Het leven van Christus astrologisch bekeken



De Nederlandse Elisabeth Vreede (1879-1943) was jarenlang leider van de "Mathematisch-astronomische Sektion" aan het Goetheanum. De omzendbrieven van deze Sektion werden gebundeld en als boek uitgegeven onder de titel "Anthroposofie und Astronomie". We vertaalden een deel van de omzendbrief van mei 1929.



[ ... [ "Rudolf Steiner gaf in de eerste editie van de "Weekspreuken" in 1912 aan (bij de historische bemerkingen) :" De derde april 33 is volgens geesteswetenschappelijke resultaten de sterfdag van Jezus Christus." Het spreekt vanzelf dat hij dat niet uitgerekend had, hij had dat geschouwd in de zin van een werkelijk levende astrologie. Nochtans schijnt het hem zeer verheugd te hebben toen de gewoonlijke berekening achteraf tot hetzelfde resultaat kwam.

In de voordrachten die bekend staan als het "Vijfde Evangelie" vergeleek hij het leven van Christus met een gewoon mensenleven, en daaruit blijkt dat het leven en sterven van Christus tegelijkertijd de conceptie en geboorte van de Christusimpuls was. Als we onze blik niet richten op hetgeen aan het kruis op Golgotha gestorven is, maar wel op hetgeen op Paaszondag uit het graf opgestaan is, dan hebben we de beschrijving van een geboorte, die voorafgegaan werd door een soort embryonaal leven, gevolgd door een aardeleven dat duurt "tot aan het einde der tijden". En we kunnen het Christusleven vanuit dit gezichtspunt dusdanig bekijken dat we overal de overeenkomst met het menselijk leven vinden.

De mens daalt vóór zijn geboorte van de zonnesfeer doorheen de planetensferen af naar de aarde, hij doorkruist de maansfeer, treedt in in de aardesfeer. Ook Christus kwam van de zon, om zich te verbinden met een lichaam dat op aarde was voorbereid. Dit lichaam bevond zich evenwel niet in een kiemtoestand, zoals een mensenziel bij de incarnatie een mensenkiem van 3 weken oud aantreft; nee, gedurende 30 jaar had dit lichaam een lange, zorgvuldige en gecompliceerde voorbereiding doorgemaakt. Wij weten uit de voordrachtenreeksen die Rudolf Steiner over de evangelies gehouden heeft, hoe het lichaam van Jezus van Nazareth tot stand kwam: de "Nathanische Jezusknaap" die voor vele jaren drager werd van het Ik van Zarathoestra, dat dan even vóór de doop in de Jordaan dit lichaam verliet. Voor het neerdalen van Christus op aarde komt dit ogenblik van de doop overeen met het moment van de conceptie bij de mens.

Deze vergelijking en alle volgende gaan we hoegenaamd niet forceren om de zaken te doen klopppen. Maar ze wijzen uit zichzelf op de diepste samenhangen, als we de overeenstemming zoeken op een geestelijke manier.

De Johannes-doop wordt voltrokken in het element water. Het was niet een gewoon dopen zoals tegenwoordig bij ons, maar een volledige onderdompeling in het Jordaan-water. De mens in zijn embryonale toestand leeft eveneens ondergedompeld in water. Door het water komen de kosmische krachten tot hem. Daarom heeft het embryo geen "horoscoop", het beweegt mee met alle planetenconstellaties, het staat ermee in voortdurende samenhang. Van de Christus Jezus weten wij dat hij voortdurend de planeten- en sterrenconstellaties die op ieder moment voorhanden waren, in zich verwezenlijkte en ze aan zijn omgeving kon overdragen. Dat vinden we ook terug in het boekje "De geestelijke leiding van mens en mensheid" dat bestaat uit Pinkstervoordrachten, en waarvan Rudolf Steiner later zelf zei dat ze een deel van het vijfde evangelie waren.

