Inhoudstafel van Brug 123 ( maart 2024)


Wie was Charles Kovacs

Het Sprookje van Goethe : inleiding

Eerste voordracht van C. Kovacs

De verborgen figuur in het Sprookje

Meditatie : de caduceus

Anti-meditatie

Uit het leven van Rudolf Steiner

Ballade van de boer



*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

Beste Lezer,




.


Na een verblijf van zeven jaar in het rusthuis is op het einde van december 1923 Jan Vermeir overleden. Hij zou dit jaar 72 geworden zijn. Met hem nam ondergetekende in 1993 het besluit om dit tijdschrift uit te geven.

Jan kwam uit een kroostrijk boerengezin. De kinderen mochten wegens geldgebrek alleen maar de middelbare school uitdoen en Jan kwam terecht in de Grieks-Latijnse afdeling van het Jezuïetencollege in Aalst. Daarna ging hij in de Nationale Bank werken. Hij leerde de vrouw van zijn leven kennen, maar voordat er verdere plannen konden gemaakt worden stierf het meisje plots in zijn armen, ze was geboren met een hartafwijking. Jan kon niet begrijpen waarom zoiets moest gebeuren en ging op zoek naar antwoorden. Na enkele omwegen kwam hij uit bij Rudolf Steiner.

Ik leerde Jan kennen toen een zus van hem een relatie begon met een vriend van mij, hij woonde maar een dorp verder. Dat was begin jaren 80. Hij was toen al antroposoof en door hem kreeg ik boeken van Rudolf Steiner in handen en werd ook antroposoof.
Jarenlang hebben we samen aan dit tijdschrift gewerkt maar familiale en gezondheidsproblemen maakten dat Jan steeds minder bijdragen leverde. En zo werd De Brug een éénmanstijdschrift.

Zeven jaar lang bezocht hem ik iedere week twee keer, hijzelf kon – na twee beroertes - slechts met veel moeite nog een woord uitbrengen en was bedlegerig, maar hij bleef tot het einde geïnteresseerd en ik besprak met hem wat er in De Brug ging komen. En dat is iets wat nu op een iets andere manier verder gezet wordt ....





François De Wit







.

Over de groene slang en de schone lelie


In 1991, twee jaar vóór de geboorte van dit tijdschrift, luisterden wij in de Volkshogeschool in Berchem naar een voordracht door Edith Boeke over dit sprookje van Goethe. We maakten daarbij enkele bladzijden met aantekeningen maar die bleven liggen en werden nooit uitgewerkt tot een verslag. Twee jaar geleden vertaalde Thomas Meyer, de uitgever van “Der Europäer” vier voordrachten van Charles Kovacs over ditzelfde onderwerp en liet ze in zijn tijdschrift verschijnen. Wij gaan hetzelfde doen voor De Brug.
Omdat Charles Kovacs hier te lande een weinig bekende antroposoof is, geven we eerst een korte levensschets van deze man, eveneens uit “Der Europäer” (jg. 15, nr. 2/3 van dec.-jan. 2011).

Edithe de Clercq Zubli (geboren 1937 in Batavia, in Nederlands Oost-Indië, gestorven in 2008). Tijdens haar huwelijk met Mouringh Boeke werkzaam in Vrije Schoolonderwijs en driegeledingsbeweging, waaronder tien jaar als redacteur van Driegonaal. Na haar scheiding medeoprichter van de staatsvrije Bovenbouw Meppel. Ze schreef o.a. De onvoltooide revolutie. Vrijheid, gelijkheid en broederschap.


Wie was Charles Kovacs ?


Charles Kovacs werd geboren op 8 februari 1907 in Wenen als zoon van joodse ouders met een Hongaarse achtergrond, wat we aan de familienaam kunnen zien. Zijn kinderjaren bracht hij door in Nussdorf, dicht bij de Donau waar schepen geladen en gelost werden. In datzelfde Nussdorf stond ooit het huis waar Beethoven zo graag woonde. Achter het ouderlijk huis zag met de bossen met notelaars, aan de linkerzijde de Kahlenberg vanwaar ooit de Poolse koning Jan Sobieski zijn aanval inzette tegen de Turken die Wenen belegerden.
Na de vroege dood van de vader verhuisde Charles met zijn moeder, grootmoeder en jongere broer Erwin naar Baden bij Wenen, aan de voet van het Wienerwoud. Hier volgde hij het technisch middelbaar onderwijs met de bedoeling later naar de Technische Hogeschool te gaan.
In Baden en Wenen waren vele kunstgalerijen die de jongen aantrokken. Wat hij daar zag inspireerde hem om zelf te gaan schilderen. Toen hij 12 jaar was toonde hij aan de kunstleraar van de technische school naar wie hij zeer opzag, voor het eerst zijn werk. Deze leraar, professor Friedrich Thetter (1877-1955) vroeg hem om regelmatig zijn werk te komen tonen. Thetters beide kinderen werden zijn schoolvrienden. Thetter was niet alleen een baanbrekend kunstpedagoog maar ook een actieve antroposoof. Dank zij hem geraakten Charles en zijn broer vertrouwd met het werk van Goethe en Rudolf Steiner. En zo werd Charles reeds op 22-jarige leeftijd lid van de Antroposofische Vereniging.


Omdat zijn vader zo vroeg gestorven was moest Charles na zijn middelbare studies uitkijken naar een broodwinning. Hij leerde boekhouden en dactylo en begon te werken als bediende. Vanaf 1928 werkte hij voor zijn oom die een groothandel in koloniale waren had en in Wenen koffie en thee verkocht. Daarnaast nam hij ook deel aan het drukke gezelschapsleven in Wenen en speelde ’s avonds voor zijn vrienden op de piano de schlagers die hij op de radio hoorde.
In de jaren 30 werd hij lid van de Eerste Klasse van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap in Dornach en bezocht de klasse-uren die door Ludwig Graaf Polzer-Hoditz gelezen werden. Die had nog van Steiner zelf de toelating gekregen om in Wenen klasse-uren te houden en hij deed dat tot zijn dood in 1945. Charles Kovacs moest wel eerst enkele persoonlijke vooroordelen overwinnen. In een brief uit 1995 aan de euritmist en tijdelijke collega Harald Viktor-Koch schetst hij dit zo :
“Aanvankelijk had ik dezelfde afkeer van Oostenrijkse aristocraten als van Hessische prinsen maar Polzer-Hoditz maakte zo’n overweldigend menselijke indruk (hoewel hij in feite meer lelijk dan knap was) dat ieder ras- en klasse-vooroordeel gewoon moest verdwijnen.”
Over de manier hoe Polzer-Hoditz de inhouden van de uit 19 trappen bestaande meditatieweg van de Michaëlsschool aanpakte, schrijft hij :
“Wat ik bij Polzer-Hoditz heb ervaren, en bij geen enkele andere klasse-lezer, was het rechtstreekse gewaarworden van het eigen etherlichaam en daardoor de etherische omgeving.”
Ook na de breuk tussen de besturen in Dornach en Wenen in 1935 en nadat Ludwig Polzer-Hoditz in 1936 uit de Vereniging getreden was, ging Charles Kovacs verder naar Polzers voordrachten en woonde de klasse-uren bij zolang hij in Wenen was.
Zoals Friedrich Thetter de jonge Charles in de wereld van de scheppende kunst en de antroposofie introduceerde, zo leidde Polzer-Hoditz hem binnen in de sfeer van het meditatieve leven. Hij geraakte bekend met Karl König en Hans Erhard Lauer en het kwam tot antroposofische samenwerking met deze mannen.

Toen in maart 1938 Oostenrijk bij Duitsland werd gevoegd vertrok Charles Kovacs naar Kenia om te gaan werken op het landgoed van zijn neef. Dit bedrijf was zo groot dat men slechts te paard kon toezicht houden en beheren. Een tijd lang had Charles de leiding over een zagerij waar hij de enige blanke was. In deze periode maakte hij op de achterkant van bedrijfsfiches een reeks Pietà-schetsen, allemaal verschillend.
Bij het begin van de tweede wereldoorlog meldde hij zich als vrijwilliger bij het Britse leger. Zeer fier placht hij later te vertellen dat hij met het 8ste leger bij El-Alamein tegen het Afrika-Korps van Rommel had gevochten.
Op het einde van zijn legerdienst kreeg hij volgende beoordeling : “Deze man is zeer betrouwbaar, intelligent en taalkundig begaafd. Hij spreekt vloeiend Duits en Engels en kent goed Frans. Zeer energiek en onvermoeibaar. Kan organiseren en leiding geven. Heeft al zijn plichten met meer dan gewone inzet vervuld.”
Op het einde van de oorlog moest hij Duitse krijgsgevangenen bewaken en omdat hij Duits kende moest hij ook de uitgaande post van de krijgsgevangenen controleren. Telkens hij in brieven verwijzingen vond naar Rudolf Steiner of de Christengemeenschap, zocht hij de briefschrijver op om met hem over antroposofie te praten.

Na de oorlog keerde hij voor korte tijd terug naar Kenia waar hij een antroposofische studiegroep had opgericht. In Nairobi geraakte hij bevriend met de Hongaren Eugen Blau en Béla Herskovits, een violist. In de studiegroep lazen de drie Hongaren (want Charles Kovacs stamde in feite ook uit Hongarije) het boek “Theosofie” van Rudolf Steiner.


