(onderstaande tekst werd als opiniestuk naar De Standaard gestuurd, maar is uiteraard niet gepubliceerd.
In zijn opiniestuk `Referenda geen goede zaak voor minderheden' (De Standaard 8 jan.2001) schetst prof. Dierickx een erg negatief beeld van de directe democratie. Het referendum op volksinitiatief zou leiden tot verdrukking van minderheden en tot vertekende besluitvorming. Indien zijn vrees terecht is, zou het leven in Zwitserland ronduit rampzalig moeten zijn, want in dat land beschikken de burgers al zeer lang over zeer uitgebreide referendumrechten. Maar Zwitserland is geen rampgebied , en dus lijkt het aangewezen om de argumentatie van prof. Dierickx van dichterbij te bekijken.
Volgens prof. Dierickx lopen minderheden extra gevaar bij directe democratie. Hij verwijst niet naar onderzoek dat op dit domein gepleegd werd. Toch zijn er verschillende studies geweest omtrent de invloed van directe democratie op de positie van minderheden. Een goed recent overzicht biedt het boek `Die direkte Demokratie' van de Zwitserse onderzoekers Kirchgässner, Feld en Savioz (1999). Uit het totaalbeeld blijkt geenszins, dat directe democratie een extra bedreiging voor minderheden vormt. Volgens prof. Dierickx is directe democratie gevaarlijk voor minderheden, omdat het stemmen dan niet door onderhandelen wordt voorafgegaan. Dit is onjuist. Een succesvol volksreferendum begint steeds met de opbouw van een zo breed mogelijke coalitie, waarbinnen intensief wordt onderhandeld over het voorstel. Er zijn twee belangrijke elementen die de directe besluitvorming meerwaarde kunnen verlenen. Vooreerst berust het onderhandelingsmonopolie niet meer bij de groepen, die toegang hebben tot de centrale machtscenakels. En bovendien moet een voorstel dat door de referendum-initiatiefnemers is onderhandeld, nog de vuurproef van de verkiezingsstrijd en de uiteindelijke stemming doorstaan. Dat is de definitieve `onderhandeling' met de kiezer , waardoor informele besluitvorming van het Poupehan-type bij directe democratie is uitgesloten. Deze uiteindelijke sanctionering door de kiezer is belangrijk, omdat het vaak gebeurt dat een binnen de politieke elite gesloten compromis, haaks staat op de meerderheidswil bij de burgers. Neem bijvoorbeeld het referendum in december 1996, waarmee de Zwitsers de versoepeling van de wetten op de zondagsrust afkeurden. Het initiatief berustte hier in hoofdzaak bij een coalitie van enkele vakbonden en kerken. De grote politieke partijen, de regering en parlement waren allemaal zeer overwegend voor zo'n versoepeling gewonnen. omdat dit de `concurrentiepositie van de Zwitserse ondernemingen zou verstevigen'. Bij de meeste burgers bleken de prioriteiten elders te liggen.
Professor Dierickx vreest dat met name `..impopulaire minderheden met een zwakker grondwettelijk statuut" onder vuur zullen liggen. Ook dit wordt door de praktijk tegengesproken. Zuiver representatieve democratieèn kunnen akelig uitwerken voor minderheden. Het Belgisch schoolpact, dat enkel oog had voor de twee grote zuilen, is daarvan een voorbeeld. Tot op heden leidt de Belgische schoolpact-cultuur tot bevoordeling van scholen die expliciet of impliciet verbonden zijn met `erkende' levensbeschouwingen. Het Belgische representatieve systeem subsidieert sommige levensbeschouwingen en voorkeuren, en maakt wetten om andere levensbeschouwingen of voorkeuren te criminaliseren en te bekampen. In ons land worden bijvoorbeeld langs representatieve weg wetten gemaakt om het Vlaams Blok te vernietigen, om `sekten' te bestrijden en om rokers het leven zuur te maken. Dat zijn allemaal impopulaire minderheden, en er is geen reden om te geloven dat zij slechter af zullen zijn wanneer directe democratie voorhanden is.
Vervolgens wijst prof. Dierickx er op dat in het referendumdebat eenzijdige en vertekende informatie kan worden gebruikt. Alle referenda lijden volgens hem aan informatietekort. Hierbij passen drie opmerkingen.
Vooreerst moeten we de werking van de directe democratie niet vergelijken met één of ander fictief ideaalbeeld, maar met de werking van het zuiver representatief systeem. Het informatietekort is nergens zo acuut als bij parlementaire verkiezingen. De kiezer heeft zicht noch op de komende coalitie (en de geheime afspraken terzake), noch op de inhoud van het regeerakkoord, noch op de samenstelling van de regering. Partijen kunnen na de verkiezingen hun standpunt veranderen, belangengroepen kunnen buiten het blikveld van de kiezer de partij beïnvloeden (Agusta al vergeten?) en een partijprogramma kan aantrekkelijke en verwerpelijke standpunten verenigen, zodat een rationele keuze onmogelijk wordt. Al deze elementen spelen niet bij directe besluitvorming. Ten tweede biedt directe democratie voor de burgers de mogelijkheid om hun voorkeur genuanceerder uit te spreken, en dit op basis van extra informatie. Neem het recente Zwitserse referendum over genetische manipulatie. In het voorafgaande debat kregen duizenden Zwitserse burgers de mogelijkheid om bedrijven in deze sector te bezoeken. Zonder referendum hadden ze die kans nooit gekregen. Ten derde is het verkeerd om te denken dat parlementsleden goed zijn geïnformeerd over de onderwerpen waarover ze beslissen. Hoeveel leden van de Vlaamse Raad hebben bijvoorbeeld de onderwijseindtermen gelezen, waarover ze nochtans hun stem hebben uitgebracht? Zowel parlementsleden als burgers oriënteren zich voor hun stemgedrag vaak op instanties waaraan ze vertrouwen schenken. Dat is ook de reden waarom Zwitserse burgers voor ieder federaal referendum een informatie-brochure krijgen, waarin zij ook de stemadviezen terugvinden van partijen, vakbonden, kerken, beroepsverenigingen, milieugroepen enz. Daar is niets mis mee. De kern van een politieke keuze is altijd moreel, en enkel de individuele burger zelf is bevoegd om deze keuze uit te spreken. Voor technisch relevante gegevens laat hij zich inlichten door instanties waarin hij vertrouwen heeft.
