedel (I vers 1180 tot 1525)
Faust, helemaal nog ondergedompeld in de Paasvreugde, gaat in het Nieuwe Testament het Johannes evangelie vertalen. Zijn gedachtengangen worden telken male door de hond verstoord, omdat de begrippen voor de hond (Mephisto) ondraaglijk zijn. Faust spreekt over
Is dit in onze tijd ook niet een opgave? Doorheen de stroom van beelden die ons overspoelen, nog de samenhang te vinden en ons staande te houden?
Hier bemerken we terug: Faust die enerzijds zich wil verheffen tot de geestelijke wereld zonder bekwaamheid (Luciferisch), anderzijds, Faust die het geestelijke in de gebondenheid van het materiële zoekt (Ahrimanisch).
* * * * * * * * *
En nu we toch bij een gesloten kring zijn : misschien kan het onderstaande beeld ons helpen om een ander perspectief te vormen :
Vaticaan-tendensen zijn er altijd geweest in Dornach. Twee voorbeelden (uit het boek “Wer war Ita Wegman” van J.E. Zeylmans) :
- Günther Wachsmuth gaf in 1931 een financieel overzicht en daarbij riep hij op om geen financiële middelen meer naar bedrijven, speciale fondsen, nieuwe initiatieven te laten vloeien maar uitsluitend naar Dornach. Volgens hem ging er niet alleen geld voor het Goetheanum verloren door nieuwe initiatieven, maar ook geestelijke opmerkzaamheid voor het centrum, voor Dornach. Zij die daarover een andere mening hadden (volgens Steffen “een onjuiste opvatting van de antroposofie”) wilden het tegendeel : Ita Wegman, Elisabeth Vreede.
Zij die alles bij het oude willen laten, verwijzen naar de uitspraak van Rudolf Steiner dat het bestuur van de Vereniging een initiatiefbestuur moest zijn, én een esoterisch bestuur, én een administratief bestuur !
* * * * * * * *
Iemand die zeer kritisch staat t.o.v. wat in Dornach gebeurt (en niet gebeurt !) is Thomas Meyer, de bekende Zwitserse auteur en uitgever van het tijdschrift “Der Europäer”. Hij sprak op 21 en 22 oktober 2011 in Brussel. Hij herinnerde ons eraan dat naar aanleiding van de herdenking van het begin van de Eerste Wereldoorlog terug de gebruikelijke leugens i.v.m. de schuldvraag zullen opgerakeld worden. Eén van de bronnen die antroposofen kunnen gebruiken om weerwerk te bieden is wat de chef van de Duitse generale staf, Helmuth von Moltke, neergeschreven heeft over het begin van de oorlog. Daaruit blijkt duidelijk dat Duitsland die oorlog niet gewild heeft. In latere afleveringen van dit tijdschrift zullen we dieper ingaan op het boek dat Thomas Meyer over Helmuth von Moltke uitgaf.
Uit dit werk nemen we deze keer alleen een beschouwing over die in verband staat met de toekomst van de antroposofie omdat dit nauw samenhangt met de statutenkwestie, Sampo en met de vraag : hoe moet het nu verder ?
Dit thema werd ook behandeld op zaterdag 22 oktober 2011 in de Troonstraat in Brussel.
door Thomas Meyer
Net zoals men Nicolaas de laatste ware paus kan noemen omdat hij nog door de geest geïnspireerd was, net zo kan Rudolf Steiner beschouwd worden als de initiator van het waarlijk individuele pontifex-principe voor de huidige en toekomende tijd. Dit komt tot uitdrukking in zijn ethisch individualisme.
Waaruit bestaat in wezen het nieuwe pontifex-principe ?
Door het verder werken van de Nicolaas-individualiteit in een volgende incarnatie is de oude spiritualiteit die zich concentreerde rond één opperhoofd van de Kerk door de poort van de dood gegaan om in een veranderde vorm terug op te staan midden in de antroposofische beweging en voortaan het ethisch individualisme te dienen. Waar dit door de individuele mens gerealiseerd wordt is geen plaats meer voor spiritueel centralisme. Geen plaats meer ook voor exoterische of esoterische kennis waarvan het gebruik door weinigen moet gehoed worden, of, zoals de dragers van het oude pontifex-streven meestal verkiezen : beschermd moet worden.
Ook de tegengeest is actief als bruggenbouwer, alleen vertrekt hij van de andere oever. Dat betekent: waar niet het individu zelfstandig de brug slaat naar de geestelijke wereld, daar bouwen de bewoners van die wereld op hun manier een brug naar het mensen-innerlijk ! En voor Mephistopheles en zijn scharen is het voortbestaan van de oude pontifex-gezindheid zeer welgekomen, het laat een veel groter speelruimte voor hun eigen plannen . . .
We mogen ons de vraag stellen : in hoeverre is de aardse vereniging die voor de antroposofische beweging a.h.w. de stroombedding is, in hoeverre is zij vrij van het oude pontifex-principe ?
Tot daar Thomas Meyer. We mogen zijn laatste vraag gerust wat radicaler stellen : hebben we nog een geografisch centrum nodig in deze tijd ? Of een esoterisch bestuur ? Als iedereen voor zich tegenwoordig pontifex is, zelf de weg naar de geest kan vinden, waarom nog een bestuur dat meer is dan een zuivere ledenadministratie ?
In de Witte Werf van december 2001 legde Jos Verhulst uit waarom het pausdom een onding is, maar is het onderstaande ook niet toepasselijk op een esoterisch bestuur van de Antroposofische Vereniging ?
Dezelfde conclusie kunnen we ook trekken uit Joh. 5 :
Dicht bij de schaapspoort : een verwijzing naar de mens als groepsdier.
Als we horen dat op de laatste jaarvergadering in Dornach een motie van wantrouwen werd ingediend, dat ieder bestuurslid afzonderlijk gewogen en uiteindelijk toch niet te licht bevonden werd, dan voelt men toch dat daar iets niet klopt. Er is onvrede over hoe het bestuur de zaken aanpakt. En dan wordt er gestemd door een zeer beperkt aantal leden, diegenen die dicht bij Dornach wonen of er toevallig kunnen zijn (1300 van 50.000, dat is minder dan 3% van het totale aantal leden). Ook over Weleda moeten die mensen dan stemmen ! Met welke competentie ?