"Bij een ander mens werken de kosmisch-geestelijke wetten slechts zodanig dat ze hem in het aardeleven plaatsen. Dan worden ze tegengewerkt door de wetten die uit de omstandigheden van de aarde-ontwikkeling stammen. Bij de Christus Jezus bleven na de Johannes-doop de kosmisch-geestelijke krachten alleen werkzaam, zonder enige beïnvloeding door de wetten van de aarde-ontwikkeling."

De Christus had daadwerkelijk een verhouding tot de kosmische sfeer, zoals de ongeboren mens die heeft, die beschermd is tegen aarde-invloeden terwijl hij groeit in de kleine ruimte waar de kosmische krachten werkzaam kunnen zijn. Deze overeenkomst is waarlijk meer dan alleen maar oppervlakkig. Inderdaad, zo diep moet het Christuswoord opgevat worden: als ge niet wordt als de kindertjes -zelfs zoals het kindje in de moederschoot- dan kunt ge niet in het hemelrijk geraken. De mens die tot geestelijke vrijheid opstijgt, de mens die door Christus verbonden is met de geestelijke wereld, leeft in het rijk der hemelen als het kind in het lichaam van zijn moeder.

Het kind is daar omgeven door zijn omhullingen. Deze omhullingen -het zijn er drie- werkt het om gedurende de embryonale tijd, tot datgene wat dan later, na de geboorte, uitdrukking is van etherlichaam, astraal lichaam en Ik. Ook bij Christus kan gesproken worden van drie omhullingen, waarin hij neerdaalt en die hij bewerkt; het zijn het fysieke lichaam, het etherlichaam en het astrale lichaam van de Jezus van Nazareth. Dit bewerken, dit omwerken, is een oplossen, een geleidelijke vernietiging van het fysieke lichaam (zoals eigenlijk ook bij het embryo sprake is van vernietigingsprocessen in de omhullingen van de eerste weken). De Christuskracht verteerde dit toch zo zuivere, unieke mensenlichaam, zoals een vlam zuivere was verteert. Vandaar dat aan het einde van die drie jaar uiterlijk gezien een dood plaatsvond. De dood van dit fysieke lichaam, dat daarvoor dan nog gewelddadig "voor het heil van de aarde en de vooruitgang van de mensheid" het vreselijk gebeuren van de kruisiging moest meemaken. Pas toen aan het kruis weerklonk "Het is volbracht" was er voor de aarde de geboorte, de geboorte van de Christusimpuls. En men kan zeggen dat pas op dat ogenblik ook de horoscoop er is, sterf- en geboortehoroscoop tegelijk, de sterrenconstellatie van het Mysterie van Golgotha, de hemelsstand op die bewuste namiddag van de derde april van het jaar 33.

Deze horoscoop, die hierboven weergegeven is vertoont inderdaad een belangrijk doods aspect. Hij werd vergezeld van een elementen-gebeuren, dat met zo'n kracht optrad dat het op een kosmisch gebeuren leek. Er kwam een duisternis over die streek, die zich ook voor de helderziende -zoals Rudolf Steiner zei- voordeed als een zonsverduistering. Dat kan het echter in geen geval geweest zijn omdat het joodse Passahfeest samenvalt met volle maan.

Er was wel een zonsverduistering 14 dagen daarvoor -zo heeft men berekend- bij nieuwe maan, zoals dat moet zijn. Op de dag van de kruisiging was er een gedeeltelijke maansverduistering, zodat de maan gedeeltelijk verduisterd opkwam toen de zon onderging. De sterke, urenlange duisternis over Palestina was een verduistering van de zon vanop de aarde, als een geweldige herinnering aan de tijd van de kosmische "werkzaamheid" midden in de "werkwereld". Aldus bracht de aarde meteorologisch tot uitdrukking wat een geestelijk realiteit was.