Dan zegt professor Dierickx dat het referendum "..maar één agendapunt aan de burgers voorlegt en alle andere tussen haakjes zet". De representatieve democratie zou gevoeliger zijn voor de "..verstrengeling van de agendapunten". Ook dit argument moet worden betwist. Die gedachtengang gaat uit van de verzwegen premisse, dat er zoiets bestaat als een objectieve politieke agenda van onderling verstrengelde punten. Dat is niet het geval: punten worden op de politieke agenda geplaatst op basis van intenties en keuzes. En vaak blijken de agenda's van de modale burger en van de politieke en economische elite niet samen te vallen. Burgers hebben wel degelijk oog voor de zijdelingse consequenties van hun beslissingen, maar hun prioriteiten zijn niet altijd die van de politieke macht. De onderhandelingen binnen de maatschappelijke elite, die prof. Dierickx zo hoog inschat, verlopen tussen selecte machtsgroepen, en het compromis dat daar wordt bereikt valt niet noodzakelijk samen met de volkswil. Binnen de politieke klasse komt oog voor de "..verstrengeling van agendapunten" vaak neer op wafelijzerpolitiek. Dit betekent dat de machthebbers de belastingbetaler op extra kosten jagen om hun eigen machtspositie te bestendigen. Ik heb een drietal weken geleden nog de reuzenscheepslift bij La Louvière mogen bewonderen. Dit soort `grands travaux inutiles' , waarmee ons land is bezaaid en die telkens ieder Belgisch gezin enige honderden tot duizenden franken kosten, zijn vaak het gevolg van een `verstrengeling van agendapunten' binnen de politieke klasse.
Ondertussen Iaat prof. Dierickx de essentiële vragen onaangeroerd. Uit onderzoek blijkt dat directe democratie leidt tot efficiënter bestuur, en tot minder belastingfraude en meer tevredenheid bij de burgers. Maar zelfs indien dit niet het geval zou zijn, blijft nog altijd het punt dat een `zuiver representatieve democratie' eigenlijk op een `contradictio in terminis' neerkomt. In een democratie is het volk in letterlijke zin de hoogste autoriteit. Het volk is de soeverein. Welnu, dit ideaal van volkssoevereiniteit is principieel onverenigbaar met een verbod voor het volk, om desgewenst via een referendum rechtstreeks zijn voorkeur uit te drukken. Zo'n verbod kan immers alleen maar afkomstig zijn van een autoriteit boven het volk, wat betekent dat het volk niet soeverein is zolang het verbod in voege blijft. Het zogenaamd `zuiver representatief systeem' is in werkelijkheid ontstaan in een tijd toen de grote meerderheid van de burgers niet eens stemrecht hadden, noch zich verkiesbaar konden stellen. Dit systeem stamt uit een tijd, toen toppolitici open en bloot het moreel oordeelsvermogen van arbeiders en vrouwen in twijfel trokken. Het is een bevoogdend systeem, en zolang dit stelsel niet ten gronde verandert, heeft de Verlichting nog niet haar doel bereikt.
Boekbespreking: Michel Schooyans (2000) "La Face cachée de L'ONU" Paris: Le Sarment
Supra-nationale organisaties bedreigen steeds meer de soevereiniteit van de nationale staten. Voor Michel Schooyans, priester-hoogleraar emeritus aan de UCL, gaat de grootste dreiging momenteel uit van de UNO.
Het 'illuminisme'
Schooyans noemt de momenteel in UNO-kringen dominerende ideologie het `illuminisme' en karakteriseert ze als volgt:
"Ieder van ons is volledig vrij om zijn waarheid te kiezen en zijn geweten te volgen. Er bestaan enkel maar individuen, meer of minder begaafd, sterker of zwakker, maar geen deelgenoten aan dezelfde menselijke natuur. Vermits er geen gemeenschappelijke menselijke natuur bestaat, is er ook geen natuurlijke maatschappelijke binding of solidariteit. De betekenis van vitale en zingevende sleutelbegrippen (recht, familie, waarden, waarheid, trouw, geluk...) hangt af van vrij gekozen afspraken. Karakteristiek voor deze nieuwe, omgekeerde en perverse kijk op de mensenrechten, is het primaat van de wil van de `sterfelijke god', boven de waarheid" (1 - p.37).
Met andere woorden: het denken wordt inzake maatschappelijke aangelegenheden opgegeven, in plaats daarvan komt een willekeurige `consensus'. Het illuminisme is gebaseerd op een leeg individualisme. In een rationeel-spirituele mensvisie hebben de mensen, ondanks hun individueel verschillende eigenschappen, toch een gemeenschappelijke grond, namelijk in het denken. Stellingen als '3 + 2 = 5' of
'democratie impliceert, dat geen enkele instantie een wet kan invoeren tegen de meerderheidswil in' ,
hebben een objectieve begripsmatige inhoud die voor alle mensen toegankelijk is. Deze stellingen zijn m.a.w. geen individuele creaties, die bij verschillende mensen een verschillende inhoud krijgen. Juist door dit feit kunnen mensen elkaar in principe begrijpen, en het is deze mogelijkheid tot onderling begrip die dan weer democratie mogelijk maakt. Het bestaan van objectieve gedachteninhouden als zodanig is niet verenigbaar met een eenzijdig materialistische wereldbeschouwing. Het illuminisme, dat volgens Schooyans wortelt in een materialistische levensvisie, vertoont daarom de tendens om het in wezen spirituele concept van 'objectieve waarheid' te vervangen door het begrip `consensus'. In alle mogelijke UNO-teksten, of in politiek correcte teksten in het algemeen, schiet deze term `consensus' als een distel omhoog. Zo bijvoorbeeld Van der Maelen in De Standaard van 27 november 2000 (vorige Witte Werf):
"Rond personenkwesties en fiscale materies schijnt in heel Europa een consensus te bestaan dat ze niet kunnen".
De consensus, en niet de doordachte zoektocht naar de waarheid, wordt tot richtsnoer bij het politieke handelen.