In april 1948 ging Charles Kovacs naar Londen. Een familielid zocht iemand voor een verantwoordelijke functie in zijn firma van Made-in-England textiel. Acht jaar lang werkte Charles in dit bedrijf. Het was een goedbetaalde job maar betekende een zware last. In Londen bezocht hij antroposofische studieavonden die telkens op maandag plaatsvonden. Hier leerde hij Dora Langleben kennen. Enkele maanden na de eerste kennismaking trouwde hij met haar. Kort daarop vroeg men hem om de leiding van een studiegroep in Museum Street over te nemen. Voor deze groep vertaalde hij werken van Rudolf Steiner die nog niet in ’t Engels verschenen waren. Hij werd lid van het bestuur van de Engelse Antroposofische Vereniging en hield vele voordrachten. Thuis ontving hij bijna iedere avond leden van de studiegroep. Na het bezoek begon hij vaak nog te schilderen of te tekenen.
Tijdens zijn verblijf in Londen had hij ook contact met W.J. Stein, die als Weense halfjood reeds sinds 1933 naar Engeland verhuisd was.

Een merkwaardige, wellicht karmisch noodzakelijke ontmoeting had Charles Kovacs met Albert Steffen. Die vond ‘toevallig’ plaats in Florence in mei 1951. Tegen zijn gewoonte in had Charles een kamer geboekt in het 5-sterrenhotel Helvetia-Bristol. Hier ontmoette hij dus Albert Steffen. Kort daarna kwam Steffen naar Londen, bezocht met Kovacs het British Museum en ging ook kijken naar de schilderijen van Charles. Steffen was onder de indruk en stelde voor om een tentoonstelling te arrangeren in het Goetheanum. Charles Kovacs vond dat zijn schilderijen niet goed genoeg waren voor een tentoonstelling. Toen Steffen hem verzekerde dat ze wel goed genoeg waren antwoordde Kovacs : “Daarover kan ik beter oordelen dan u, Herr Steffen !” Steffen heeft hem dat lange tijd kwalijk genomen ....
In 1956 vroeg een lid van de Londense studiegroep aan Charles Kovacs of hij niet wilde leraar worden in de Steinerschool van Edinburgh. Kovacs verhuisde en begon les te geven in een 4de klas met 35 leerlingen. Eén van zijn collega’s was Trevor Ravenscroft, een leerling van W.J. Stein, die in de jaren 70 het bedenkelijk boek “Spear of Destiny” publiceerde.

Trevor Ravenscoft bekende aan de Nederlandse antroposoof René Querido dat hij het boek had geschreven ter wille van het gemakkelijke geld. Volgens Querido bevat het boek een derde waarheid, een derde halfwaarheid en het laatste derde stamt uit de rijke fantasie van de auteur ( zie Der Europäer, 3de jg. nr. 9/10 )

Voor zijn lessen maakte Kovacs schriftelijke voorbereidingen die later de basis vormden voor talrijke didactisch-pedagogische handboeken, uitgegeven door Floris Books.
Zijn teken- en schildertalent kon hij hier ten volle gebruiken, hoewel hij er zelf zo’n lage dunk van had (hij ondertekende geen enkel van zijn werken). Voor zijn vrouw die in de school een kleuterklas had schilderde hij een bewaarengel die zegenend op de kinderen neerkeek.
Hij maakte gedichten en componeerde liederen. Zo werd hij geleidelijk de leidende figuur in de school van Edinburgh, waar hij tot zijn pensionering in 1975 bleef werken.
Hij hield zich intensief bezig met astrologie en trok horoscopen van kinderen als de collega’s hem daarom vroegen.
Zijn woning lag halverwege tussen twee belangrijke plaatsen in de occulte geschiedenis van Schotland : aan de ene kant de burcht waar King James geboren werd, de inspirator van Shakespeare, Bacon, Böhme en Jacobus Balde, en aan de andere kant Rosslyn Chapel, de bekende tempelierskapel.
Naast zijn pedagogisch werk hield hij voordrachten, ook na zijn pensionering, zowel voor antroposofisch als niet-antroposofisch publiek, en leidde werkgroepen. Dit ondanks het feit dat hij sukkelde met een been, een gevolg van een kwetsuur tijdens de oorlog, wat met de jaren erger werd. Hij bleef ook heel zijn leven een kettingroker (net als W.J. Stein trouwens -fdw).
Toen hij 77 jaar oud was sprak hij in Edinburgh voor Waldorfleraars en euritmisten over zijn commentaren bij Steiners cyclus over de Apokalyps. Deze commentaren werden gepubliceerd en ook vertaald in ’t Duits (Perseus Verlag)



*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Het Sprookje

In 1940 verscheen dit sprookje in een Nederlandse vertaling door André Vlaanderen. Die vertaling verscheen met een inleiding door Prof. Dr. P. De Keyser uit Gent. Daaruit namen we het volgende over :

Toen Goethe in juli-augustus van 1795 aan het Sprookje van de Groene Slang begon te schrijven waren de eerste twee delen van ,.Wilhelm Meisters Lehrjahre" reeds verschenen. Hij was 46 oud, een gevierd auteur en een zeer aanzienlijk ambtsbekleder aan het groothertogelijk hof te Weimar. In september van het vorig jaar was Schiller bij hem te gast geweest en het gesprek had vooral gelopen over bijdragen voor hun letterkundig tijdschrift: de „Horen".

In de briefwisseling, die op dat verblijf volgde, is er spraak van een vertelling: de „Procurator" uit de Decamerone van Boccaccio, die Goethe zich had voorgenomen voor het tijdschrift te bewerken. Begin november verbleef Goethe op zijn beurt bij zijn vriend Schiller te Jena, en aldaar vormde zich bij hem de gedachte voor de „Horen" een reeks van vertellingen te schrijven, waartoe de „Procurator" zou behoren. Aldus ontstonden de „Unterhaltungen deutscher Ausgewanderten". Deze „Unterhaltungen" werden geschreven tussen november 1794 en september 1795.

Het lag in de bedoeling van Goethe deze „Unterhaltungen" voort te zetten, doch deels door de omstandigheden, die hem ander werk deden aanpakken, deels door het vrij ongunstig oordeel over deze onderneming vanwege het lezend publiek en zelfs vanwege sommige vrienden, die evenwel uitzondering maakten voor „Het Sprookje", kwam er niets meer van in huis.

Voor de achttiende eeuw was het Sprookje een letterkundig genre, dat bij uitstek als een produkt van de zuivere verbeeldingskracht werd beschouwd. Dat Goethe met „Het Sprookje" een dergelijk op louter fantasie berustend verhaal bedoelde, blijkt wel uit zijn concept van een andersoortig sprookje, dat op „De Groene Slang" moest volgen, nl. een allegorie. Voor Goethe was „De groene Slang" een fantastisch sprookje zonder meer en geen allegorisch of zinnebeeldig sprookje. Het is van belang hierop te wijzen ten overstaan van de velerlei pogingen tot verklaring van „De groene Slang", het sprookje, dat in de „Unterhaltungen" geen bijzonderen titel heeft, het heet daar eenvoudigweg: „Das Mârchen".
Aangaande de aanleiding van dit geschrift van Goethe weten we het volgende : Goethe zal in juli en augustus zijn verlof te Karlsbad doorbrengen. Begin Juli schrijft hij aan Schiller dat hij enige oude sprookjes aan het overdenken is en binnenkort een sprookje hoopt te „fabuliren". Hij is pas van 29 Juni tot I Juli in Jena geweest. Over dit kort verblijf te Jena wist Schônborn, die een kommentaar schreef over Goethes Faust, mede te delen dat Goethe hem eens verteld had, dat hij op een avond wandelend langs het Paradijs, een wandelpad langs de Saal te Jena, aan de andere zijde van de rivier op een bebloemde, met bomen begroeide weide een schone vrouw zag, wie de natuur een heerlijke stem had geschonken, in een wit kleed, met bonte tulband, in gezelschap van andere vrouwen zag rondlopen, en hij haar gezang over het water heen hoorde. In de nabijheid van het Paradijs woonde een oude man, die om een geringe vergoeding een ieder, die zulks verlangde, in een smalle boot naar de tegenovergestelde oever bracht. Toen het reeds deemsterde, kwamen een paar studenten aanzetten en scheepten zich met behulp van de oude visser lachend in en deden de boot schommelen op de rivier.
Waarschijnlijk werd het Sprookje voor een deel te Karlsbad neergepend, want bij een kort bezoek aan Schiller te Jena op 10 augustus beloofde Goethe zijn sprookje weldra in te sturen, hetgeen in september-oktober werkelijk geschiedde.
Het ondervond dadelijk bij de vrienden van Goethe een zeer grote bijval. Naar hun oordeel verenigde het de innerlijke en uiterlijke eigenschappen van de sprookjes van Voltaire en van Hamilton.
„De Groene Slang" mocht zich verheugen in de populariteit van de gelijktijdige Duitsche „society": op de gemaskerde bals traden gouduitstrooiende Dwaallichtjes op.
Ontelbaar waren ook de pogingen tot verklaring van de zin van het Sprookje. Goethe schijnt er tijdens zijn leven een geheim genoegen in gehad te hebben de interpretatoren in het onzekere te laten en ze ze zelf in 't ootje te nemen.
In de uitgebreide kritische literatuur over „De groene Slang” evenwel ontbreekt het niet aan min of meer spitsvondige theorieën. De voornaamste zijn van politieke, filosofische en esoterische aard ....


In deze Brug en de volgende krijgt de lezer een esoterische, antroposofische uitleg.
We gaan ervan uit dat de lezer dit sprookje ooit al eens gelezen heeft of het vlug nu doet, het is immers niet zeer lang. Het begint als volgt :




Enkele maanden voor zijn dood op 9 oktober 2001 dicteerde Charles Kovacs vier voordrachten over Goethes sprookje. Thomas Meyer vertaalde die uit het Engels voor zijn tijdschrift “Der Europäer” (eerste voordracht in de 25ste jaargang, nr. 8, juni 2021).
Wij gebruikten deze vertaling voor onze eigen vertaling naar het Nederlands.