De eigenlijke "geboorte" voltrok zich dan pas op de derde dag, 's morgens vroeg op Paaszondag, toen de verrezene voor het eerst verscheen aan Maria Magdalena. Een zachte morgenstemming ligt over deze verschijning. We treffen weliswaar in wezen terug de constellatie van Goede Vrijdag aan -alleen de maan is merkbaar opgeschoven- maar hoe anders ziet het beeld er toch uit !

Volgens de evangelieberichten werd de zon kort vóór of bij het opkomen, voorafgegaan door Venus en Mercurius, die op Goede Vrijdag, precies omdat ze toen morgensterren waren, niet schenen, maar die nu hel schitterend waren. Mercurius stond zelfs in "grootste elongatie", en daardoor in die streken even duidelijk zichtbaar als Venus. De maan, even over zijn volle fase, staat juist voor zijn ondergang. Saturnus staat op het diepste punt als het ware wijzend naar de onderwereld, net zoals hij, als hij in het zenit staat, voor de aardemens de weg naar de geestelijke wereld opent. Hij verzinnebeeldt als het ware de gang van Christus naar de doden in de onderwereld, die plaatsgrijpt in de tijd tussen dood en verrijzenis, de "hellevaart van Christus". Opnieuw moet erop gewezen worden dat het hier niet gaat om uitzonderlijke posities der planeten enz. doch wel om het lezen van deze constellatie volgens haar eigen aard, zoals de letters van een tekst, die oorspronkelijk ook niets meer waren dan het getal van de planeten (5) plus de tekens van de dierenriem (12) plus zon en maan (samen dus 19).

Eens de geboorte van Christus voor de aardewereld achter de rug is, volgt dan nu wat overeenkomt met het aardeleven van de mens. Het zijn de 40 dagen van de verrijzenis tot de hemelvaart, de tijd toen Christus met Zijn apostelen omging in zijn verrezen lichaam en hen leerde over het Rijk Gods. Veel van wat later overgegaan is in de christelijke gnosis, stamt uit de bovenzinnelijke leringen die Christus meedeelde aan de apostelen gedurende dit 40 dagen durend "aardeleven". Dan verdween Hij bij de hemelvaart uit hun gezichtsveld, zoals de mens die sterft onzichtbaar wordt voor zijn naasten. De hemelvaart komt dus overeen met de dood van een gewone sterveling; de 10 dagen van hemelvaart tot Pinksteren met het leven in de zielewereld, het kamaloka. Daarna betreedt de mens de geestelijke wereld, de zonnesfeer. Christus echter heeft voor gans de duur van het aardezijn afstand gedaan van deze zonnesfeer, van de hemel überhaupt. Hij blijft bij de aarde, Hij trekt met Pinksteren, als de Heilige Geest over de apostelen uitstroomt, definitief in de aardesfeer binnen. "Hij sloeg Zijn hemel op aarde op" zoals het klinkt in het vijfde evangelie. En terwijl de mensenziel in de zonnesfeer -en wat er dan verder op volgt- het middernachtelijk uur van het geestelijk bestaan doormaakt, wat dan weer het allereerste begin van een nieuw aardeleven betekent, blijft de Christus altijd bij de mens op aarde. Zijn weg, die we konden vergelijken met de mensenweg doorheen conceptie, geboorte en dood, splitst zich hier scherp af. Het wordt een aardeweg, daar waar de mens binnentreedt in de zaligheid van het geestelijk schepperbestaan. Sindsdien is de Christus met het lot van mens en aarde verbonden. En als Hij zich in de nabije toekomst nog intiemer, nog sterker gaat tonen aan de mens, dan zal Hij zelf optreden als trooster en raadgever, als bijstand, als Parakleet. Hij zal, zoals Hij na zijn verrijzenis Zijn apostelen de Heilige Geest inblies, ook ons de Heilige Geest doorgeven. Die gaat niet alleen uit van de Vader alleen, maar wel van de Vader en van de Zoon.

***

**

*

Terug naar de inhoudstafel.