Nauw hiermee verbonden is natuurlijk de problematiek van de meerderheidsregel. Schooyans schrijft hierover:
"..de meerderheidsregel, in zijn abrupte interpretatie, is niet alleen onvolledig maar ook gevaarlijk, indien hij niet wordt ingebed in een moreel kader en aangevuld wordt met twee essentiele elementen: de waarheid en de solidariteit" (2 - p.43-44).
Schooyans wijst hier op een principe, dat Rudolf Steiner reeds vlak na de eerste wereldoorlog formuleerde: naast het gebied dat langs democratische weg kan geregeld worden, bestaan twee andere levensgebieden waarop geen gezonde democratische besluitvorming mogelijk is. Deze twee gebieden zijn die van enerzijds het vrije denken en het vrije cultuurleven, en anderzijds die van het economisch initiatief en de consumptiekeuze . In het ene gebied (door Steiner het 'vrij geestesleven' genoemd) is vrije waarheidszoeking een centraal begrip. Het andere gebied (door Steiner het 'economisch leven' genoemd) is het domein waar mensen voor elkaar arbeiden binnen het kader van vrij gesloten individuele overeenkomsten .
Het 'Handvest van de Aarde'
Het politiek correcte denken streeft ernaar, om het individuele geweten en de individuele morele initiatiefkracht van de mensen te onderwerpen aan een zogenaamde universele moraal. Dit gebeurt op een zeer listige manier. Schooyans verwijst bijvoorbeeld naar het in voorbereiding zijnde 'Handvest van de Aarde' (http://www.earthcharter.org/draft/charter_du.htm). Dit 'Handvest van de Aarde' is een soort universele morele code, die in 2002 aan de Algemene Vergadering van de UNO ter goedkeuring zou worden voorgelegd. De ontwerptekst wemelt van woorden als 'liefde', 'duurzaam', rechtvaardig' en lijkt op het eerste zicht pompeus doch onschadelijk. Maar schijn bedriegt. Het gaat bij een verklaring als het 'Handvest van de Aarde' niet om de expliciete boodschap, doch om de impliciete meta-inhoud. Die impliciete inhoud , waar het eigenlijk om te doen is, bestaat in de opvatting dat een overkoepelende moraal, waaraan individuen en kleine gemeenschappen zich moeten onderwerpen, überhaupt moet geinstalleerd worden.
Wie de ontwerptekst van het 'Handvest' wat nauwkeuriger leest, stoot natuurlijk op allerhande ongerijmdheden. Zo vindt men onder de algemene uitgangspunten bijvoorbeeld:
'12a. Discriminatie in al haar verschijningsvormen, zoals discriminatie naar ras, huidskleur, sekse, seksuele geaardheid, religie, taal en nationale, etnische of sociale achtergrond uitroeien
12b. Het recht erkennen van inheemse volkeren op hun spiritualiteit, kennis, grondgebied, natuurlijke rijkdommen en de hieruit voortvloeiende levenswijze waardoor zij in hun levensonderhoud kunnen voorzien".
Het is evident dat deze beide bepalingen contradictorisch zijn. Artikel 12b spreekt van `inheemse volkeren', die recht hebben op een eigen grondgebied en levenswijze. Dat impliceert een discriminatie ten opzichte van niet-inheemse volkeren op hetzelfde grondgebied. En dat is dan weer in strijd met artikel 12a. En wie bepaalt of een volk al dan niet inheems is? Zijn Vlamingen bijvoorbeeld inheems in Vlaanderen, of in Brussel? Loeiende onzin dus, maar daar gaat het niet om. Waar het om gaat, is de installatie van een juridisch dwangsysteem dat op planetaire schaal zal opereren en waarmee iedereen zich moreel moet identificeren. Dit zijn de laatste zinnen van de ontwerptekst van het `Handvest van de Aarde':
"Om een duurzame wereldwijde samenleving op te bouwen moeten alle landen van de wereld hun betrokkenheid bij de VN vernieuwen, hun verplichtingen nakomen onder de bestaande internationale overeenkomsten en de beginselen van het Handvest van de Aarde toepassen door middelvan een wettelijk bindend verdrag over milieu en ontwikkeling.
Laat dit tijdperk de geschiedenis ingaan als een tijdperk waarin een nieuw respect voor het leven, een sterke beslissing om duurzaamheid te bereiken, de versnelling in de strijd voor rechtvaardigheid en vrede, en de vreugdevolle viering van het leven ontwaken".
Zo spreekt dus de donkere Engel. De Raad die dit charter uitwerkt doet dit samen met een andere NGO, het Internationale Groene Kruis, dat in 1993 door Gorbatchov werd opgericht. Volgens Gorbatchov moet het Charter niets minder worden dan "...de nieuwe tien geboden van de nieuwe globale ethiek" (p.63). Momenteel werken een 25 prominenten aan de tekst, waaronder Gorbatchov zelf en Ruud Lubbers. In juni 2000 is er een bijeenkomst geweest in Den Haag, waar ondermeer Anne Lie van der Stoel, Laurens J. Brinkhorst en Phon van den Biesen het woord gevoerd hebben. Ook koningin Beatrix liet zich zien. Bedoeling is dat het Charter in 2002 door de UNO wordt aangenomen. De leiding van de redactiegroep berust bij Maurice Strong, die hoopt dat het Charter zal leiden naar een universele gedragscode die de morele
t codes van de traditionele godsdiensten kan vervangen (p.64). Schooyans kritiseert I scherp de ideologische uitgangspunten van het Charter, die volgens hem volledig in materialistische evolutietheorie wortelen.
Het Internationaal Strafhof
Het Internationaal Strafhof kwam nog eens 1 in het nieuws toen Bill Clinton,vlak voor het einde van zijn ambtstermijn, zijn handtekening plaatste onder het project voor de oprichting ervan (De Standaard, 13 januari 2001). Bush kan deze daad van 1 Clinton niet terugschroeven. Hij kan wel I weigeren om het verdrag ter ratificatie voor te leggen, en het is weinig waarschijnlijk dat het project gemakkelijk een twee derde meerderheid zal halen in de Amerikaanse senaat. In elk geval is de weerstand tegen het verdrag, die de soevereiniteit van de USA op fundamentele wijze ondermijnt, bij de conservatieven zeer groot.
