Hebben we recht op een persoonlijk leven ?
Sommige lezers zullen zich na de lectuur van de voorgaande artikels misschien afvragen waarom er zoveel over economie moet geschreven worden in een tijdschrift over antroposofie.
We laten Rudolf Steiner zelf aan het woord.
[ ... ]
" De mensheid zou een gevoel moeten krijgen van verantwoordelijkheid en moeten begrijpen wat de noden van de tijd nu eenmaal zijn. Bedenkt u hoe de mens tegenwoordig heel egoïstisch met zichzelf bezig is, werkelijk voor zeer vele mensen geldt dat, en hoeveel redenen men heeft om eigenlijk volledig de eigen persoon buiten beschouwing te laten en in plaats daarvan te kijken naar de grote mensheidsvragen ! Die zijn vandaag zo overweldigend groot, die mensheidsvragen, dat men nauwelijks, wanneer men een zinnig mens is, de tijd zou moeten vinden om nog oog te hebben voor het allerpersoonlijkst individueel lot, wanneer dit allerindividueel persoonlijk lot niet kan ten dienste gesteld worden van de grote mensheidsvragen die voor het ogenblik in de schoot van de ontwikkelingsepoche van de mensheid liggen. Men zou wensen dat de mensen de sterke discrepantie bemerken tussen het wezenloze dat tegenwoordig het persoonlijk lot is, en het wezenlijke dat in de grote overweldigende mensheidsvragen vandaag naar voor treedt. En men kan in werkelijkheid geesteswetenschap niet verstaan, tenminste in de tegenwoordige tijd niet verstaan, als men niet voor deze grote mensheidsvragen begrip heeft en tegemoet wil komen. Een en ander begint nu toch al in beweging te komen; maar precies diegenen die zich op een bepaalde manier verbinden met een beweging die naar geestelijk inzicht streeft, die moeten streven naar een bijzonder energiek begrijpen van alles wat zich in brede zin afspeelt in de sociale beweging van deze tijd ...
[ ...]
" Dat wordt alleen maar gezegd om erop te wijzen dat we onszelf een begrip moeten aankweken voor de vele kanten van de mens, we moeten komen tot een innerlijke verdraagzaamheid !
We moeten ons interesseren voor wat in de ziel van de ander totaal verschillend gedacht wordt van wat we zelf denken; want we moeten het gevoel krijgen dat dit andere ons eigen gedacht vervolledigt. Wanneer we hier tien afzonderlijke mensen hebben, ik ben er een van, en daar zijn nog negen andere, dan moet ik kunnen zeggen: ik denk over bepaalde zaken zo, de tweede denkt zo, de derde zus, de vierde zo, allemaal meer of minder verschillend en gevarieerd; we hebben allemaal gelijk, niemand heeft gelijk. Wanneer we ongeveer het rekenkundig gemiddelde aanvoelen, als we zo'n samenhang voelen dat we alles met dezelfde liefde opvatten, of het nu wij zijn die iets zeggen, of een ander; als we ons in het geheel opgenomen voelen, dan zijn we samen op weg naar de bestemming die voor de mensen van de toekomst bedoeld is. Dit op-weg-zijn moeten we nastreven, eenvoudigweg om een gevoel te krijgen voor werkelijk sociaal leven. We moeten leren voelen om te staan in wat de taalgenius omvat, om te staan in een gemeenzaam rechtsleven, in een gemeenzaam economisch leven: pas dit levendige aanvoelen dat men een deel van een geheel is, iets wat de mens zich moet verwerven in het tijdperk van de bewustzijnsziel, pas dat leidt hem naar zijn toekomstbestemming. Dit kan echter op geen andere manier dan door onze interessenhorizon altijd maar wijder en wijder te maken; met andere woorden: we moeten leren om altijd meer los te geraken van onszelf. Ja, beste vrienden, kijkt men eens heel eerlijk in zijn binnenste dan moet men toch toegeven dat het meest oninteressante op de ganse wereld nu juist datgene is wat men zelf over zichzelf in het eigen Ik kan denken en gewaarworden. Over dit zeer enge Ik denken tegenwoordig zeer vele mensen. Daarom is hun leven zo vervelend, daarom bevredigt het leven hen niet. Wij worden nooit of nooit interessant door rond dit ene punt altijd maar rond te draaien. Als we daarentegen naar buiten kijken en er altijd oog voor hebben hoe de buitenwereld in ons binnenstraalt, als we onze interessen altijd maar verbreden, dan wordt ons Ik interessant doordat het het invalspunt is voor de buitenwereld, dan krijgt ons Ik betekenis doordat wíj alleen door dit punt de wereld kunnen zien en niemand anders. Iemand anders beziet het vanuit zijn standpunt.