.

Eerste voordracht van Charles Kovacs


Dit sprookje is niet voor kinderen geschreven en kinderen kunnen er ook niets mee aanvangen. Maar ook voor volwassenen is dit sprookje met zijn rare schepsels en geheimzinnige relaties niet te begrijpen .... indien daar niet de commentaren van Rudolf Steiner waren. En zelfs met die inzichten kan het sprookje van de groene slang en de schone lelie meer raadsel blijven dan dat het verhelderend werkt. Maar er is een historische aanleiding waarom Goethe dit sprookje schreef : de Franse revolutie van 1789. Wat deze geweldige uitbarsting van ontevredenheid van een hele natie over het bestaande bestuurssysteem aan het licht bracht, dat was dat een natie kon begeesterd geraken door drie idealen en dat overal ter wereld mensen zich over deze idealen begonnen vragen te stellen, vooral over het idee van vrijheid.
Zowel Goethe als zijn vriend Schiller beseften dat de vrijheid de centrale kwestie was voor de moderne mens. Schiller gaf zijn opvatting van vrijheid weer op een filosofische manier in zijn “Esthetische Brieven”.
Goethe trad Schillers standpunt bij dat vrijheid het resultaat is van een evenwicht tussen twee zielekrachten die, als ze apart werken, de mensen onvrij maken.
Maar Goethe wilde dit inzicht in een minder abstracte vorm uitdrukken, namelijk in de beeldende vorm van een sprookje. en het ware thema van dit sprookje is de vrijheid. Maar Goethes sprookje heeft ook een spirituele achtergrond. Want rond de tijd dat het sprookje geschreven werd verzamelde de aartsengel Michaël zielen rond zich om hen voor te bereiden op hun volgende incarnatie. Het was een soort school volgens Rudolf Steiner. Michaël bereidde deze zielen door machtige imaginaties voor op de nieuwe mysteriën. En deze kosmische beelden inspireerden nu Goethes beeldentaal in het sprookje.
De antroposofen die geboren werden op het einde van de 19de en in het begin van de 20ste eeuw waren leerlingen in deze Michaëlsschool. Daarom dat wij in deze beelden iets herkennen wat ons bekend is. Om te begrijpen hoe Goethe en Schiller het probleem van de vrijheid benaderden, willen we eens kijken hoe Schiller dat in zijn “Esthetische Brieven” weergaf. Hij beschrijft eerst de toestand van een mens die passioneel aangetrokken wordt tot een andere mens hoewel hij zeer goed weet dat die van karakter en geest niet zeer hoogstaand is. In dat geval beleeft hij de drang van de instinctieve drift als dwang, als een ketting van onvrijheid. Een andere dwang beleeft hij als hij geen interesse voor een andere mens kan opbrengen hoewel hij weet dat het een zeer hoogstaand persoon is. Hier wordt het eigen verstand als een ongewilde dwang ervaren.
Als men zich echter tot iemand aangetrokken voelt wiens eigenschappen men bewondert, dan ervaart men deze aantrekking niet als een dwang waarover men spijt heeft, maar als een vervulling van het eigen zelf. Dat is het wezen van de vrijheid.
Hierin kwam Goethe overeen met Schiller maar zoals gezegd wilde hij zijn inzicht niet in abstracte begrippen maar in zinvolle beelden weergeven. Het beeld voor de onbewuste krachten van het instinct is de groene slang. De intelligentie, het vernuft, wordt weergegeven door de schone lelie.

Het onbewuste deel van de menselijke ziel werd in een ver verleden beschouwd als een bron van genezende krachten, zo bvb. in de Griekse cultuur. Daar bestond het gebruik van de tempelslaap : de priesters van Asklepios, de god van de genezing, behandelden de zieken door de levensopbouwende krachten van de slaap te laten werken. De geesteswetenschap noemt dat de krachten van het etherlichaam. De wijsheid van de Griekse mysteriën beeldt Asklepios af met een staf waarrond zich een slang draait. Dit zinnebeeld voor gezond makende krachten vindt men ook in het Oud Testament (Numeri, 21). Toen de Israëlieten 40 jaar in de woestijn moesten doorbrengen vooraleer ze het Beloofde Land konden betreden, begonnen ze de ontberingen moe te worden en opstandig te worden. Jehova bestrafte hen door hun een slangenplaag te zenden. Dat bracht hen vlug tot bezinning en ze vroegen aan Mozes om voor hen bij God te bemiddelen om te plaag te laten ophouden. En Jehova droeg Mozes op om een grote slang uit messing te maken die rond een staf omhoog kroop, een staf met bovenaan een dwarsbalk, dus in de vorm van een kruis. Door op te kijken naar deze slang werden de mensen genezen die gebeten waren en de giftige slangen verdwenen.
In het Hebreeuws zijn er twee woorden voor ‘slang’ : ‘nahash’ is de gewone slang maar de genezende slang heet ‘seraph’. We kennen dat woord als het enkelvoud van ‘seraphim’, de hoge hiërarchie die Rudolf Steiner de ‘Geesten der Liefde’ noemt. Deze geestelijke wezens kunnen tot in de fysieke materie werken en dus beide werelden overbruggen. Zoals de slang van Asklepios is ook de Seraph-slang drager van helende krachten. En het zinnebeeld van de slang is tot op de dag van vandaag het teken van de arts gebleven. En het is ook vandaag nog algemeen bekend dat de slaap een essentieel element van het genezingsproces is.

Het is dus geen verrassing dat ook in Goethes sprookje de slang een rol speelt die tot een genezing leidt. Het is de slang waardoor het verhaal een gelukkige afloop kent. Maar het verhaal begint niet met de slang maar met een heel andere figuur : een veerman die mensen over de rivier zet. Verder in het verhaal lezen we dat hij dat alleen maar in één richting doet, hij brengt niemand terug naar de oever vanwaar hij gekomen is. Twee rare en ongeduldige reizigers willen van zijn diensten gebruik maken : twee dwaallichten. Nauwelijks zijn ze aan boord of ze beginnen goudstukken uit te strooien. Hoe verbazend dat ook is, nog verbazingwekkender is de reactie van de veerman die boos wordt om dat goud en de dwaallichten waarschuwt : als er één van die goudstukken in de rivier zou vallen, dan begint die direct te kolken en de golven zouden het bootje doen kapseizen en iedereen laten verdrinken. Na de overzet wil de veerman geen goud als betaling, de dwaallichten moeten beloven om hem de enig mogelijke vergoeding te brengen : drie kolen, drie artisjokken en drie ajuinen.

De dwaallichten staan voor de natuurwetenschap zoals die in de tijd van de bewustzijnsziel is geworden : materialistisch. Ze verspreidt geen echt licht, daarom zijn het ook dwaallichten. Maar deze onechte lichten strooien goudstukken uit en het goud is symbool voor oude wijsheid. Wat de natuurwetenschap ons geeft aan precieze waarneming, dat is objectieve waarheid, dat bevat het goud der wijsheid. Maar het verkeerde, de dwaling, de illusie ligt in de manier waarop de waarnemingen geïnterpreteerd worden. En het abstract-intellectuele denken waarmee de wetenschappers hun ontdekkingen weergeven, dat brengt de elementaire krachten die het bewuste van het onbewuste scheiden in beweging en stoort die. De rivier stoot abstracte intellectuele begrippen af en dat doet ook de veerman. De wetenschap is aan de etherische wereld tot op de dag van vandaag een echt begrip van de organische, levendige dingen als kolen, artisjokken en ajuinen verschuldigd.
De veerman gooit de gevaarlijke gouden munten in een diepe spleet in de rotsen. Maar in de diepte van de spleet slaapt de groene slang. Ze wordt wakker door het geklingel van de munten, slikt ze begerig in en ontdekt dat niet alleen haar honger gestild is maar dat haar lichaam lichtgevend is geworden en een gouden schijn afgeeft.
De groene slang bezit de Serafijnse macht van het helen. Het is de kracht die kinderen laat groeien, wonden geneest en het lichaam tijdens de slaap herstelt. Maar dit alles is verborgen in de diepte van het onbewuste. Maar een deel van deze krachten stijgt tot een bepaalde graad van droombewustzijn omhoog en zorgt voor droomachtige beelden. Wij noemen dat fantasie.
In vroeger tijden werden dromen opgevat als boodschappen uit een hogere wereld, als waarschuwingen of voorspellingen.

