DARWINISME EN DEMOCRATIE

Ontdekkers van min of meer ‘mensachtige’ fossielen vertonen een sterke tendens, om hun vondst voor te stellen als een directe voorouder van de moderne mens. Ook journalisten vertonen die neiging. De ‘kwaliteitskrant’ De Morgen leverde een frappant voorbeeld bij de recente ontdekking van de mensaapachtige ‘Pierolapithecus catalaunicus’. Op de voorpagina van 19 november lezen we in het artikel over deze vondst: “Hij zou de laatste gemeenschappelijk voorouder van de mens en de aap kunnen zijn” (mijn benadrukking).

In de kop boven dit artikel (“Voorvader van aap en mens ontdekt”) valt dit voorbehoud reeds weg, en op bladzijde 5 van dezelfde krant worden vervolgens de conclusies getrokken over dit ijlings tot zekerheid omgetoverd vermoeden: “Een van onze vroegste voorouders is net ontdekt en het was een aap (DM 19/11). Wie voor de klas staat, ervaart dat niet iedereen dat geweten wil hebben”. In het artikel wordt ingegaan op een VUB-onderzoek uit 2002, waaruit blijkt dat de meeste leerlingen het darwinisme niet accepteren. Bij een minderheid gebeurt dit om expliciet religieuze redenen. De krant laat Gaston Moens aan het woord, voorzitter van de VUB-lerarenopleiding, die de ideologische gevolgen van dit gebrek aan acceptatie met de volgende woorden in de verf zet: “Jongeren vinden het sowieso erg moeilijk te geloven dat zoiets complex als de natuur en de mens zomaar, door blind toeval ontstaan zijn (...) Bovendien krijgen we allemaal steeds meer verhalen voorgeschoteld over een bepaald gen dat bepaald gedrag of zelfs geaardheid zou sturen.

Door die overtrokken informatie gaan heel wat mensen zich verzetten tegen het idee dat de mens een soort machine zou zijn, een brok chemie of dna. Ook al zijn ze niet religieus, ze weigeren te aanvaarden dat de mens niet meer is dan een stuk natuur dat niet gestuurd wordt door een geest of een ziel”. Dit laatste blijkt volgens deze onderwijsspecialist dus het eigenlijke, rampzalige gevolg te zijn van de instinctieve weerstand, die jongeren nog altijd vertonen tegen het ‘wetenschappelijke’ Darwinistische evolutiebeeld. Vele kinderen weigeren nog altijd, om de afschaffing van ziel en geest zomaar te aanvaarden, en ze willen nog altijd zichzelf niet zien als een gewone brok chemie. Er is dus nog werk aan de winkel voor ons lerarencorps.

Ik ga hier niet argumenteren tegen het Darwinisme (1). Wel wil ik ingaan op een andere, hiermee gerelateerde vraag: wat is eigenlijk de verantwoording voor het onderwijsmonopolie, dat de Darwinisten voor zichzelf opeisen?

De bekende Amerikaanse libertair Gary North heeft de kwestie reeds herhaaldelijk aangesneden (2). In de USA wordt al decennia lang gepeild naar de opvattingen die bij het publiek leven inzake evolutietheorie. North geeft de Gallup-cijfers, waaruit blijkt dat slechts een kleine minderheid van 9 à 12% gelooft, dat de evolutie van het leven verliep zonder één of andere vorm van goddelijke tussenkomst. Iets minder dan de helft van de Amerikanen meent, dat de aarde minder dan tienduizend jaar oud is (44% in 1982, 45% in 2001 - veel beweging zit er dus niet in). Tussen de 35 en de 40% meent, dat de evolutie zich over miljoenen jaren uitstrekte, maar dat daarbij een goddelijke richtinggevende factor optrad. Uiteraard zijn de cijfers bij mensen met een wetenschappelijke opleiding grondig verschillend. Hier onderschrijft 55% het Darwinistisch evolutiemodel, 40% meent dat de evolutie geleid werd doch zich over miljoenen jaren uitstrekte, en slechts ongeveer 5% is creationist.

Nu is het duidelijk dat wetenschap geen kwestie is van democratie. Over wetenschappelijke inzichten kan niet zinvol worden gestemd. Darwinisme of creationisme zijn niet meer of minder gegrond, naarmate ze door meer of minder mensen worden onderschreven. Het is duidelijk dat het wetenschappelijk debat volkomen vrij en tegensprekelijk moet gevoerd worden, zodat de verkeerde ideeën gaandeweg hun geloofwaardigheid verliezen en uitgewied worden.

Maar de Darwinisten willen meer dan enkel vrijheid van onderzoek en van debat. Zij eisen, vanuit hun overwegende positie in de academische wereld, ook een onderwijsmonopolie op in de staatsgesubsidieerde scholen.

Creationisten verzetten zich hiertegen. Zij menen dat de scholen de creationistische en de Darwinistische theorieën op gelijke wijze moeten behandelen. Darwinisten verzetten zich hiertegen. Zij voeren aan, dat hun eigen theorie de feiten weergeeft, terwijl de theorie van de creationisten als een farçe moet worden beschouwd, en zij trekken hieruit de conclusie dat creationistisch gezinde burgers toch door de fiscus moeten worden gedwongen, om darwinistisch gericht onderwijs mee te financieren.