Het herinnert ons aan de beruchte vergadering die stemde over de uitsluiting van Ita Wegman, Elisabeth Vreede en duizenden anderen. Die zaak werd beslist door een kleine groep leden en niet eens representatief : de meeste waren Zwitsers.
“Bij deze dingen komt het aan op de juiste manier van voorstellen. Men kan niet zeggen dat Mej. Sauerwein deze functie opgenomen heeft want dan is de volgende vraag wie haar die toegekend heeft enz. In een vereniging die werkelijk op vrijheid berust moet dat anders. Mej. Sauerwein heeft zich bereid verklaard om in Frankrijk alles te doen wat ze kan om daar een Antroposofische Vereniging op te richten. En door hetgeen ik over Mej. Sauerwein weet, kon ik haar een papier geven –daar heeft u het toch over nietwaar – waarin staat dat ik Mej. Sauerwein erken als generaal-secretaris van de Franse Antroposofische Vereniging en dat ik voor haar zal doen wat van mij verlangd wordt voor de Franse AV.
* * * * * * * * * * * * * * *
Terug naar de Sampo . Een beeld dat in dit verband bij me naar boven is gekomen (en dat wel meer bij me naar boven komt), is dat van de geboorte. Alle praktische antroposofische initiatieven ontstaan in de schoot van een geestelijke vereniging, in eerste instantie in de individuele mens zelf. Zij zijn de 'kinderen' van de antroposofie, van het vrouwelijke wezen Antroposofia. Moeder en kind leven eerst 9 maanden in symbiose, in een toestand van 'vermenging'. Een idee moet eerst 'rijpen' voor het in praktijk kan worden gebracht. Maar dan komt het moment dat het kind moet geboren worden: het praktische initiatief moet gescheiden worden van de ideële moeder, het moet zelfstandig worden. Zo zie ik Sampo: als een praktisch initiatief dat zich afscheidt van de schoot waarin het ontstaan is, en die 'schoot' is de vereniging als een ontmoetingsplaats waar mensen ideeën, gevoelens en impulsen delen. Maar Sampo verschilt van de gebruikelijke antroposofische initiatieven door wat ik haar zelfbewustzijn zou willen noemen: ze wéét namelijk wat er gebeurt, ze is zich bewust van het feit dat en de reden waarom ze gescheiden moet worden van de moedervereniging. Samen met het lichaam (het praktische initiatief, de huishoudvereniging zoals jullie ze noemen) wordt ook een geest geboren. En die geest is nieuw. Er zijn al vele antroposofische initiatieven 'geboren', steinerscholen bijvoorbeeld. Maar als ik kijk naar bv de Gentse steinerschool, die ik toch een hele tijd gekend heb, dan zie ik hoe de antroposofische geest daar langzaam uit verdwenen is. Zoals een bestuurslid me destijds onder vier ogen zei: dit is allang geen steinerschool meer. Nochtans was de oorspronkelijke geest bruisend, enthousiasmerend en zeer aantrekkelijk. Zoals ik het nu zie, was dat niet de geest van de school zelf, maar van de 'moeder', van een antroposofische vereniging, en die vereniging bedoel ik hier heel concreet als de verzameling mensen die de geboorte van de school mogelijk hebben gemaakt. Maar door de onvermijdelijke en noodzakelijke afstand die er in de loop der jaren ontstond tussen moeder en kind (van de oorspronkelijke 'moedergroep' bleef na 21 jaar vrijwel niemand meer over) verloor de school het contact met de oorspronkelijke 'moedergeest'. Vandaag is de school een heel keurige vorm, maar inhoudelijk, dwz geestelijk-antroposofisch gezien, stelt ze waarschijnlijk niet veel meer voor. Nu wordt zo'n kind groot, dwz het wordt zelf een 'schoot' waaruit nieuwe kinderen kunnen geboren worden. Een steinerschool is, naast een praktisch initiatief (een plek waar kinderen worden onderwezen), ook een ontmoetings-plek voor mensen, waar nieuwe verenigingen kunnen ontstaan, die op hun beurt weer nieuwe intiatieven kunnen genereren. Je ontmoet op een steinerschool inderdaad mensen die je anders nooit zou tegenkomen. Dat is een bijzonder kostbaar aspect van zo'n school. Ik heb echter altijd betreurd dat dit aspect, deze ontmoetings-mogelijkheid, als het ware 'verzoop' in het praktische werk. Ik heb in De Mare destijds nog bepleit dat er tijdens een 'klusdag' mensen de taak op zich zouden nemen om van die klusdag ook een ontmoetingsdag te maken en bijvoorbeeld voor eten te zorgen en een hoekje vrij te maken waar mensen konden komen uitblazen en in gesprek komen met anderen. Maar daarmee kwam ik in botsing met de mensen die zeiden dat we daarvoor geen tijd hadden, dat er dingen klaar moesten zijn en dat alle handen nodig waren. Ik bracht daartegen in dat er misschien heel wat meer mensen zouden komen klussen als die klusdag niet louter korvee was, als je er ook iets gezelligs van maakte, iets waar mensen met plezier naartoe kwamen en niet (alleen) omdat het nodig/verplicht was. Zoals ik het nu - in het licht van Sampo - zie, wilde ik toen die twee aspecten - het praktisch-concrete en het sociaal-menselijke - uit elkaar halen zodat ze elkaar des te beter konden bevruchten. Maar niemand had daar oren naar, en ik was noch praktisch, noch sociaal genoeg om die idee zelf in praktijk om te zetten. Maar goed, ik weid uit. Wat ik wilde zeggen is dat de 'oorspronkelijke geest' die moeder en kind in dit geval (de gentse steinerschool) bezielde, bij het uiteengroeien van moeder en kind, niet alleen bij het kind, maar ook bij de moeder verdween. Het antroposofische verenigingsleven stelt hier in Gent niks meer voor. Het heeft hetzelfde lot ondergaan als de school. Dat brengt me op het idee dat die 'oorspronkelijke geest' leeft in de relatie tussen moeder en kind. Als hij verdwijnt bij het kind, dan verdwijnt hij ook bij de moeder. Het is dus niet zo dat praktische antroposofische initiatieven in de greep komen van het alomtegenwoordige materialisme, terwijl de 'moeder' - de Antroposofische Vereniging - het contact met de oorspronkelijke geest behoudt. Nee, ze delen samen hetzelfde lot. De antroposofische geest verdwijnt als de relatie tussen moeder (verenigingsleven) en kind (praktisch initiatief) verdwijnt. Wat