Denken we maar aan de vrouw van Pilatus die haar man liet weten terwijl hij al op de rechterstoel zat : “Heb niets te maken met die rechtvaardige man, want ik heb heden in een droom veel om hem geleden.” ( Matt. 27:19 ) - fdw

Tegenwoordig geven droombeelden geen boodschappen meer, ze zijn in feite alleen maar verwrongen beelden van onze wensen enz. Maar er zijn uitzonderingen. Als deze droomachtige beelden een bepaalde intensiteit krijgen en sterker worden dan verschijnt de scheppende kracht van de fantasie.
Dat is de fantasie van de dichter, de schilder, de componist, maar ook van de uitvinder, de ontdekker, de avonturier. Zij staat een stap dichter bij de vrijheid want het Zelf van de mens speelt hier mee en toch is ze, paradoxaal genoeg, in wezen objectiever

Als de groene slang tegen de dwaallichten zegt dat ze ’s middags de stroom kan overbruggen, dan heeft dat een verband met het scheppend aspect van de fantasie.
En hier veroorlooft Goethe zich een humoristische fantasie. De groene slang, lichtgevend door haar innerlijk wordt door een gelijkaardig licht aangetrokken dat van de dwaallichten komt die haar als een familielid begroeten en haar tante noemen. Ze vragen ook om raad : hoe ze de weg naar de schone lelie kunnen vinden, want die willen ze absoluut ontmoeten. Tot hun grote verbazing horen ze dat die zich aan de andere kant van de stroom bevindt, de kant vanwaar ze juist overgestoken zijn.
De dwaallichten staan voor de wetenschap die echter alle fenomenen van de geneeskunde, scheikunde, fysica en astronomie op een louter fysieke manier wil uitleggen. Maar de kracht die de wetenschapper drijft, is de wereld van de schone lelie. En uit deze wereld hebben de dwaallichten het goud gebracht, het zinnebeeld van de wijsheid dat ook de groene slang laat oplichten. Het is het goud van de objectieve onpersoonlijke ervaring, het goud van het eerlijk streven ten dienste van een ideaal. En dan verschijnt in het sprookje een figuur die het tegendeel is van de dwaallichten : een jongeling. Hij hoort thuis op de aardse, bewuste zijde van de stroom maar net zoals de dwaallichten heeft hij een verlangen naar de schone lelie.
Als de groene slang ’s middags met haar lichaam een brug maakt naar de andere oever van de stroom (we weten dat die brug het beeld is van de scheppende fantasie, de kunst) maakt de jongeling van die gelegenheid gebruik om aan de andere kant te geraken en de schone lelie te ontmoeten. Maar door haar aan te raken valt hij levenloos neer.
De lelie staat voor de objectieve onpersoonlijke kennis, en het levensgevoel van de kunstenaar (de jongeling) kan het koude wezen van de objectiviteit niet overleven.
We moeten ons bewust zijn dat het droomachtig niveau van de scheppende fantasie een stap in de richting van de vrijheid is. Noch de groene slang, noch de schone lelie, noch het instinctieve noch het rationele deel van de ziel kan alleen op zich de menselijke ziel helpen om het beleven van de vrijheid te ontwikkelen. Maar de fantasie, het creatieve element van de ziel, staat dichter bij de innerlijke kern van de ziel, en ook dichter bij de vrijheid. Zij bevat reeds het wezenlijk kenmerk van de vrijheid, de liefde. De ware kunstenaar, en ook de ware wetenschapper, houden van wat ze doen. Maar deze trap kan nog een stap verder gaan. In de ‘Filosofie der Vrijheid’ wordt dat ‘morele fantasie’ genoemd. Op dat niveau is liefde de enige drijfveer van het eigen handelen. De Duitse filosoof Fichte heeft het aldus uitgedrukt :

“Want het leven is liefde, en de volledige vorm en kracht van het leven bestaat in de liefde en ontstaat uit de liefde. Hiermee heb ik één van de diepste inzichten van de kennis uitgesproken die toch volgens mij voor iedereen klaar en duidelijk kan zijn die er slechts zijn aandacht genoeg geconcentreerd op richt. De liefde deelt het op zich dode Zijn als het ware in een tweevoudig Zijn, stelt het vóór zich en verenigt en verbindt innig het gedeelde Ik dat zonder liefde slechts koud en zonder enige interesse de wereld zou bekijken.”

Doet ons de laatste zin niet denken aan weekspreuk 33 van 17 november :

Zo beleef ik pas de wereld,
die zonder medeleven van mijn ziel
op zich een kil leeg leven voert
en zonder macht zich openbarend,
in zielen zich steeds weer vernieuwend,
in zich de dood slechts vinden zou.

Rudolf Steiner was zo blij toen hij deze passage in Fichtes werk ontdekte. Hij citeerde ze in een brief aan zijn vriend Richard Specht en voegde er als commentaar bij :

“Wie zoiets niet met het verstand begrijpt maar het levendig in zich voelt, die leeft een totaal eigen leven. En alleen wie dat kan, die verstaat de vrijheid, die ik zo graag tot basis en grondsteen van heel mijn filosofie wil maken.” (30 november 1890, in GA 39)

Goethe drukte dit beleven van de vrijheid in een andere context aldus uit :
“Plicht : wanneer men houdt van hetgeen men zichzelf oplegt.”

En Paulus zei het zo : “Niet ik maar de Christus in mij.” Hij had Christus als de ware bron van helende krachten en werkelijke vrijheid in de wereld beleefd. Wat Christus de mensheid met het Mysterie van Golgotha heeft gegeven, dat was de helende kracht van de Seraphim, de Geesten der Liefde.

Dit alles zit enigszins in het beeld van de groene slang nadat ze de gouden munten heeft ingeslikt die de dwaallichten van de andere oever hadden meegebracht.
Goethe kan zich nauwelijks bewust zijn van de diepe betekenis achter het beeld van de groene slang met haar gouden uitstraling. Maar Michaël was zich in zijn school in de geestelijke wereld bewust van de samenhang met het Mysterie van Golgotha toen hij voor de zielen van zijn school de kosmische beelden schiep. En wat deze zielen leerden, dat was werkelijk antroposofie, de leer van de mysteriën voor het komende tijdperk.
De groene slang, in een gouden schijn stralend, de liefdeskrachten verenigd met objectieve kennis, dat is het beeld, de echo van de Michaël-leer in Goethes geest. Het is het beeld van de antroposofie.




. In het volgende nummer van “Der Europäer” verscheen de tweede voordracht, die komt in de volgende Brug. Maar in dat nummer stond ook een interessante lezersbrief (van een zekere Bernardo Steiner) over de geografie in dit sprookje :


Charles Kovacs spreekt in zijn voordracht over de groene slang en de schone lelie over de onbewuste genezingskrachten die in het sprookje verborgen zijn en verwijst naar de Asklepios-staf. Ook nu nog is de opgerichte staf waarrond zich een slang kronkelt het beeld voor al wat met genezing te maken heeft. Het is dit beeld dat Goethe in zijn sprookje verwerkt heeft en dat we terugvinden als we al zijn verwijzingen naar de ruimtelijke oriëntering van het verhaal op een rijtje zetten.
Waar begint het sprookje ?

De hut van de veerman waar om middernacht de ongeduldige dwaallichten aankomen moet op de oostelijke oever van de rivier liggen. Goethe geeft ons direct drie aanwijzingen :
1) Na de overzet kunnen de dwaallichten terug naar de andere oever geraken door ’s avonds op de schaduw van de reus te lopen en de schaduw valt ’s avonds van west naar oost.
2) In de spelonk ontmoet de groene slang de oude man die dan naar het westen gaat terwijl de slang naar het oosten gaat. De oude man zegt tegen zijn vrouw dat ze de dode mopshond over de rivier naar de schone lelie moet brengen om hem terug levend te maken. Daardoor weten we dat het rijk van de schone lelie op de oostelijke oever van de rivier ligt.
3) De vrouw vertrekt dan en we horen : “De opgaande zon scheen helder over de rivier die in de verte schitterde ... “ Als ze aan de oever komt ziet ze hoe de veerman juist vanuit het oosten komend, de melancholische jongeling overzet (Rudolf Steiner beschrijft hem ergens als een Russische mens).

Samen lopen de oude vrouw en de jongeling dan op de westelijke oever richting zuiden. Het is nog altijd ochtend en “zijn mooie gelaat werd door de zon beschenen.”
Juist op de middag komen ze bij de majestatische boog van de brug die de slang met haar lichaam gemaakt heeft, en ze steken de rivier over oostwaarts om de tuin van de schone lelie te bereiken. Hier vindt de jongeling de dood maar hij wordt opgewekt.
Nu gaat het gezelschap terug naar het westen en steekt voor de tweede keer de rivier over. De halve boog van de brug spiegelt zich in het water en vormt zo een volledige cirkel. Terug geeft Goethe een precieze aanwijzing over de plaats waar de rivier overgestoken wordt : “De veerman, die van ver vanuit zijn hut toekeek, stond verbaasd over deze lichtende cirkel en de merkwaardige lichten die erover trokken.”
Als de veerman kan toekijken en het gezelschap na het bereiken van de westelijke oever in het heiligdom met de beeldzuilen binnentreedt, dan moet de tweede overtocht plaats hebben gevonden tussen de plek waar de groep de dag ervoor overstak en de plaats waar de dwaallichten rond middernacht voor het eerst overstaken.
Na het offer van de slang betreedt het gezelschap het rotsheiligdom dat dan “als een schip dat zachtjes de haven uitloopt als het anker is gelicht” doorheen de rotsen onder de rivier beweegt en omhoog stijgt, juist op de plaats waar het verhaal begon : bij de hut van de veerman. ( ... ) Als wij dit alles in beeld brengen dan zien we het volgende :
De beweging begint met de eerste groep (oude vrouw, jongeling, groene slang) die van het zuidwesten naar het oosten gaat (naar de tuin van de schone lelie). Dan beweegt de groep (aangevuld met de oude man en de schone lelie met haar gevolg) terug naar het westen en steekt meer noordwaarts voor de tweede keer de brug over.
En na het offer van de slang gaat de tempel onder de rivier terug naar de hut van de veerman. De figuur die zichtbaar wordt als we deze bewegingen tekenen is bekend : het is de aesculaap of Mercurius-staf, het symbool der genezing.

Goethe heeft de ruimtelijke oriëntering blijkbaar niet willekeurig aangelegd, we mogen ervan uitgaan dat hij bewust deze figuur in het verhaal getekend heeft.
Daarmee wordt duidelijk dat Rudolf Steiner niet overdreef toen hij het sprookje wat diepzinnigheid betreft vergeleek met de Openbaring van Johannes.


