Inhoudstafel van Brug 60
(juni 2008)
Rudolf Steiner geeft niet zijn eigen mening weer
Sigwart – Dagmar
Rudolf Steiner voor de mensheid
Iets over de Mammon
In den reinen Strahlen des Lichtes
Het oergebed
Cichorei
Psychologie en de Filosofie der Vrijheid
* * * * * * * * * * * * * * *
Beste Lezer,
Met dit nummer wordt de vijftiende jaargang van De Brug afgesloten. Er zijn nu 60 nummers verschenen. Zestig mogen we beschouwen als een bijzonder getal, het is bvb. het getal van de grondsteen van het Goetheanum die uit twaalf vijfhoeken bestaat, en daarom hebben we van deze Brug een bijzonder nummer willen maken.
Het is nooit de bedoeling van De Brug geweest om een systematische inleiding te vormen tot het werk van Rudolf Steiner. We hebben het dus niet zo aangepakt dat we eerst de basisbegrippen en –inzichten zouden uiteenzetten en vandaar uit verder de verschillende aspecten zouden verdiepen.
Zo komt het dan dat we tot hiertoe maar weinig aandacht hebben besteed aan twee grote pijlers van de antroposofie, namelijk de Filosofie der Vrijheid en de grondsteenspreuk.
We dachten enkele interessante aspecten over dat laatste te vinden in het boek van Sergej Prokofjef “Menschen mögen es hören”. Dat was ook zo, alleen staan er in dat boek zo vele voetnoten die even interessant zijn om uit te diepen, dat we niet eens tot aan de grondsteenspreuk zelf geraakt zijn. We volgden de zijsporen die op onze weg kwamen en dat leverde een groot deel op van wat u in deze Brug vindt.
Waarom is het goed om even stil te staan bij de grondsteenspreuk en de Filosofie der Vrijheid ?
Om twee redenen. Enerzijds verandert de natuurlijke omgeving in Vlaanderen zo snel in een gebouwen-en-wegen-landschap dat er niet genoeg grote natuur overblijft om daarin door dagelijks contact ons geestelijk evenwicht te kunnen behouden. Door de grondsteenspreuk als meditatie te nemen kunnen we de wijde ruimte in onszelf aanspreken.
Anderzijds verandert onze geestelijke omgeving heel snel in de richting van een termietenstaat. Meer en meer mensen onderwerpen zich, zelfs zonder dwang aan politiek-correcte nepidealen en -ideologieën. De moderne mens loopt gevaar om zijn eigenheid op te geven, om als een nieuwe Sovjet-mens zijn denken en willen en voelen te laten opvullen door “een hogere instantie”.
Om wakker te blijven en ons bewust te blijven van ons uniek menszijn, daarom hebben wij de Filosofie der Vrijheid nodig.
François De Wit.
* * * * * * * * * * * * * * *
.
Rudolf Steiner geeft niet zijn eigen mening weer !
Sergej O. Prokofjef legt dit uit in zijn boek “Menschen mögen es hören - das Mysterium der Weihnachtstagung” (Verlag Freies Geistesleben 2002, blz. 54).
“Vooraleer wij ons nu verdiepen in de verdere ontwikkeling van de antroposofie, die tegenwoordig de opstandingsimpuls draagt, moeten we toch, al is het dan kort, even wat aandacht besteden aan een bijzonderheid van de geestelijke kwaliteiten van Rudolf Steiner, een bijzonderheid die vandaag zelfs onder antroposofen een aanleiding is voor talrijke misverstanden.
Iedereen die zich intensief met de autobiografie van Rudolf Steiner "Mein Lebensgang" bezig houdt, zal onmiddellijk twee bedoelingen van de auteur opvallen.
Ten eerste probeert hij aan te tonen dat in het verloop van zijn geestelijke ontwikkelingsweg, vanaf zijn vroegste jeugd tot aan de tijd dat hij het boek schreef, geen principiële veranderingen in zijn wereldbeschouwing hebben plaatsgevonden, en dat betekent dat er geen tegenstrijdigheden, innerlijke breuken of een 'koerswissel' geweest zijn, maar een ononderbroken ontwikkeling en een consequent streven naar de doelstellingen die daaruit voortvloeiden. Hij schreef daarover:
"Ik bewoog mij niet voort in tegenstrijdigheden zoals velen geloven. Als dat het geval zou geweest zijn, dan zou ik dat graag toegeven. Maar het was nu eenmaal niet zo met mijn geestelijke vooruitgang. Ik bewoog mij zo verder dat ik bij datgene wat in mijn ziel leefde, nieuwe gebieden toevoegde" (GA 28, Hoofdstuk 30).
Ten tweede vinden we als een rode draad door de ganse autobiografie de nadruk die de schrijver erop legt dat zijn geestelijke ontwikkeling voor alles gesteund was op zijn eigen bewuste inspanningen, en dat het hem in geen enkele levensfase eenvoudigweg van boven "geschonken" werd.
Het lijdt geen twijfel dat Rudolf Steiner met grote individuele capaciteiten in dit leven kwam. Die bracht hij mee uit voorgaande incarnaties. Maar hij vond het bijzonder belangrijk om er in zijn autobiografie op te wijzen dat die niet de hoofdzaak waren, daarentegen wel zijn eigen individuele inspanningen, zijn zoeken en zijn innerlijke strijd.
( ... )
Het centrale motief dat het ganse verhaal van 'Mein Lebensgang' tot een geheel samenvoegt is Rudolf Steiners ononderbroken verbinding met de geestelijke wereld, waarin hij zich, naar hij zelf zei, thuisvoelde vanaf zijn vroegste jeugd. "Want de realiteit van de geestelijke wereld was voor mij zo zeker als die van de zintuiglijke … Alleen dat moet ik ook nog zeggen : ik leefde graag in die wereld. want ik zou de zintuiglijke wereld als een geestelijke duisternis rond mij moeten ervaren hebben, indien er niet het licht uit de andere wereld in die eerste had binnen gestraald (GA 28 hoofdstuk 1).
De voortdurende verbinding met de geestelijke wereld, de zich altijd meer en meer verdiepende en verbredende bewuste inspanningen van het individuele Ik dat naar de hoogste inzichten streefde, voerden Rudolf Steiner dan ook naar de geestelijk-occulte ervaringen die het oerfenomeen van zijn inwijding vormen. Dat culmineerde in de opname van een afdruk van het Wereld-Ik van Christus in zijn eigen Ik.
In deze centrale gebeurtenis in het leven van Rudolf Steiner ligt ook de sleutel tot het begrijpen van zijn innerlijk wezen. Iets wat hij later in de voordrachten over spirituele economie uitlegde, krijgt hiermee zijn volle betekenis : in het verleden was het zo dat personen die karmisch geschikt waren een afdruk van het etherisch en/of astraal lichaam van grote ingewijden of zelfs van de Christus Jezus zelf in hun wezensdelen opnamen.
Het opnemen van een afdruk van het Christus-Ik daarentegen is iets totaal anders. Want alles wat het Ik-principe betreft, kan alleen volbewust gebeuren en is steeds een gevolg van de geestelijke arbeid van het menselijke Ik zelf.
Hoe Rudolf Steiner deze trap in zijn biografie bereikte, hebben wij reeds beschreven. Voor de mensheid werd de weg naar dit hoge doel ontsloten dank zij de door hem in het leven geroepen geesteswetenschap. En alleen omdat hij het zelf doorleefde, kon hij de weg ook voor anderen mogelijk maken.
Daarmee is Rudolf Steiners leven het ontzagwekkende voorbeeld van een ononderbroken ontwikkeling van een individueel Ik dat, door bewust te werken aan zijn wezensdelen, erin slaagt om zich te verbinden met zijn hoogste kosmische oerbeeld. Daarom kunnen we hier formeel stellen ( hoewel er onder de antroposofen ook andere meningen bestaan ) : het bijzondere karakter van Rudolf Steiners inwijding bestaat er juist in dat hij alles wat hij in het leven bereikte, volbracht vanuit het principe van de ontwikkeling van het individuele menselijke Ik, en niet omdat hij misschien het etherische of astrale lichaam van een of andere oude ingewijde in zich had en aan deze een of ander onderdeel van zijn inzichten te danken had in plaats van aan zijn eigen inspanningen. Feitelijk vormde Rudolf Steiner zelf van begin tot einde al zijn wezensdelen zelf, met behulp van de krachten van zijn eigen zelfbewuste Ik.
Evenzeer onmogelijk en volledig in tegenspraak met de geest van ‘De Filosofie der Vrijheid’ is de theorie dat het Ik van Rudolf Steiner door een ander Ik volledig of gedeeltelijk 'bezet' werd. Want dit laatste heeft altijd een radicale verandering in de biografie van de betreffende mens tot gevolg, zoals dat bvb. bij de belichaming van een boddhisattva geschiedt. En op het feit dat er juist geen ingrijpende verandering in zijn biografie heeft plaatsgevonden, daarop wilde Rudolf Steiner precies in zijn autobiografie attent maken - al is het dan in een meer exoterische vorm.
Als men dat niet verstaat, dan verstaat men ook het centrale punt van de Filosofie der Vrijheid niet en dan ziet men niet dat hij dit boek niet alleen geschreven heeft, maar ook geleefd heeft. En alleen het feit dat hij het zo geleefd heeft, het in zijn leven werkelijkheid heeft laten worden, leidde hem tot de persoonlijke ontmoeting met Christus ten tijde van de eeuwwisseling als het oerfenomeen van de eigentijdse christelijke inwijding.
Wat aldus door Rudolf Steiner verworven werd en dan doorgegeven werd aan de mensheid in de vorm van de antroposofie, was alleen mogelijk doordat hij van in 't begin in zijn wezensdelen slechts de krachten bezat die uit zijn eigen voorgaande incarnaties stamden, waaraan hij dan vanuit zijn eigen Ik werkte. Het kwam niet uit de krachten die van andere mensheidsleraars stamden. Daardoor kon hij ook in de diepste esoterische betekenis zeggen : alles waarover ik in mijn voordrachten spreek en in mijn boeken schrijf, stamt alleen uit mijn eigen geestelijke onderzoekingen en niet van de een of andere occulte leraar of van hogere wezenheden uit de geestelijke wereld. Vanaf het begin van zijn werkzaamheid in de Theosophische Vereniging benadrukt Rudolf Steiner dat altijd maar weer en weer. Later schreef hij daarover :
”Niemand bleef daar in het ongewisse over dat ik in de Theosophische Vereniging alleen de resultaten van mijn eigen zoekende schouwen zou brengen. Want ik sprak dat zo uit bij iedere gelegenheid die zich aandiende.”
( GA 28, hoofdstuk 30).
De enige uitzondering op de gekarakteriseerde ontwikkeling vormt de God van het Mensen-Ik zelf, de Christus. Wanneer Hij zich met het menselijke Ik verbindt, maakt Hij het niet tot Zijn onbewust werktuig, maar vervult het integendeel met wat in de christelijke esoterie de Heilige Geest genoemd wordt. Hij maakt het op die manier mogelijk om het kernpunt van het esoterische christendom te verwezenlijken, het "Niet Ik, maar de Christus in mij", zonder het individuele Ik te verliezen. En dat roept bij de mens een praktisch onbegrensde versterking van zijn geestelijke krachten tevoorschijn, zoals we aan het voorbeeld van Rudolf Steiner zagen. "Maar de Christus stuurde nu die goddelijke wezenheid, die niet het Ik-bewustzijn uitdooft, tot wie men zich verheft, niet door te aanschouwen, maar juist door niet te aanschouwen ( want deze wezenheid zit binnen in het menselijke bewustzijn terwijl dat de geestelijke wereld aanschouwt). Hij stuurde de mens de Heilige Geest" ( GA 214, 30 juli 1922).
Wat gebeurt er nu met de ingewijde, die in deze zin de krachten van het Wereld-Ik van Christus in zich heeft opgenomen en waardig bevonden wordt te ervaren wat in de christelijke esoterie genoemd wordt : het vervuld zijn van de Heilige Geest ?
UIt eigen ervaring beschreef Rudolf Steiner deze toestand dan in volledig objectieve vorm :
"En diegene die aldus verlicht is, die met andere woorden in de zin van de christelijke esoterie de Heilige Geest in zich heeft opgenomen, die spreekt van dan af op een andere manier. Hoe spreekt hij ? Hij spreekt zo dat het niet zijn mening is wanneer hij over Saturnus, Zon en Maan spreekt, over de verschillende delen van de menselijke wezenheid, over de gebeurtenissen van de wereldontwikkeling ...
