Kometen

Zowel de impulsen van de goede machten (Michaël) als die van de tegenmachten zijn voor de goede waarnemer zichtbaar: aan de nachtelijke hemel bvb. Daarover gaat dit artikel. In een eerste fragment gaat het over de komeet van Halley die om de 76 jaar terugkeert. Ze was goed zichtbaar in 1910, toen Rudolf Steiner 49 jaar was.

[ ... ] "Wat betekent het kometarische bestaan nu voor de aarde ? Welke missie is daaraan verbonden ? De beantwoording van deze vragen moet vooral vergelijkenderwijs geschieden en er moet op gewezen worden, dat in de tegenstelling van man en vrouw op aarde tweeërlei levens zich afspelen. Allereerst is daar het verloop van de alledaagse gebeurtenissen in het gezin van 's morgens tot 's avonds, met een regelmaat zoals van zomer en winter, van zonneschijn en storm, onweer en hagel. Dat kan zo een tijdlang doorgaan. Maar dan gebeurt er iets, dat komt binnenvallen en als een ingrijpende verandering wordt gevoeld en vooral dan, als er een kind geboren wordt. Dit onderbreekt het steeds terugkerende verloop van de dingen en het blijft als iets nieuws in de samenleving van man en vrouw. Dit kunnen we vergelijken met wat de komeet te doen heeft als opgave voor het aarde-leven. Zij brengt in ons aardse bestaan datgene binnen wat stamt uit het vrouwelijk element van de kosmos. Als de komeet zich laat zien, bewerkstelligt dat een stoot in de verdere ontwikkeling van de mensheid. Niet zo zeer in de eigenlijke ontwikkeling zelf, maar in alles wat vroeger nog in de mensheid werd geënt. We kunnen dit waarnemen aan de Halley-komeet, aan wat als geestelijke krachten erachter staat. Als zij verschijnt is er steeds iets nieuws voor de aarde-ontwikkeling aan verbonden. In deze tijd verschijnt zij weer. Daarmee wordt ingeluid en geboren een nieuwe etappe in materialistische zin. Op de drie laatste verschijningen in de jaren 1682, 1759 en 1835 volgt nu deze (van 1910 - red.). In het jaar 1759 kwamen hieruit de krachten en geestelijke machten tevoorschijn, die de geest van de materialistische Verlichting hebben gebracht. Wat zich op aansporing van de geesten en krachten, die achter de Halley-komeet staan, in die zin heeft ontwikkeld, dat was bvb. wat Goethe zo zeer geërgerd heeft in het "Système de la Nature" van Freiherr von Holbach, alsook in de Franse Encyclopédisten. Toen dan in 1835 de Halley-komeet zich weer liet zien, werd het materialisme opmerkelijk weerspiegeld in de opvattingen, die van Büchner en Moleschott uitgingen en die dan in het materialisme in de tweede helft van de 19de eeuw in de breedste lagen werden opgenomen. Nu in het jaar 1910 beleven we een nieuwe verschijning van de oude komeet en dat betekent een crisisjaar wat betreft de zojuist besproken zienswijze. Alle krachten zijn dan aan het werk om uit de menselijke ziel een nog oppervlakkiger, een nog ongelukkiger mening tevoorschijn te roepen, een verderfelijke materialistische wereldbeschouwing. Er staat de mensheid een geweldige beproeving te wachten, waarin het erom zal gaan, of de mensheid zal kunnen waar maken, dat bij de dreiging van de diepste val, ook de impuls tot opstijgen alom het sterkst aanwezig is. Want anders zou het niet mogelijk zijn dat de mens de weerstanden kan overwinnen die de materialistische zienswijze hem in de weg leggen. Als de mens niet aan het materialisme zou zijn blootgesteld, dan zou hij deze ook niet door eigen kracht kunnen overwinnen. Nu krijgt hij de gelegenheid een keuze te maken tussen het spirituele en het materialisme. Vanuit de kosmos worden ons de voorwaarden voor dit crisisjaar toegezonden." [ ... ]