Er zijn inderdaad enkele elementen in het sprookje die verwijzen naar het boek der Openbaring :

Wanneer de oude man zegt : “De tijd is gekomen” ( Es ist an der Zeit ) –
herinnert dit aan Openb. 22:10 : “want de bestemde tijd is nabij”

In de beschrijving van de brug noemt Goethe 8 edelstenen ( smaragd, chrysopraas, jaspis enz.).
In de Openbaring 21:19 lezen we dat het Nieuwe Jeruzalem getooid is met 12 edelstenen.



Deze schets stond niet bij het artikel, we maakten ze zelf, volgens de interpretatie van de schrijver.




*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Meditatie : de caduceus


In GA 266a vinden we een groot aantal verslagen van esoterische aanwijzingen die Rudolf Steiner gegeven heeft. Enkele gaan over de caduceus, ook Mercuriusstaf of Aaronstaf genoemd.

Caduceus, uit het Dorisch kèrukeion : de staf van de heraut; attribuut van Hermes als boodschapper van de goden –fdw

Zo spreekt hij bvb. in Hamburg op 14 maart 1909 :


“Iedere oefening, hoe klein ook, weerspiegelt een beeld van de inwijding; en het gevoel van deemoed waarmee wij de inwijding tegemoet treden, moeten wij leggen in iedere meditatie die ons gegeven wordt. Het komt er niet alleen op aan dat wij zorgvuldig en regelmatig de oefeningen doen, maar meer nog op het hoe. De ervaringen bij de meditatie kunnen op honderden manieren verschillen. Maar er zijn bepaalde typische ervaringen die iedereen moet doormaken. Iedere beginner heeft te kampen met Ahrimanische wezenheden die tijdens de meditatie in zijn bewustzijn dringen, hem proberen af te leiden. Om dat te begrijpen moeten we ons het volgende duidelijk maken. Al wat zelfstandig leeft is omgeven door een huid, ook het astraal lichaam. Het astraal lichaam wordt in de loop van de dag afgejakkerd door de indrukken die wij van buitenaf opvangen. Daardoor ontstaan in de astrale huid scheuren en stromen er krachten uit die het fysiek lichaam nodig heeft. ’s Nachts gaat het astraal lichaam naar de astrale wereld en als het ’s morgens terug intrekt in het menselijk fysiek lichaam, dan voelt de mens zich gesterkt omdat het astraal lichaam terug geheeld is. Dit wordt ons gegeven, zonder eigen inspanning of bewustzijn, en heilige gevoelens vol deemoed moeten ons doordringen als wij dit overdenken.
Er bestaat een middel om het binnendringen van Ahrimanische wezens in ons bewustzijn te verhinderen, een symbool dat men in zich moet laten levend worden. Dat is de Mercuriusstaf, de lichtende staf met een zwarte slang en de klaar schijnende heldere slang. De slang is het symbool voor het astraal lichaam. Iedere avond werpt het astraal lichaam zijn oude verbruikte huid af. dat is de zwarte slang. In de loop van de nacht krijgt het astraal lichaaam een nieuwe huid en deze schone, glanzende huid met een vernieuwd leven wordt door de heldere slang gesymboliseerd.

Dit symbool laat alles wat in ons bewustzijn storend wil binnendringen, verdwijnen als we het vóór iedere meditatie levend voor ons laten ontstaan : de Mercuriusstaf, die de boodschapper van de goden in de hand houdt, die de weg wijst ..... "


Er zit nog een andere symboliek in deze Mercuriusstaf want op 7 januari 1909 in München legt Rudolf Steiner het anders uit :


[ De meditanten die het nog niet tot schouwen hebben gebracht ]
“worden op het moment dat ze hun meditatie beginnen, letterlijk bestormd door gedachten die het dagelijks leven, de buitenwereld, de omgeving betreffen. Dat hebt u allen ervaren. Alle geluiden werken storender, alle externe beelden en gedachten worden opdringeriger. Het heeft geen zin om daartegen te strijden want achter die gedachten staan machten. Het zou hetzelfde effect hebben als wanneer een mens midden in een bijenzwerm om zich heen zou beginnen slaan : de bijen worden gewoon nog kwader.
Wij hebben een occult middel om deze ongewenste gedachten aan te pakken, om ze te doen zwijgen : men stelt zich zo duidelijk mogelijk een Mercuriusstaf voor, een lichtende staf waarrond zich een zwarte slang kronkelt en daarnaast een heldere slang die van de andere kant omhoog krinkelt. De zwarte slang symboliseert de materiële gedachten die ons storen, het lagere zelf. De heldere slang : de goddelijke gedachten, het hogere Zelf. En als we ons dit symbool, hoe de zwarte en de heldere slang tegen elkaar opkronkelen, in zijn volle betekenis voor onze ziel stellen, dan zullen de storingen verdwijnen en kunnen wij ons in de meditatie begeven ...”


“Keeping Away Death” door Julian Hoke Harris,
op de gevel van Fulton County Department of Health and Wellness,
dichtbij het Grady Memorial Hospital in Atlanta, Georgia


In een voordracht in Keulen op 28 december 1907 ( te vinden in GA 101 “Mythen und Sagen – Okkulte Zeichen und Symbole”) geeft Rudolf Steiner nog een andere meditatie over de caduceus :



“Het bewustzijn dat we nu hebben is het zgn. heldere dagbewustzijn, waarmee we via de zintuigen waarnemen en via het verstand combineren. Dit dagbewustzijn werd voorafgegaan door een ander soort bewustzijn, het droom-beeldbewustzijn. In het begin van de Atlantische tijd kon de mens de wereld met al zijn geestelijke en zielewezens nog helderziend waarnemen in astrale en etherische beelden. Wat wij nu nog zien in onze dromen, dat zijn de laatste resten van dit atavistisch beeld-bewustzijn.”

[ Rudolf Steiner begint een figuur te schetsen ]


Links :


Saturnus


Zon


Maan



Aarde

Rechts :


Vulcanus


Venus


Jupiter



Aarde

“We vertrekken hier onderaan, het heldere dagbewustzijn. dat werd voorafgegaan door een bewustzijn dat nu alleen maar de planten hebben en wat we bij de mens het slaapbewustzijn kunnen noemen. En dan is er nog een doffer bewustzijn, wat tegenwoordig de mineralen hebben, we kunnen het een diep-trancebewustzijn noemen.
Deze vier bewustzijnstoestanden kunnen we door een lijn verbinden. Maar de mens ontwikkelde zich niet volgens deze lijn. ( .... )
De mens had een diep-trancebewustzijn in de eerste fase van de aarde-ontwikkeling die nog te achterhalen is, de oude Saturnustoestand. Daar heeft de mens dat bewustzijn in verschillende gradaties gevormd. De mens verlaat de rechte lijn en komt er terug op tijdens de fase van de oude Zon, waar hij het slaapbewustzijn doormaakt; hij ontwikkelde verder aan de andere kant van de lijn en komt terug bij de oude Maan met een droom-beeldbewustzijn. En tegenwoordig staat hij op de trap van het heldere dagbewustzijn.
Dit heldere dagbewustzijn behoudt hij voor de rest van zijn evolutie en vormt bewust alle vorige bewustzijnstoestanden om.
Zo gaat hij op Jupiter terug zijn beeldbewustzijn krijgen wat hem zal toelaten om terug ziele-inhouden waar te nemen. Maar tegelijk blijft hij ook zijn heldere dagbewustzijn houden. Op Venus krijgt hij terug het slaapbewustzijn dat hij op de Zon had. Dat zal hem in staat stellen om diep door te dringen tot de wezenheden, wat nu alleen de ingewijde kan. De ingewijde volgt de rechte lijn, maar de gewone ontwikkeling van de mensheid volgt de windingen. En opstijgend verkrijgt de mens dan op Vulcanus ook het trance-bewustzijn terug.
Aldus maakt de mens een neerdalende ontwikkeling door en daarna een opstijgende (stippellijn in de schets). Deze weg van afdalen en opstijgen is een reëel bestaande lijn, zij heeft een uitdrukking gevonden in de caduceus, de Mercuriusstaf.
En een lijn als de caduceus heeft een opvoedkundige betekenis voor de mens als hij zich meditatief verdiept in deze lijn. Niemand kan zich deze lijn inprenten zonder dat ze een diep innerlijke opvoedkundige werking op hem uitoefent.
De ziener heeft deze lijn uit de geestelijke werelden gehaald om de mensen iets te geven wat hen tot toekomstige zieners maakt.
Wat men bij het mediteren over deze lijn moet ontwikkelen, dat zijn bepaalde gevoelens. Eerst beleeft u de doffe duisternis, u staart in de duisternis; geleidelijk aan begint die lichter te worden en krijgt een violette kleur, dan indigo, blauw, groen, geel, oranje, rood en vervolgens terug, waarbij een bepaalde spiegeling van de ontwikkeling plaatsvindt, totdat u terug bij violet uitkomt. Bij het volgen van deze kleurwisselende lijn zullen uw gewaarwordingen overgaan van kleurnuances naar morele kwaliteiten.

