Rudolf Steiners einde

 

Tot slot een tweede fragment uit het boek "Meine Begegnung mit Rudolf Steiner" van Friedrich Rittelmeyer,

We vertaalden het deel, dat begint met het laatste gesprek dat hij met Rudolf Steiner had.

 

 

[ ... ]
Ik bedankte hem dan nog omdat hij mij eens te meer van op afstand de juiste raad gegeven had om mijn gezondheid te herstellen. De allergrootste goedheid sprak uit hem: "Maar neen, lieber Herr Doktor, ik dank u omdat u mij de gelegenheid geboden heeft om te kunnen helpen. " Dat was het laatste dat hij op aarde tot mij persoonlijk sprak. Het was de afsluiting van een levensontmoeting, betekenisvol - schoner kan het niet gedacht worden. Het was als een gesprek met de mensheid zelf, waarvan ik op dit ogenblik de vertegenwoordiger was. Zal de mensheid hem op de grootst mogelijke schaal "gelegenheid bieden om te helpen" ?

De dimensies die dit leven en werken nu aannamen zijn werkelijk adembenemend.

Er volgden tweeënhalf weken waarin hij rond de 70 voordrachten hield, ondanks zijn darmproblemen die al maanden aansleepten. Iedere dag een voordracht voor artsen en theologen, een voordracht voor toneelspelers en kunstenaars, een voordracht voor theologen alleen, een voordracht voor de verzamelde leden van de Antroposofische Vereniging, daarbij om de andere dag een voordracht voor de arbeiders die aan het Goetheanum werkten. Al deze voordrachten werden voor specialisten gehouden. Ze brachten nieuwe zaken op alle gebieden, in overvloed. Het was alsof Dr. Steiner maar een plek hoefde aan te boren en een stroom van bovenmenselijke wil goot zich uit over de toehoorders. Alle voordrachten zijn gestenografeerd. Een toekomstige tijd mag erover oordelen wat er toentertijd gebeurd is.

Elk van die dagen daar in het Goetheanum bevatte zoveel dat men aan iedere dag een ganse studie kan wijden. Altijd weer vroeg ik mij af: "Wanneer heeft zich ooit in de wereldgeschiedenis iets dergelijks reeds voorgedaan ?" Is het blind enthousiasme om dit zo te zien, of is het misschien veeleer blinde dwaasheid om het niet te zien ? Rudolf Steiner, die vaak zeer zwak arriveerde, voelde zich tijdens de voordrachten duidelijk goed en leefde zelfs terug op. Dat hij echter daarnaast ook nog 200 audiënties van vragende mensen moest incasseren - de portier telde de bezoekers, Rudolf Steiner zelf zou het nooit gedaan of gevraagd hebben- dat ging boven zijn kracht. En zonder mededogen -daar zou ik menig voorbeeld kunnen van geven- misbruikten de mensen hem voor hun persoonlijke aangelegenheden.

Jaren voordien had Dr. Steiner eens tot mijn vrouw gezegd, in verband met mijn werk als biechtvader, -dat veel bescheidener was: "Die vele bezoeken, daar moet hij zien van af te geraken. Wat de mensen hem allemaal vertellen, dat blijft toch in hem zitten, dat maakt hem ziek."

Wie zich kan voorstellen hoeveel innerlijke toewijding bij een echt geestelijk waarnemen en raad geven hoort, veel meer dan wat men zo gewoonlijk "liefde" noemt, die kan ook inschatten wat er toen is geschied. Rudolf Steiner heeft op het einde zelf uitgesproken: wat hem genekt heeft waren de vele persoonlijke gesprekken, niet de voordrachten. Anderzijds had hij daarvoor ook eens gezegd, toen een bestuurslid de antroposofen gevraagd had om Rudolf Steiner een beetje te ontzien en hem niet zoveel met persoonlijke zaken lastig te vallen: "De enige gunst die men mij kan bewijzen is dat men mij roept, bij dag of bij nacht, wanneer men mij nodig heeft."

Maar de laatste woorden van deze zin werden niet met het nodige verantwoordelijkheidsgevoel gehoord. Aldus zou men religieus kunnen zeggen: aan de menselijke "zonde" is Dr. Steiner gestorven. Die van buiten en die van binnen werkten samen. Zijn alles-wegschenkende hulp heeft hem gedood.

Een half jaar later stond ik aan zijn kist. Niemand van ons had verwacht dat Rudolf Steiner zou bezwijken aan zijn ziekte. Nu rustte het sterfelijk omhulsel, pas verlaten door de voortgaande geest, op het sterfbed aan de voeten van de Christusgestalte die zo goed als afgewerkt was. Wie naar het gezicht van de dode keek kon zien wat de geest in een groots mensenleven uit een lichaam kan maken. De geestelijke adel en de reinheid der gelaatstrekken waren onvergelijkelijk.

Misschien zal het dodenmasker, wanneer het ooit in een beeld weergegeven wordt voor vele mensen een overtuigende indruk brengen.

Altijd weer ging mijn blik van het verlaten aardelichaam naar de hoge Christusgestalte die in een overweldigend gebaar naar de toekomst schrijdt. De leerling was gevallen aan de voeten van de Meester. Het scheen alsof de Christus daar de leerling terug in zich opnam terwijl Hij met een onstuitbare voorwaartse beweging de wereldtoekomst tegemoet treedt. De missie van de leerling was volbracht. Goddelijke wereld-doelen zag men uitstralen van het voorhoofd van de Meester ...

Toen ik op vraag van Marie Steiner de begrafenisplechtigheid voltrok volgens het ritueel van de Christengemeenschap, in de ruimte waar Dr. Steiner de meeste van zijn voordrachten had gehouden, en die nu met een gepaste decoratie aangekleed was, viel er een waterdruppel van de wijborstel op het midden van zijn voorhoofd en glansde daar gedurende de ganse plechtigheid als een stralende diamant. Het licht van de vele kaarsen werd tot deze diamantstralen gespiegeld - zoals de lichtopenbaringen van hogere werelden ooit gespiegeld werden door deze geest.

Met de edelsteen op het voorhoofd werd het lichaam in de kist gelegd. Mij scheen het toe alsof hogere geesten met dit beeld ons wezen op wat we beleefd en meegemaakt hadden.

Toen de plechtigheid voorbij was stond een indruk machtig voor mijn ziel: "Dit werk is nu volbracht. Als een grote vraag aan de mensheid staat het daar. Als allen die bij hem behoren al hun kracht vereend daarvoor inzetten, dan zal het doordringen."

Terug naar de anecdotes.



Terug naar het thuisblad

*

*

*

*

*