Schooyans uit zich nogal dubbelzinnig omtrent dit Internationaal Strafhof. Het officiële doel van het Hof is de onderdrukking van genocides, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. Het grote voorbeeld zijn daarbij de processen van Nurenberg tegen de nazi's. Schooyans stelt zich hierbij geen vragen (p.73). Toch illustreren juist de processen van Nurenberg het twijfelachtig karakter van dit soort rechtbanken (3).
Het Internationaal Strafhof zal zeker gebruikt worden om plegers van bepaalde opiniedelicten, zoals holocaustrevisionisten, op planetaire schaal aan te pakken. Schooyans wijst bovendien op het lobbywerk van een reeks drukkingsgroepen die de bevoegdheid van het Hof willen uitbreiden. Zo ijveren radicale feministen en organisaties van homosexuelen voor de criminalisering van oppositie tegen de door hen verkondigde standpunten. Tijdens de voorbereidende gesprekken voor het Hof wilden radicale feministen dat iedere zwangerschap, die niet plaatsvond in een maatschappelijke context waar abortus legaal is, automatisch als 'enforced pregnancy (`gedwongen zwangerschap') zou beschouwd worden. Staten waar abortus verboden is, en personen die zich tegen abortus verzetten, zouden dan door het Internationaal Strafhof kunnen vervolgd worden (p.74). Dit is een fundamentele inbreuk op de soevereiniteit van de staten. Bovendien valt niet te voorzien welke jurisprudentie dit Hof zal ontwikkelen.
De Europese Unie
Schooyans heeft ook bittere woorden over voor de Europese Unie. Volgens hem wordt de UNO in politiek opzicht grotendeels gedomineerd door de USA, die regelmatig de UNO gebruiken om eigen doelstellingen te bereiken (bijvoorbeeld bij militaire interventies). Het is ook vanuit Noord-Amerika, dat de nieuwe visie op het wezen van het recht over de wereld wordt verspreid. De Universele Verklaring over de Rechten van de Mens uit 1948 is nog gebaseerd op de binnen de Europese beschaving ontstane visie , volgens dewelke de mensenrechten stoelen op inzicht in objectieve waarheden omtrent het wezen van de mens. In die zin kan deze Universele Verklaring nog als de (weliswaar zeer abstracte) afspiegeling van een spirituele mensvisie worden gezien. De vanuit Noord-Amerika verspreide visie baseert zich niet langer op intrinsiek inzicht of op waarheid, doch op het vaststellen van een brede `consensus'. Volgens Schooyans laat Europa zich op dit cruciale punt 'domesticeren' door de USA (p.115). De strijd om de wereldhegemonie wordt volgens hem momenteel niet uitgevochten met militaire middelen, en zelfs niet in eerste instantie met economische middelen, maar wel met ideologische wapens, waarbij de strijd omtrent het wezen van het recht - en dus het wezen van de mens - centraal staat. Los van Schooyans probeer ik hier even die twee visies samen te vatten. De traditionele rechtsvisie is realistisch. Zij erkent dat de menselijke individualiteit als zodanig een primair gegeven is en als een niet verder herleidbaar of differentieerbaar uitgangspunt voor het recht fungeert. Het bestaan van maatschappelijk relevante biologische verschillen tussen mensen worden complexloos erkend, maar heeft volstrekt geen rechtsgevolgen voor het individu. In de politiek correcte nominalistische visie is de menselijke persoon een puur juridische constructie: het is niet de menselijke individualiteit die de ontwikkeling van recht mogelijk maakt, maar het is het recht dat de individualiteit creëert. Merkwaardig genoeg wordt in deze visie niet enkel de persoon als moreel scheppend wezen ontkend, maar ook de maatschappelijke relevantie van biologische verschillen wordt dogmatisch afgewezen. Dit blijkt bijvoorbeeld duidelijk uit de 'gender'-theorie (waartegen Schooyans heftig te keer gaat), die in politiek correcte kringen hoge ogen gooit en die ieder maatschappelijk relevant biologisch verschil tussen man en vrouw ontkent. Het paradoxale resultaat is, dat biologische kenmerken van het individu nu wel juridisch relevant gaan worden. Dit uit zich bijvoorbeeld in de quorum-manie: overal moeten mannen en vrouwen, of blanken en zwarten, in de `juiste' verhoudingen `vertegenwoordigd' zijn. De individualiteit is afgeschaft, en de mens ontleent zijn entiteit en zijn rechten aan de biologische groep waartoe hij behoort. Of je een job kan hebben, of op een kieslijst kan staan, wordt afhankelijk gemaakt van je biologische kenmerken.
De piramide van Kelsen
Wat is de theoretische grondslag voor deze evolutie? Schooyans besteedt erg veel aandacht aan de rechtsleer van Hans Kelsen (1881-1973), die volgens hem het theoretisch fundament biedt voor het streven van UNO-machinerie naar een soort wereldregering. De rechtsleer van Kelsen heeft een zeer abstract karakter. Het recht staat volgens zijn theorie volledig los van alle mogelijke antropologische of morele overwegingen. Subjectieve rechtsgevoelens zijn in de 'wetenschappelijke' visie van Kelsen niet relevant. De mens heeft niet van nature een rechtspersoonlijkheid: de natuurlijke rechtspersoon is een juridische constructie van dezelfde aard als de rechtspersoonlijkheid die bijvoorbeeld aan een NV wordt toegekend. Kelsen stelt zelfs uitdrukkelijk: "De zuivere rechtstheorie vernietigt het begrip `persoon', omdat de theorie aantoont dat de persoon enkel een personificatie is van een complex van juridische normen" (4 - p.137). Het is de staat die de personen schept. Het centrale rechtsbegrip is voor Kelsen de norm. De norm is een dwingende regel waaraan de persoon zich moet houden, en die door het staatsapparaat wordt afgedwongen. De normen spruiten voort uit wilsbesluiten. Kelsen schrijft: "De normen (...) zijn waar noch vals; ze zijn enkel van kracht of niet van kracht" (5 - p.139). De mens is volgens deze theorie in juridisch opzicht niets anders dan een complex van maatschappelijk opgelegde verplichtingen. Essentieel is dat deze normen enkel wilskarakter hebben, en dat ze niet op hun waarachtigheid of billijkheid kunnen geëvalueerd worden. Volgens Kelsen valt de staat samen met het normensysteem.
