Het Mysterie van Golgotha in de makrokosmosHet volgende uittreksel komt uit de cyclus "De geestelijke achtergronden van de menselijke geschiedenis", die Rudolf Steiner hield in Dornach tijdens de eerste wereldoorlog. Ook voor dit fragment zal de lezer alle aandacht en concentratie nodig hebben om de rekenkundige bewerkingen te kunnen volgen. Maar toch mag hij hierdoor niet de hoofdzaak uit het oog verliezen: hoe belangrijk het is om het leven hier beneden in te richten volgens wat zich in hogere sferen openbaart.
[ ... ] "De mensen hebben niet altijd zo geestloos geleefd hebben als nu, geestloos in de zin dat ze er weinig bewustzijn van hebben dat er een samenhang bestaat tussen wat de mensen hier op aarde uitvoeren, wat zich afspeelt in alle voorvallen van het aardebestaan, - en de geestelijke werelden. Dat ziet men daaraan dat er weinig rekening gehouden wordt met hoe de geestelijke werelden doorwerken tot op het fysieke vlak.
Ik vermeldde reeds meermaals dat men vandaag de dag zelfs alle eerbied voor een gebeurtenis als het Paasfeest verliest. Bepaalde mensen denken erover om Paaszondag op een vaste dag te laten vallen, om deze niet meer te laten variëren met de gang van de sterren, zoals dat nu gebeurt, maar hem misschien op de eerste zondag van april vast te leggen; dat zou veel gemakkelijker voor de boekhouding zijn, de zaken laten zich zo beter afhandelen dan wanneer dat ieder jaar verandert. Dat is maar een kras staaltje van het ontelbare dat men kan aanvoeren als bewijs van hoe weinig gevoel de mensen ervoor hebben om hun maatschappelijke inrichtingen tot een beeld te maken van wat in de geestelijke werelden gebeurt en wat zich uitdrukt in de gang van de sterren. Dat is niet altijd zo geweest; er zijn tijden geweest - in het oudste verleden van de mensheid, toen er nog een atavistische helderziendheid bestond- dat men er een diep bewustzijn voor had dat de mens hier op aarde zo zou moeten leven dat zijn bestaan en zijn samenleven met andere mensen een spiegel zou moeten zijn voor wat in de geestelijke werelden gebeurt, en wat zichtbaar wordt in de sterren. Laat ons een voorbeeld nemen. De oude Hebreeërs hadden als kerkelijk jaar, dus het jaar waarop het aankwam, een maanjaar, 354 en 3/8 dagen. Nu is dat jaar een beetje korter dan een zonnejaar, er blijven dus altijd enkele dagen over. Na verloop van tijd werd dat verschil altijd maar groter, dat moest gecompenseerd werden. Dit gelijkzetten van het zonne- en het maanjaar geschiedde in de oude Hebreeuwse tijd op een heel bijzondere manier. Ik ga het niet in detail beschrijven want dat is voor ons hier nu minder van belang, ik wil U alleen maar de zin en de geest van die zaak schilderen. Eén van de oude Hebreeuwse gebruiken was het zgn. jubeljaar. Na 49 zonnejaren nl. -dat is iets meer dan 50 maanjaren- werd een jaar ingeschakeld dat een algemeen verzoeningsjaar was. In zo'n verzoeningsjaar werden bepaalde dingen vergeven die men een ander te verwijten had. Schulden die iemand gemaakt had, die kon of moest men kwijtschelden, wie zijn eigendom verloren had die moest hem terugbekomen enz. Het was een jaar van vereffening, van verzoening, na 7 x 7 zonnejaren, na 49 zonnejaren, of 50 maanjaren -eigenlijk 50 en 1/2, maar men kan rustig 50 zeggen omdat het begin ergens in de loop van dat jaar vastgesteld werd. Vijftigmaal 354 dagen duurde dus de jubelperiode, de periode waarbinnen zich allerlei kon opstapelen dat dan achteraf vereffend werd. Als men bedenkt dat er een vereffening tussen zonne- en maanjaar moest geschapen worden, en daardoor 7 x 7 = 49 zonnejaren in 50 maanjaren komen, dan kan men zeggen dat dit jubeljaar naar het getal 7 ingericht is. Aan de basis van dit jubeljaar lag dus een inzicht in de betekenis van het getal 7. Maar om ons de ganse draagwijdte van deze zaak in de ziel te prenten, moeten we vooral op het volgende letten. We moeten letten op het feit dat men in de oude Hebreeuwse tijd zo leefde dat men zei: de dagen gaan voorbij, de een na de ander, er gaan 354 dagen voorbij en dan begint een nieuw jaar. Als dit zich 49 resp. 50 keer voordoet dan komt er voor de mens een bijzonder feestjaar. Bedenkt U nu eens : alles wat de mens meemaakte beleefde hij met op de achtergrond een onbewust gevoel van : het is nu 7, 8, 9 jaar geleden dat we een jubeljaar gehad hebben, nu moeten we nog zo en zo lang wachten tot er nog eens een jubeljaar komt.