de relatie tussen moeder en kind - en dus de antroposofie - het meest bedreigt, is niet de geboorte en het zelfstandig worden van het kind, ofschoon daarbij een verwijdering kan ontstaan waar beiden onder lijden. Nee, het grootste gevaar is dat de geboorte niét plaatsvindt en dat moeder en kind 'verenigd' blijven. Want dan beginnen ze elkaar te vernietigen: de moeder houdt het kind gevangen en verstikt het, terwijl het kind het leven van de moeder in gevaar brengt. En dàt is wat vandaag overal gebeurt, dàt is het drama van deze tijd: de Ik-mens wil geboren worden, maar hij zit gevangen in de moederschoot en wordt daar langzaam verstikt. Dàt is ook wat ik meen te herkennen in Sampo: deze huishoudvereniging is het 'kind' van de Antroposofische Vereniging. Door het geboren te laten worden, dwz door het van de moeder te scheiden, worden kind én moeder 'verlost'. En Sampo is een bijzonder kind omdat het deze dingen wéét. Het is niet slechts een lichaam dat geboren wordt, het is ook een geest. Het is ahw een 'geestelijk lichaam'. Dat maakt het ook zo onvatbaar, denk ik. Enerzijds is Sampo iets heel concreets, het is bijna banaal in z'n concreetheid: een vereniging die zich met praktische dingen bezighoudt, die zich louter met het 'lichaam' van de AV bezighoudt. Anderzijds is Sampo een idee dat veel groter is dan dit kleine 'lichaampje'. En het is ook geen idee dat beperkt is tot dat lichaam, tot die huishoudvereniging. Het is een idee dat zowel in het kind als de moeder leeft, en bestaat bij de gratie van hun relatie. Maar het moet wél een bewuste relatie zijn, niet een onbewuste zoals in de moederschoot. Het is een relatie die de zelfstandigheid van het kind (en de moeder) veronderstelt, een relatie zoals die ontstaat wanneer het kind, na los van de moeder zijn zelfstandigheid veroverd te hebben, de band met zijn moeder herstelt, zij het dit keer op een bewust en vrij niveau. Al die dingen zijn volgens mij begrepen in de geboorte van klein Sampootje. Alleen als ik het zo zie, kan ik iets begrijpen van de hele zaak. Het verklaart bijvoorbeeld waarom je zegt dat Sampo nauwelijks iets voorstelt. Zo is dat met een pasgeboren kind ook: het is een onooglijk wurm, dat tot niks anders in staat is dan hard schreien, slapen en jeweetwel. Maar rond dat kind zweeft een heel grote geest die niemand onberoerd laat, ofschoon hij onzichtbaar is. Ik heb al eens de vergelijking gemaakt tussen de geboorte van Sampo en de 'geboorte in de stal' tussen de os en de ezel : het is een jonge-zielenaangelegenheid, uiterlijk onaanzienlijk maar innerlijk des te aanzienlijker. Een enorm verschil met de (nu bestaande) AV die duidelijk des oude ziels is en bestuurd wordt vanuit Dornach, het Jeruzalem van de antroposofische schriftgeleerden. Ik denk trouwens dat de nieuwe vereniging die Steiner tijdens de Weihnachtstagung opgericht heeft (in een stal!) bedoeld was zoals Sampo: een tegelijk concrete én geestelijke vereniging, een moeilijk te vatten iets, iets dat alleen door het hart kon worden opgenomen en pas (veel) later door het hoofd begrepen. Maar dat hoofd wilde zolang niet wachten. Het heeft die nieuwe vereniging in een oude vorm gestoken, zodat ze niet meer zo vreemd en ongrijpbaar was, zodat ze 'controleerbaar' werd. Men heeft de nieuwe AV verbonden met de Johannesbau-Verein, men heeft het kind als het ware weer in de moederschoot gestoken en 'gematerialiseerd'. En dat keurslijf heeft het sindsdien zijn kwijnend leven geleden, wachtend op verlossing. Het heeft me getroffen dat in de Kalevala, Sampo gezocht wordt door 2 mensen, een zanger en een smid. Dat lijken me duidelijk een oude en een jonge ziel. Als ik denk aan de weerstanden die het zielenthema oproept, dan komt het me voor dat ze in de eerste plaats het (onder)scheiden van die 2 groepen geldt. Want het grote (postmoderne) ordewoord is: eenheid, verbinding, gelijkheid. En op zich is dat streven zeer terecht, maar wat eraan ontbreekt is: bewustzijn. Voor dat bewustzijn is scheiding nodig: het (onder)scheiden van beide zielengroepen is voorwaarde voor hun bewuste samenwerking. Wat we vandaag zien is geen samenwerking maar 'vermenging', zoals je dat ook ziet in de multiculturele samenleving. En die vermenging haalt beide groepen naar beneden. Gisteren kwam er in dat verband nog een beeld in me op: de multiculturele samenleving is als een autoverkeer waarbij twee verschillende reglementen van kracht zijn: de ene groep stopt voor het rode licht, de andere voor het groene. Het resultaat is dat niemand zich aan de reglementen kan houden, en dat het verkeer een jungle wordt. Twee soorten reglementen naast elkaar is hetzelfde als géén reglementen. Met oude en jonge zielen is het volgens mij net zo: ze hanteren een verschillende set van 'regels', van principes waar ze zich aan houden. In de praktijk komt het erop neer dat niemand zich nog aan regels houdt en dat het (menselijke) verkeer zo zwaar bemoeilijkt wordt dat het zowat stilvalt. Als daarentegen oude en jonge zielen zouden weten volgens welke 'regels' de ander leeft, en bovendien zouden zien dat die regels complementair zijn, zou er kunnen gewerkt worden aan nieuwe 'regels' die boven de oude uitgaan en een veel vrijer en vruchtbaarder verkeer mogelijk maken. Ik begin te vermoeden dat het lot van de AV en het lot van het zielenthema nauw met elkaar verbonden zijn. Beide bevinden zich in wat ik een 'gemengde' toestand noem. Er is geen onderscheid, zoals tussen moeder en ongeboren kind. Men heeft de geboorte van de nieuwe AV (tijdens de Weihnachtstagung) nagenoeg meteen ongedaan gemaakt. Men heeft ze omgekeerd: het kind weer in de moederschoot gestoken. Dat heeft men ook gedaan met het zielenthema: het onderscheid tussen beide groepen was net zo nieuw als de AV, maar men heeft het 'begraven', wellicht met de beste bedoelingen. Maar daardoor heeft men wel 'gezondigd' tegen de geest van de nieuwe AV, men heeft de