Volgens Gary North zijn beide zienswijzen verkeerd, en ik volg hem daarin. De Darwinisten eisen ten onrechte een onderwijsmonopolie op, en de creationisten eisen ten onrechte ‘equal time’-behandeling in de scholen van de staat.

Vooreerst dienen we scherp in te zien dat we hier niet te doen hebben met een wetenschappelijke, doch met een politieke discussie. De inzet is niet het antwoord op een wetenschappelijke vraag, maar het antwoord op een normatieve vraag, te weten: wie mag in de publieke scholen evolutieleer onderwijzen? Het probleem wordt niet veroorzaakt door de verschillende opvattingen die bestaan omtrent de geschiedenis van de aarde en de evolutie van het leven. Het probleem wordt ook niet veroorzaakt door het verschil in gegrondheid of kwaliteit van de diverse zienswijzen.

De tweespalt ontstaat doordat de staat zich bemoeit met de vraag, wat waarheid en wetenschap is en wat als dwaling moet worden beschouwd. Van zodra de staat ergens een schoolprogramma goedkeurt, wordt tegelijk ook op officiële wijze waarheid van fictie gescheiden. De staat treedt dan op als een dwangmachine, die geld afneemt van mensen die ‘verkeerde’ opvattingen huldigen, om dat geld over te dragen naar mensen die ‘juiste’ opvattingen onderschrijven. Dat geld wordt dan gebruikt om via het onderwijs de kinderen van diegenen, die ‘verkeerde’ opvattingen aanhangen, te doordringen met de officieel als ‘juist’ bestempelde ideeën.

Gary North pleit voor een radicale stopzetting van alle staatssubsidie aan het onderwijs. Ziehier hoe hij zijn standpunt tegenover de Darwinist uiteenzet: “I don’t regard science as a democracy. But I regard your hand in my wallet and the tax man’s gun in my belly as having been originally justified in the name of democracy (...) When you got the tax man to fund your projects at our expense, you moved from science to politics. You’re addicted to our money. If we ever pull the plug, you will have to fund your own worldview. Horrifying, isn’t it?”.

Het conflict tussen Darwinisten en creationisten illustreert, dat staat en onderwijs radicaal gescheiden moeten worden. De enige taak van de staat op dit vlak bestaat erin, om de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van debat materieel te garanderen. Hoe die vrijheid wordt ingevuld is niet de taak van de staat.

De staat hoort ook niet op te leggen wat in wetenschappelijk opzicht waar is of niet. Deze stelling stuit velen tegen de borst. Moeten wij zo maar dulden dat de Darwinisten respectievelijk creationisten onze kinderen leugens wijsmaken? Dienen wij niet alle kinderen gelijke toegang tot onze waarheid te garanderen?

Nee, dat moeten wij niet en dat kunnen wij ook niet. Twee argumenten spreken hier tegen.

Vooreerst blijft steeds de vraag, wiens waarheid wij nu eigenlijk al dé waarheid moeten beschouwen. In de praktijk is de waarheid die wordt opgelegd door de staat alleen maar de waarheid zoals die gezien wordt door de machthebbers. Maar in een democratische staat zou dezelfde vraag zich even acuut stellen. Waarheid is nu eenmaal geen kwestie van democratie, en een stelling wordt niet meer of minder waar naarmate ze door 49% dan wel door 51% van de bevolking wordt aangehangen. Er is gewoon geen instantie voorhanden die ons kan meedelen, wat nu als waarheid moet gelden en wat niet.

En verder: welke reden hebben we eigenlijk, om te geloven dat ouders, gezinnen en private gemeenschappen slechter dan de staat zullen zorgen voor de kinderen, en minder geneigd zullen zijn om voor hen de toegang vrij te maken tot zoveel mogelijk waarheidsbronnen en zo kwalitatief mogelijke leraren, boeken, inzichten en onderwijsinitiatieven? Integendeel, er is alle reden om te verwachten dat de kinderen onder staatstoezicht slechter af zullen zijn. De zorg voor kinderen begint met de individuele band, met de gehechtheid tussen kind en opvoeder. Geen enkele staatsinstelling kan die band vervangen. Met slechts weinig inspanning kan men door het propagandagordijn heenblikken, en bemerken hoe onverschillig de staat de kinderen behandelt.

Neem bijvoorbeeld de leerplicht. In België bestrijkt de leerplicht de leeftijden van 6 tot 18 jaar (tenzij men voor 18 jaar een middelbaar diploma behaalt) Laat ons die ‘leerplicht’ eens van dichtbij bekijken.

Vooreerst: de plicht is als zodanig een farçe. In Franstalig België is geen dienst voorhanden die zich met de controle op de naleving van de leerplicht bezighoudt. De betrokken burelen werden in 2001 geleden gesloten, bij wijze van bezuiniging, Men schat dat enkele duizenden kinderen niet ‘in orde’ zijn (La Libre Belgique, 8-12-03). Er ook geen controle in Brussel, want het is onmogelijk om te achterhalen op welke taalrol een leerplichtig kind moet worden gezocht.