Men heeft dat niet zomaar willekeurig vastgesteld, dat werd zo ingericht op basis van een occulte indeling van de getallen.
Zij die in het 24ste jaar na een jubeljaar leefden, die rekenden 24 jaar terug tot het vorige jubeljaar, en 26 verder tot het volgende jubeljaar, en voelden zich zo opgenomen in de tijdsstroom tussen twee jubeljaren, daar moet U niet aan twijfelen. Op die manier in de tijdsstroom staan, dat houdt de zielen hier op aarde bezig met een bepaalde getallenorde, altijd voelden ze deze getallenorde, die gaat a.h.w. als een voortdurende stroom door de zielen. Gedurende duizenden jaren werden de zielen zo gewoon om te leven met wat ik hier zojuist gekarakteriseerd heb. Men kan dat vergelijken met het rekenen dat men leert in zijn jeugd en dat men dan later kan toepassen: men heeft het dan. Er vormt zich een bijzondere configuratie in de ziel. Laat ons dit voorlopig onthouden en eventjes iets anders bekijken.
De planeet Mercurius heeft volgens de huidige astronomie een omloopstijd die veel sneller is dan die van de Aarde. Als we de baan van Mercurius beschouwen, dan zien we: de Aarde gaat trager rond de zon, Mercurius gaat sneller. Laat ons nu eens een Mercuriusomloop nemen, en die vermenigvuldigen met 354 of zelfs met 354 en 3/8; en dat doen we dan nog eens 49, resp. 50 maal. Stelt U zich gewoon deze getallen voor. Een Mercuriusomloop kunt U beschouwen als een soort hemelsdag; 354 van zulke omlopen zouden dan een soort hemels-maanjaar op de planeet Mercurius voorstellen. Als U dat dan nog eens 49, resp. 50 maal neemt dan hebt U een hemels-jubeljaar. Een hemels-jubeljaar is natuurlijk veel langer dan een Aarde-jubeljaar, het is dan ook gerekend volgens de planeet Mercurius. Dat levert natuurlijk een andere tijdsspanne op, maar toch liggen dezelfde getallen aan de basis, met het verschil dan dat er een andere tijdseenheid genomen is dan een Aardejaar. Nu gaan we nog een andere som maken. We nemen Jupiter. Jupiter gaat veel trager, hij gaat heel traag. Twaalf jaar heeft hij nodig om eens rond de zon te draaien. Mercurius gaat veel sneller dan de Aarde, Jupiter veel trager. We nemen nu Jupiter en bekijken eens zo'n Jupiterdag. Eigenlijk is het een Jupiterjaar, maar omdat het zich afspeelt aan de hemel kunnen we rustig een grotere maat nemen en een omloop beschouwen als een dag. Als we die periode dan 354 en 3/8 keer zouden nemen, zoals we een maanjaar berekenen, dan krijgen we een groot Jupiterjaar (deze keer vermenigvuldigen we niet met 49, resp. 50 omdat Jupiter zoveel tijd nodig heeft voor één omloop). Dat zou dus een groot Jupiterjaar zijn. Bij Mercurius hebben we een jubeljaar uitgerekend; bij Jupiter berekenen we slechts een jaar, ook volgens dezelfde methode. Tenslotte bekijken we nog een andere planeet die de oude Hebreeërs nog niet bekend was. Zij dachten dat op die plaats de sfeer was, de kristalsfeer, het hemelgewelf zelf. Het is pas veel later ontdekt, maar men kan toch al van Uranus spreken. Alleen dachten de Hebreeërs dat zich daar de sfeer bevond waar later dan Uranus gevonden werd. En van Uranus -die gaat verschrikkelijk langzaam- nemen we 49, resp. 50 omlopen. En nu vergelijken we al deze sommen met Aardejaren. Want dat levert telkens een bepaald aantal Aardejaren op:
de Mercuriusomloop x 354 x 50 is gelijk aan een aantal Aardejaren,