Wanneer een dergelijk iemand over de Saturnus spreekt, dan spreekt de Saturnus door hem. Wanneer hij over de Zon spreekt, dan spreekt de geestelijke wezenheid van de Zon door hem. Hij is het instrument. Zijn aardse Ik is ondergegaan, d.w.z. op die momenten onpersoonlijk geworden, en het kosmische Wereld-Ik is het, dat zich van hem als werktuig bedient, om door hem te spreken. Vandaar dat men bij de werkelijke esoterische leerstellingen die uit de christelijke esoterie stammen, niet van inzichten of meningen spreken. Dat is in de hoogste zin van het woord niet correct. Dat bestaat daar niet” ( GA 103, 31 mei 1908).
Daarmee begrijpen we waarom we in de antroposofische beginperiode altijd weer de uitdrukking "door Rudolf Steiner " tegenkomen. Zo bvb. in de ondertitel van het eerste mysteriedrama : "Een Rozenkruisersmysteriespel door Rudolf Steiner", of in het programma van de Kerstbijeenkomst : "Grondsteenlegging van de Internationale Antroposofische Vereniging door Rudolf Steiner" enz.
Uit dit alles volgt met grote klaarheid dat in de mate dat dergelijke leerstellingen werkelijk uit de christelijke esoterie stammen, m.a.w. als basis de vereniging van het mensen-Ik met het Wereld-Ik hebben van waaruit dan de verlichting door de Heilige Geest voortkomt, geen sprake kan zijn van mediumisme. Het is een hogere en volmaakter verwerkelijking van wat in de Filosofie der Vrijheid beschreven is.
Wanneer daarentegen een dergelijke bewuste verbinding met de Christus niet bestaat, dan hebben we te maken met verschillende niveaus van mediumisme of een bezetenzijn door verschillende wezens van de geestelijke wereld, goede of slechte. Als voorbeeld voor een klassiek geval van mediumisme had Rudolf Steiner het in zijn voordrachten meerdere malen over H.P. Blavatsky. Zij bezat buitengewone mediumistische capaciteiten, maar juist daardoor was ze niet in staat om tot het wezen van de Christus door te dringen. Want tot de reële Christus geraken en niet tot een hallucinatie, dat is op mediale weg niet mogelijk.
Toch treedt hier de grootste moeilijkheid op om de geestelijke individualiteit van Rudolf Steiner te verstaan met die totaal nieuwe capaciteiten die hij in zijn leven toonde. Want telkens wanneer er dan niet alleen verschillende hiërarchische wezenheden, maar ook grote Meesters van het esoterische christendom door Rudolf Steiner spraken, en daarbij sommige toehoorders hun bovenzinnelijke aanwezigheid in zijn omgeving reëel beleefden, dan was het gevaar natuurlijk groot om zijn unieke geestelijke individualiteit , zijn Ik, te identificeren met de Meesters die op dat ogenblik door hem spraken.
In werkelijkheid was hetgeen in dergelijke gevallen plaatsvond, volledig gestoeld op de mogelijkheden van de moderne christelijke inwijding. Dank zij deze inwijding was het Rudolf Steiner mogelijk om zijn Ik-bewustzijn zonder onderbreking in stand te houden, samen met de controle over alle situaties, tot en met de futielste 'aardse' details. Anders gezegd, ook dan, wanneer een vreemde wezenheid, een uit de hiërarchieën of die van een ander mens, door Rudolf Steiner sprak, was zijn Christus-vervulde Ik volledig tegenwoordig. Ja, juist zijn bewuste deelname aan het gebeuren maakte het de andere wezenheden mogelijk om zich doorheen zijn wezensdelen te manifesteren : een concrete vorm van gemeenschappelijke arbeid tussen mensen en wezenheden van de geestelijke wereld. Op die manier maakte Rudolf Steiner in zijn eigen leven een begin met het realiseren van het hoogste ideaal en doel van de aardeontwikkeling, dat erin bestaat dat "de mensen met de goden samenwerken" (GA 240, 19 juli 1924).
Als Adolf Arenson tijdens een voordracht reëel ervoer hoe de Boddhisattva Maitreya door Rudolf Steiner werkte, en Elisabeth Vreede kon waarnemen hoe de Zarathoestra tijdens een esoterisch uur door hem werkte, dan zijn hun beider getuigenissen op geen enkele wijze met elkaar in tegenspraak. In werkelijkheid vervolledigen en vergroten ze slechts ons begrip van het geestelijk wezen van Rudolf Steiner als een bijzondere individualiteit die in haar unieke eigen aard onder geen enkel beding met een andere mag verwisseld worden.
Opdat dit niet zou gebeuren moeten we altijd het oerfenomenale aspect van zijn inwijding voor ogen houden. Dat bestaat in het wezenlijk (intuïtieve) deel hebben aan de Christus, de God van het menselijke Ik.”
( ... )
* * * * * * * * * * * * * * *
.
Sigwart - Dagmar
In de vorige Brug drukten we een selectie af van de mededelingen van Sigwart aan zijn zusters. Die mede-delingen kwamen ut het eerste deel van het boek. Deze keer maakten we een selectie uit het vierde deel, het deel waar een van de zusters een grotere plaats inneemt. Net als haar broer was deze zuster, Dagmar, muzikaal begaafd. In een voetnoot op blz. 360 van het boek “Brücke über den Strom” lezen we dat zij overdreven perfectionistisch was. Ze vond zichzelf nooit goed genoeg om haar kunnen te tonen aan de mensen en was constant bezig met oefenen. Sigwart sprak tot haar op
26 januari 1931
Wat noem je eigenlijk perfect ? Perfectie is een begrip dat ook in onze sferen nog onbereikbaar is. Ook wij streven ernaar maar het rijk van haar verwerkelijking ligt nog veel hoger. Op iedere ontwikkelingstrap is er een andere maatstaf voor wat perfectie is, telkens weer anders maar iedere keer aangepast aan de begrips-mogelijkheden van wie zich op de betreffende trap bevindt.
Wanneer jij iets hoger zou geven dan wat het huidig menselijk ontwikkelingsniveau kan begrijpen, dan ruist het voorbij, ongrijpbaar voor het aardse bewustzijn en de ziel. Het bereikt dan wel het hoger Ik van de wezens en dat behoudt de essentie ervan als een eeuwigheidswaarde, maar met veel minder kan je al uit de rijkdom van je muziek aan hongerende zielen schenken. En voor hen is dat de perfectie terwijl het voor jou nog gewikkeld is in vele sluiers van onvolkomenheid.
Daarom : schenk ! Doe het vaak en met het volle bewustzijn dat je geven een godsgave is. Jij bent het niet die geeft, jij bent slechts de tussenpersoon, maar met volle handen moet je de gaven uitstrooien die miljoenen sprankelende vonkjes achterlaten in de aura's van de mensen die je toehoren.
Je muziek is niet jouw exclusief bezit ! Je broeders en zusters hebben er een bezitrecht op, en juist door te geven zul je rijk en rijker worden, want je krijgt een geschenk terug en je groeit precies omdat je geeft !
Het is een al te aardse opvatting om alleen maar je technisch beste te willen geven. Weet je niet dat je je ziel in je muziek legt en deze wegschenkt ? Waarom laat je je afremmen door je eigen kritiek op je prestaties en kleine bijkomstigheden wanneer je geroepen bent om de geestelijke wereld met zijn golven en stromen weg te schenken ?
Ik geloof dat je nu voelt dat je veel dat wilde uitstromen en openstaande vaten zou gevonden hebben, in jezelf opgesloten hield uit persoonlijke motieven. Vanuit een misplaatste kunstenaarstrots beging je menige nalatigheidszonden. Wij kunstenaars voelen in ons wat perfectie kàn zijn en dat willen we tevergeefs op het aardse niveau in de onvolkomen uitdrukkingsmiddelen van de fysieke wereld dwingen. Dat gaat niet ! Dat moeten wij leren begrijpen en niet de vleugels die ons op hun hoogste vlucht in het rijk van de geestelijke kunst moeten dragen - breken !
Zij moeten ons in de sferen van het licht dragen en, wanneer wij nederdalen, moeten zij zich stil ontplooien.
Ieder rijk heeft zijn hoogte, ook het kleine rijk dat iedere afzonderlijke mens in feite is. Daaraan moet de hoogte aangepast zijn die hem wil verheffen en dragen. In de kunst net zoals in de concretere dingen die zijn geest doen ontwaken.
Dat was de essentie van wat ik je vertelde toen wij onze gemeenschappelijke weg gingen.
Dagmar, mijn geliefde zuster, schenk, je bent zo rijk. Laat alle bedenkingen achterwege wanneer het erom gaat een doorgeefluik te zijn dat de stralen uit onze geestelijke wereld naar de arme aarde laat passeren om vurige lichtsporen na te laten die eeuwig blijven.
30 juni 1931 (Raadgevingen voor Dagmars innerlijke gezondmaking)
Zeg aan Dagmar dat ze dagelijks 's morgens en 's avonds regelmatig een behandeling moet doorvoeren en wel op de volgende manier :
Stel je de zieke plek voor alsof je ze van binnenuit benadert, niet langs de buitenkant. Dan vul je de plek met licht totdat ze voor je ogen in licht oplost, dus als het ware gedematerialiseerd is. Daarbij zeg je en doordenk plastisch heel geconcentreerd de woorden :
Du Gott, der Du in mir ruhst,
Dich rufe ich ! -
Kraft von deiner Kraft,
Licht von deinem Licht - sei
Heilkraft mir eigen !
Door deze macht doorstraal ik de ondoorzichtige materie van de ziekte en plaats ze onder de metamorfoserende krachten van de oerkracht van God die door mij werkt ! -
Al het donkere worde lichtmaterie, doorstroomd van Gods reinigende adem en vervul van nu af zonder ophouden de heilige wet van de harmonie die voor de materie "gezondheid" betekent.
(Later in de kapel )
Ja, ik, Sigwart, ben hier en wil je nog een en ander over Dagmar zeggen. Je hebt volledig juist opgevangen wat ik je gezegd heb.
Dat kan zo niet verder gaan. Dagmar mag geen tijd meer verliezen en moet met ijzeren zelfdiscipline aan haar innerlijke genezing werken. Ze kan het, dat zeg ik je, ik , Sigwart ! Maar ze doet helemaal niet het gepaste, ze gaat verkeerd om met haar lichaam dat op zich al niet te veel afweermogelijkheden heeft. Ik bedoel dat men moet leren overeen te komen met de materie die men nu eenmaal zijn leven lang met zich moet meedragen. Men moet die materie kunnen beheersen opdat ze ons niet in de steek laat bij het volbrengen van onze taak.
Materie is stoffelijk en wordt bij momenten doorstroomd door de levensaether. Ziekte is een blokkade, een ongelijkmatige doorstroming van deze levensstroom door de weefsels.
1 juli 1931, namiddag.
Ik zei gisteren reeds dat ziekte en alle vormen van fysieke pijn die ermee samenhangen hun oorzaak vinden in een gestoorde doorstroming van de levensaether. Deze storingen kunnen optreden door :
1) oorzaken die buiten het lichaam liggen
2) een verkeerde behandeling of verzorging van het fysieke
3) fouten, laat ons zeggen weefselfouten die erin geslopen zijn bij het opbouwen van het fysiek lichaam.
Het moeilijkste zijn natuurlijk de laatste te verhelpen. Maar aangezien de materie continu af- en opgebouwd wordt, moet de geestelijke kracht ingezet worden om door geestelijke doorlichting van de materie een andere 'constructie' van het weefsel te bewerkstelligen.
Spanningen en verkrampingen ontstaan evenzo door een onharmonisch, ongelijkmatig doorstromen van de levensaether in de materie.
Dat wilde en moest ik zeggen omdat ik zie hoe zij zichzelf beschadigt. Vooral de laatste tijd heb ik waargenomen hoe verkeerd zij handelt met haar lichaam.
Dagmar, waarom die haast ? - Je weet toch dat je tijd hebt gekregen om je opdracht te vervullen die voor de geestelijke wereld zo belangrijk is. Je bent zo verbonden met deze opdracht dat je hem zult en moet vervullen. Je zou toch moeten aanvoelen dat die haast die zo onrechtmatig bezit van je neemt, geen stimulans voor jou is. Gelijkmatigheid en harmonie zouden je begeleiders moeten zijn, zij bevorderen je werk, maar de haast hindert het. Neem deze woorden van mij diep in je hart op en laat je door dat onrustige haastige dringen niet opjagen; beschouw het als iets dat jou en je samenwerking met ons in de weg staat en verzet je er met alle energie tegen.
Ik heb me in gevoel eengemaakt met jou en gezien dat het krachten zijn die niet uit jezelf stammen, deze krachten die zo plotse hoogopspattende golven veroorzaken. Het zijn stromingen die buiten jou liggen die jouw opwinding tevoorschijn roepen om spanningsstof voor zichzelf te winnen ! Ze zuigen je uit en jij put je uit wanneer je je overgeeft aan hen. Je mag dat niet toelaten. Blijf steeds enkel maar jezelf en wijs met alle energie af wat zich van buitenaf met een zweep achter jou plaatst en je fysiek en mentaal wil plunderen.