Als u deze lijn niet gewoon als getekende lijn ervaart maar probeert wanneer u naar het zwart kijkt om u de duisternis vóór de ziel te stellen, bij het violette het toegewijde (hingebende), en zo verder doorheen de andere kleuren indigo, blauw, groen, geel, oranje, en u dan bij het rood het vreugdevolle voor de ziel te roepen, dan zal uw ziel een hele scala van gewaarwordingen doormaken die eerst kleurindrukken zijn en dan morele indrukken worden. Doordat de vorm van de Mercuriusstaf zich in de ziel afspiegelt als gewaarwordingen (Empfindungen) komt er iets in haar wat haar mogelijk maakt om hogere organen te vormen. Door het reële symbool wordt de ziel zo omgevormd dat ze de hogere organen in zich kan opnemen.” ( .... )


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Het tegenovergestelde van meditatie :

De stille epidemie die de geest aantast



Billy was een pientere 10-jarige jongen met twee Ivy-League opgeleide ouders. Hij was boekenslim – hij haalde alleen maar tienen op school – maar hij had geen straatslimheid.
Hij was ook slecht in sport. Billy loog en speelde vaak vals als hij bordspelletjes speelde of deelnam aan teamactiviteiten. Zijn vrienden, die al sinds de kleuterschool bij hem waren, begonnen hun geduld te verliezen. Zijn ouders zagen in dat er iets moest gebeuren.
Dus brachten Billy’s ouders hem naar Dr. Victoria Dunckley, een kinderpsychiater die gespecialiseerd is in beeldschermgebruik.
Na een vier weken durend “schermvasten” op voorschrift van Dr. Dunckley, waarbij alle tv’s, telefoons en videospelletjes werden geëlimineerd, verdwenen Billy’s problemen op miraculeuze wijze. Zijn ouders waren zo blij dat ze besloten om het vasten vol te houden.
Er gingen zes maanden voorbij en Billy’s vrienden vermeden hem niet langer en zijn sportiviteit was duidelijk verbeterd. Billy besloot zich kandidaat te stellen voor klassenpresident en hield een toespraak, iets waar hij voorheen doodsbang voor zou zijn geweest.
Billy is een van Dr. Dunckley’s vele patiënten wiens mentale en gedragsproblemen verdwenen toen ze hun schermtijd afschaften of aanzienlijk verminderden.

Overmatig gebruik van schermen is een epidemie geworden die stilletjes levens uitholt zonder veel weerstand. Uit een onderzoek van Gallup uit 2012 bleek dat ongeveer 60 procent van de jongvolwassenen toegeeft dat ze te veel van hun tijd op het internet doorbrengen; een volgend onderzoek schat dat 83 procent van de smartphonegebruikers zegt dat ze hun telefoon “bijna altijd bij zich houden tijdens hun wakkere uren”.
Beeldschermen kunnen onze hersenen overstimuleren, wat resulteert in een voortdurende, zeer gestreste vecht-of-vluchttoestand. Dit maakt ons vatbaar voor inzinkingen, depressies en angsten wanneer er zelfs maar kleine veranderingen in de omgeving plaatsvinden.

Het eerste verband tussen schermtijd en een slechte geestelijke gezondheid werd ontdekt door generatiestudies van Jean Twenge, die een doctoraat in de psychologie heeft en professor in de psychologie is aan de San Diego State University.
“Ik raakte gewend aan veranderingen die langzaam en gestaag toenamen in de loop van de tijd”, maar na 2010 “begon ik een aantal veranderingen te zien die veel abrupter waren – ik had echt nog nooit zoiets gezien”, zei mevrouw Twenge in een TEDx-talk.


Rond 2010 was er een dramatische toename van het gebruik van sociale media en internet, gevolgd door een toename van depressies.

Tussen 2005 en 2012 bedroeg de verandering in het aantal depressieve episodes bij tieners van 12 tot 17 jaar nauwelijks meer dan 1 procent. Tussen 2012 en 2017 was er echter een stijging van bijna 4 procent. Daarnaast gaan minder tieners naar buiten of lezen boeken, terwijl hun tijd op sociale media en internet dramatisch toeneemt.

In 2008 zag psychotherapeut Tom Kersting, die 25 jaar als schooldecaan heeft gewerkt, een stijging van het aantal ADHD-diagnoses (Aandachtstekortstoornis/Hyperactiviteit) bij kinderen ouder dan 8 jaar. ADHD wordt meestal ontdekt in de vroege kinderjaren nadat een kind naar school gaat. Hij is er echter getuige van dat de diagnose bij tieners en volwassenen steeds later wordt gesteld. Hoewel het mogelijk is dat sommige van deze tieners door artsen over het hoofd werden gezien toen ze jong waren, vermoedt Kersting dat sommigen symptomen van ADHD ontwikkelden door het gebruik van beeldschermen.


Diagnose ADHD neemt toe.


Rond 2012, toen 30 procent van de tieners een smartphone had, begon hij te zien dat opstandig gedrag en angststoornissen vaker voorkwamen bij kinderen. Jonge volwassenen en tieners die nu opgroeien hebben ook de neiging om asocialer te zijn en een verminderde emotionele veerkracht te hebben, wat mogelijk te maken heeft met onvoldoende sociale contacten omdat ze het grootste deel van hun tijd achter een scherm doorbrengen.
“Het is niet alleen de hoeveelheid tijd die ze doorbrengen in de cyberwereld,” vertelde Kersting aan The Epoch Times, “maar ook wat ze hebben gemist: buiten spelen en sociaal leren.”

Tijdens de pandemie verdubbelde de schermtijd van jongeren.
Weinig onderzoeken onderzochten internetverslaving bij kinderen tijdens de pandemie, maar een groot onderzoek bij volwassenen in 2021 toonde aan dat volwassenen die werden beschouwd als risicodrager voor internetverslaving 2,3 keer meer kans hadden op depressie en 1,9 keer meer kans op angst dan de algemene bevolking. Bovendien hadden mensen met een duidelijke of ernstige verslaving 13 keer meer kans op zowel depressie als angst.
En nu, na de pandemie, melden leerkrachten dat de nieuwste generatie – de Alpha-generatie, ook wel bekend als “iPad-kinderen” – agressief en ongedisciplineerd is en emoties slecht reguleert in de klas.

Dr. Clifford Sussman, een psychiater gespecialiseerd in beeldschermverslaving, heeft zijn praktijk gericht op het behandelen van deze aandoening vanwege de toenemende behoefte. Vooral na de pandemie “explodeerde de vraag naar hulp voor dit probleem”, vertelde hij aan The Epoch Times.

Schermactiviteiten – of het nu gaat om videospelletjes, sociale media, scrollen op internet of video streamen – bieden een ontsnapping. Deze activiteiten zijn ook zeer stimulerend voor de hersenen door hun felle kleuren en naadloze integratie in de virtuele wereld, vertelde professor en psychotherapeut David Rosenfeld van de Universiteit van Buenos Aires aan The Epoch Times.

Bij iets nieuws en spannends maken de hersenen dopamine vrij en alles wat dopamine vrijmaakt kan verslavend zijn. Dopamine produceert een gevoel van plezier, terwijl een daling ervan in verband wordt gebracht met prikkelbaarheid en een slecht humeur.
Schermactiviteiten zijn ontworpen om onze aandacht vast te houden door ons regelmatig dopamine toe te dienen. Net als het spelen van een meeslepend videospel, dat je een kick geeft als je een level omhoog gaat, een tegenstander verslaat of een nieuw voorwerp vindt, verleiden schermen je om meer tijd in de virtuele wereld door te brengen.

“Videogames worden geregeerd door microscopische regels”, zegt Bennett Foddy, die gamedesign doceert aan het Game Center van de New York University.
Deze microregels kunnen een “ding”-geluid of een witte flits zijn wanneer een personage over een bepaald vakje beweegt en worden gesynchroniseerd met de acties van de speler, zodat deze het gevoel heeft dat hij degene is die het heeft veroorzaakt. Deze micro-feedback zorgt voor een gevoel van beloning, waardoor mensen het spel blijven spelen.
Dit systeem kan ook verklaren waarom interactieve schermactiviteiten problematischer kunnen zijn voor kinderen dan passieve schermactiviteiten, zoals tv-kijken.

Dr. Dunckley heeft opgemerkt dat terwijl twee uur tv-kijken in verband wordt gebracht met tekenen van disregulatie bij kinderen, slechts 30 minuten interactieve schermactiviteiten voldoende stimulerend zijn om tekenen van disregulatie te veroorzaken.

Veel videospellen maken ook gebruik van strategieën die gebruikt worden bij gokken, zoals loot-box beloningen, waarbij spelers op willekeurige tijdstippen tijdens het spel beloond worden. Omdat spelers niet weten wanneer de volgende beloning komt, worden ze nog meer gedwongen om het spel te spelen, zelfs als ze er geen plezier aan beleven.
Deze strategie komt uit het werk van psycholoog B.F. Skinner. Skinner plaatste duiven in een doos met een knop en beloonde ze met voedsel telkens als ze op de knop drukten. Hij ontdekte dat duiven die onregelmatig beloond werden, meer gedwongen waren om op de knop te drukken dan duiven die bij elke druk op de knop beloond werden.
Deze dwang bestaat ook bij mensen.
Bovendien zijn sociale media zo gemaakt dat ze natuurlijke stopmomenten missen die inherent zijn aan veel aspecten van het leven.
Of het nu een krantenartikel, boek of film is, er is altijd een einde. Je moet dus een andere activiteit kiezen als het einde van het artikel, het hoofdstuk of de film nadert. Maar bij sociale media kun je eindeloos blijven scrollen zonder dat er een einde komt aan de inhoud – ook wel doem scrollen genoemd. Surfen op internet is niet anders. Stop een woord in de zoekmachine en er verschijnen eindeloze resultaten en gerelateerde links die je in een konijnenhol leiden.