ware aard van de Weihnachtstagung niet begrepen. Je zou Sampo (en de beweging waarin het blijkbaar past) dus kunnen zien als een heropleven van de impuls van de Weihnachtstagung. Maar als dat zo is, moet je ook rekening houden met sterke en geslepen weerstanden. De tegenmachten hebben destijds onmiddellijk gereageerd op de Weihnachtstagung, al vond die in een 'stal' plaats. De kans is klein dat ze dat vandaag niet zullen doen. Kijk maar naar de manier waarop ze het nieuwe bestuur van de AV hebben laten struikelen! Maar juist daaruit kunnen lessen worden getrokken. Bijvoorbeeld dat het struikelblok - inderdaad - de vermenging was van de twee gebieden die Sampo uit elkaar wil halen (zie hieronder). Maar ook dat kleine, kleinmenselijke en schijnbaar banale dingen worden aangegrepen om het nieuwe te kelderen. Ik denk in dat verband bijvoorbeeld (qua vorm) aan de manier waarop jullie Sampo schrijven, met die hoofdletters A en O. Ik struikel daarover en ik vraag me af of niet ook andere mensen daarover zullen struikelen, zo van: ze willen zich interessant maken. Of: wat is dat voor iets raars. Is het dat waard, vraag ik me af. Ik heb ook moeite met de naam Sampo, maar daar wen ik al aan, mede doordat ik geloof dat hij deel uitmaakt van jullie 'inspiratie'. Maar jullie verklaring voor die O en die A klonk me geforceerd en intellectualistisch in de oren. Volgens mij maakte die schrijfwijze geen deel uit van die inspiratie. Maar daar kan ik me natuurlijk in vergissen. Iets anders, en nu hebben we het over de inhoud, is dat ik al een paar keer heb menen te merken dat jullie dingen zeggen die me strijdig klinken met de Sampo-idee. Ik kan het me niet duidelijk herinneren, maar er ging wel een alarmbelletje bij me af. Ik denk dat de tegenmachten er alles zullen aan doen om jullie initiatief al bij de wortel te verzieken. Ze reageren zo vlug dat je het niet eens merkt. Alleen een buitenstaander kan het soms waarnemen. Als ik zo'n buitenstaander kan zijn, dan graag. Zoals ik al zei, ik kijk met een glimlach naar jullie jonge-zielenvoortvarendheid. Zelf voel ik me heel erg moe. Ik ben zelf het slachtoffer van een 'vermenging', namelijk die van kunst en wetenschap. Ik ben veel te wakker dan dat ik voluit kunstenaar zou kunnen zijn (daarvoor heb je een soort droomtoestand nodig), en ik ben teveel kunstenaar dan dat ik m'n ideeën helder en duidelijk zou kunnen formuleren. Het is ontzettend moeilijk om die twee uit elkaar te halen en bewust (weer) te verbinden. Ik probeer dat al m'n hele leven en het enige wat het opgeleverd heeft, is het besef dat ik het alleen nooit zal kunnen. En misschien ook het zintuig om waar te nemen waarmee jullie bezig zijn...
* * * * * * * * * * * * * * *
Weihnachtstagung en de Antroposofische Vereniging in BelgiëDoor François De Wit Na al wat we tot hiertoe gelezen hebben, rijst natuurlijk de vraag : wat moeten we hier in België doen om de zaak terug in de vorm te krijgen die Rudolf Steiner had gewild ?De leden van de vzw Antroposofische Vereniging in België zouden moeten inzien dat hun lidmaatschap van deze vzw volledig los staat van hun lid zijn van de Weihnachtstagung-vereniging. Het is toch zo dat iemand die lid wil worden van de Antroposofische Vereniging op een of andere manier enthousiast is geworden voor de antroposofie en/of voor Rudolf Steiner; hij wil in de eerste plaats lid worden van de vereniging die door Rudolf Steiner werd opgericht, en dat is de Weihnachtstagungsvereniging. Hij staat er in ’t begin niet bij stil dat hij dit lidmaatschap verwerft via de plaatselijke vereniging. Hij wordt dan wel formeel lid van een of andere vzw, in België of in Zwitserland, maar uiteindelijk doen deze vzw’s niets meer dan de lidkaart uitreiken die hem lid maakt van een quasi etherische vereniging, een vereniging in de geest, de Weihnachtstagung-vereniging. Deze vereniging gedijt maar als er bewustzijn en wakkerheid leeft, bewustzijn van de eigen kracht tot initiatief, bewustzijn van de eigen verantwoordelijkheid t.o.v. de geest. Hier is geen bestuur aan wie men taken kan delegeren, dat voor ons initiatieven gaat nemen of de esoterische ontwikkeling gaat leiden. Neen, alleen wijzelf kunnen dat doen. Het bestuur van de vzw AV in België, ook dat van de AAV in Dornach zou dat altijd goed moeten benadrukken : wij doen alleen de administratie, hoe onzichtbaarder wij zijn, hoe beter; wij nemen geen ruimte in, wij trekken ons integendeel terug zodat er ruimte kan ontstaan, het is aan jullie om die ruimte te vullen met een inhoud die aan de tijd is; vertrouw op je morele intuïtie.
De meeste leden zijn dus lid van de Weihnachtstagung geworden via de plaatselijke groep “Antroposofische Vereniging in België”, in de toekomst kan dat zo blijven, maar geïnteresseerden kunnen ook lid worden via een andere plaatselijke groep die door Dornach erkend is, bvb. de groep “Antroposofie.nu” in Leuven. Deze groepen reiken een kaart uit en vragen evt. de kosten voor het aanmaken van de kaart, maar dat is het dan. Je wordt niet meer automatisch lid van welke vzw dan ook, niet in België, noch in Zwitserland. De bestaande leden zouden een verklaring moeten bezorgen aan de vzw AViB dat ze zich beschouwen als lid van de Weihnachtstagungsvereniging maar dat ze niet wensen lid te zijn van de formele vereniging vzw AViB. Idealiter blijven dan alleen de bestuursleden over als leden van de vzw en zij zijn dan de enigen die stemrecht hebben. Voor de jaarvergadering nodigen ze alle antroposofen uit die ze kennen (in principe zijn dat diegenen die hun kaart via deze vzw gekregen hebben), en die kunnen naar hun rekenschapsbericht komen luisteren en naar de projecten en budgetontwerp voor het volgende werkjaar, maar deze genodigden beslissen daar niet in mee. Die betalen ook geen lidgeld meer, maar ze storten een bijdrage als schenkgeld voor zover ze zich kunnen terugvinden in wat het bestuur van de vzw voorstelt of uitvoert.