Buitengewoon belangrijk is vervolgens Kelsens visie op de piramidale structuur van het normensysteem: "De juridische orde is geen systeem opgebouwd uit rechtsnormen van gelijke rang, maar een gelaagde structuur, een piramide of hiërarchie die als het ware uit een zeker aantal verdiepingen of lagen van rechtsnormen bestaat' (6 - p.143-144). Een norm wordt gecreëerd op een wijze, die weer bepaald wordt door andere normen. Er zijn dus hogere en lagere normen. Wanneer op een bepaald levensdomein twee normen elkaar raken of overlappen, is een hogere norm nodig om deze twee te coördineren. en deze hogere norm heeft ook weer een hogergeplaatst staatsapparaat nodig om de norm af te dwingen. Zo leidt de theorie van Ketsen als vanzelf naar de wenselijkheid van een ultieme norm en overeenkomstig staatsapparaat.
Schooyans brengt de piramide van Kelsen in verband met de maconnieke piramidesymboliek. Hij citeert Pierre Mariel die in 1969 schreef:
"De Volkerenbond was in wezen in het leven geroepen door vrijmetselaars, en de eerste voorzitter Léon Bourgeois was een Franse vrijmetselaar. Overigens is heden ten dage ook de UNO (net als de Unesco) bijna volledig bemand door vrijmetselaars uit alle mogelijke landen (wat paus Paulus VI zeer goed wist toen hij daar op een gedenkwaardige zitting het woord nam)" (7 - p.147-148; zie: P.Mariel `Les Francs-Magons en France' 1969). Schooyans citeert ook de Belgische vrijmetselaar-politicus-hoogleraar JeanFrançois Perrin, die
"...schreef, in nauwelijks verhulde taal, dat niets ontbrak aan het succes van deze gedachtengang, zelfs niet het grootse symbool, namelijk de fameuse piramide. Deze figuur zal nog lang overeind blijven, steunend hetzij op haar basis, hetzij op haar punt" (8 - p.148).
Perrin verwijst hier naar het symbool van de twee overlappende driehoeken of piramides. Eén piramide heeft de top naar boven gericht. Die piramide stemt overeen met het hiërarchische normensysteem dat van boven naar onder is gericht, en waarvan de basis wordt gevormd door de menselijke rechtspersonen. Maar deze piramide heeft een omgekeerd georiënteerd tegenbeeld, waarvan iedere individuele mens het dieptepunt is: het volle scala van `morele normen' kan dank zij het hiërarchische rechtsysteem in ieder individu van bovenaf worden ingeplant (8). Precies doordat de Helsen-piramide van formeel-juridische normen volledig vrij is van iedere morele inhoud, kan zij als kanaal dienen voor de inplanting van normen van bovenaf. Men vindt dit streven bijvoorbeeld zeer goed uitgedrukt in de inleiding tot de Franstalige versie van het `Handvest van de Aarde':
"Het doel van het Handvest van de Aarde is de vastlegging van de fundamentele principes van een globale en geïntegreerde ethiek, die de mensheid stuurt en motiveert naar een duurzame toekomst" (9 - zie: www.earthcharter.org/welcome/intro_fr.htm). De auteurs zien hun handvest geenszins als iets wat langs authentiek democratische weg tot stand komt. Zij willen de mensheid `leiden' en `motiveren'. Morele motieven worden bij de individuen, die zich onderaan de piramide van Kelsen bevinden, van bovenaf ingeplant. Kelsen zelf schreef:
"..het recht centraliseert steeds meer, en het uiteindelijke doel schijnt daarbij te zijn de organische eenheid van een universele en mondiale gemeenschap, gebaseerd op een juridische orde, of met andere woorden, de mondiale staat" (10 - p.152); "...de staat lijkt in juridisch opzicht bepaald te worden door het internationale recht (...); hij lijkt een juridische entiteit te zijn ontstaan door delegatie vanuit het internationale recht (...); Slechts de internationale juridische orde is werkelijk soeverein, staten zijn dat niet" (10 - p.154) . Kelsen ziet niet het individu , maar wel de 'ordre juridique international' als de ultieme soevereine instantie. Het wereldbeeld van Kelsen en zijn geestgenoten schetst de menselijke individualiteit niet als de schepper van het recht, maar als een non-entiteit die juist persoonlijkheid krijgt van de `internationale rechtsorde'. Schooyans besluit:
"De 'klassieke' vormen van totalitarisme uit de 20ste eeuw hadden duidelijk zichtbare dictators, en de regimes richtten duidelijk herkenbare instellingen op. Het nieuwe totalitarisme dat zich momenteel installeert in naam van de internationale rechtsorde is een collectief, anoniem en zonder gelaat" (11 - p.161). Precies omdat dit nieuw totalitarisme een totaal ander karakter heeft dan de oude vormen van terreur, kan het gebruik maken van onze afkeer tegenover deze oude totalitaire stromingen om zichzelf door te zetten. Het nieuwe totalitarisme spreekt van universele liefde, spreekt zijn afkeer uit voor discriminatie en racisme, en het bewijst lippendienst aan vrijheid van meningsuiting en democratie. Het spreekt de taal van de politieke correctheid. Slechts dit ene zegt het niet: dat de menselijke individualiteit de enige schepper is van morele initiatieven, dat de menselijke individualiteit de enige en ware verschijningsvorm van het morele is in de wereld. En dat is nog steeds het beste kenmerk om doorheen alle mooipraterij de taal te herkennen van zij, die de mensheid ketenen willen.