Wanneer schermtijd ‘menselijke’ tijd opeet
De sociale aanvaardbaarheid en alomtegenwoordigheid van schermen maken het vaak moeilijk voor mensen om te beseffen dat hun schermtijd uit de hand kan lopen.
Tot nu toe bestaan er geen consistente criteria voor wat telt als schermverslaving, maar er zijn steeds meer gegevens die suggereren dat veel Amerikanen problematisch schermgebruik hebben.
Amerikanen brengen gemiddeld zeven uur per dag door achter schermen, exclusief de tijd die ze op school of op het werk doorbrengen.
Counsellor Hilarie Cash, medeoprichter van reSTART Life, een residentieel behandelcentrum voor technologieverslaving, vertelde The Epoch Times dat schermgebruik als problematisch wordt geclassificeerd als het tijd begint te kosten die nodig is voor normaal menselijk functioneren.
Mensen hebben ongeveer acht uur slaap per dag nodig en de gemiddelde werktijd is 8,5 uur. Ze hebben ook tijd nodig om te socialiseren, te sporten, te eten, te douchen en om dagelijkse zaken en hobby’s te regelen. Zeven uur beeldschermtijd per dag zou betekenen dat noodzakelijke activiteiten worden opgeofferd.

Dino Ambrosi, de oprichter van een 12 weken durend programma dat studenten helpt om hun tijd op sociale media te beperken, schatte in een TEDx talk dat, als de meeste 18-jarigen vandaag de dag 90 zouden worden, ze nog 334 maanden vrije tijd in hun leven zouden hebben.
Wat die mensen met die resterende tijd doen “zal letterlijk bepalen wat voor persoon je wordt”, zei hij. Ambrosi’s schattingen laten echter zien dat ongeveer 93 procent van die tijd wordt doorgebracht achter beeldschermen, meestal onbedoeld.

Het programma van mevrouw Cash om mensen te behandelen die worstelen met een verslaving aan internetpornografie en videospelletjes begon in de jaren 90. Ze heeft een zorgwekkende trend waargenomen.
Hoewel haar vroegere cliënten ook grote veranderingen doormaakten als gevolg van hun schermverslavingen, beschikten zij over voldoende levensvaardigheden. Daarentegen missen veel van haar cliënten vandaag de dag noodzakelijke levensvaardigheden, zoals weten hoe ze moeten koken, persoonlijke hygiëne onderhouden, een gesprek voeren, zinvolle relaties aangaan, een baan behouden, enz. Deze mensen zijn moeilijker te behandelen.
Een van de redenen hiervoor is dat ze al vroeg in hun kindertijd of adolescentie een middel hebben gekregen om te ontsnappen. Als gevolg daarvan zijn ze chronische ontsnappers geworden van ongemakken en moeilijkheden in het leven. Mevrouw Cash zei dat deze mensen moeite hebben om sociale connecties op te bouwen, uitdagingen aan te gaan en een baan te behouden – allemaal dingen die essentieel zijn om iemand te helpen een leven op te bouwen buiten de virtuele wereld.

Vier belangrijke mentale stoornissen
Psychologen en professoren Daria Kuss en Mark Griffiths van de Nottingham Trent University behoren tot de toonaangevende onderzoekers die de effecten van problematisch schermgebruik onderzoeken. Onder de 26 psychotherapeuten die mensen met internetverslaving behandelen en die door Kuss en Griffiths werden ondervraagd, zeiden sommigen dat de geestelijke gezondheidsproblemen van hun patiënten ongetwijfeld werden veroorzaakt door schermgebruik.
“Ze hadden geen sociale angst of gegeneraliseerde angststoornis voordat ze begonnen te spelen,” rapporteerde een psychotherapeut.

Dr. Sussman voegde eraan toe dat geestelijke gezondheidsproblemen, wanneer ze gepaard gaan met verslaving, vaak onbehandelbaar zijn voordat eerst de verslaving wordt aangepakt.

Depressie
Langdurig beeldschermvermaak leidt tot langdurige periodes van dopaminevrijlating. Dit betekent dat je een dopaminedaling ervaart wanneer je stopt met beeldschermen. Een laag dopamineniveau wordt in verband gebracht met een geïrriteerde stemming en depressie.
Bij voortdurende stimulatie probeert het lichaam zichzelf uiteindelijk te stabiliseren door de plezierpaden in de hersenen minder gevoelig te maken. Dit betekent dat iemand, om dezelfde “high” te bereiken, ofwel de stimulerende inhoud moet verhogen ofwel meer moet kijken. Dit kan meer grafische, intense of gewelddadige inhoud betekenen. Als iemand dan van het scherm afstapt, leidt dit tot verdere desinteresse en een slecht humeur.
Natuurlijk zijn mensen minder geïnteresseerd in minder stimulerende activiteiten – zoals gewone interpersoonlijke genoegens.
Beeldschermgebruik wordt ook in verband gebracht met een lage melatonine-afgifte, wat mogelijk verband houdt met verschillende stemmingsstoornissen, waaronder depressie.

Angst en prikkelbaarheid
Op het scherm zitten betekent dat iemand voortdurend wordt afgeleid.
Sociale media en scrollen op internet breken iemands aandachtsspanne af, omdat de aandacht wordt afgeleid van het ene ding naar het andere. “We vinden in ons onderzoek een verband tussen de frequentie van het wisselen van aandacht en stress,” zei onderzoeker Gloria Mark, die gepromoveerd is in de psychologie, in een interview op de podcast “Speaking of Psychology”. Hoe sneller de aandacht wordt verlegd, hoe hoger de stress – gemeten door hartslagmeters en zelfrapportage.

Stimulatie van beeldschermen activeert ook de vecht-of-vluchtreactie en zorgt ervoor dat adrenaline vrijkomt. Deze adrenalinestoot kan een gevoel van angst of grote opwinding veroorzaken. Als deze toestand blijft aanhouden, kan iemand een adrenalinedepletie krijgen, zegt kinderergotherapeut Cris Rowan, een criticus van de invloed van technologie op de menselijke ontwikkeling, gedrag en productiviteit. Een tekort aan adrenaline kan ertoe leiden dat het lichaam in plaats daarvan cortisol vrijlaat, aldus Rowan. Cortisol is een stresshormoon dat in verband wordt gebracht met angst en depressieve stoornissen.

ADHD
Een belangrijke stoornis die in verband wordt gebracht met beeldschermmisbruik is ADHD. De hersenen zijn als een spier die getraind kan worden, zegt Dr. Andrew Doan, een oogarts gespecialiseerd in volksgezondheid, problematisch gamen en overmatig persoonlijk technologiegebruik. Omdat schermentertainment zeer afleidend is, is er minder tijd nodig om iemands aandacht vast te houden, wat nodig is om een mentaal uitdagende taak te voltooien zoals het afmaken van lang huiswerk. Langdurige schermtijd wordt ook in verband gebracht met het dunner worden van de prefrontale cortex, die cruciaal is voor dwangcontrole en logisch denken. Dit zorgt er ook voor dat mensen met ADHD moeite hebben met het afmaken van taken die ze oninteressant vinden.

Autisme
Schermtijd is isolerend.
Terwijl iemand zich bezighoudt met games, sociale media en internet is de vraag : wat ze niet doen.
Voor ouders kan dit het ouderschap zijn en het opbouwen van een band met hun kinderen. Voor kinderen kunnen het kansen zijn om te spelen en te socialiseren, wat de sociale ontwikkeling belemmert en kan leiden tot teruggetrokken, antisociaal en angstig gedrag dat symptomen van autisme kan nabootsen. Dr. Dunckley en Dr. Sussman hebben besproken dat de vorming van problematisch schermgebruik en geestelijke gezondheidsproblemen in twee richtingen kan gaan. Met andere woorden, mensen met autisme of autismeachtige symptomen kunnen schermen gebruiken om sociaal angstige situaties te vermijden, maar hoe minder ze zichzelf trainen om sociaal te zijn, hoe meer teruggetrokken ze worden.

Problematisch schermgebruik is niet beperkt tot kinderen.
Mevrouw Rowan, die meer dan 400 workshops heeft gegeven over onderwerpen als productiviteit, verslavingen, overmatig gebruik van technologie, mediageletterdheidsprogramma’s en het ontwerp van schoolomgevingen, zei dat ouders kinderen soms in staat stellen om schermen op te zoeken.
“Steek je hand op als je je schermgebruik goed beheert,” vroeg mevrouw Rowan aan een zaal volwassenen tijdens een van haar workshops. Hoewel ongeveer 500 mensen zich hadden opgegeven, staken minder dan 10 mensen hun hand op.
Het werk van opvoedkundige en klinisch psycholoog Catherine Steiner-Adair heeft ook aangetoond dat kinderen steeds vaker met schermen concurreren om de aandacht van hun ouders. Sommige kinderen hebben gerapporteerd dat ze zich verwaarloosd voelen omdat hun ouders constant op hun telefoon kijken. Ouders die zich niet bewust zijn van of geen controle hebben over hun eigen schermgebruik, kunnen ook moeite hebben om grenzen te stellen aan de schermtijd van hun kinderen.
Sommige ouders voeden hun kinderen nu op door schermen als babysitters te gebruiken. Dit kan ertoe leiden dat kinderen prioriteit geven aan schermen boven familie en vice versa met de ouders, zei de heer Rosenfeld.

Dit fenomeen wordt weerspiegeld in Gen Alpha. Een veel voorkomend probleem bij deze kinderen is een gebrek aan discipline, waardoor ouders gestrest raken en alleen schermen hen kunnen kalmeren tijdens hun driftbuien.
Scholen en werkplekken die digitaal gaan werken, hebben het schermgebruik ook vergemakkelijkt. Omdat entertainment vaak slechts een klik verwijderd is, beschreef Dr. Sussman hoe moeilijk het is om het schermgebruik in de huidige omgeving te beperken: “Het is als water drinken in een bar.”