Het bestuur van de VZW AViB of de AAV zorgt alleen voor de administratie, dat wil zeggen de adressenlijst bijhouden van allen die ooit te kennen hebben gegeven dat ze lid wilden worden en een kaart ontvangen hebben. Zolang deze mensen niet dood zijn en de kaart niet teruggegeven hebben worden ze als lid beschouwd van de Weihnachtstagung-vereniging. Er is geen sprake van dat ze ooit uit de vereniging kunnen gezet worden wegens het koesteren van politiek niet-correcte ideeën. Het secretariaat van de vereniging kan rustig in Gent blijven. En dat secretariaat kan ook een ontmoetingsplek zijn voor de leden. Maar omdat het in hoofdzaak leden uit het Gentse zijn die van deze ontmoetingsgelegenheid genieten, is het maar logisch dat de Gentse leden voor deze kosten instaan. Want anders kan iedere groep in iedere stad beginnen aanspraak maken op verenigingsgeld voor hun plaatselijke ontmoetingsplek. Waar vroeger een bestuur lidgelden inde en besliste over de bestedingen, daar zagen we een slaperigheid optreden, de mensen laten de zaak over aan het bestuur vermits het er nu toch is om te besturen. Als duidelijk wordt dat er op het bestuur niet moet gerekend worden om iets voor het geestesleven te doen (vermits de bestuursleden idealiter alleen de administratie van de vereniging opnemen), daar zullen meer leden het gewicht van de verantwoordelijkheid voelen en wakker worden, wat bewezen werd door het initiatief 150 jaar Rudolf Steiner. Wat nodig is, is een bewustzijnssprong : als ik het niet doe, doet niemand het, als ik niets schenk, dan schenkt niemand. Alleen op die manier kan de Weihnachtstagungsvereniging een oefenveld worden om tot een dynamische maatschappijvorm te komen, een voorbeeld voor de verhouding tussen burgers en staat, een middel om in de bestaande structuren weer beweging te brengen en de tendens tot verkalking, tot sclerotisering te neutraliseren. Is het niet in die zin dat Rudolf Steiner dacht toen hij op 17 augustus 1923 in Ilkley zei :
“Het liefst zou ik hebben dat wij de antroposofische beweging iedere week een andere naam konden geven. Ik weet natuurlijk dat dit een vreselijke wanorde zou veroorzaken, maar toch zou ik het zo graag zien. Want namen veroorzaken juist in onze tijd onnoemelijk veel schade. Natuurlijk, wanneer men bedenkt dat iedere week een ander briefhoofd op de correspondentie verschijnt, dat mensen dan een brief krijgen met de naam van de antroposofische vereniging van de week daarvoor die nu niet meer bestaat, - men kan zich voorstellen wat een verwarring daardoor in de hoofden van de mensen zou ontstaan ! Maar toch zou het voor de antroposofische beweging iets uitzonderlijk positief zijn als ze geen vaste naam meer had; want zo’n naam is er de oorzaak van dat een groot deel van de mensheid zich alleen nog maar om de naam bekommert en helemaal niet ingaat op het wezen van de zaak.”
* * * * * * * * * * * * * * *
Tijd voor een nieuw type onderwijsinitiatiefDoor Jos Verhulst In de vorige Brug drukten we een artikel af uit de krant De Morgen. Het ging over de Steinerscholen in België, die het niet slecht doen, vandaar de titel “Profeet Steiner heeft steeds meer volgelingen.”Dat is natuurlijke maar uiterlijke schijn, de ‘profeet’ Steiner heeft helemaal niet meer volgelingen en zeker niet in de Steinerscholen, want antroposofen zie je daar nauwelijks. En de praktijk in die scholen staat mijlenver af van wat Rudolf Steiner op pedagogisch gebied wilde gerealiseerd zien. Om de oppervlakkige goed-nieuws-show van het krantenartikel te nuanceren nemen we nu een artikel over van Jos Verhulst. Met zijn ervaringen in de Steinerschool staat hij helemaal niet alleen ! Toen ik mij in 1983 vol vertrouwen en entoesiasme engageerde in de Antwerpse Steinerschool, ging ik vanzelf uit van de gedachte, dat dit type school in grote lijnen overeenkwam met datgene wat Rudolf Steiner voor ogen stond. De praktijk viel tegen. Niet alleen was er binnen de school veel ruzie. Erger nog was dat de pupillen zelf zich in de alledaagse praktijk gedroegen zoals leerlingen in andere scholen: dezelfde gebrekkige aandacht, dezelfde problemen met pesten en spieken, dezelfde uitgelatenheid wanneer ‘s namiddag eindelijk de lessen waren afgelopen. Er gebeurde veel positiefs. Doch opbouwende en baanbrekende activiteiten waren altijd het resultaat van individuele inzet en persoonlijk initiatief en inspiratie; het goede gebeurde niet dank zij de schoolstructuur, doch ondanks de schoolstructuur. In tamelijk isolement las en herlas ik, in de loop van de jaren, de vele voordrachten die Steiner aan opvoedkundige onderwerpen had gewijd. Daarbij werd me stapsgewijs duidelijk, dat Steiner over het schoolwezen opvattingen huldigde die radicaal ingaan tegen wat op ‘vrije scholen’ alias ‘Steinerscholen’ als vanzelfsprekend werd beschouwd. Wat is er bijvoorbeeld voor een school meer vanzelfsprekend dan een uurrooster? Welnu, Steiner was een radicale tegenstander van lesroosters op school. Met ‘lesrooster’ (Duits: ‘Stundenplan’) wordt het schema bedoeld waarin wordt bepaald welke vakuren op welke dagen worden gegeven: eerst lesuur: rekenen, tweede lesuur: aardrijkskunde; derde lesuur: Engels enz. Steiner zegt hierover:
“Concentratie, dat is wat we moeten bereiken bij de kinderen. Dat kunnen we maar bereiken, tenminste op de manier zoals de moderne mens dat nodig heeft, als we iets afschaffen wat tegenwoordig nog zeer geliefd is : het vervloekte uurrooster, dat moordend wapen voor iedere werkelijke ontwikkeling van de menselijke krachten( … ). Wie denkt er tegenwoordig aan dat het uurrooster een moord is voor een echte opvoeding van de mens?” Zo’n uitspraak kan paradoxaal lijken, gegeven dat in de eerste Waldorfschool in Stuttgart wel degelijk een ‘Stundenplan’ van kracht was, met als enige nuance dat tijdens de twee eerste lesuren, in blokken van vier tot zes weken, periodeonderricht wordt gegeven, zoals dat ook nu nog in Steinerscholen wordt toegepast. Steiner zag dit echter als een triestig compromis: “We zullen vanzelfsprekend vandaag nog moeten rekening houden met de leerplannen die de zogenaamde Staat vastlegt. We zullen de kinderen dit jaar tot op een of ander niveau moeten brengen, we zullen dus compromissen moeten sluiten, maar we zullen toch ook iets kunnen meegeven van wat de menselijke natuur werkelijk verlangt.” Normaal zou onderricht, bijvoorbeeld over wiskunde, gedurende twee tot drie maanden de voormiddagen in beslag nemen (ibid. p.51). Men dient dus, op basis van deze commentaren van Steiner, de praktijk op Steinerscholen te beschouwen als een zeer verregaand compromis, waarbij van het ‘verfluchte Stundenplan’, deze ‘Mord der wirklichen Erziehung des Menschen’, enkel zeer partieel wordt afgeweken tijdens de eerste twee lesuren. Op basis van de eigen thuisonderwijservaring kan ik bevestigen, dat het bloksgewijs bestuderen van één of ander onderwerp gedurende twee tot drie maanden, bij radicale afwezigheid van enig verder uurrooster, een rendementsvoordeel meebrengt dat op 1000% kan worden geschat (dwz men heeft ongeveer tienmaal minder tijd nodig om hetzelfde te leren). Ik heb meermaals, wanneer ik deze vaststelling signaleerde, meesmuilend horen opmerken dat snel en efficiënt leren niet het doel kan zijn, waarna ik fijntjes op het belang van ‘het sociale’ werd gewezen, alsof sloom en omslachtig leren op één of andere manier ‘sociaal’ zou zijn. Steiner daarentegen beschouwde juist de ‘Ökonomie der Erziehung’ als essentieel: “We moeten de krachten die in de menselijke kinderziel ontwikkeld kunnen worden, sterk ontwikkelen opdat de mens ze later kan ophalen uit de ontwikkeling van in zijn kindertijd. En zonder de boog al te zeer te spannen, niet door inspanning, maar door een goede huishouding (Ökonomie der Erziehung’), moeten wij concentratie bij de kinderen bereiken.”(ibid.). Het is deze ‘Ökonomie der Erziehung’ die hem leidt tot de verwerping van het schoolse lesrooster.
Eén van mijn bezwaren tegen de huidige Steinerschoolpraktijken is precies, dat men de zeer pijnlijke compromissen die Steiner bij de opstart van de eerste Waldorfschool moest sluiten, zoals bijvoorbeeld de acceptatie van het lesrooster, volledig als norm is gaan beschouwen. Het besef dat Rudolf Steiner het fenomeen lesrooster als uiterst mensvijandig beschouwde, was totaal afwezig. Ik ben ruim een kwart eeuw ‘Waldorfleraar’ geweest, en in al die tijd heb ik over kwesties als deze nooit iets vernomen, en ik heb alles moeten ontdekken door in eenzaamheid Steiners pedagogische teksten te bestuderen.
"Want niet daarop kan het aankomen dat we binnen het huidige systeem scholen oprichten waarin surrogaat-onderwijs verschaft wordt door simpelweg de cursus te volgen die ik gegeven heb. Het komt erop aan dat men op dit gebied als principe volgt : vrijheid in het geestesleven. Dan is zo’n school tegelijk het begin van de driegeleding. Laat u de mensen niet in de waan leven dat men braafjes binnen de bestaande verhoudingen kan blijven functioneren en toch Waldorfscholen kan oprichten. U moet benadrukken dat in de school in Stuttgart werkelijk een vrij geestesleven bestaat. Want daar is geen programma of leerplan, maar daar staan leerkrachten met hun feitelijk kunnen, niet met een diploma dat ‘bewijst’ wat ze zouden moeten kunnen. Men heeft daar met een werkelijke reële leraar te maken. Het is nog altijd beter wanneer men een slechte, maar reële leraar heeft, dan een die ambtenaar is en uitvoert wat niet reëel is. En als men lesgeeft, dan heeft men te maken met de leerlingen en met wat zich tussen de zes klaswanden bevindt en niet met wat men in de omzendbrieven lesmateriaal, leermethode enz. noemt. En dat is het waarop men moet wijzen : dat men zou moeten werken met realiteiten. Tot het einde van zijn leven is hij zich in deze zin blijven uitlaten:
“Er bestaat geen voorschrift, er bestaat alleen een geest der Waldorfschool. Het is zeer belangrijk dat men dat goed begrijpt. De leraar is autonoom. De leraar kan vanuit deze geest volledig datgene doen wat hij als juist beschouwt. U zult zeggen : ja, als iedereen kan doen wat hij wil, dan kan het meest chaotische in de school gebeuren. Dan komt men in klas 5A en daar wordt weet ik wat voor hocuspocus verricht. Dan gaat men naar 5B en daar wordt misschien schaak gespeeld. – Maar dat is nu het wezenlijke dat dit juist niét gebeurt in de Waldorfschool. U vindt overal vrijheid en toch is in iedere klas de geest die overeenstemt met de leeftijd van de kinderen.” Steiner was ook van mening dat door de staat aan leraren opgelegde diploma- of kwalificatievereisten strikt onverenigbaar zijn met het concept van de Waldorfschool, en dat er daarom geen tweede Waldorfschool zou komen:
“De mensen willen het niet onder ogen zien, maar er zal geen tweede Waldorfschool komen wanneer overal vereist wordt dat alleen leerkrachten kunnen aangesteld worden die een staatsgehomologeerd diploma hebben. Wij konden de Waldorfschool alleen maar oprichten omdat toen in Württemberg nog niet zo’n wet van kracht was.” Steiner dacht dat een tweede Waldorfschool niet meer realiseerbaar was, hij verwachte een sluitingsbevel voor de oorspronkelijke school te Stuttgart (in 1935 was het zover) en hij stelde dat men zich enkel via een wereldschoolbeweging zou kunnen weren tegen de bemoeialwetten die oprichting van verdere scholen verhinderen:
“We kunnen het Waldorf-principe alleen maar tot model maken. Een tweede school zullen we niet meer kunnen oprichten. Ze zal model blijven, zodat we in feite niets anders moeten doen dan deze school als model te houden tot men ze uit woede verbiedt. Alleen met een wereldschoolvereniging kunnen we iets tegen deze wetgeving doen. Het is de hoogste tijd voor een wereldschoolvereniging. We moeten die in het leven roepen zodat er een massale beweging ontstaat die internationaal ijvert voor de verzelfstandiging van het onderwijs, voor de bevrijding van het schoolwezen.”