En het merkwaardige is dat het ieder keer hetzelfde aantal is dat tevoorschijn komt. Nu rekende de Hebreeuwse traditie met recht vanaf het ontstaan van de wereld -hoewel wij een andere gebeurtenis plaatsen waar de oude Hebreeërs het begin van de wereld situeren- , zij rekenden vanaf dat begin 4182 jaar verder en kwamen dan uit op het grote wereld-verzoeningsjaar, het jaar dat Christus in een lichaam verscheen. Dat wil zeggen dat de Hebreeuwse traditie de tijdsordening zo afstemde dat er vanaf het begin van de aarde-ontwikkeling, zoals zij dat zagen, tot het verschijnen van Christus in een lichaam een groot Mercurius-jubeljaar verliep, een Jupiterjaar, of vijftig omlopen van de buitenste sfeer -wat wij nu de Uranusbaan noemen. Hier hebt U nu dit wonderbaar voorbeeld van hoe de mensenziel voorbereid werd op het grote wereld-jubeljaar doordat de maatschappelijke inrichtingen hier op aarde afgestemd waren op de getallen 354 en 7 x 7, resp. 50, en de ziel zo de ordening daarboven in de kosmos kon meebeleven, dezelfde vormen in zich kon opnemen. Dat is iets ontzaglijks, een ontzaglijk diepe samenhang. Als men nu de gedachtengang nagaat van iemand die in die Joodse traditie groot geworden is, dan kan men zeggen : deze mensen namen aan dat de Christus uit de zonnehoogten naar de aarde zou afdalen volgens de gedachten die oneindig verheven wezens daarboven in de kosmos denken en die men kan aflezen aan de regelmatige gang van de sterren. Daarboven wordt gedacht volgens 354 en 3/8, volgens 7 x 7. En zo wordt het bepaald dat wie bvb. volgens het uur van Mercurius gaat, een Mercuriusomloop moet tellen als een dag, en dan een jubeljaar moet tellen van het ontstaan van de wereld tot het mysterie van Golgotha. Zoals de mens nu in Aarde-dagen denkt, zo denken wereldwezens van het ogenblik waarop de Joodse traditie de wereld laat ontstaan tot het verschijnen van het mysterie van Golgotha volgens een kosmische maatstaf. En hier op aarde werd de ziel voorbereid door de sociale ordening om deze grote gedachte die daar in de hoogten zweeft, om deze gedachte in haar ontstaan te denken, om zich daartoe te vormen. Diegenen die in de tijd van het ontstaan van het Christendom het mysterie van Golgotha moesten kunnen begrijpen wat betreft zijn plaats in de tijd, die hadden hun zielen zo gevormd. Daardoor konden ze weten : het mysterie van Golgotha komt eraan. En dan konden ze de evangelies schrijven. Want begrijpen welke achtergrond het neerdalen van de kosmische zonnegeest op aarde heeft, veronderstelt dat men de ziel ertoe voorbereid heeft. Hier hebt U een wonderbaar voorbeeld van hoe de mensenziel -door een sociaal samenleven dat geestelijk geregeld wordt door ingewijden-, voorbereid wordt om een bepaalde gebeurtenis te begrijpen en zelfs maar op te nemen. Wat steekt daarachter ? Welnu, een diep bewustzijn dat alles wat we in het menselijke samenleven willen invoeren vanuit ons dagbewustzijn, een bepaalde samenhang moet hebben met de sterrenwereld. Men kan het mysterie van Golgotha niet begrijpen, men krijgt het niet te pakken met het verstand, als men niet doorziet dat het verstand zelf een samenhang heeft met de gang van gedachten die zich in de baan van hemellichamen volgens getallenverhoudingen uitdrukken." [ ... ]
De exacte astronomische berekening ziet er als volgt uit (het zonnejaar = 365,26 dagen) :
Terug naar de inhoudstafel .
|