Op het ogenblik dat jij, opgejaagd door buiten jou liggende krachten, in het hectische gejaagde tempo komt dat deze krachten willen, verlies je de controle over wat van jou is en dien je de egoïstische doelstellingen van je beheersers. Deze haast-frequenties dringen eerst in je mentale lagen binnen en planten zich dan verder tot in het fysieke dat dan in een disharmonisch in- en uitademen van de aetherstroom komt ... en dan word je ziek !
Daarom zei ik in 't begin dat je je lichaam verkeerd behandelt.
Onthoud dat het steeds externe krachten zijn die je beheersen wanneer je gedreven wordt door haast, onrust en rusteloosheid. Jijzelf bezit gelijkmatigheid, harmonie en het welluidende ritme van de rust, die de grondtoon moet zijn van alle werkelijk geestelijk scheppen. Dat zijn de begeleiders die wij nodig hebben om jou bij het scheppen de krachten te brengen die je nodig hebt.
29 juli 1934 (mededeling voor Dagmar, een jaar voor haar dood)
( ... )
Dagmar, mijn zuster, luister naar mijn woorden. Groot is de arbeid en de opdracht die voor jou staat. Licht en zonder gebreken moeten de bouwstenen zijn die jij mij brengt. Je opgaven in dit leven zijn menigvuldig, ze grijpen in elkaar, de ene draagt de andere. Je kan niet de ene vervullen en de andere verwaarlozen of omgekeerd.
Ik ga je vandaag niets zeggen van het grote werk dat je met mij moet verrichten, want die is een deel van een ander werk waarover ik vandaag verplicht ben te spreken !
Oneindig waardevols werd je gegeven om aan anderen te schenken, om in anderen een zonnestraal te laten schijnen die je eigen licht vergroot. Zo weinig van deze stralen zie ik vruchtdragend oplichten. Je bouwt in jezelf, en dat is goed ... wanneer je tegelijkertijd de essentie van dit bouwen naar buiten laat stralen.
Waar blijft jouw geven ?
Ontelbare bronnen ontspringen uit de kern van je wezen, ze storten zich bijna allemaal in ... je eigen diepten, en daarin licht op het woord : "Ik zàl geven !"
Ligt de toekomst misschien in jouw hand ? Ben je dan zo zeker dat je later zal kunnen en mogen geven, als je het heden niet gebruikt, nu het van jou is ?
Als je nu naar onze wereld zou overkomen, dan zou je eigen gebalde arbeidskracht je tegemoet treden, en je zou terugdeinzen voor het geweldige ervan, maar wanneer je ze wat beter zou bekijken, zou je geweldig ontgoocheld zijn. Je arbeidskracht is compact als een reusachtige klomp erts, zwaar, hoekig, lomp. Het licht ketst af op de gepolijste gladde vlakken. Waar is het innerlijk oplichten ? Waar is de straal waarop geschreven staat :
"Geeft opdat u zal gegeven worden" ?
En toch zit er in de kern een latente stralingskracht, die explosief zou kunnen werken om het pantser te doorbreken die jij rond het grote vermogen van je arbeid gelegd hebt.
Nooit, mijn zuster, zul je meemaken waar je van droomt, nooit, zeg ik, zolang je de vruchten van je arbeid in het binnenste van deze klomp laat verkommeren.
Mijn woorden zijn hard en ernstig en gewichtig, maar luister goed : nooit !
Je vertrekt van verkeerde uitgangspunten want uit het 'geven', hoe het er ook uitziet, groeien pas de vruchten om te verwezenlijken wat wij als ideaal en lichte vervulling in ons opbouwen.
Zo vaak reeds zei ik je : "Geef, schenk, straal, en duizendmaal zal deze rijkdom je terugbetaald worden."
Je luisterde naar mij, maar slechts voor even en dan sloot je terug de deuren, en vandaag zie ik met een bang hart terug die opzwepende kracht ontstaan die je voortjaagt naar het doel dat je denkt op die manier te kunnen bereiken en waarvan je je met dezelfde snelheid ... verwijdert !
Luister naar mij, mijn zuster, sta stil, laat alles vallen wat je benauwt, en in het stilstaan, in het vrije, losgelaten daar-staan, beschouw het doel. Niet terwijl je als een gekkin voortraast.
Ik wil het in een beeld kleden :
Stel je jezelf eens voor als een wandelaar langs een grote baan, en je draagt aan iedere arm een bloemenkorf. Maar je gaat zo vlug dat je de manden tegen je lichaam moet drukken opdat ze niet van je armen afglijden, en niets, geen bloemetje valt eruit, zo vast druk je ze tegen je aan.
Hoe anders zou het beeld eruit zien indien je licht en verend je weg ging en al de schoonheid zag, de bloeiende bomen en de velden die wachten op de groet van jouw hart, op het schitteren van je ogen en op de overvloed die je te schenken hebt. Dat zou een zonnig landschap zijn waarin de bloemen aan de wegrand intenser kleuren en de volle aren zich dieper buigen.
Maar nu zie ik je als op een stormachtige herfstdag deze weg afleggen en de krachten die je door te geven duizendmaal konden terugvloeien, verwaaien en blijven ongebruikt.
( .. )
Je zoekt op de verkeerde wegen de vervulling van je opdracht. Nooit zul je ze daar vinden, nooit ! Dat mag ik je vandaag zeggen. Harde woorden, en toch ... als je je nu herpakt vanuit het inzicht dat het voorwaarts alleen met andere middelen kan bereikt worden, dan kunnen ze niet hard overkomen, maar eerder als een allerlaatste waarschuwing. Keer om, het is nog mogelijk !
Mijn zuster, ik zou jou en mij en ons willen helpen, want de kracht die ik nodig heb, de zuil die mijn brug draagt, kan je maar worden als je elastisch, vrij en buigzaam je opdracht vervult.
Zie toch aan het aardse materiaal dat al te grote spanning de kracht vermindert, de weerstand ondermijnt, de belastingscapaciteit verkleint. Jij kan niet inschatten wat er allemaal op het spel staat wanneer een van jullie niet volledig waar maakt wat wij moeten eisen. Ik echter zie het, want voor mij schouw ik reeds in zijn ganse lichte grootsheid het werk van mijn vervulde opdracht : De Brug !
Ik zei je ooit dat ik de verantwoordelijkheid voor jullie op mij nam, maar zoals ik neemt ieder van jullie de verantwoordelijkheid voor mij en mijn werk op zich, dat in
Licht en kracht en klank
moet ontstaan.
( ... )
7 juni 1935 (mededeling aan een zuster over de aanstaande dood van Dagmar)
Eindelijk, eindelijk, heil en zegen voor dit uur dat jij je terug tot mij en tot ons gericht hebt, geliefde zuster.
Ik wil je vandaag zeer veel zeggen want er moet deze dagen en op dit uur zo veel gezegd worden.
Een uit onze kring zal nu spoedig naar zijn eeuwige thuis terugkeren. Een heeft haar levensloop beëindigd. Deze ene, die mij trouw toegewijd was, zal nu het nieuwe verbindend lid zijn tussen jullie en mij.
( ... )
.
Dagmar stierf enkele dagen later, in de nacht van 9 op 10 juni. Een eerste mededeling van haar kwam op 22 juli 1935. De volgende was op
10 augustus 1935
Het zijn zeer ernstige gedachten die mij bezig houden ter wille van jullie. Ik moet toegeven dat jullie mij veel hoofdbrekens kosten want ik zie jullie toch zo graag en ik zie dat ik met geen van jullie dat kan bereiken wat ik mij voorgenomen heb. Toen ik vroeger het besluit nam om Sigwart te helpen bij zijn arbeid, dan kwam dat voort uit de drang om hem te helpen en uit de liefde tot jullie om jullie verder te helpen; maar dat stoelde nog niet op een granieten fundament zoals nu. Want nu, na de schokkende gebeurtenissen en voorvallen waar ik jullie mocht over berichten, is mijn volledige streven en trachten veel doelgerichter. Want vandaag sta ik niet meer voor jullie als toen. Vandaag sta ik voor jullie als iemand die geschouwd heeft waar het op aan komt, waarvoor wij met al onze krachten moeten arbeiden. Vandaag behoor ik tot de strijders van het Licht, die hoge opgaven hebben, die ze zich niet alleen zelf opleggen, maar die hun opgedragen worden en die ze binnen een bepaalde termijn te vervullen hebben. Dat is een heilig overnemen van verplichtingen.
Ik heb mij voor verschillende taken aangemeld en ze zijn mij toevertrouwd en ik moet ze vervullen. Ik heb het vurige zwaard van het weten in mijn hand en daar is geen terughouden voor wie deze geweldige ervaring meegemaakt heeft.
Een van de doelstellingen die ik voor mezelf gesteld heb zijn jullie en nog enkele anderen, en ik moet jullie binnen een bepaalde termijn tot op een bepaald niveau gebracht hebben. Natuurlijk wil ik en mag ik niemand dwingen, maar ik zie toch hoe jullie zielen hongeren en dorsten en dat het altijd maar weer de wereldse zaken zijn die jullie ervan afhouden om deze honger en dorst op de juiste wijze te stillen en daarmee eindelijk eens het pad te betreden dat jullie al lang met beide voeten hadden moeten gaan !
Jullie hebben interesse voor alles wat ware kennis is, dat weet ik, maar jullie wachten te veel in de hoop dat het jullie op een gemakkelijke manier aangereikt wordt. Al het andere gaat voor. En met dingen die niet als blijvende rijkdom in het andere leven kunnen meegenomen worden, worden jullie dagen volgestouwd. Maak eens de proef op de som, een week lang, en ga na, tot in detail iedere avond, wat jullie tijdens de 15 of meer uren van het wakkerzijn verworven hebben dat onvergankelijk, eeuwig is.
Mijn liefsten, jullie moeten het mij vergeven als ik vandaag schijnbaar zo weinig liefdevol met jullie handel, maar als jullie erover nadenken zullen jullie toegeven dat het oneindig veel liefdevoller is dan wanneer ik het zou hebben over mijn aanhankelijkheid en mijn liefde tot jullie.
Ik zou jullie willen helpen en nog meer : ik zou jullie huidig leven willen redden !
Jullie zijn al over de helft en denken jullie echt dat wat jullie tot nu toe gepresteerd hebben opweegt tegen de tientallen jaren die jullie op aarde hebben doorgebracht ? Ik leg natuurlijk een hoge maatstaf voor jullie aan want jullie behoren niet tot de middelmaat. Maar voor deze voorsprong uit vroegere levens moet er ook verder gewerkt worden ! Het is niet genoeg dat men 1000 kleinigheden doet, dat men 1000 woorden zegt, 1000 dingen wil doen en toch niet doet, dat men vele voornemens maakt, maar zich door alle mogelijke schijnbare toevalligheden laat afleiden.
Weten jullie dat de zwarte machten geraffineerd te werk gaan om de mensen door alle mogelijke trukken weg te houden van activiteiten die eeuwigheidswaarde creëren ?
Nu eens is het dit, dan weer dat, wat iemand belet; "Toch wel spijtig" zegt men ... en de volgende dag is het precies hetzelfde. Men is blind en ziet niet dat hier krachten aan het werk zijn, ja tegenkrachten, die de zielen van hun lichtbaan willen afbrengen. Laat dat goed tot jullie doordringen.
Dan zeggen de mensen op het einde van de dag : "Het is toch erg, de dag is weer voorbij en ik heb niets gedaan." Ze zouden moeten zeggen :"De donkere machten speelden mij weer parten en ik had de kracht niet om ze te bedwingen" - dat zou pas de waarheid zijn !
Het komt op iedere mens aan, op iedere afzonderlijke ziel, of ze zich met haar ganse willen en haar ganse kracht tot Christus, tot de Lichtgeest wendt en een overwinnaar van de zwarte machten wordt die een opstijgen met alle middelen willen verhinderen.
Op ieder individu komt het aan ! Onze leider Michaël roept allen op tot de strijd. Jullie behoren tot deze heilige kring die uit strijders voor het Licht zou moeten bestaan. Alle krachten worden opgeroepen opdat de overwinning voor Christus spoedig kan behaald worden want anders zullen te veel zielen aan de ondergang geofferd moeten worden.
Een nieuwe dag breekt aan, maar alleen voor diegenen die meegaan, die niet blijven staan, die met inzet van al wat ze hebben de Christus willen dienen. Michaël gaat ons voor, maar wij moeten volgen ! Zijn roep klinkt door alle sferen van de hemel en de aarde, een fanfare klank en hij verzamelt zijn strijders. Diegenen die hij roept moeten volgen, en jullie heeft hij geroepen, en vandaag roept hij jullie nogmaals door mij.