Niettemin treft men nu over de hele wereld scholen aan die zichzelf weliswaar Waldorfschool of Steinerschool noemen doch waar tegelijk van leraren systematisch de door de staat geëiste diploma’s worden gevergd; en dit zonder dat één haan hiernaar kraait. Ikzelf ben één en ander slechts op het spoor gekomen na heel wat jaren leraarschap, en via individuele leesactiviteit. Het is evident, gegeven de huidige onderwijswetgeving en algemene maatschappelijke en politieke situatie, dat ‘erkend’ Steineronderwijs die naam waardig volstrekt onmogelijk is geworden. Daarmee wil ik geen afbreuk doen aan de inspanningen van individuele leerlingen en leraren; doch ik stel dat een ‘Waldorfschool’ in de gebruikelijke zin allang een onmogelijkheid is geworden. In de 21ste eeuw dient men totaal nieuwe samenwerkingsvormen te vinden, waarbij wordt afgestapt van het klassieke institutionele beeld dat we doorgaans met het woord ‘school’ verbinden. Het vrije onderwijs van de toekomst zal gedecentraliseerd en geïndividualiseerd moeten worden; het hoort te ontstaan uit vrije overeenkomsten tussen gezinnen en leraren en kan zich best inspireren op Steiners menskunde. Het zal onvermijdelijk de vorm aannemen van een soort vreedzame, geestelijke guerilla, waarbij als ‘bevrijde zones’ losse opvoedingsverbanden tussen lerarenverenigingen en gezinnen ontstaan, eilanden van educatieve beschaving, geïnspireerd door een reële menskunde die uitgaat van de mens als geestelijk wezen. Zo’n samenwerkingsverbanden kunnen zich ontwikkelen wanneer voldoende mensen bewust voor thuisonderwijs kiezen en vanuit dat vertrekpunt overeenkomsten sluiten met leraren en met elkaar. Uiteraard zal men dan nog steeds geconfronteerd worden met de tirannie van de staat. Een welbewuste inspanning zal nodig zijn om de confrontatie met de staat aan te gaan en de juridische strijd te voeren ter behoud van de laatste resten onderwijsvrijheid die op sommige plaatsen (zoals Vlaanderen) nog overblijven. Niet alleen dient het abstracte recht op vrij onderwijs te worden gevrijwaard, het is ook nodig om een einde te maken aan de massale plundering die de staat doorvoert om zijn eigen onderwijs financieel te bevoordeligen. Dat betekent dat een kind, dat op een gegeven tijdstip het leerresultaat heeft behaald gelijk aan het leerresultaat dat de norm is in het staatsgecontroleerd onderwijs, dezelfde som geld moet krijgen. Een redelijke overgangsregeling kan erin bestaan, dat men het kind of het betrokken gezin dit geld toekent na het slagen bij dezelfde examens die ook gelden voor kinderen die onderwijs volgen in staatsgecontroleerde scholen. Wanneer een ASO-leerling voor de school per schooljaar bijvoorbeeld 7.000 euro aan subsidies oplevert (zodat een normale middelbare schoolcarrière over zes jaar 42.000 euro oplevert), dan dient een vrijlerend kind dat ASO-eindexamens met succes aflegt hetzelfde bedrag te krijgen. Indien er in de loop van deze eeuw geen welbewuste vreedzame opstand uitbreekt op onderwijsgebied, zou het met de menselijke beschaving wel eens heel slecht kunnen aflopen. De mensheid zou kunnen belanden in een totalitaire nachtmerrie waaruit geen ontsnappen meer mogelijk is, met een oppermachtige staat die in handen is van de slechtsten en de meest machtwellustigen, en met een dwangonderwijs onder staatscontrole, dat bij iedereen van kindsbeen af het potentieel breekt voor opstanding en verzet.
Het handboek hierboven is van Grace Llewellyn, 1991. Dat hieronder van Grace Llewellyn en Amy Silver, 2001.
De hervorming die Vlaams onderwijsminister Pascal Smet (sp.a) wil, doet de sector steigeren. Hoewel het plan nog in een ontwikkelingsfase zit, is de kritiek niet mals. Leraren Latijn vrezen dat hun vak wordt gedegradeerd en schooldirecteuren morren dat het praktisch onhaalbaar wordt. Toch mag er wel wat veranderen, vindt Bieke De Fraine van het Centrum voor Onderwijseffectiviteit en -Evaluatie aan de K.U. Leuven.
«We mogen fier zijn op het niveau van het Vlaamse onderwijs. Tegelijk zien we dat 10,9% van de meisjes en 18,3% van de jongens het secundair onderwijs verlaat zonder diploma. Dat zijn toch hoge percentages.»
De geplande hervorming is ingrijpend. Schieten we niet met een kanon op een mug?
«Het alternatief is wat gerommel in de marge, waarbij je enkel kleine veranderingen maakt. Zo behaal je weinig effect. We hadden al hervormingen in het hoger en het basisonderwijs, maar het secundair onderwijs heeft de laatste 20 jaar geen grootschalige structuurhervormingen gekend. En de huidige structuur van ASO - TSO - BSO - KSO zit echt ingebakken in de hoofden van de mensen.»
Minister Smet wil de schotten daartussen opbreken.
«In het verleden zijn al vaak mooie initiatieven genomen om het TSO op te waarderen, maar die hebben niet geholpen. Er is een duidelijke hiërarchie, waarbij ASO wordt beschouwd als datgene waar je het meest trots op mag zijn. Door de hervorming zullen leerlingen meer kunnen kiezen vanuit belangstelling in plaats van algemene begaafdheid.»
Hoe gaat dat dan concreet?