‘Leerplicht’ is een absurditeit. Niemand kan een mens verplichten om daadwerkelijk te leren. Voor vele pubers en adolescenten is de ‘leerplicht’ de facto de plicht, om op een of andere schoolbank de broek te gaan verslijten. De staat controleert (tenminste in theorie) niet het individuele leren, maar wel de individuele aanwezigheid op school. En die verplichte aanwezigheid op school is voor vele kinderen juist een hindernis bij het leren. Schoolmoeë kinderen kunnen in hun puberjaren door het verplichte schoolbezoek een levenslange leeraversie oplopen, en goedlerende kinderen worden door de school verhinderd, om te leren in overeenstemming met hun aanleg (zeker een kwart van de ASO-leerlingen zouden gemakkelijk op de leeftijd van 16 jaar het kennisniveau kunnen behalen, dat in de schoolprogramma’s voor 18 jaar is voorzien). De zogezegde ‘leerplicht’ is bureaucratische onzin. De staat is helemaal niet geïnteresseerd in het individuele kind (terwijl leren per definitie juist een individuele zaak is).

Maar de staat en de politieke klasse zijn wel geïnteresseerd in het verspreiden van ideologieën, die de macht van de politieke kaste rechtvaardigen en bestendigen. En het Darwinisme is een theorie die interessant is voor de machthebbers. Deze laatsten hebben er groot belang bij bij dat wij “aanvaarden dat de mens niet meer is dan een stuk natuur dat niet gestuurd wordt door een geest of een ziel”. De staat is immers de stuurman die zich aandient om het roer over te nemen, wanneer ziel en geest overboord zijn. En het Darwinisme zet inderdaad ziel en geest overboord. Het is een theorie die het verschijnsel mens uitlegt aan de hand van puur materiële mechanismen. Bewustzijn en zelfbewustzijn zijn vanuit Darwinistisch perspectief volstrekt functieloos: de antiloop vlucht voor de leeuw, en de moeder zorgt voor haar kind op strikt materiële gronden, zonder dat enige bewustzijnsinhoud daarbij een authentieke causale rol speelt. Consequent doorgedacht leidt het Darwinisme tot de negatie van de realiteit zelf van bewustzijn en zelfbewustzijn, en tot de herleiding van de mens tot “...een soort machine (...), een brok chemie of dna”. Goed en kwaad is volgens Darwinisten een illusie, en ons geweten is volgens hen niet meer dan een instinct, ontstaan door het blinde mechanisme van willekeurige variatie en natuurlijke selectie. Idem dito voor het onderscheid tussen waarheid en leugen. Want indien onze gedachtenloop wordt bepaald door fysico-chemische processen, is er geen enkele reden om te accepteren dat hetgeen ons ‘waar’ lijkt te zijn, daadwerkelijk waar is, en niet een onwaarheid of een illusie met overlevingswaarde.

De staat hoort niet te bepalen wat kinderen dienen te leren. De gezinnen moeten op dit vlak autonoom kunnen kiezen. Zeker, wanneer zo’n onderwijsvrijheid wordt ingevoerd, zullen hier en daar minder gelukkige keuzes gemaakt worden. Maar die zwakke keuzes zullen dan ten minste gemaakt, beoordeeld en eventueel gecorrigeerd worden door de betrokkenen zelf. Wanneer daarentegen de staat de inhoud van het onderwijs bepaalt, weet men zeker dat op massale schaal verkeerde keuzes zullen worden gemaakt, dat die foute keuzes hardnekkig zullen herhaald worden (omdat de politieke kaste daarbij belang heeft) en dat bovendien de vrijheid van andersdenkende individuen ten gronde zal worden geschonden.

Nee, alle mogelijke individuen, gezindten en groeperingen moeten autonoom en in onderlinge concurrentie onderwijsaanbod kunnen organiseren. En ook creationisten en darwinisten dienen zich op dit vrije strijdperk te begeven, indien ze authentiek en verdiend succes willen boeken.

(1) Voor mijn bezwaren tegen het Darwinisme, zie: J.Verhulst “Developmental Dynamics in Humans and Other Primates” Adonis Press, Ghent NY 2003 ; “Atavisms in Homo sapiens” Acta Biotheoretica 44, p.59-73, 1996; “Bolkian and Bokian retardation in Homo sapiens” Acta Biotheoretica 47, p.7-28, 1999 ; “Der Mensch als Zentralwesen der Evolution” p.233-270 in: P.Heuser (Herausgeber) “Goethes Beitrag zur Erneuerung der Naturwissenschaften” Bern: Verlag Paul Haupt 2000).

http://www.adonispress.org/developmental.html

Zie ook mijn reactie op een recent artikel in het blad van SKEPP.

(2) Gary North “Why Darwinists fear democracy” op www.lewrockwell.com/north/north335.html

(3)

http://www.lalibre.be/article.phtml?id=10&subid=90&art_id=145062

http://www.lalibre.be/article.phtml?id=10&subid=90&art_id=145269


Terug naar het thuisblad.