Dat is de grote wekroep die ik vandaag opnieuw laat klinken. Maar helemaal anders als toen ik er voor het eerst van sprak. Want nu ben ik niet alleen de Dagmar die met jullie haar leven leefde en voor de heilige muziek ontbrand was, nu ben ik een die in de schaar van Michaëls strijders zijn ganse vlammenkracht uitstort.
Ik roep jullie, ik, Dagmar, die met Sigwart in het leger van Michaël voor de
Zonnegeest Christus
strijdt.
27 augustus 1938 (Dagmar)
De eerste daad die jullie moeten volbrengen als fundament voor de opbouw is de arbeid aan jullie zelf !
Waarachtigheid, zelfdiscipline, klaar onbevangen overzien van het eigen handelen, bereid om iedereen te helpen die jullie nodig heeft, intensifiëren van de wil die met arbeid op geestelijk gebied te maken heeft, het overwinnen van de kritiek op het doen en laten van anderen, het verscherpen van de kritiek op jezelf, dat is wat als eerste ter harte moet worden genomen.
Dan moeten, zoals ik toen al zei, jullie dagen precies ingedeeld zijn : arbeid en rust moeten elkaar afwisselen, maar : arbeid die zinvol is en rust die versterkend is. Dat doelloos bezig zijn en tijdverliezen, alle mogelijke zaken aanpakken en op 't einde toch niets gedaan hebben, dat moet ophouden. ( ... )
Het zijn geen lege woorden dat iedere minuut, iedere seconde waardevol is.
( ... )
.
5 juni 1939
Ik wilde je al lang vertellen dat wij Rudolf Steiner ontmoet hebben. Voor Sigwart was dat gemakkelijk omdat hij hem tijdens zijn leven gekend heeft - en hij nam mij mee. Sigwart had Rudolf Steiner daarvoor nog niet opgezocht omdat hij eerst zijn werkzaamheden met onze kring tot een bepaalde trap wou verder zetten. Nu is het er dan toch van gekomen en het was een lang en zeer belangrijk gesprek tussen hen. Dat scheen ook nodig omdat sinds vorig jaar hun werkvelden zo dicht bijeen zijn gekomen.
Rudolf Steiner was van alles al lang op de hoogte maar hij heeft gewacht tot Sigwart zelf tot hem kwam. Nu hebben ze veel doorgesproken en Sigwart is zeer veel rijker van hem weggegaan.
Het was ook een groots moment voor mij om zo gans bewust deze grote lichtende geest naderbij te komen. Hijzelf had alles al langer waargenomen, maar zolang men zelf niet 'wakker' is voor de nabijheid van grote geesten, dan mogen ze in je buurt zijn, je ziet ze toch niet.
( ... )
Ik heb moeite gehad om een gevoel van spijt te overwinnen omdat ik tegelijk met hem op de aarde leefde en toch niet met hem in contact ben gebracht. Dat heeft natuurlijk een diepere grond. Hoe pijnlijk moet het pas voor zielen zijn die wel met hem contact hebben gehad en het niet begrepen hebben als een groot geschenk dat ze met beide handen hadden kunnen aannemen ...
* * * * * * * * * * * * * * *
.
Wat heeft Rudolf Steiner voor de mensheid gedaan ?
Met onderstaand uittreksel, ook uit het bovenvermelde boek van Prokofjef (blz. 148) , pikken we in op de verzuchting die weerklonk op het einde van vorig artikel : “Hoe pijnlijk moet het pas voor zielen zijn die wel met hem contact hebben gehad en niet begrepen hebben als een groot geschenk dat ze met beide handen hadden kunnen aannemen ...”
( ... )
”Want het Christendom is in zijn diepste wezen niet als nog maar eens een wijsheidsleer in de wereld gekomen, maar als een daad die een nieuwe kosmos schiep, een daad die in het centrum van de wereldevolutie gesteld werd als een bron van onuitputtelijke scheppingskrachten voor alle hiërarchieën en vooral voor de mens als representant van de toekomstige tiende hiërarchie die voorbestemd is om het hiërarchisch geheel te kronen.
Rudolf Steiner : "Zo zal wat met het christendom in de wereld gekomen is niet zuiver als een nieuwe leer te beschouwen zijn -dat moet uitdrukkelijk benadrukt worden -, niet als een theorie, maar als iets reëels, een feit ... Het wezenlijke is niet wat de Christus geleerd heeft maar wat de Christus gegeven heeft : zijn lichaam ! (het opstandingslichaam)"
(GA 131, 11 oktober 1911)
Daarom moet de christelijke ingewijde die de Christus wil nadoen ("Bekleed u met de Heer Jezus Christus" volgens de apostel Paulus in de brief aan de Romeinen 13:14), zelf worden tot een wezen dat in het wereld-Al scheppend is.
En dat doet Rudolf Steiner hier, hij vernieuwt in de sfeer van de Geest op het derde en hoogste niveau het woord "Oh Mens, Ken Uzelf". Het is uniek in de ganse mensheidsontwikkeling. Voor het eerst schept een hedendaagse christelijke ingewijde volkomen openbaar, in tegenwoordigheid van enkele honderden mensen op de Kerstbijeenkomst, iets volkomen nieuw als het individuele antwoord van een vrij geworden mens voor de goddelijk-geestelijke hiërarchieën.
Vanuit de hoogste geestelijke krachten die in onze kosmos werken vormt hij de bovenzinnelijke (etherische ) grondsteen, hij verenigt die krachten tot een vormende substantie en geeft die met een scheppende daad de vorm van een bovenzinnelijke dodekaëder.
Dat alles beschreef Rudolf Steiner met de woorden :
"En uit deze drie krachten : uit de Geest der Hoogten, uit de Christus-kracht van de Omtrek, uit de Vader-werkzaamheid, de scheppende Vader-actie die uit de Diepten stroomt, willen wij op dit ogenblik in onze zielen de dodekaëdrische grondsteen vormen die wij neerlaten tot de bodem van onze zielen."
Een dodekaëder
Wat vroeger de grootste ingewijden in het heilige diepste binnenste van de mysterietempels, ontoegankelijk voor de gewone mens en in de esoterische scholen, diep verborgen voor de uiterlijke wereld, schiepen, dat werd door Rudof Steiner op het uiterlijke niveau van de geschiedenis volbracht op een allen toegankelijke manier.
Daarmee opende de moderne ingewijde in de periode van de bewustzijnsziel voor het eerst de poorten van de Nieuwe Mysteriën voor de mensheid, die hun bron hadden in het Mysterie van Golgotha. Want het is in dit centrale mysterie van de mensheidsontwikkeling dat wij het makrokosmische oerbeeld moeten zoeken van wat Rudolf Steiner nu vanuit de scheppende kracht van het individuele Ik volbracht.
En zoals het Mysterie van Golgotha exoterisch volledig openlijk op het fysieke vlak ten overstaan van enkele honderden mensen voltrokken werd en tegelijk esoterisch naar zijn wezen het begin was dat de krachten van de goddelijke drievuldigheid terug in de aarde-evolutie konden binnendringen, zo schiep Rudolf Steiner nu, vanuit de krachten van de heilige triniteit de "dodekaëdrische grondsteen', opdat iedere mens, die bewust de weg van de nieuwe christelijke mysteriën wil betreden, hem van nu af aan kan neerlaten tot de bodem van zijne ziel.
Hij deed dit door als representant van de toekomstige mensheid dit hoge oerbeeld in het individuele creatieve vermogen van het vrije mensen-ik, voor het eerst op aarde te realiseren”
En verder, op blz. 166 :
”Op het ogenblik dat Rudolf Steiner zich op de Kerstbijeenkomst voor het eerst rechtstreeks richtte naar de oer-TijdsOmkeer in het oude Palestina, konden de aanwezige antroposofen met bijzondere intensiteit aanvoelen hoe het uiterlijk zo eenvoudige, bijna armtierige schrijnwerkgebouwtje de plaats van een vernieuwd Kerstmysterie werd. Tot de laatste plaats was het volgepropt met mensen die van overal ter wereld waren toegestroomd. Tot de nok gevuld stond het daar in het besneeuwde landschap. Net zoals toen in een koude winternacht, in povere en armtierige omstandigheden, volkomen onopgemerkt door de uiterlijke geschiedenis, een gebeurtenis van wereldformaat plaatsvond - de geboorte van de heilige knaap met wie "het tot Christus geworden godswezen" in de wereld trad, zo voltrok zich nu ook de geboorte van de Nieuwe Christelijke Mysteriën op de aarde in het in allerijl opgetrokken schrijnwerkerijgebouw. ( De vader van Jezus van Nazareth was ook een timmerman ).
In de eenvoudigste en bescheidenste omstandigheden en daarom het oerbeeld in de geestesgeschiedenis bijzonder verwant.”
* * * * * * * * * * * * * * *
.
Iets over de Mammon
Uit een esoterisch uur in München op 5 december 1907 (GA 266-1)
( ... )
Al onze cultuur vindt zijn oorsprong in de geestelijke wereld. Daar worden de plannen gemaakt volgens dewelke dan ons leven op het fysieke vlak zich gaat afspelen. Hier beneden zien wij slechts hoe volgens de wetten van de fysieke wereld de ene gebeurtenis na de andere zich afspeelt, maar de grote geestelijke oorzaken, die blijven ons vooreerst verborgen. Het zijn gebeurtenissen in de hogere sferen van ons bestaan die de fysieke gebeurtenissen bewerkstelligen. Ter verduidelijking nemen we als voorbeeld een zeer belangrijke gebeurtenis die plaatsvond op het astrale plan in het jaar 1879, in november van dat jaar om precies te zijn.
Vanaf dat tijdstip nam het esoterische leven een totaal andere wending, die ten zeerste afweek van de tijden daarvoor. De esoterische stroming die sinds de 14de eeuw in de mensheid leefde werd afgelost door een nieuwe stroom.
Het esoterische leven vanaf de 14de eeuw tot november van het jaar 1879 verliep totaal anders als dat van onze tijd. Toen speelde al het occulte leven zich af verborgen voor de buitenwereld en in de grootste stilte, het rijpte in zijn afgezonderdheid verder tot aan het jaar 1879 onder de leiding van een hoog geestelijk wezen, de aartsengel Gabriël.
Gabriël betekent verkondiging, aankondiging. Daarom ook was het Gabriël die in de evangeliën de rol speelde van de aankondiger. Onder zijn leiding rijpte het geestelijk leven in alle stilte en welbehoed en geborgen, zoals een kind in het moederlichaam. En in november van het jaar 1879 vond er op het astrale niveau iets plaats als een geboorte. Dat wat langzaam gegroeid was sedert de 14de eeuw, mocht nu op een vrijere manier in de wereld uitgedragen worden, al was het dan voor een kleine minderheid van de mensen.
Want de heerschappij van Gabriël werd afgelost door een andere aartsengel, de aartsengel Michaël, onder wiens leiding wij tegenwoordig staan. Hij is de stralende zon die de esoterische wijsheid laat schijnen in een kleine mensenschaar. Onder de heerschappij van Gabriël bleef deze wijsheid in het verborgene, en in het uiterlijke leven ontwikkelde zich het materialisme.
Nu moeten wij het materialisme niet als een kwaad beschouwen want het is even goed opgenomen in het goddelijk scheppingsplan en het heeft een doel en een bestemming in het wereldgeheel. Maar nu is de tijd gekomen dat onder Michaëls stralende leiding de esoterische zon helder moet schijnen. want de duistere krachten van het materialisme nemen de bovenhand.
De stralende heerschappij van Michaël zal op haar beurt afgelost worden door een duister verschrikkelijk tijdperk dat rond het jaar 2400 begint. Reeds nu heeft tegelijk met Michaël een duistere god zijn heerschappij opgenomen : de god Mammon.
De Mammon is voor het occultisme niet alleen de god van het geld. Hij is veel eer de leider van alle lage, zwarte krachten. En zijn legers vallen niet alleen de menselijke zielen aan, maar ook de fysieke lichamen, om ze te aan te vreten en te verderven.
Wanneer er tegenwoordig zo veel sprake is van bacillen en virussen, dan is dat niet omdat men er nu meer van weet, maar juist omdat zij nu bijzonder actief zijn. En in de toekomst zullen zij op een verschrikkelijke manier de bovenhand krijgen. Als dat zwarte tijdperk eraan komt dan zullen broedertwist en broederstrijd woeden op een gruwelijke wijze, en de arme mensenlichamen zullen aangetast door ziekten en plagen op de vreselijkste manier hun einde tegemoet gaan. Het merkteken van de zonde zal voor iedereen zichtbaar op de mensenlichamen aangebracht zijn. Dan heeft een andere aartsengel de heerschappij : Oriphiël. Hij moet komen om de mensen wakker te schudden, door gruwelijke kwellingen wakker te schudden opdat ze hun ware bestemming gaan beseffen. En opdat dit op de juiste wijze kan geschieden moet nu al een klein groepje mensen voorbereid worden, zodat zij dan over vier tot zeshonderd jaar in het zwarte tijdperk het esoterische leven verspreiden en de mensheid kunnen leiden.