Maar als we binnen onze eigen sfeer blijven en rond ons eigen Ik draaien, dan beschouwen we eigenlijk alleen wat we met alle andere mensen gemeenschappelijk hebben; dan verliezen we tenslotte iedere interesse voor de andere mens en voor de rest van de wereld. Verbreding van de interessesfeer, dat is wat nagestreefd wordt door geesteswetenschap. Echter, om dit te ervaren is het noodzakelijk dat wij onze ziel opvoeden, zodat ze gevoelig begint te worden voor wat van buitenaf naar haar toe komt en dat ze iets nieuws kan opnemen. De mensen wijzen de geesteswetenschap niet af omdat ze moeilijk zou zijn -want dat is ze namelijk niet- maar ze wijzen ze af omdat ze niet beweegt in de platgetrapte gedachtenwegen, ze wil dat de mensen nieuwe gedachtenbanen inslaan. Maar juist dat laatste wijzen de mensen af ...
[ ... ]
Een tijdje geleden heb ik hier een citaat van Fichte aangehaald;
" De mens kán wat hij hoort te doen; en als hij zegt: ik kan niet, dan wil hij hij niet."
( Man kann was man soll, und sagt man: ich kann nicht, so will man nicht !)
Dat is een zeer belangrijk woord, vooral een woord dat de moderne mens onvoorwaardelijk nodig heeft als richtlijn. Want de moderne mens mag niet in zijn luie zetel gaan liggen en van bepaalde eisen die aan hem gesteld worden, zeggen: dat kan ik niet. Het ligt in de natuur van de moderne mens dat hij veel meer kan dan hij van zichzelf zou geloven; "genie" moet altijd meer het resultaat zijn van vlijt. Maar men moet het geloof in deze vlijt kunnen bemachtigen. Men moet korte metten maken met iedere gedachte dat men dit of dat niet zou kunnen. Men moet altijd voor ogen houden dat er heel vlug gezegd wordt dat men iets niet kan omdat het te vermoeiend is om het te proberen. En hoe meer de moderne mens zich dit [vlijtig zijn] in zijn dagelijks leven tot regel maakt, des te meer werkt hij zich op tot de juiste stemming voor het ziele-geestelijke, tot het ontvangen van het ziele-geestelijke. Deze stemming zal bij veel meer mensen als u vandaag gelooft de innerlijke ervaring teweeg brengen van hetgeen antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap zeggen wil. Het is te bereiken, mijn beste vrienden, bereikbaar is voor het menselijk gemoed datgene wat antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap zeggen wil, tenminste voor bepaalde elementaire dingen. Men moet alleen maar de moed kunnen opbrengen. Maar dan, wanneer deze stemming er eenmaal is, dan zal zich ook begrip voor het sociale en sociale interesse ontwikkelen. Want wanneer hebben wij geen begrip voor het sociale ? Wij hebben geen begrip voor het sociale wanneer niets ons interesseert dat buiten onze eigen levenssfeer ligt. Begrip voor het sociale ontwaakt onmiddellijk als we ons ook beginnen interesseren voor wat buiten onze directe levenssfeer ligt, maar dan wel ons waarachtig en werkelijk interesseren ! In het tijdperk van de bewustzijnsziel is het bijzonder nodig om rekening te houden met deze dingen. Het is nodig omdat de wereldkrachten de mensen in het tijdperk van de ontwikkeling van de bewustzijnsziel op zijn Ik wijzen, op de bewustzijnsziel wijzen. En daarom moet hij des te meer op zijn hoede zijn om dit Ik te kunnen overstijgen ! Omdat er uit de diepten van de mensenziel vandaag zo veel antisociaals opstijgt, daarom moet het bewustzijn des te meer het sociale ontwikkelen, dat we dan terug in de onderbewuste diepten moeten opnemen. Het komt tegenwoordig zo veel voor dat de mensen niet weten wat ze met zichzelf moeten aanvangen. Dat komt alleen maar doordat ze slechts met zichzelf iets willen aanvangen. Vanaf het ogenblik dat men niet meer met zichzelf alleen, maar met de ganse wereld voelend en gewaarwordend iets wil aanvangen, dan vangt men ook met zichzelf het juiste aan.
Al deze zaken hebben nauw te maken met wat we vandaag begrip voor het sociale vraagstuk kunnen noemen. In vele opzichten is het sociale vraagstuk een ziele-vraagstuk. Maar alleen wie in de antroposofische georiënteerde geesteswetenschap staat zal dit als een ziele-vraagstuk kunnen aanvoelen. Dat was het wat ik u vandaag nog wou zeggen."
(Einde van de zesde voordracht).
|