«De eerste twee jaren maken alle leerlingen kennis met een aantal belangstellingsgebieden. Ze krijgen dus allemaal economie, techniek, klassieke culturen en Engels. Leerlingen die nu meer technische opties kiezen, zullen in het nieuwe onderwijs én techniek én klassieke culturen, zoals Latijn of Grieks, krijgen. De klassen worden heterogene groepen.»
Als je het heel zwart-wit stelt, zal iemand die voor kapper wil studeren in dezelfde klas komen te zitten als iemand die ingenieur wordt.
«Dat is inderdaad ongenuanceerd, want hun beroep worden ze pas acht à negen jaar later. Dat is net het idee: onderwijs aanbieden aan iedereen en dus nog verschillende uitwegen open laten.»
De kritiek is dat daardoor de sterke leerlingen achteruit zullen gaan.
«De zwakkeren zullen worden meegetrokken, maar de sterken worden inderdaad een stuk afgeremd. Dat zal zo zijn. Maar de voordelen voor de zwakkeren zijn groter dan de nadelen voor de sterkeren. Bovendien wil de minister ook differentiëren: een aantal uur per week zou gereserveerd worden om de zwakke leerlingen bij te spijkeren. Dat is ook de plek waar de sterkere leerlingen kunnen excelleren en extra leerstof verwerven.»
( … )
“De zwakkeren zullen worden meegetrokken, maar de sterken worden inderdaad een stuk afgeremd.”
Dat laatste zal wel waar zijn, maar of het eerste realistisch is …
Hoever men komt met dit programma «Zet belangstelling boven begaafdheid» zien we in de V.S. :
Het “National Institute for Literacy” schat dat 47% van alle volwassenen (meer dan 200.000 individuen) in Detroit functioneel analfabeet zijn, d.w.z. dat ze in alledaagse situaties niet kunnen terugvallen op een basiskennis van lezen, spreken en rekenen. Van deze 200.000 mensen hebben er ongeveer de helft een diploma van middelbare school.
* * * * * * * * * * * * * * *
De duivelse 1%door Llewellyn H. Rockwell, Jr. Niet alleen uit het geestesleven moet de Staat zich volledig terugtrekken, ook in het economische moet hij zo weinig mogelijk tussenkomen. Daarom terug eens een artikel om het bewustzijn omtrent de Staat aan te scherpen. Het lijkt evident om “de rijken de crisis te doen betalen”, maar deze slogan is in feite gebaseerd op nijd en jaloezie. Als iemand erin slaagt om een glas gekleurd suikerwater te verkopen voor 1 euro terwijl hem dat maar 1 cent kost, dan kan hij een fortuin vergaren en we kunnen het hem niet kwalijk nemen : hij heeft nooit iemand verplicht om zijn brouwseltje te kopen. Het probleem is dat deze persoon zijn fortuin kan gebruiken om de rest van de economie te verstoren. Maar dat is dan weer een ander probleem : inzicht in het wezen van het geld. Daar zullen we het in een volgende Brug eens over hebben.
De “Bezet Wall Street”-beweging steunt op de bewering dat 99% uitgebuit worden door de 1%, en daar zit een waarheid in. Alleen : ze hebben het over de verkeerde groep. Zij denken dat het probleem ligt bij de 1% van de grootste rijkdombezitters. Maar bij die 1% zitten enkele van de meest briljante en vindingrijke mensen in het land, de mensen die materiële zegen voor de hele bevolking uitvinden, klaarmaken voor de markt en de distributie. Zij bezitten ook het kapitaal dat groei en productiviteit ondersteunt.
En hier komen we tot de kern van de zaak. Wat is de Staat en wat doet hij ? Er bestaat een grote verwarring rond dit onderwerp, voor zover er überhaupt over gesproken wordt. Honderden jaren lang hebben mensen gedacht dat de staat een soort organisch instituut is dat vanzelf ontwikkelt vanuit een soort sociaal contract. Of misschien is de staat een weldoener die voor diensten zorgt die we anders zelf niet zouden kunnen leveren. Een eenvoudig voorbeeld maakt dat duidelijk. Laat ons zeggen dat je een restaurant binnengaat en het behang staat je niet aan. Je kunt je beklag doen bij de eigenaar en proberen hem te overtuigen om het opnieuw te behangen. Als hij dat niet wil, dan kun je besluiten om daar weg te blijven. Maar als je inbreekt, geld uit de kassa neemt, verf gaat kopen en zelf de muren gaat overschilderen, dan zul je aangeklaagd worden wegens misdadig gedrag en misschien in de gevangenis terecht komen. Iedereen in de maatschappij zal zeggen dat je verkeerd hebt gehandeld. Voor de Staat is dat anders. Als die het behang niet graag ziet, dan kan hij een wet uitvaardigen ( en zelfs dat is niet eens nodig) en bepalen dat het moet veranderen. De staat moet de muren niet overschilderen, hij kan jou verplichten om dat werk te doen en als je weigert, dan ben jij schuldig en word jij als wetsovertreder bestempeld. Twee verschillende manieren om hetzelfde doel te bereiken, twee verschillende manieren van criminaliteit. De Staat is de instelling die misdadig gedrag zodanig herdefinieert dat hijzelf ontsnapt aan de wet die voor alle anderen geldt. Dat is zo voor iedere belasting, iedere reglementering, iedere verplichting en ieder woord van de federale wetgeving. Allemaal dwang. Zelfs op het gebied van geld en bankwezen is het de Staat die geen mededingers duldt en belet dat mensen gouden of zilveren munten maken, of innovatief te zijn op dit terrein. En op een bepaalde manier is dat de vreselijkste ingreep van allemaal omdat de Staat daardoor in een oogwenk ons geld kan vernietigen.
De Staat is iedereens vijand. Waarom hebben de demonstranten dat niet door ? Omdat ze het slachtoffer zijn van de staatspropaganda die er in de scholen ingepompt wordt en die al het menselijk lijden wijt aan acties van privé-personen en ondernemers.
Bij ons wordt voorlopig nog niet het behang voorgeschreven door de staat maar zelf bouwen door particulieren wordt quasi onmogelijk gemaakt. En dan is er natuurlijk nood aan sociale woningen, en dan wordt daarvoor weer meer belast. En als je denkt dat er niets meer te belasten valt dan onderschat je de vindingrijkheid en inhaligheid van de duivelse 1 %.
|
Terug naar het thuisblad
*
*
*
*
*