Wie vandaag onder Michaëls heerschappij de drang voelt om mee deel te nemen aan het geestelijk leven, die is geroepen om de aartsengel Michaël te dienen en onder hem te leren opdat hij in de toekomst rijp zou zijn om ook de vreselijke Oriphiël op de juiste wijze te dienen. Van hen die zich aan een hoger leven willen wijden wordt een offer verlangd. Wil men het geestelijke leven ontvangen en de verlichting bereiken, dan is daar een voorwaarde aan verbonden, namelijk dat men dan zelf later zichzelf, zijn wil, alles slechts ten dienste van de mensheid wil gebruiken.
Over vier tot zeshonderd jaar zal het groepje mensen dat daar vandaag tot voorbereid wordt, de god Oriphiël dienen opdat de mensheid gered zou worden. Wanneer in dat tijdperk mensen de leiding op zich zouden willen nemen zonder ertoe voorbereid te zijn om stand te houden in alle stormen en de scharen van Mammon te trotseren, dan zouden die niet op de juiste manier de aartsengel Oriphiël kunnen dienen, en de mensheid zou uit haar ellende niet kunnen gered worden. Opdat echter dit wel zou gebeuren, moeten wij vandaag in alle ernst arbeiden om onze opgaven dan op de juiste wijze te kunnen volbrengen.
Wanneer de duistere machten het vreselijkst woeden, dan schijnt ook het klaarste licht. Oriphiël is al eens aan de beurt geweest. Dat was in de tijd toen Christus op aarde verscheen. Toentertijd heersten overal op aarde kwade machten van verval en decadentie. En slechts met wrede middelen kon het mensengeslacht hogerop gesleurd worden. Oriphiël wordt de Engel van de Toorn genoemd, die met sterke hand de mensheid reinigt.
Een diepe betekenis heeft de vertelling in de Bijbel dat Christus de zweep hanteert om de tempel vrij te maken van geldwisselaars. Toentertijd, het was op de aarde het donkerste tijdperk, verscheen de Christus als redder van de mensheid.
De heerschappij van Oriphiël hield op 109 jaar na het verschijnen van Christus, en werd afgelost door Anaël. Dan volgde Zachariël, dan Raphaël. Ten tijde van de Renaissance heerste Samaël, vanaf de 16de eeuw tot november 1879 Gabriël. Dan nam Michaël de heerschappij op en rond het jaar 2400 zal terug Oriphiël, de vreselijke Engel des Toorns, de leiding overnemen.
En zoals toen zal dan ook het geestelijke licht helder en stralend in de duisternis schijnen : de Christus zal weer op aarde verschijnen, hoewel in een andere gestalte als toen. En om Hem te ontvangen, om Hem te dienen, daartoe zijn wij geroepen.
Broeders en zusters, als jullie datgene wat zo aan geestelijk leven in de ziel stroomt, in jezelf laat leven dat het doorklinkt in jullie meditatiespreuken, dan zullen jullie de juiste vruchten ervan plukken. Wat jullie ontvangen hebben moeten jullie laten nawerken, laten naklinken in jullie meditaties. Terwijl jullie dat doen stromen de geestelijke machten van de wereld in jullie binnen. De wereld is altijd doorweven met geestelijke stromingen die uitgaan van de grote Meesters van de Wijsheid en het Samenklinken der Gevoelens. De Meesters gieten voortdurend stromen van Liefde en Wijsheid over de mensheid uit, maar de zielen der mensen zijn niet altijd bereid en staan niet altijd open om het op te nemen.
.
Rudolf Steiner gaat verder met het verklaren van een bekende meditatietekst
In den reinen Strahlen des Lichtes …
Meditatiewoorden zijn echter toverwoorden die de poorten der ziel openen opdat het goddelijke leven er kan intrek nemen. Daarom moet men niet louter met het verstand over zijn meditatiewoorden speculeren, maar de ziel openen voor hogere krachten dan de loutere verstandskrachten. Als men met het verstand daarover zit te piekeren, dan worden alleen de krachten actief die en mens al in zich heeft. Maar het zijn hogere krachten die moeten ontwaken. Probeer niet de raadsels in de meditatiewoorden op te lossen, maar laat de raadsels oplossen door de meditatiewoorden. Want zij zijn veel wijzer dan het verstand ooit kan zijn. Daarom zou men ze volledig op zich moeten laten inwerken en opnemen wat ze in de ziel laten binnenvloeien, ze volledig in de ziel laten leven.
De meditatiewoorden zijn niet willekeurig bedacht, maar geboren uit de wetmatigheden van de geestelijke wereld. In iedere klinker leeft iets bijzonders. De klinkers hebben een bepaalde klankwaarde, en ze hebben niet allemaal dezelfde. En net zoals de ziel de werking van de klanken gewaar wordt, zo moet ze zich ook overgeven aan de beelden die door de woorden opgeroepen worden. Bij het mediteren moet men zo ver mogelijk van het abstracte voorstellen blijven, men moet zich integendeel inspannen om zo concreet mogelijk te denken.
Nemen we eens de meditatiespreuk die jullie bijna allemaal kennen : "In den reinen Strahlen ..."
Bij de eerste regel
in den reinen Strahlen des Lichtes
kan men zich bvb. het matglanzende maanlicht voorstellen dat staat voor het zachte licht van de godheid die doorheen de schepping stroomt. Zeer duidelijk en innig moet deze voorstelling in de ziel leven bij de woorden
in den reinen Strahlen des Lichtes
erglanzt die Gottheit der Welt.
Dan volgen de regels
In den reinen Liebe zu allen Wesen
Erstrahlt die Gottlichkeit meiner Seele.
Nu tracht men met zijn liefde het zachte maanlicht volledig te doordringen, het in zichzelf in te gieten, zodat door de warmte van de eigen liefde het milde licht begint te stralen, en men voelt in de stralenbundels de godheid in de eigen ziel opgloeien. Bij de volgende regel
Ich ruhe in der Gottheit der Welt
probeert men zich voor te stellen dat men volledig omspoeld wordt door de goddelijke geest. Men kan zich voelen als in een lauw bad, totaal ingebed in goddelijke substantie die als een mild, lauw bad de volledige mens omsluit.
Ich werde mich selbst finden
In der Gottheit der Welt
Bij deze woorden zou men kunnen denken aan een verre vuurtoren die zijn lichtstraal tot ons laat komen, en zich met het gevoel doordringen dat mijn z'n eigen zelf zal vinden in het goddelijke zelf.
Maar niet alleen de beelden die tijdens de meditatie in de ziel leven, verheffen ons tot het goddelijke en openen de poorten van de ziel. Ook in de klinkers is een diepe wijsheid en en hoog goddelijk leven vervat. Het is niet om het even welke klinkers in de ziel weerklinken.
Nemen we eens de klinker i. De i drukt altijd een centraliseren uit, een streven naar een middelpunt, naar een centrum. Iets totaal anders drukt de a uit. Zij staat voor de innerlijke aanbidding van het goddelijke. De i streeft naar het middelpunt van het Al, de a daarentegen blijft daarvan weg en nijgt in aanbidding voor het heiligste.
Bekijken we nu eens opnieuw onze meditatiespreuk :
in den reinen Strahlen des Lichtes
In de eerste i streeft de ziel naar het goddelijk centrum, in de a wijkt zij in aanbidding terug, en in de tweede i spoedt zij zich weer het goddelijke tegemoet.
In de tweede regel hebben we een a:
erglänzt die Gottheit der Welt.
De ä is in feite een afgezwakte a. De overgave in aanbidding van de a verandert in de ä tot een schuw ontzag, schuwe eerbied. In heilige, schuwe eerbied waagt de mens het niet om de god te benaderen. In de o die daarop volgt snelt de ziel het goddelijke tegemoet om het te omarmen met heilige liefde en innigheid. De o drukt altijd het liefdevolle omhelzen uit. De volgende regel
In den reinen Liebe zu allen Wesen
Daar voert de i de ziel weer rechtstreeks tot het goddelijke centrum. Dan wordt in de a
Erstrahlt die Göttlichkeit meiner Seele.
de ziel weer volledig aanbidding. En zoals de schuwe eerbied van de ä in de tweede regel zich omvormde tot een innig omarmen van het goddelijke, zo zwakt in de vierde regel de volle warme vrome aanbidding van de a af tot een schuw willen-omvatten, dat nauwelijks waagt om de godheid aan te raken : ö
In de vijfde regel
Ich ruhe in der Gottheit der Welt
overheerst de oe. Die drukt altijd een rusten, een ingebed zijn uit. Nu is de ziel in zalige rust met het goddelijke tot een geheel versmolten.
In de twee laatste regels keert altijd de i weer
Ich werde mich selbst finden
In der Gottheit der Welt
De ziel wordt tot slot altijd dieper in het goddelijke centrum van de wereld geleid.
Dit is maar een voorbeeld van hoe men de spreuk kan verstaan, en maar en klein deel van de diepe wijsheid die erin bevat ligt. Het zou verwarrend worden als ik nog meer zou meedelen over de diepere geheimen die erin verborgen zijn. Er zit geen letter en geen teken in dat niet een diepe, diepe betekenis bevat. Zo heeft het goddelijke scheppingswoord geklonken toen het ooit eens het Al liet ontstaan. Jullie hoorden het ooit weerklinken maar jullie zielen waren er zich nog niet van bewust. Toentertijd daalden jullie neer uit de geest, en jullie zullen daar naartoe terugkeren in volle bewustheid. Uit de geest geboren, in een aards lichaam levend, zullen jullie door de kracht van de geest terugkeren naar de goddelijke geest van de wereld.
i | streven naar het centrum |
a | aanbidding |
ä | schuwe eerbied |
o | omvatten |
ö | schuw aanraken |
oe | rusten in God |
* * * * * * * * * * * * * * *
.
Het oergebed
Uit een esoterisch uur (in GA 266c blz. 25) gehouden in Keulen op 2 januari 1913.
( ... )
"Wie wil binnentreden in de geestelijke werelden, die moet voor alles strenge zelfkennis oefenen.
De orde der Essenen wier verheven leermeesters in Nazareth ook één van de Jezusknapen (die wij de Jezus van het Lukas-evangelie noemen ) het extract van alle wijsheid zoals deze wezenheid ze nodig had, aanleerden, kende twee bijzonder belangrijke stelregels die ons aantonen hoe ver onze huidige tijd af staat van het spirituele.
De eerste regel luidde :
Voor zonsopgang en na zonsondergang mag een Esseen niet over wereldse zaken spreken.
En voor diegenen die al opgestegen waren tot hogere graden, werd deze regel nog zwaarder gemaakt : in die aangegeven periode mochten ze ook geen wereldse gedachten koesteren.
Een tweede belangrijk voorschrift was :
Voor de zon opkomt moet iedere Esseen bidden dat dit effectief gaat gebeuren en dat de kracht van de zon op die dag over de mensheid zou schijnen.
Deze regels geven te kennen hoe nauw wij met onze wezenheid samenhangen met gebeurtenissen in de geestelijke wereld, de wereld van waaruit wij 's morgens opduiken en waarin wij onderduiken wanneer wij 's avonds gaan slapen.
Hoe weinig onze tijd volgens de wetmatigheden van uiterlijke en innerlijke cycli leeft wordt duidelijk aan de dingen die de huidige mensheid uitvoert wanneer er een overgang plaatsvindt in een uiterlijke cyclus, als bvb. de nacht van 31 december op 1 januari. Al wat de mensen dan doen en uivoeren vóór het slapengaan schijnt erop gericht te zijn om zich bijzonder diep met de materie te verbinden in de plaats van dit ogenblik als een terugblik te gebruiken.
Deze uiterlijke cyclus van zonsopgang en zonsondergang komt bij de mens overeen met de innerlijke cyclus van waken en slapen. 's Avonds trekt de mens zijn astraal lichaam en zijn Ik uit het fysiek en etherlichaam terug en leeft met zijn Ik en astraal lichaam in een zuiver geestelijke wereld.
Staan wij even stil bij het moment van het inslapen tot langzamerhand de bewusteloosheid intreedt.
De gewone mens heeft dus in de nacht geen bewustzijn in de geestelijke wereld. Het kan nu zijn dat helderziende ogenblikken optreden en dat hij dan in een beeld ziet liggen wat hij verlaten heeft daar beneden. Afhankelijk van hoe de betreffende mens in ziel en geest ontwikkeld is, zal hij dan dit fysiek en etherlichaam zien, naargelang temperament en karakter zal het beeld verschillend zijn.