(1)"Chacun de nous est totalement libre de choisir sa vérité et d'agir selon sa conscience. II n'y a que des individus, plus ou moins doués, plus ou moins forts, non plus des personnes participant à la méme nature. Comme, entre les individus, il n'y a plus de nature commune, il n'y a plus de sociabilité ni de solidarité naturelles. La significiation des mots qui donnent sens à la vie - droit, famille, valeur, vérité, fidélité, bonheur, etc. - dépend des définitions consensuelles que chacun veut bien en donner. Ce qui caractérise cette nouvelle vision, inversée et perverse, des droits de I'homme, eest la primauté donnée à la volonté du 'dieu mortel' plutôt qu'à la raison"
(2)"...la règle de la majorité, dans son interprétation abrupte, est non seulement insuffisante mais dangeureuse, si elle n'est pas surplombée par des références morales et assortie de ces correctifs essentiels que sont la vérité et la solidarité (ou sociabilité)"
(3) Het Nurenberg-proces verliep op een zeer , aanvechtbare wijze. Officiële rapporten afkomstig van een regering der geallieerden mochten bijvoorbeeld, op grond van artikel 21 van het statuut van het tribunaal, niet aangevochten worden. Deze rapporten hadden met andere woorden automatisch bewijskracht. Van deze vreemde regeling werd op grove wijze misbruik gemaakt. Zo wordt bijvoorbeeld in het officiële Franse regeringsrapport beweerd dat in het concentratiekamp Buchenwald een speciale spoorlijn was aangelegd die direct bij de gaskamer uitkwam, terwijl nu door iedereen wordt aangenomen dat in dit kamp nooit een gaskamer heeft bestaan. De Sovjets gebruikten Nurenberg om de Katyn-moorden op 11.000 Poolse officieren en intellectuelen voor eens en altijd in de schoenen van de nazi's te schuiven (pas na 1990 gaf men van Russische zijde toe dat de moorden door de stalinisten begaan werden). De sovjet-autoriteiten hadden hiertoe een nep onderzoeksrapport geproduceerd, waarvan de inhoud en de besluiten krachtens bepaling 21 van het statuut van dit tribunaal niet mocht aangevochten worden. Ter gelegenheid van de Nurenberg-processen werd ook gemarteld. Het staat bijvoorbeeld vast dat de commandant van Auschwitz, Rudolf Höss, zijn 'bekentenissen' onder druk van folteringen heeft afgelegd (deze bekentenissen prijken nochtans in allerlei leerboeken geschiedenis; zie bv. J.Martens e.a. "Fundamenten 6. De twintigste eeuw" , Wolters 1994 p.92-93). De Russische rechter op het Nurenberg-tribunaal was overigens niemand minder dan generaal Nikichenko, die ook de stalinistische Moskou-processen in 1936 had voorgezeten. Het Nurenbergproces is juist een angstwekkend voorbeeld van wat ons te wachten kan staan wanneer het Internationaal Strafhof in functie treedt, en het is vreemd dat Schooyans daarop niet ingaat.
(4) "..la théorie pure du droit (...) dissout le concept de personne, parce qu'elle montre qu'il répond simplement à la personification d'un complexe de normes juridiques"
(5) "Les normes (...) ne sont ni vraies ni fausses; elles sont seulement valables ou non valables"
(6) "L'ordre juridique nest pas un système de normes juridiques placées toutes au même rang, mais un edifice à etages superposes, une pyramide ou hierarchie formée (pour ainsi dire) d'un certain nombre d'étages ou couches de normes juridiques"
(7) "La société des Nations fut, essentiellement, une création maçonnique, et son premier président fut un maçon français, Leon Bourgeois. De nos jours, d'ailleurs, I'ONU (comme I'UNESCO) est presque entièrement composée de maçons de tous pays (ce que savait pertinnement le Pape Paui VI quand il vint y prendre la parole lors d'une mémorable séance)"
(8) "..écrit, en langage à peine codé, que rien ne manquait au succès de cette pensée 'pas même son symbole de grandeur, soit la fameuse pyramide. Cette figure restera longtemps encore debout, soit sur sa base, soit sur sa pointe "'. De symboliek van de twee omgekeerde driehoeken, met een aards respectievelijk hemels niveau eronder en erboven geplaatst, is ook een interpretatie die soms aan de Israëlische vlag wordt gegeven. Overigens lijkt deze symboliek zeer diepe en algemene wortels te hebben. Zo levert het verdelingspatroon van de ruimte door zes vlakken (belangrijk om te begrijpen hoe fysische veranderingen überhaupt mogelijk zijn) een vergelijkbare bouw op, met enerzijds een kring van 2 x 6 grondrichtingen en anderzijds twee polen aan weerszijden van deze kring.
(9) "L'objectif de la Charte de la Terre est d'établir les principes fondamentaux d'une éthique globale et intégrée, qui dirige et motive I'humanité vers un avenir durable"
(l0)"...la fin ultime de l'évolution du droit, qui va vers la centralisation croissante, apparait étre Funité organique d'une communauté universelle ou mondiale, fondée sur un ordre juridique, ou, en d'autres termes, la formation d'un état mondial" (p.152) "...L'Etat apparait comme déterminé dans son existence juridique par le droit international (...) ; il apparait donc comme un ordre juridique délégué par Fordre juridique international (...) Seul Fordre juridique international est souverain; aucun ordre étatique ne Fest" (p.154)
(11) "Les totalitarismes 'classiques' du XXe siècle avaient des dictateurs parfaitement visibles, et leurs régimes se donnaient des institutions qu'il était loisible de décrire. Le nouveau totalitarisme qui est en train de se mettre en place au nom de I'ordre juridique international est un totalitarisme collectif, anonyme, sans visage"
Tegen directe democratie wordt vaak ingebracht, dat verkozenen het algemeen welzijn behartigen, terwijl rechtstreeks beslissende burgers alleen hun particulier belang dienen. De beste weerlegging van deze stelling is enkele dagjes bewust kranten en tijdschriften lezen. We voerden het experiment nog eens voor u uit.
* Politisering bij de NMBS
De Morgen wijdde op 20 januari een hele pagina aan de politieke machtstrijd rond de NMBS. Het beheer van onze nationale spoorwegmaatschappij en haar filialen is compleet gepolitiseerd, en dat heeft zo zijn gevolgen voor de uitgaven. De hogesnelheidstrein bijvoorbeeld: die zou eerst 90 miljard kosten, nu overtreffen de ramingen reeds de 200 miljard. Deel die 110 miljard extra door 3 miljoen Belgische gezinnen, en je komt op een meerkost van pakweg 35.000 frank per gezin, op te hoesten tijdens de komende paar jaren (het NMBS-deficit, bijgepast door de belastingbetaler, beloopt 147 miljard). Nog een paragraaf uit dit artikel: "Lid zijn van de raad van bestuur (van de NMBS) is ook een leuke bijverdienste. Een gewone bestuurder ziet jaarlijks een half miljoen frank op zijn rekening verschijnen. De voorzitter, PS-coryfee Michel Damar, bekleedt een functie die wekelijks hooguit enkele uren aandacht kan kosten en houdt er 2,2 miljoen per jaar aan over". Begrijpelijk dus, dat de politieke klasse niet wil dat directe democratie geen budgettaire en fiscale onderwerpen mag bestrijken...
