Wat er nodig is voor onze cultuurperiode
In een reeks voordrachten over driegeleding, over impulsen in het sociale leven, sprak Rudolf Steiner over zaken die zouden moeten veranderen in het huidige cultuurleven (in GA 190 "Vergangenheits- und Zukunftsimpulse")
[ ... ] Dit levendige gevoel, in deze triniteit te staan, te bestaan, als mens, dat moet de mensen in de loop van dit vijfde na-Atlantische tijdvak altijd meer doordringen; daardoor ontsnappen ze aan de grootste gevaren van dit vijfde na-Atlantische tijdvak. De meest verscheidene karakters zullen optreden tijdens dit vijfde na-Atlantische tijdvak: er zullen idealisten zijn, er zullen materialisten zijn. Maar de idealisten zullen altijd weer gevaar lopen om met hun voorstellingen in luciferische regionen terecht te komen en dwepers, fantasten te worden, fanatiekelingen, Lenins en Trotskys, zonder werkelijke bodem onder de voeten; in hun wil kunnen ze gemakkelijk ahrimanisch worden, despotisch, tiranniek. Er is toch helemaal geen verschil tussen een tsaar en een Lenin ! De materialisten worden in hun voorstellingen gemakkelijk ahrimanisch, nuchter, droog, burgerlijk; in hun wil daarentegen kunnen ze luciferisch worden, dierlijk, begerig, nerveus, gevoelerig, hysterisch. Ik schrijf het even op:
Idealisten: Voorstellingen worden vlug luciferisch.
Materialisten: Voorstellingen kunnen vlug ahrimanisch worden; U ziet dat zowel idealisten als materialisten in het vijfde na-Atlantische tijdvak aan dezelfde gevaren blootstaan. Voor de idealisten dreigt van luciferische kant gevaar voor hun voorstellingen, van ahrimanische kant voor hun wil. Bij de materialisten net omgekeerd. De verschillende karakters zullen dit vertonen met de meest verscheidene nuances. Daar zal de moeilijkheid liggen om de mensheid echt vooruit te helpen, want al deze nuances zullen tegelijkertijd evenveel mogelijkheden tot dwaling voor de mensheid in zich bergen. Want nooit zal de mens alleen als idealist of alleen als materialist op de juiste manier vooruitkomen; slechts als hij de goede wil heeft om zowel in de materiële werkelijkheid met begrip door te dringen, als om zich door de geest op de juiste manier te laten verlichten, kan hij er geraken. Maar eenzijdig mag men niet worden, zelfs niet wat betreft de allerconcreetste levensinzichten. Wie alleen maar kinderen graag heeft, loopt gevaar dat zeer sterke ahrimanische invloeden op hem werken; wie liever met ouderen omgaat, loopt gevaar dat zeer sterke luciferische invloeden op hem werken. Veelzijdigheid der interessen, dat is wat de mens nodig heeft als hij zijn steentje wil bijdragen tot een vruchtbare ontwikkeling van de cultuur naar de toekomst toe. Dat zal voornamelijk de opdracht van het vijfde na-Atlantische tijdvak zijn. De tijdvakken die nog moeten komen, zullen zeer in elkaar overlopen. Wat in het zesde tijdvak tot uitdrukking komt, moet ook in het vijfde reeds mee ontwikkeld worden, en ook wat in het zevende tot uitdrukking komt. In de toekomst kan alles niet zo gescheiden worden zoals dat in het verleden het geval was. En voor het zesde tijdvak zal vooral noodzakelijk zijn dat de mensen het zover brengen dat ze het ahrimanische kunnen beheersen, dat betekent: dat ze een juiste verhouding vinden tot de werkelijkheid. En hoe geraken ze tot een juiste verhouding tot de werkelijkheid ? Daartoe is vooral nodig dat het rechtsleven -dat het geestesleven en het economisch leven uitgescheiden heeft-, dat dit rechtsleven, dus dat wat van mens tot mens democratisch moet leven, nu zo bewust wordt als het in de Egyptisch-Chaldeeuwse periode onbewust was. De mens moet leren, bij alles wat zich in de wereld afspeelt tussen mens en mens, om belangrijke zaken juister in te schatten. Voorstellingen moeten levendig worden zoals ze in mijn laatste mysteriedrama geschilderd zijn, in die Egyptische scène, waar door Capesius uitgesproken wordt hoe datgene wat zich daar in die kleine ruimte afspeelt, een betekenis heeft voor het ganse wereldgebeuren. Wanneer de mensen opnieuw zullen weten dat men niemand iets kan voorliegen zonder dat er in de geestelijke wereld machtige dingen razen, dan zal er iets vervuld zijn van wat in het zesde na-Atlantische tijdvak altijd meer moet vervuld worden. En als we weer komen tot de mogelijkheid van een wijsheidsvol heidendom naast het Christendom, dan zal iets verwezenlijkt zijn van wat voor het zevende na-Atlantische tijdvak, maar ook reeds voor vandaag zeer bijzonder noodzakelijk is. De mensen zijn de verhouding tot de natuur verloren. De natuur spreekt niet meer in gebaren tot de mens. Hoeveel mensen kunnen zich tegenwoordig nog iets voorstellen als gezegd wordt: 's zomers slaapt de aarde, in de winter wordt ze wakker ? Dat is voor hen een abstractie. Het is geen abstractie ! Tot de ganse natuur moet er terug een verhouding gevonden worden zodat de mens zich kan voelen als gelijk met de ganse natuur. Dat zijn zaken die voor het intiemere zieleleven wezenlijk zijn. Hoe ze samenhangen met wat we sociale impulsen noemen, daarover zullen we morgen verder spreken."
|
Terug naar de inhoudstafel