Zo zal de mens die het wonen in het fysieke en etherlichaam meer aanvoelt als het wonen in een huis, wiens zin dus meer op het materiële gericht is, het fysiek lichaam en etherlichaam ook zien als een huis met een deur waardoor hij moet binnengaan. Een mens die meer als stemmingsmoment - niet als karakteraanleg - het vergankelijke van het aardse bestaan beleeft, die zal misschien het beeld van een kist met een lijk erin zien.
|
|
Beelden voor het fysieke lichaam |
Heeft de mens al een en ander opgenomen van het spirituele leven, dan kan het zijn dat hem het beeld van een engel verschijnt, een lichtgestalte die hem een kelk aanreikt. De engel als symbool voor de goddelijk-geestelijke machten die ons reeds doorheen de Saturnus- en Zonnetijd het fysiek en etherlichaam voorbereid hebben; de kelk die het oude oerwoord der mensheid representeert :
uit God zijn wij geboren, Ex Deo Nascimur.
In de plaats van wat ooit de Esseen 's morgens deed, voor de zon opging, en wat vandaag de dag niet meer kan gedaan worden, moet de moderne esotericus 's morgens wanneer hij in zijn fysiek en etherlichaam onderduikt,zich doordringen met het heilige gevoel : “verheven goden hebben doorheen lange tijdsspannen gedurende de Saturnus- en Zonontwikkeling voor ons dit door goden gewilde fysieke en etherlichaam klaargemaakt en opgebouwd opdat wij daarin bewustzijn zouden kunnen ontwikkelen.”
In dit bewustzijn zal de esotericus de God - de geestelijke zon die door de fysieke zon gerepresenteerd wordt - bidden dat zij hem dit fysieke en etherlichaam laat en het ook in stand houdt, iedere morgen wanneer de mens terugkomt uit de geestelijke wereld om bewustzijn te ontwikkelen in de fysieke wereld.
Want, wat zouden wij zijn, wanneer ons iemand 's nachts dit fysieke en etherlichaaam wegnam ? Het gevoel van bewusteloosheid zou ons dan overweldigen.
We moeten ons echt goed doordringen van het feit dat de goden voor ons dit fysieke en etherlichaam gebouwd hebben, en dan zullen wij ervaren dat onze hersenen ( en wij kunnen dat met ieder deel van ons lichaam ervaren) iets zijn dat niet alleen aan ons fysiek lichaam gebonden is, maar dat ze tot een holle ruimte worden waarin de sterren ingebed zijn die hun banen doorlopen; en onze gedachten zijn deze sterren die daar hun omlopen volvoeren. De mikrokosmos wordt tot makrokosmos !
Een meditatiebeeld : zich de hersenen voorstellen als het hemelgewelf bij nacht met de sterren aan de omtrek.
In onze hersenen zijn de geweldige krachten van de ganse kosmos samengeperst en wij voelen hoe die krachten met ons samenhangen. Alles wat ons doorheen Saturnus, Zon en verder door de erfelijkheidslijn tot aan onze huidige geboorte geleid heeft, is aan te duiden met de spreuk :
Ex Deo Nascimur.
En net zoals wij bewusteloos zouden moeten blijven als we 's morgens niet zouden kunnen onderduiken in ons fysiek en etherlichaam, zo dooft ook het gaan door de poort van de dood al het bewuste leven uit. Vóór het Mysterie van Golgotha behield de mens door de overschotkracht die de mensheid meegegeven was op haar weg, na de dood een bewustzijn dat hem in de geestelijke wereld overeind hield. Nu was echter deze gave van de goden stilaan opgebruikt en de Griek wist dat het na de dood zijn lot was om in het rijk van de schaduw te leven.
Dat was zo volgens de wil van de goden. Beneveld, gedempt was het bewustzijn, en daarom legde de Griek één van zijn grootste heldenn de woorden in de mond : liever een bedelaar boven op aarde dan een koning in het onderaardse rijk !
Door het Mysterie van Golgotha nu werd een nieuwe substantie geschapen die de mens post mortem, na de dood, een bewustzijn kon geven in de geestelijke wereld. Deze substantie vloeide voort uit het Mysterie van Golgotha. Door het onderduiken in deze Christus-substantie is het de mens nu mogelijk bewustzijn na de dood in de geestelijke wereld te ontwikkelen.
Daarom moeten wij iedere avond, wanneer we inslapen en binnengaan in de geestelijke wereld ons daaraan herinneren en ons doordringen met het gevoel :
in de Christus sterven wij !
Want slechts de Christus-impuls kan ons door zijn doodsoverwinnende levenskracht na de dood bewust behouden in de geestelijke wereld.
Omdat echter niets in de fysieke wereld groot en heilig genoeg is om dit Mysterie te verstaan dat daar aan de mensheid door de Christus Jezus geschonken is, daarom mag eigenlijk ook niets dat herinnert aan de wereld, zelfs niet de klank van de taal gebruikt worden om dit Mysterie, het grote, ondoorgrondbare geheim aan te duiden dat bevat ligt in hetgeen uitvloeit uit het Mysterie van Golgotha. Daarom zwijgt de esotericus in woord en gedachte op de plaats waar de heilige naam, de onuitspreekbare, zou moeten genoemd worden. Hij voelt alleen diep de heiligheid van dit moment :
In ... Morimur.
Maar, ook al heeft de mensheid bewustzijn na de dood, daarmee heeft hij nog geen zelfbewustzijn, datgene waarmee hij zichzelf als individuele wezenheid herkent in de geestelijke wereld en waarmee hij de broeders en zusters terugvindt met wie hij geleefd heeft in de fysieke wereld. Dat wij deze wezenheid van ons weervinden en in zelfbewustheid ontwaken in de geestelijke wereld, nadat wij ondergedoken zijn in de Christus-substantie, daartoe kan ons slechts brengen het beleven van ons hoger Ik dat ons gebracht wordt door de Heilige Geest, doorwie ons de hoop gebracht wordt :
in de Heilige Geest zullen wij terug opstaan ! Per Spiritum Sanctum Reviviscimus
en tot zelfbewustheid ontwaken.
En zo kunt u thuis zitten en diep innig en met diepe ernst uw meditatie aanvatten waarvan de ruggegraat dit oergebed van de mensheid is :
Ex Deo Nascimur
In ... Morimur
Per Spiritum Sanctum Reviviscimus
En daarbij moet u denken aan al diegenen die niet hier zijn – wegens ziekte of om andere redenen -en u zult hen krachtvolle gedachten toesturen wanneer u op de juiste manier uitvoert wat onze esoterie ons voorschrijft. Want in de geestelijke wereld is het zo dat men zich eerst waardig moet maken om als zegen voor zichzelf en voor anderen te kunnen gebruiken wat ons in de esoterie gegeven wordt.
Niet met het verstand, niet met de hersenen moet u dergelijke esoterische uren opvatten, maar in uw ziel moet er een gevoel ontstaan dat u zegt dat woorden als deze EDN , die door de Meesters van de Wijsheid en het Samenklinken der Gewaarwordingen gegeven werden, niet doorgrond kunnen worden door ze dikwijls te mediteren, maar door er altijd dieper en dieper op in te gaan. En zo moet u ook vandaag, wanneer u nu een beetje dieper het oergebed begrepen hebt, daaraan de verwachting knopen dat er op latere tijdstippen nog diepere openbaringen daarover kunnen en zullen gegeven worden.
In de Geest lag de kiem van mijn lichaam ...
Zo eindigt dit esoterisch uur…
* * * * * * * * * * * * * * *
.
Cichorium intybus
De drie grote levensprincipes die in het vorige artikel beschreven werden en die terug te vinden zijn in de grondsteenspreuk, komt men ook tegen in de natuur. Wie zich aangetrokken voelt tot de natuur kan dus ook een bepaalde plant nemen als meditatiestof.
Rudolf Steiner in GA 312 “Geisteswissenschaft und Medizin”, blz. 191 :
“Wij kunnen bij bepaalde planten goed bestuderen hoe ze met hun werking tot in de drie lichaamsgebieden gaan omdat ze heel sterk op het middengebied werken, dus op het gebied dat tussen binnen en buiten staat, tussen de oppervlakte van het lichaam en het hart. Daar kunnen we de richtlijnen vinden voor wat we in de leer van de geneesmiddelen rationeel zoeken.
Nemen we bvb. een plant die in dit opzicht, ik zou zeggen, een leermeester van de natuur zelf is, de cichorium intybus.
Dat is een plant waaraan men al het mogelijke over het menselijke organisme kan studeren als men maar wil. Want bij de cichorium intybus zien we dat hij enerzijds een middel is tegen zwakke spijsvertering, dus tegen iets wat zich manifesteert in de organen die onmiddellijk palen aan de menselijke buitenkant, maar anderzijds dat cichorium ook op het bloed zelf werkt, dat hij het bloed verhindert om de noodzakelijke processen niet te verrichten, dat hij het bloed verhindert om storingsprocessen te laten ontstaan in de bloedvloeistof zelf.
En ten slotte is er bij cichorium intybus het belangrijke dat hij ook nog in zijn genezende kracht tot in de uiterste periferie werkt, dat hij onder bepaalde omstandigheden ook nog werkzaam is op de hoofdorganen, meer bepaald op de hals en borstorganen, op de longen.
Juist daarom, omdat cichorium intybus zo’n sterke werkingen vertoont op alle mogelijke gebieden van het menselijk organisme, daarom is hij zo interessant om te bestuderen. Men ziet als het ware zijn werkingen waaiervormig uitgespreid. We stellen de vraag : waarop berust zijn werking tegen een zwakke spijsvertering ? Wij vinden dat deze te danken is aan de bittere extracten die in deze plant te vinden zijn en die we herkennen aan de sterke bittere smaak. Deze bittere extractstoffen, die dus nog een sterk plantaardig karakter hebben, vertonen nog een sterke verwantschap met datgene in de mens dat nog niet heel veel door de mens verwerkt is, wat enigszins nog zijn structuur van de buitenwereld behouden heeft.
Voor alle duidelijkheid : het is zo dat wij stoffen uit de buitenwereld opnemen. Die moeten eerst afgebroken worden in de gebieden tot aan de maag (kauwen en speeksel ). Dan worden ze verder afgebroken in de darmen en verschijnen dan in het bloed wezenlijk heropgebouwd, en die heropbouw is het sterkste in de periferie, in het beendergestel, zenuwstelsel en spieren.
En de extractstoffen hebben een zeer sterke verwantschap met de nog onverwerkte uiterlijke substanties.
Nu bevat cichorium intybus ook alkalische zouten, kalium. En daarin moeten wij nu zoeken wat in het bloed werkt, zodat we tegelijkertijd in de cichorium intybus zien hoe de krachten gescheiden worden. De krachten die in de extractstoffen zitten, die trekken door hun verwantschap naar de spijsverteringsorganen. De krachten die in de alkalische zouten schuilen, trekken door hun verwantschap naar de organen die met het bloed verwant zijn of naar het bloed zelf.
En dan hebben we daar in hoge mate ook nog kiezelzuur. Het kiezelzuur werkt over het bloed heen in de perifere organen, door het zenuwstelsel en de spieren heen tot in het beendergestel.
Zodat de cichorium intybus iets is wat ons eigenlijk werkelijk toont : hier ben ik en ik laat mij in drie splitsen zodat ik een werking heb op de drie geledingen van het menselijke organisme.
Dat zijn de experimenten die de natuur zelf ons voordoet en die zijn eigenlijk altijd veel belangrijker dan de experimenten die we zelf uitvoeren, omdat de natuur in haar bedoelingen veel rijker is dan we zelf kunnen worden wanneer we aan de natuur vragen stellen door middel van onze eigen experimenten.”
Hadden vroegere generaties een onbewust weten van de drievoudige werking van deze merkwaardige plant ?
Men zou het toch beginnen denken wanneer we het ‘gebed’ horen dat de mensen eertijds uitspraken toen ze dit kruid, de wilde cichorei, gingen oogsten1. Het stamt uit een tijd en een wereld die wij alleen nog uit de literatuur kunnen kennen :
In de naam van God de Vader heb ik je gezocht,
In de naam van God de Zoon wil ik je uit de aarde graven,
En ik raak je aan, edele wortel, met zilver en goud,
God de Heilige Geest zij je toegenegen,
En geve je macht en kracht,
Opdat het met jou zal lukken in alle dingen
Waarvoor ik je wil winnen,
En gebied jou, edele wortel bitterpee,
Bij God de Vader, de Zoon en bij God de Heilige Geest
Dat je je kracht en macht samen met de deugd
Waarmee God de Almachtige je geschapen heeft
Op geen enkele manier en wijze in de aarde laat,
Dat je mij al je krachten brengt in de naam van
De Vader, de Zoon en de Heilige Geest, Amen.
|
Geciteerd in : Alfred Usteri, “Pflanzen-Wesen”, naar Hovorka en Kronfeld.
|
Afb. door W. Roggenkamp in: Weleda Almanach, 1984
* * * * * * * * * * * * * * *
.