"Niet-gekozenen stellen wet aan gekozenen" ..
... luidt de titel van een artikel in De Standaard (22 - 1 - 2001). Op enkele Vlaamse kabinetten blijkt een interne nota te circuleren opgesteld door medewerkers van minister-president Dewael, waarin wordt geschetst hoe allerlei bureaucratische organisaties de facto de dienst uitmaken, zonder enige democratische legitimatie:
"Het vertrekpunt van de nota is dat er tussen de twee belangrijkste beslissingsniveaus die democratisch gelegitimeerd zijn, de gemeenten en de politieke Vlaamse overheid, een wirwar van organen gegroeid is, een middengebied waarin allerlei oneigenlijke beslissingscentra gegroeid zijn die er staan als blokken graniet die niet kunnen tegen-gesproken worden door de gekozen vertegenwoordigers van het volk: de SIT's en de LOGO's voor welzijn en gezondheid; de STC's, de GOM's, de Streekplatformen voor economie en werkgelegenheid; de Regionale Landschappen en Bekkencomités in milieumateries. Ze staan naast gedeconcentreerde diensten van de Vlaamse Gemeenschap die ook allerlei politieke en semi-politieke beslissingen nemen, zoals de regionale diensten van De Lijn, Kind & Gezin, VDAB. En daarnaast staat nog eens een onoverzichtelijk kluwen van intercommunales waarin besturen, privé- en semi-privébedrijven, sociale partners, provincies, zich met elkaar vermengen en waarin semi-ambtelijke figuren de dienst uitmaken". Volgens De Standaard roept de nota het beeld op van "...een Vlaamse regering die met de machteloze gemeenteraden een bondgenootschap vormt om, als democratisch verkozenen, opnieuw greep te krijgen op de beslissingen die nu overwegend genomen worden door de niet-gekozenen in tussenstructuren".
Kortom, die fameuze nota beschrijft tamelijk nauwkeurig hoe een particratisch I regime in concreto functioneert. Doch De 1 Standaard vergeet natuurlijk om één I essentieel element te vermelden : de I gewraakte bureaucratische tussenlaag I ontstaat niet vanzelf, en het is de politieke I klasse zelf die actief al die tussenniveaus I in het leven heeft geroepen en met 1 vastbenoemde partijleden heeft bevolkt. In een particratie kan het volk toch niet weigeren, om het daartoe vereiste geld op te hoesten.
* Van Miert klapt uit de biecht
Nog eentje, om het af te leren! Ex -EU-commissaris Karel Van Miert geeft in Humo (23 januari 2001) een uit het leven gegrepen schets van het particratisch regime in België. Een veelvuldig gehoord bezwaar tegen de directe democratie luidt, dat hierdoor vooral mensen met veel geld toegang krijgen tot de besluitvorming. Impliciet bestanddeel van dit argument is natuurlijk, dat de volksvertegenwoordigers wél onverdachte verdedigers zijn van het gemeenschapsbelang, en wél weerstand kunnen bieden aan de economische machten. Maar dat is niet het geval, als we Van Miert mogen geloven:
" De Sociéte Generale is lange tijd een staat in de staat geweest. Ik herinner me nog een dramatisch moment tijdens de regeringsonderhandelingen. Willockx had zich als jonge hond laten ontvallen dat het zo stilaan tijd werd om ook eens wat belastingen te heffen op de winsten van Electrabel. Gevolg : binnen de kortste keren zat aan de onderhandelingstafel een mannetje van Electrabel naast formateur Vanden Boeynants. Dat ging zelfs André Cools, toch een man die van geen kleintje vervaard was, te ver. Cools heeft die Electrabeljongen letterlijk buitengegooid. En dan moet je weten dat Electrabel sowieso al gebruik kon maken van stevige handlangers in een aantal partijen. Hoe dan ook, een belastingsheffing op Electrabel kon niet. Het kroonjuweel van de Generale liet zich niet dwingen. Pas jaren later en dan nog heel voorzichtig heeft dat bedrijf zich gevoegd naar het algemeen geldende fiscale regime voor ondernemingen.
Wat een man als Albert Frère allemaal voor elkaar heeft gekregen, is ook niet niks. Frère had de hele Waalse politiek in zijn zak. En de minister van economische zaken, ja (Willy Claes dus, maar dat zegt Van Miert niet). De sanering van de staalsector was van een kapitalistische brutaliteit: de overheid draaide op voor de schulden, de winsten bleven in de privé-sector".
Van Miert schrijft ook reële, maar geen absolute macht toe aan de monarchie en aan parallelle organisaties:
"De macht van de monarchie wordt onderschat. Belgische koningen spelen wel degelijk een rol, bij de keuze van ministers bijvoorbeeld. Waarom was Tobback destijds als minister van Binnenlandse Zaken ook bevoegd voor de zogenaamde Culturele Instellingen? Omdat Boudewijn het zo wilde. De culturele instellingen waren eerst aan Hugo Schiltz toegewezen. No pasaran, zei Boudewijn. Ik meen mij te herinneren dat het Paleis al zijn veto had uitgesproken tegen de benoeming van Schiltz als minister van Justitie (...) Twijfelen aan het bestaan van schaduwmachten is naïef. Natuurlijk zijn die er. Is de maffia niet de grootste schaduwmacht. Opus Dei, de loge? Reken de Kerk er maar bij. Maar het zijn vesnipperde bolwerkjes. We hebben hier niet een organisatie als P2 die aan alle touwtjes trekt. AI moet ik toegeven dat de maffia wellicht ook bij ons zoniet tot het hart dan toch tot de uiterwaarden van Haute Finance is doorgedrongen".
Opvallend is dat Van Miert de machtsverstrengeling tussen overheid en bedrijfsleven ziet afnemen, terwijl ook de vakbonden minder brutaal optreden. Waarschijnlijk is die trend reëel, en hangt hij samen met de mondialisering van de politieke en economische macht. De reële macht bevindt zich steeds meer op supranationaal niveau. Het nationale politieke niveau heeft geen ideologische autonomie meer: het is gekoloniseerd door het politiek correcte denken dat mondiale belangen dient.