Op de vraag of mensen kunnen herstellen van een verslaving, zei de heer Rosenfeld dat de meest cruciale factor het hebben van een liefhebbende familie is die om de persoon geeft en bereid is alles te doen om hem te helpen beter te worden.
Maar hoe zit het met de nieuwe gezinsdynamiek waarbij de ouders ook verslaafd zijn aan hun scherm en daarom de schermverslaving van hun kinderen niet als een groot probleem zien?
“Dat is geen situatie waar een psychoanalyticus bij kan helpen,” zei Rosenfeld somber.




We nemen ook nog een lezersbrief over :

Paul Henry :
Ik ben leraar in de 6de klas en zowel mijn collega’s als ikzelf zien een dramatische toename van kinderen in de klas die “aggressief, ongedisciplineerd zijn, en die hun emoties moeilijk kunnen beheersen.”
Vele zijn verslaafd aan porno op 11 of 12-jarige leeftijd, en tablets, phones, en Chromebooks worden algemeen gebruikt als babysitters door de ouders. Bij mijn terug-naar-school-presentatie spreek ik nu over het in ’t oog houden van schermtijd en raad aan om alle apparaten ’s nachts op te laden in de slaapkamer van de ouders opdat de kinderen er niet de ganse nacht mee bezig zijn. Onze logopedisten (we hebben er nu al 3 in plaats van 1 vroeger) kunnen het niet meer aan, en de helft van mijn leerlingen hebben speciale aandacht en zorg nodig. Ik heb 5 leerlingen met een veiligheidspas om direct bij de coach te gaan als ze het nodig hebben ( eerste jaar dat dit nodig is). Het overgrote deel van mijn leerlingen kunnen zich niet langer dan enkele minuten concentreren en kunnen ook niet met getallen omgaan.
Iedere dag zien we vechtpartijen, soms wel 8 tot10 in de scholengemeenschap. Ik heb 6 kinderen in mijn klas alleen die niet mogen omgaan met andere kinderen wegens pesterijen.
Onze kinderen worden door het scherm vernietigd, uur per uur. Mijn advies voor ouders die emotioneel stabiele kinderen willen : doe alle schermen weg, spreek en lees met je kinderen, en leg uit waarom je de tijd neemt om ze discipline bij te brengen en hen verplicht om hun taken uit te voeren.

Bron : https://epochtimes.nl/de-stille-epidemie-die-de-geest-aantast/


Op de website van Epoch Times lezen we :


Epoch Times is een onafhankelijke nieuwsorganisatie die niet beïnvloed wordt door een regering, bedrijf of politieke partij. Vanaf de oprichting is Epoch Times geconfronteerd met pogingen om de waarheid te onderdrukken – vooral door de Chinese Communistische Partij. Maar we zullen niet buigen. De Nederlandstalige editie van Epoch Times biedt op dit moment geen betalende abonnementen aan en aanvaardt op dit moment geen donaties. U kan echter wel bijdragen aan de verdere groei van onze publicatie door onze artikelen te liken en te her-posten op sociale media en door uw familie, vrienden en collega’s over Epoch Times te vertellen. Deze dingen zijn echt waardevol voor ons.


Dat is voldoende natuurlijk voor Wikipedia om deze organisatie extreem-rechts te noemen ...



Normale mensen worden nu beschouwd als “extreem-rechts”


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Rudolf Steiner in 1922


Max Hayek was in de jaren 20 van de vorige eeuw in Wenen bekend als schrijver en vertaler van Amerikaanse literatuur. In 1922 woonde hij het grote antroposofische Oost-West-congres in Wenen bij en had daarna een kort privé-gesprek met Rudolf Steiner.


Op 13 juni 1922 ontving Dr. Rudolf Steiner in het hotel Imperial een aantal mensen, antroposofen die zijn raad wilden, jonge geleerden die aanwijzingen van hem verwachtten, wellicht ook mensen met lichamelijke klachten of die zielehulp nodig hadden.
Dr. Steiner had mij de avond ervoor, juist vóór zijn laatste voordracht op het congres, laten weten dat hij op de 13de in de namiddag bezoekers zou ontvangen, en zo ging ik dus met mijn vrouw in de vroege namiddag naar het hotel Imperial waar hij een kamer op de eerste verdieping had geboekt.
We konden niet direct ontvangen worden, er stonden al te veel mensen te wachten, het zag er zelfs naar uit dat voor mij en mijn vrouw de gelegenheid om Dr. Steiner te spreken pas tegen de avond zou komen. We verlieten het hotel en kwamen rond 17u terug. Maar nog altijd stonden vele mensen op de brede trap van de inkomhal. Pas toen we om 19u voor de derde keer probeerden om Dr. Steiner te zien, lukte het. Toen waren we de voorlaatste bezoekers denk ik en Dr. Steiner liet ons binnen in de kamer met vriendelijke woorden.
En nu stonden we tegenover de merkwaardige man.
Meer dan 10 jaar geleden had ik hem in Wenen al horen spreken. Toen ik hem dan gisteren terug op het podium zag staan : hoe jeugdig onverbruikt hij eruit zag, zo krachtig fris en onvermoeid. Hoe levendig was deze man daar, hoe soepel, hoe beweeglijk ! In zijn stem klonk de gezondheid van een organisme dat door de geest aaangevuurd werd, uit zijn ogen straalde de onweerstaanbare wilskracht die al het fysiek-materiële overwon.
En nu stond ik tegenover dezelfde man, een wonderman die werelden geëxploreerd had die aan de andere kant van de zintuiglijke wereld leven en weven, en het eerste dat in mij opkwam was de strenge stem van het geweten :
“Maak het kort – want deze mens is moe, zo moe dat het met geen woorden te beschrijven valt – hij is vermoeider dan ooit een mens zou mogen zijn !”

Ik stond tegenover een oude man, een oude boer uit Neder-Oostenrijk. Ja, dat was een echte Oostenrijker, van een type dat de Oostenrijkse bodem zelden voortbrengt maar in wie dan de krachten van deze en de andere wereld zich snijden op een heel bijzondere, kernachtige, massieve wijze.
Ik zag een oude boer die zich op zijn land doodgewerkt heeft, en die nu, uitgebloeid en verbruikt vóór mij stond, een goede, in- en ingoede mens die alles ingezet heeft en zich volledig gegeven heeft .....

Dat was mijn ontmoeting met Dr. Rudolf Steiner op de 13de juni van het jaar 1922.
Ik moet dat de uitzonderlijkste, raadselachtigste ontmoeting noemen die ik ooit heb meegemaakt. Ik weet nu nog altijd niet wat mij toen zo ondersteboven schudde, zo compleet kon doen veranderen.
Een man stond vóór mij van zo’n volkomen ontwikkeling, zo’n volkomen adel, een ingewijde, een geest van grootse universaliteit, een waarachtige Goethe-mens, niet alleen een wereldburger maar een burger van vele werelden. Hij was dan ook een vreemdeling op deze aarde, een vreemdeling onder de mensen. Eén van die tragische vreemdelingen die tot ons komen, zichzelf aan ons schenken en sterven.


Uit : “Der andere Rudolf Steiner”, uitgegeven door Wolfgang Vögele, Pforte Verlag, 2005.





.

Ballade van den boer


Er stonden drie kruisen op Golgotha,
Maar de boer hij ploegde voort.
Magdalena, Maria, Veronica,
maar de boer hij ploegde voort.
En toen zijn akker ten einde was,
Toen keerde de boer zijn ploeg
En hij knielde naast zijn ploeg in het gras,
En de boer, hij werd verhoord.

Zo menigeen had een schonen droom,
Maar de boer hij ploegde voort.
Thermopylae, Troje, Salamis,
Maar de boer hij ploegde voort.
Het jonge graan werd altijd groen,
De sterren altijd licht,
Gods woord streed in de wereld voort
En de boer heeft het gehoord.

Men heeft de boer zijn hof verbrand,
Zijn vrouw en os vermoord;
Dan spande de boer zichzelf voor den ploeg,
Maar de boer hij ploegde voort.
Napoleon ging de Alpen op
En zag de boer aan het werk,
Hij ging voor Sint-Helena aan boord
En de boer hij ploegde voort.

En wie is beter dan een boer,
Die van de wereld hoort,
En hij ploegde niet, wat er al geschiedt
Op dezen akker voort.
Zo menigeen lei den ploegstaart om,
En deed het werk niet voort,
Maar de leeuwerik zong hetzelfde lied,
En de boer hij ploegde voort.

Heer God! De boer lag in het gras,
Toen droomde hij dezen droom;
Dat er eindelijk een rustdag was
Naar apostel Johannes' woord.
En de kwaden gingen hem links voorbij
En de goeden rechts voorbij,
Maar de boer had zijn naam nog niet gehoord
En de boer hij ploegde voort.

Eerst toen de boer dien hemel zag
Zo vol van lichten schijn,
Toen spande hij zijn ploegpaard af
En hij veegde het zweet van zijn voorhoofd af,
En hij knielde naast zijn stilstaand paard.
En hij wachtte op Gods woord.
Een stem sprak tot aarde, hemel en zee
En de boer hij heeft haar gehoord:
"Terwille van den boer die ploegt
Besta de wereld voort!"


Johan Willem Frederik Werumeus Buning (Velp, 4 mei 1891 – Amsterdam, 16 november 1958)


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*




Terug naar het thuisblad