Psychologie en de Filosofie der Vrijheid
Door François De Wit
Op het einde van de vijfde voordracht van “Algemene Menskunde” (GA 243) heeft Rudolf Steiner het over de psychologie van zijn tijd. Maar wat hij ervan zegt geldt ook (nog altijd) voor de psychologie van onze tijd.
Deze psychologie meent iets te kunnen verduidelijken over de twee vragen waarmee ook Rudolf Steiner zijn “Filosofie der Vrijheid” begon : ten eerste hoe de mens tot kennis over de hem omringende wereld komt en ten tweede, of de mens een vrije wil heeft.
Wat het eerste betreft zit de psychologie op een volledig verkeerd spoor : het is niet zo dat de mens bij zijn geboorte een onbeschreven blad is en dat hij in de loop van zijn leven via de zintuigen tot kennis van de wereld komt. En het is ook niet zo dat de wereld om ons heen een objectieve realiteit is, een wereld die er ook zo zou uitzien indien er geen enkele mens zou zijn om die wereld waar te nemen. Onder invloed van Kant, die zelf door Engelse denkers beïnvloed was
, kwam men ertoe om een onderscheid te maken tussen die zgz. objectieve wereld en het subjectieve beeld dat wij via onze zintuigen binnenkrijgen in onze hersenen, onze voorstelling dus.
Waarom vernoemen we dit ? In filosofisch opzicht komen de Engelsen niet verder dan “common sense”, een denken dat uitsluitend gericht is op de materiële wereld. Kant mag niet tot de grote Duitse denkers gerekend worden, hij staat in de lijn van Hume en Berkeley. Het is misschien ook niet toevallig dat hij stamt uit de Duitse periferie, hij werd geboren en leefde in Königsberg (in de Sovjettijd : Kaliningrad), een stad in het Baltische gebied. Misschien evenmin toevallig dat zijn naam in het Engels betekent : dieventaal, huicheltaal !
|
Rudolf Steiner toont in ‘De Filosofie der Vrijheid’ aan dat het idee “de wereld is onze voorstelling” berust op een onzorgvuldig denken. Enerzijds stelt men : de wereld is ‘maar’ een voorstelling in onze hersenen, en die voorstelling stemt niet noodzakelijk overeen met de ‘objectieve realiteit’ want onze zintuigen geven geen objectief beeld weer : de ene mens ziet bvb. kleuren, de andere niet, dus kunnen we niet met zekerheid uitmaken wat de objectieve werkelijkheid in feite is.
Maar anderzijds beschouwt men de zintuigen zelf, die toch ook tot die wereld behoren, niet als voorstelling maar als een objectieve realiteit !
In hoofdstuk IV, De wereld als waarneming zegt hij het zo :
“Het kritische idealisme wil het voorstellingskarakter van de waarnemingen bewijzen, terwijl het op naïeve wijze de waarnemingen aan het eigen organisme als objectief geldige feiten accepteert. ”
|
“Dat brengt ons — en u met name voor uw pedagogisch inzicht — tot iets wat grote verwoestingen aanricht in het wetenschappelijke denken van tegenwoordig. Wanneer we hier geen inleidende voordrachten hadden gehouden, en nog houden, over dat wat u moet aanzetten tot pedagogische hervormingen, dan had u uit de al bestaande handboeken over pedagogie, psychologie en logica én uit de praktijk van het opvoeden moeten halen wat u in de school gaat doen. U had dat wat gangbaar is over moeten nemen in de school. Maar met hetgeen tegenwoordig gangbaar is, is het slecht gesteld — alleen al wat betreft de psychologie.
U weet, in ieder psychologieboek treft u eerst een zogenaamde zintuigleer aan. Men onderzoekt waar de werking van de zintuigen in het algemeen op berust en het resultaat is de werking van oog, oor, neus enzovoort. Men vat alles samen in een groot abstract begrip: werking van de zintuigen. Dat is een grote fout, een behoorlijke vergissing. Want ook al beperkt u zich tot de zintuigen die de huidige fysiologen en psychologen bekend zijn en beperkt u zich tot de waarneming van alleen het lichamelijke aspect, dan zult u toch kunnen waarnemen dat het oog als zintuig iets heel anders is dan het oor als zintuig.
Oog en oor zijn twee volstrekt verschillende wezens. Laat staan de organisatie van de tastzin, die nog volstrekt niet onderzocht is — ook niet zo’n beetje, zoals het oog en het oor. Oog en oor ontwikkelen twee volstrekt verschillende activiteiten. Het samenvoegen van zien en horen in een ‘algemene werking van de zintuigen’ is grijze theorie.
Wil men juist te werk gaan, dan zou men met een concreet waarnemingsvermogen eerst alleen maar moeten spreken van de werking van het oog, de werking van het oor en de werking van het reukorgaan enzovoort. Dan zou men zulke grote verschillen ontdekken dat iemand de lust zou vergaan een algemene fysiologie van de zintuigen te ontwikkelen zoals in de psychologie van tegenwoordig.
Wanneer men de menselijke ziel beschouwt, dan komt men slechts tot inzicht wanneer men zich beperkt tot het gebied dat ik heb proberen te omlijnen in mijn uiteenzettingen, zowel in Waarheid en wetenschap als in de De filosofie van de vrijheid.
Dan kan men over de ziel als een eenheid spreken zonder dat men in abstracties vervalt. Want dan staat men op een vaste basis; men gaat er dan van uit dat de mens zich tijdens zijn leven de wereld eigen maakt en niet al de gehele werkelijkheid bezit. -Dat kunt u nalezen in Waarheid en wetenschap en in De filosofie van de vrijheid.
De mens heeft aanvankelijk niet de gehele werkelijkheid tot zijn beschikking. Hij ontwikkelt zich eerst verder en pas in die ontwikkeling wordt door het samengaan van denken en waarneming dat wat voordien nog geen werkelijkheid is tot ware werkelijkheid. De mens moet de werkelijkheid eerst nog veroveren. In dit verband heeft de leer van Kant — die zich van alles meester heeft gemaakt — de vreselijkste verwoestingen aangericht. Want wat beweert de leer van Kant? Die zegt a priori dogmatisch: de wereld om ons heen moeten we eerst waarnemen; in ons leeft eigenlijk slechts het spiegelbeeld van deze wereld. Van hieruit komt de leer van Kant tot alle andere deducties. Het is Kant niet duidelijk wat er is in de waargenomen omgeving van de mens. Want de werkelijkheid is niet in de omgeving en ook niet in de verschijnselen, maar het is zo dat de werkelijkheid pas geleidelijk manifest wordt doordat we de werkelijkheid veroveren, zodat het laatste wat ons tegemoet treedt pas de werkelijkheid is. In feite zou dat wat de mens ziet op het moment dat hij het niet meer kan uitspreken — op het moment dat hij door de poort van de dood gaat — de ware werkelijkheid zijn.”
Wat de tweede vraag betreft, of de mens een vrije wil heeft, daar is het met de moderne psychologie nog erger gesteld. Lees even een artikel van Jan Verplaetse ( professor moraal- filosofie aan de universiteit van Gent)
dat verscheen in De Morgen van 3 mei 2008 :
De vrije wil bestaat niet
Het echte machtscentrum ligt niet bij de vrije wil, maar bij onbewuste processen. Zij nemen de beslissingen lang voordat we het zelf doen
Jan Verplaetse bewijst het met een wetenschappelijke studie
Van oudsher heeft de mens de rotsvaste overtuiging dat hij vrij en bewust kan beslissen. Jongeren lepelt men in dat ze moeten nadenken vooraleer ze handelen. Criminelen krijgen te horen dat ze vrij waren om het verkeerde pad te kiezen. Daarom verdienen ze straf. De idee van een vrije wil is een der centrale pijlers van onze cultuur. Ons hele strafrecht is gebouwd op die ene idee. In een recente publicatie in het vakblad Nature Neuroscience tonen wetenschappers aan dat deze idee een illusie is. De opvatting dat de mens over een bewuste vrije wil beschikt, is stilaan onhoudbaar geworden.
De neurowetenschappers demonstreerden dat ons brein circa tien seconden vooraleer proefpersonen een beslissing namen die keuze al gemaakt had. Het team vroeg hen om in een scanner hetzij een linker- hetzij een rechtertoets in te drukken. Om de halve seconde verscheen een letter op het scherm. De proefpersonen onthielden bij welke letter ze beslist hadden om links dan wel rechts te drukken. Statistische analyse wees uit dat de activiteit in bepaalde hersenregio's meerdere seconden voor de bewuste keuze toeneemt. Dit is niet zo opmerkelijk. Bewuste processen worden immers altijd onbewust voorbereid. Wel opmerkelijk is dat die hogere activiteit de keuze van de proefpersonen, linker- of rechterknop, accuraat voorspelde. De conclusie lijkt onafwendbaar dat die breingebieden ruime tijd voor de bewuste beslissing 'wisten' wat de proefpersonen zouden kiezen. Niet de persoon, maar het brein maakte de keuze. Al hadden alle deelnemers het gevoel dat wij zo goed kennen: dat we vrij en bewust kunnen kiezen. Wie vertrouwd is met neurowetenschappen, denkt nu onmiddellijk aan de experimenten van Benjamin Libet uit de jaren tachtig. Libet toonde toen aan dat onze bewuste keuze pas optreedt nadat sommige breingebieden al een beslissing hadden genomen. Maar zijn onderzoek bleef controversieel. Niet het minst omdat hij verschillen van slechts enkele fracties van seconden mat. In de nieuwe studie bedraagt het verschil om en bij de tien seconden. Die kritiek vervalt dus definitief.
Die studie toont opnieuw de diepe kloof tussen mensbeeld en wetenschap. De wetenschappelijke visie op de vrije wil wordt stilaan dramatisch. In de hoofden van wetenschappers heeft het vrije bewustzijn nog de politieke macht van een protocollair koningshuis. Het mag al tevreden zijn dat het af en toe eens geïnformeerd wordt over de genomen beslissingen. Het echte machtscentrum ligt niet bij de vrije wil, maar bij onbewuste processen. Zij nemen de beslissingen lang voordat we het zelf doen.
Het vrije bewustzijn is bovendien een monarchie die zich nog in het ancien régime waant. Het is een treurig hoopje zelfbedrog dat zichzelf absolute macht voorspiegelt. Hierdoor dringt de dramatische visie ook niet tot ons bewustzijn door. Onze vrije wil is immuun voor vernietigende waarheden. Want waarom moeten we ons iets aantrekken van die nieuwe kennis? Wij voelen ons toch vrij. Waarom moeten we iets opsteken uit die bevindingen? Wijzelf zijn toch niet veranderd. Alleen onze kennis is dat.
Er zijn twee goede redenen om dit gemakkelijke standpunt te verwerpen. Een eerste reden is zuiver intellectueel. Wie pretendeert om een eigentijds, rationeel mensbeeld te hebben, kan wetenschappelijke empirie niet vrolijk combineren met een naïeve kijk op de vrije wil. Die combinatie is even potsierlijk als een neuropsycholoog die voor zijn bevindingen een beroep doet op een immateriële ziel. Geen wetenschappelijk mensbeeld zal volledig zijn zolang men niet precies verklaart hoe die illusie ons die krachtige ervaring van vrijheid bezorgt. Geen intellectueel zal overtuigen als hij of zij zich beroept op een voorbijgestreefde opvatting over de vrije wil.
In de tweede plaats leidt dit standpunt tot onrechtvaardige toestanden. Zelfs de meest filosofische opvattingen hebben erg praktische gevolgen. Delinquenten ervaren rechtstreeks de gevolgen van een achterhaalde visie op de vrije wil. Volgens hun rechters hadden zij de vrijheid om geen delinquent te worden. Pleidooien voor ontoerekeningsvatbaarheid botsen op het hooggestemde dogma van de vrije wil dat in het Belgische strafrecht zelfs geen gradaties kent. Je hebt het of je hebt het niet. Omdat rechters inzien dat die visie te absoluut is, ontstaat willekeur in de beslissing tot bestraffing dan wel tot een maatregel. Om maar één voorbeeld te geven. Psychopaten beschouwt men als toerekeningsvatbaar en worden dus gestraft. Maar heeft een geïnterneerde de pech om als 'psychopaat' gelabeld te worden, dan wordt zijn verblijf in de interneringsinstelling voor onbepaalde tijd verlengd. De reden: de kans op recidive ligt veel te hoog. Anders gezegd: hij heeft geen vrije wil om geen misdadiger te zijn. Consequent is anders.