* ACV lanceert petitie
De christelijke vakbond ACV wil tegen eind juni 500.000 handtekeningen verzamelen op een petitielijst die de invoering van een vermogensbelasting eist. De actie, die gesteund wordt door Riccardo Petrella, startte op 18 januari met een symbolische bezetting van de Brusselse beurs. Het ACV stelt:
"De 1 % rijkste Belgen bezit 25% van de rijkdom; de 10% rijksten hebben de helft van de rijkdom, de andere 90% Belgen moet het met de andere helft doen. Dat moet veranderen" (De Standaard 19 - 1-2001) zie hieronder.
ACV op straat voor vermogensbelasting
BRUSSEL -- De christelijke vakbond ACV hoopt tegen eind juni, wanneer ons land zich opmaakt om voorzitter van de Europese Unie te worden, 500.000 handtekeningen te verzamelen op een petitielijst die de invoering van een vermogensbelasting eist. Volgens het ACV is het tijd voor een verschuiving van de fiscale lasten, van arbeid naar kapitaal.
Zo'n driehonderd ACV-militanten gingen gisterenmiddag over tot de symbolische bezetting van de Brusselse Beurs, de ,,tempel van het kapitaal'', aldus de Brusselse ACV-baas Guy Tordeur.
Veel dreiging ging er van de actie niet uit, maar het is de christelijke vakbond wel menens om de vermogensbelasting dit jaar vooraan op de politieke agenda te plaatsen.
ACV-voorzitter Luc Cortebeeck wil de Belgische regering tot een fiscale koerswijziging aanzetten. ,,Een verlaging van de belasting op inkomens uit arbeid is goed'', meent Cortebeeck, ,,maar een hogere belasting van vermogens is nog veel beter om een rechtvaardig evenwicht te bereiken. De belastingdruk op arbeid is tussen 1980 en 1998 met 18 % gestegen, die op vennootschapswinsten is met 37% gedaald.''
Volgens het ACV is België een ,,fiscaal paradijs voor vermogenden. Er bestaat geen vermogenskadaster. We delen de praktijk van effecten aan toonder met twijfelachtige landen als Aruba. De discretieplicht van de banken neigt veel naar een feitelijk bankgeheim, zoals in Luxemburg. Er bestaat geen belasting op kapitaalwinsten, de meerwaardebelasting.'
Het ACV wil dat de fiscus ,,bij de grote vissen'' gaat kijken.
,,De 1 % rijkste Belgen bezit 25 % van de rijkdom; de 10 % rijksten hebben de helft van de rijkdom, de andere 90 % Belgen moet het met de andere helft doen. Dat moet veranderen.''
De actie van het ACV kreeg de opgemerkte steun van Riccardo Petrella, de drijfveer achter de Club van Lissabon en de auteur van Grenzen aan de Concurrentie.
De afbraak van de burgerlijke vrijheden gaat ondertussen aan versneld tempo verder. In België heeft het `Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding' een nieuwe klacht ingediend tegen revisionisten. De 'misdaad' van deze laatsten is, dat ze in enkele Brusselse gemeenten een pamflet hadden verspreid waarin sprake is van de `mythe van de holocaust'. Het Anti-fascistisch Front en het coördinatiecomité van joodse organisaties heeft zich bij de klacht aangesloten (De Morgen en De Standaard, 20 - 1 - 2001). Ondertussen hebben drie Franstalige kamerleden de eis geformuleerd, dat de deportatie van homosexuelen door het nazi-regime verplicht wordt vermeld in de geschiedenislessen en de schoolboeken (De Morgen 12 - 1 - 2001). Een nieuwe onderwijs-eindterm dus. In Frankrijk is opnieuw een overheidsrapport verschenen waarin het bestaansrecht van Steinerscholen in vraag wordt gesteld. Onder de bezwarende feiten: in een bepaalde school had de inspectie vastgesteld, dat de leraren voor de lessen gezamenlijk een ochtendspreuk zegden. In Duitsland heeft de weldenkende pers een gemeenschappelijk front gevormd `tegen rechts' (www.netzgegenrechts.de). Verscheidene belangrijke kranten en tijdschriften bundelen in dit front hun media-inspanningen om de bevolking te winnen voor de multiculturele samenleving, om een algemeen verbod op rechtse of nationalistische publicaties, partijen en verenigingen te promoten, om de burgers te overtuigen van de juistheid van de wettelijk opgelegde holocaustversie enz. Zoals uit een bezoek aan de website blijkt, werken media , vakbonden en patronale organisaties hiertoe structureel samen. De versmelting van de `vrije' pers en van de economische macht neemt dus een wel zeer openlijke verschijningsvorm aan. Heel interessant is de bijdrage op de website van Dieter Hundt, de voorzitter van de koepel der patronale verenigingen. Onder de titel `Dem Radikalismus mit aller Härte begegnen' ('Het radicalisme zo hard mogelijk aanpakken') geeft hij zijn argumenten om tegen uiterst rechts te ageren. Hundt geeft uitsluitend economische argumenten: uiterst rechts moet bestreden worden,
"...omdat buitenlanders voor onze economie en onze arbeidsmarkt onmisbaar zijn. Het is onverdraaglijk dat wij enerzijds buitenlandse arbeidskrachten dringend nodig hebben en met een `green card' naar Duitsland willen halen, en dat anderzijds ons aanzien in de wereld beschadigd wordt door brutale aanvallen van radicalen op buitenlanders (...) Wanneer wij het radicalisme niet keihard aanpakken, brengen wij ons land massieve schade toe, schrikken wij investeerders af en isoleren wij Duitsland".
De hoofdzorg van Hundt is blijkbaar, dat massale immigratie de loonkosten in Duitsland laag houdt, zodat het kapitalistische uitbuitingsmechanisme, gebaseerd op de aanwezigheid van een werklozenleger, verder draaien kan. Wanneer hij zegt dat `wij' buitenlandse arbeidskrachten nodig hebben, dan bedoelt hij daarmee niet de Duitse burgers (waarvan de grote meerderheid tegen verdere immigratie is gekant) maar het grootkapitaal. Politieke correctheid is inderdaad de ideologie van het postmoderne kapitalisme.