De neurowetenschappen dringen aan op een herziening van het klassieke wilsconcept in maatschappij en mensbeeld. Je kunt wetenschap niet tegelijk lof toezwaaien en de rug toekeren. Een gedegen mensbeeld verdraagt immers geen zelfbedrog.
Twee dagen later verscheen een reactie op bovenstaand artikel door Eric Rosseel, doctor in de psychologie. Deze stelt zich kritisch op t.o.v. de gangbare psychologie, maar toch lezen we bij hem ook : “We weten allang dat "geestelijke" processen in wezen lichamelijk van aard zijn”. Let op het woord “geestelijk” tussen aanhalingstekens, als het ware om duidelijk te maken dat het geestelijke in feite niet bestaat.
Vrije Wil? Liever meer dan minder !
Professor Jan Verplaetse, moraalfilosoof en moraalpsycholoog, wil ons in zijn bijdrage in De Morgen 3/5/2008 ervan overtuigen dat de vrije wil niet bestaat. Het begrip "vrije wil" wordt inderdaad door veel "humanisten" gebruikt zonder dat ze precies aangeven wat ze ermee bedoelen. De vrije wil krijgt dan de mysterieuze allure van een buitenlichamelijke instantie die permanent ons gedrag stuurt en beslist over ons doen en laten. Het is in die zin dat Verplaetse deze "idealistische" vrije wil kan stellen tegenover het materialistische concept van het "brein". Maar op deze manier ontsnapt hij ook niet aan een benadering van het probleem die eigenlijk 19de-eeuws is. We weten allang dat "geestelijke" processen in wezen lichamelijk van aard zijn, bijvoorbeeld dat het nemen van beslissingen, het hebben van emoties, het vellen van een moreel oordeel, etc. en meer in het algemeen het spreken van de mens, zowel met zichzelf als met medemensen, een pendant hebben in het functioneren van het brein (en niet alleen van het brein overigens; het dominante belang van het brein is ondertussen al meer dan 5 jaar op de achtergrond geraakt ten koste van het immuunsysteem). De tegenstelling brein versus vrije wil zien als een tegenstelling lichaam-geest is volkomen achterhaald. Dat ware niet zo erg, indien prof. Verplaetse zijn argumentatie ook niet zou verlengen met een pleidooi om bestaande maatschappelijke regelingen (bv. op het vlak van de rechtspraak) te herzien.
Jan Verplaetse baseert zich op een wereldvreemd experiment waarbij mensen moeten onthouden wanneer ze beslist hebben bij de projectie van een letter op een linker- of rechtertoets te drukken. Dit soort "laboratorium"-experimenten staan in geen enkel opzicht model voor het echte concrete leven van mensen. En de resultaten vergelijken breinactiviteiten met de herinnering aan de beslissing, niet met de beslissing zelf. Wij nemen in ons leven dagelijks beslissingen waarbij we al na tien seconden vergeten hebben dat we bij het uitvoeren van een handeling inwendig met ons zelf hebben overlegd. Doorheen ons leven zijn we voortdurend in overleg met onszelf (of met anderen) maar deze inwendige monoloog onthouden we natuurlijk niet, waarom zouden we. En als we nadien gevraagd worden waarom we iets gedaan hebben, verzinnen we dan meestal wel iets ("rationaliseren" noemt men dat doorgaans). Reconstructie van misdrijven waarbij de misdadiger geacht wordt te hebben gehandeld uit een "onweerstaanbare drang" laten zien dat deze misdadigers zich dikwijls wel de gedachte hadden gevormd: "het is wreed wat ik ga doen, maar ik doe het toch, foert! Dat ze me maar in de bak steken!". Er is dus wel degelijk een vrije beslissing genomen, maar wel ene waar wij het moreel niet mee eens zijn en waarbij we denken: "hoe kan er iemand er nu toe komen zo wreed te willen zijn" (zoals bij zogenaamd "zinloos geweld" waarvan mensen - en journalisten - ons zeggen dat het "onbegrijpelijk" is, waarmee eigenlijk bedoeld wordt dat men het niet wil begrijpen). Anderzijds hebben we in heel veel gevallen voldoende tijd om vooraleer tot handelen over te gaan doordacht met onszelf of met anderen te overleggen en te kiezen uit diverse alternatieven met in acht name van de consequenties die aan elk der alternatieven verbonden zijn. Daarom bv. is BHV nog altijd niet gesplitst. En weten Jan en Miet nog niet wat ze morgen zullen eten, of ze al of niet de krant zullen kopen (en lezen), enz.
De mainstream-psychologie is zo "decadent" geworden dat ze nauwelijks nog nagaat wat mensen eigenlijk denken, doen, voelen, etc. bij psychologische "experimenten". De onderzoeker meet alleen wat hem selectief interesseert (zoals in Verplaetse's voorbeeld: de tijd waarop er op de hersenscans iets te zien is en de herinnering van de proefpersonen wanneer ze een beslissing genomen hebben). Ons doen en laten is echter een parallellisme van waarnemingen, gevoelens, gedragingen, bewustzijnsprocessen, etc. die zich allemaal tegelijk afspelen en die via zeer bijzondere patronen elkaar beïnvloeden. Maar de psychologie interesseert zich niet langer in de concreetheid en de raffinementen van het "psychische" leven van de mensen. Of iemand depressief is wordt tegenwoordig bepaald op basis van een standaard-vragenlijst: wat je echt over jezelf te vertellen hebt, hoe het bij jou aanvoelt om in de put te zitten, daar is geen kat in geïnteresseerd. Allen aan dezelfde Prozac, Seroxat of Serlain!
Wat Verplaetse met zijn verwerping van de vrije wil eigenlijk onder het tapijt veegt, is dat de mens een sprekend wezen is, een wezen dat via het spreken met zichzelf of het spreken met anderen ingrijpt in de loop van zijn of haar doen en laten of op de wijze waarop de wereld om hem of haar heen ook verandert. De breinactiviteiten die de hersenscans laten zien, omvatten ook dat spreken. Maar ja in een tijd en een "democratie" waarin het luisteren naar wat mensen te zeggen hebben in verval is geraakt, loont het uiteraard een psychologie en een moraalpsychologie te propageren die beweren dat mensen maar dieren zijn die signalen uitzenden in plaats van een taal te spreken en die stellen dat mensen dus geen vrije wil hebben. Zo'n visie is meegenomen voor Machten die er alleen op uit zijn om mensen tot op de milliseconde te controleren zonder dat mensen daartegen zouden protesteren. Want hoe zouden ze volgens deze "neurowetenschappers" kunnen protesteren? Ze stoten toch blijkbaar alleen maar dierlijke klanken uit en ze hebben geen "vrije wil". Arme psychologie, arme moraalfilosofie, arme neurowetenschappen! Zoals Fernando Pessoa in zijn Ultimatum onder de naam Alvaro de Campos zei: "Uit mijn ogen met dat alles!"
Dat de gangbare psychologie decadent is, daar zijn we het volkomen mee eens, maar toch heeft de dissidente psychologie niet veel meer te bieden om het wezen van de mens in zijn volle waarheid en waardigheid te begrijpen.
Het is niet omdat denkprocessen gepaard gaan met hersenactiviteit dat de hersenen de oorzaak van die denkprocessen zouden zijn. Men zou dan even goed kunnen stellen dat een manometer de oorzaak is van de drukverschillen in een ketel. De waarheid is dat een manometer niet meer doet dan de druk registreren en dat de hersenen ook alleen maar denkactiviteit registreren. Deze waarheid kan men niet inzien wanneer men bij een materialistisch mens- en wereldbeeld blijft. Maar de mens is meer dan alleen een fysiek lichaam.
In tegenstelling tot de moderne wetenschap, zouden we zeggen,
“hanteert het evangelisch Christendom als vanzelfsprekend een drieledig mensbeeld. Wanneer Paulus in de eerste brief aan de Tessalonicenzen het heeft over “...Heel uw wezen, geest, ziel en lichaam, ...” (5, 23) dan schrijft hij niets dat de bestemmelingen bevreemdt. De opvatting van de mens als een drieledig wezen, naar het evenbeeld van God, heeft in de westerse geschiedenis een essentiële rol gespeeld. Dat de individuele mens een wezen is met een geestelijk wezensdeel, impliceert dat die mens, tegen alle autoriteit en gezag in, bekwaam is tot individuele waarheidsvinding en persoonlijk moreel handelen.
Zo’n opvatting is gunstig voor de ontwikkeling van wetenschappen en van samenlevingsvormen die in dienst staan van de individuele vrijheid. Daarentegen werkt het drieledig mensbeeld niet echt comfortabel in handen van kandidaat-tirannen. Logisch dus dat het drieledig mensbeeld met zijn bevrijdend potentieel voortdurend blootstond aan woeste tegenstand. Zo heeft de katholieke kerk rond 970 het drieledig mensbeeld afgezworen. Sindsdien is de mens voor deze kerk nog slechts een tweeledig wezen, bestaande uit een lichaam en een ziel, waarbij de individuele menselijke geest min of meer plaats moest ruimen voor het leergezag van het kerkelijk instituut. In de modernste tijden zijn daar nog allerhande aanvallen bijgekomen op het bestaan van de ziel. Het moderne materialisme propageert zelfs geen tweeledig, doch een éénledig mensbeeld, met het fysieke lichaam als enige realiteit.
Dit alles blijft niet zonder politieke en maatschappelijke gevolgen. In wezen komt de reductie van de mens van een drieledig naar een twee- of éénledig mensbeeld neer op de herleiding van het menselijk individu tot een soort dier, of een soort machine. En net zoals een redeloze hond aan een leiband moet worden gehouden, of een geestloos rund achter prikkeldraad moet worden ingesloten, dient men dan ook de geestloze mens op alle mogelijke manieren te beperken, in te sluiten, te controleren en te bevoogden.” ( Jos Verhulst, 2007)
De ( Ahrimaans geïnspireerde ) elites die in de Verenigde Staten de wetten schrijven ( en die via de Verenigde Naties en andere supra-nationale instanties de wetgeving over heel de wereld sturen ) zijn op dat gebied heel duidelijk. In de wet over voeding en medicatie
lezen we letterlijk : mens of een ander dier.
Zo staat het er :
(f) The term “food” means
(1) articles used for food or drink for man or other animals,
(g)
(1) The term “drug” means
(B) articles intended for use in the diagnosis, cure, mitigation, treatment, or prevention of disease in man or other animals; and
(C) articles (other than food) intended to affect the structure or any function of the body of man or other animals;
En wat doemt aan de horizon op ? Een beeld van een mensheid die uit gemakzucht haar eerstgeboorterecht opgeeft, het vermogen om op eigen kracht iets te leren. Een mensheid met één denken dat centraal bestuurd wordt door de (bezitters van de) technologie die nu al ontwikkeld is. Uit de Daily Mail van 30 mei 2008 :
Leerlingen kunnen binnenkort hun lessen rechtstreeks downloaden in hun hersenen
De voorzitter van de Engelse organisatie van topscholen voorspelde vandaag dat kinderen over 30 jaar rechtstreeks informatie in hun hersenen zullen kunnen downloaden.
Chris Parry, de nieuwe CEO van de Independent Schools Council, zei dat technologie zoals die ten tonele werd gevoerd in de film “The Matrix” de traditionele lessen totaal verouderd zal maken. In de bijlage over Opvoeding in de Times zei hij : “Het is maar een kleine stap van draadloze technologie naar het feitelijk installeren van een soort ontvanger met electrische verbinding naar de hersencellen om kennis op te nemen. Juist zoals in de Matrix zouden leerlingen hun lessen en zelfs vreemde talen rechtstreeks in hun brein kunnen downloaden. Mr Parry, een voormalig Admiraal, besteedde als een hoge ambtenaar bij het Ministerie van Defensie drie jaar aan het plannen van een toekomstige strategische rol voor het militair apparaat. Hij stoomt nu de genoemde ICS, een totaal van 1.300 scholen die samen instaan voor de opvoeding van een half miljoen kinderen, klaar voor een high-tech toekomst.
Hij zei in de Times (Educational Supplement) dat de thriller met Keanu Reeves (The Matrix) over 30 jaar geen science-fiction meer zal zijn. “Over 30 jaar zal op een bank stilzitten om iets te leren behoren tot het verleden” zei Parry. “Ik denk dat het dan mogelijjk zal zijn om directe toegang te hebben à la Matrix tot een gegevensbank om de hele woordenschat van een vreemde taal op te nemen, alleen de spraakkunst moet je dan nog zelf verwerken.”
In de film The Matrix konden mensen alle soorten informatie, vaardigheden en talen direct in hun brein downloaden op enkele seconden tijds.
* * * * * * * * * * * * * * *
|