[ ... ] "Aldus staat de mensheid op de tweespalt: ofwel met wat door de komeet van Halley komt, ondergedompeld te worden in een duisternis die nog ónder Kali Yuga ligt, ofwel met een antroposofisch begrijpen niet te kijken naast hetgeen aan nieuwe vermogens sluimert, om de wegen te vinden naar het land dat volgens de Oosterse literatuur verdwenen is, maar dat Christus de mensheid weer zal tonen: het land Shamballa. Dat is het grote punt aan de scheidingsweg: naar onder of naar boven; ofwel naar iets dat als een wereld-kamaloka nog onder het Kali Yuga ligt, ofwel naar datgene wat het de mensen mogelijk maakt het gebied te betreden dat bedoeld wordt met de benaming Shamballa."

Andere kometen hebben andere opgaven, zo bvb. de Biela-komeet.

[ ... ] "Ziet u, in 1773 werd in Parijs plots het gerucht verspreid dat een geleerde een voordracht zou houden in een geleerd gezelschap; in die voordracht zou hij bewijzen dat er een komeet met de aarde in botsing zou komen en dat dat de ondergang van de aarde zou betekenen. Toentertijd was dat iets waarvan men dacht dat dat heel wetenschappelijk kon bewezen worden. Er kwam daar toen in de 18de eeuw in Parijs een geweldige angst - het bijgeloof was nog groot. Als men vandaag de dingen nagaat die zich toen in Parijs afspeelden, dan ontdekt men dat er een groot aantal miskramen plaatsvonden. De vrouwen hadden van zuivere schrik vroeggeboorten. Mensen die een of andere zware ziekte hadden, stierven toen dat bekend werd. Een ongelooflijke opschudding in gans Parijs omdat bekend werd dat een geleerde een voordracht zou houden over een komeet die op de aarde zou botsen en dat de aarde zou teloor gaan." [ ... ]

In 1772 had de Fransman Montagne inderdaad een komeet ontdekt die voor het blote oog onzichtbaar bleef. De Oostenrijkse amateur-astronoom Biela stelde vast -in 1826- dat deze komeet een omloopstijd had van 6,6 jaar. De komeet werd naar hem genoemd. In 1832 passeerde ze op slechts 30.000 km van de baan van de aarde. De astronoom Littrow berekende dat de komeet altijd dichter bij de aarde kwam, en dat er een mogelijkheid was (omdat kometenbanen nogal onstabiel zijn) dat de komeet in 1933 effectief in botsing zou komen met de aarde.
Bij haar verschijning in 1845 scheen de komeet in twee stukken te zijn uiteengevallen; ook in 1852 werden beide kometenhelften, die reeds 1,5 miljoen km van elkaar verwijderd waren, nog waargenomen. Sindsdien werd de Biela-komeet niet meer gezien. In de plaats daarvan verscheen een meteorenzwerm, die in 1872 bij zijn eerste verschijning een echte meteorietenstorm te zien gaf. De radiant (het punt aan de hemel van waar de meteoren schijnen te komen) lag in het sterrenbeeld Andromeda. Een meteorenzwerm wordt genoemd naar het sterrenbeeld waarin hij verschijnt: de Andromeniden verschenen daarna in 1879, in 1885 (terug een geweldige meteorenstorm), zwakker in 1892 en 1899. In onze eeuw zijn ze nagenoeg verdwenen.
Wat was nu de opdracht van die komeet ? Rudolf Steiner vervolgt:

[ ... ] "De komeet gooit zijn totale materie in de loop der eeuwen af en zal zeer binnenkort helemaal niet zichtbaar meer zijn; ze zal niet meer terugkomen omdat ze haar materie langzaam aan de ruimte en ook een beetje aan de aarde afgegeven heeft. Ik zal u nu de andere kant van de zaak tonen. Ziet u, als men de menselijke ontwikkeling nagaat, dan is het zo dat de geestelijke vermogens van de mensen altijd anders worden. Wie dat niet gelooft die verstaat gewoon de ganse geestelijke ontwikkeling van de mensheid niet. Want al onze uitvindingen hadden toch al veel vroeger moeten gedaan zijn indien de mensen altijd dezelfde geestelijke vermogens hadden gehad ! In oude tijden hadden ze niet kleinere geestelijke capaciteiten, maar andere. Dat heb ik u al op de meest verschillende wijzen uitgelegd, ook naar aanleiding van vragen die gesteld werden. Als we echter terugkeren, dan is dat niet de enige komeet die op zo'n manier "genade betoont" door op het gepaste ogenblik te splijten en zich op te lossen, maar er zijn talloze kometen die dat deden. Kometen zorgden altijd voor bijgeloof. Antroposofie bekijkt de zaak absoluut wetenschappelijk. Als we ons zo zouden verder ontwikkelen zoals we ons tot hiertoe ontwikkeld hebben, dat zou men zich niet kunnen voorstellen. Ach, de mensheid is zo vreselijk verstandig ! Vergelijkt u eens een mens met zijn verstandigheid, met al wat hij in de school geleerd heeft, met een mens uit de 12de, 13de eeuw die niet kon schrijven ! U moet maar bedenken: we hebben daar een zeer schoon gedicht van Wolfram von Eschenbach, iemand van adel uit de 13de eeuw; hij heeft een gedicht gemaakt - maar hij kon het niet schrijven; hij moest een pater laten komen aan wie hij het dicteerde: dat is de "Parcival, waar Wagner zijn "Parsifal" op gebaseerd heeft en gecomponeerd heeft. U ziet dat de mensen toen andere vermogens hadden. We moeten zelfs niet verder dan de 12de, 13de eeuw teruggaan: toentertijd kon een man van adel niet schrijven; lezen kon Wolfram von Eschenbach, maar schrijven kon hij niet. Nu, ziet u, deze vermogens komen niet vanzelf, die ontwikkelen zich. En als we zo zouden voortgaan, zoals we nu doen, dat we iedereen tussen zijn zesde en zijn veertiende met alle mogelijke wetenschappen volproppen -wat van de ene kant wel goed is- dan zouden de mensen stilaan iets worden wat vroeger helemaal niet bestond, en wat vandaag zoveel voorkomt, ze worden nerveus, zoals men zegt. Nerveuze mensen zouden we worden. En nu zult u zien dat die heren dokters die toentertijd in de jaren veertig (van de 19de eeuw, zie voetnoot - vert.)* zo dom waren dat ze dachten dat de mensen niet zouden kunnen leven als er treinen zouden rijden, dat deze heren dokters van uit het standpunt van hun wetenschap toch niet zó dom waren ! Want, vanuit wat ze toen konden weten, konden ze niet anders dan zeggen: als de mens per trein zal reizen, dan gaat hij stilaan werkonbekwaam worden; hij gaat zijn geheugen verliezen, zijn zenuwen worden geprikkeld, hij wordt bibberig. Dat konden ze vanuit de toenmalige wetenschap zeggen. Het was absoluut juist wat ze zeiden, maar één ding zagen ze over het hoofd ... De mensen zijn een beetje nerveuzer geworden, dat is waar. Als u maar vergelijkt hoe u bent als u van uw werk komt, hoe anders dat is dan de mensen in de jaren dertig, veertig (1830, 1840 - vert.), die 's avonds hun slaapmuts opzetten, en zo vreselijk gemoedelijke mensen waren, zonder een greintje zenuwen ! De wereld is in dit opzicht wel anders geworden, maar toch niet zo erg als die heren dokters van Nürnberg het zich toen voorstelden. Nu zit het echter zo: De Nürnbergers hangen niet iemand op als ze hem niet eerst hebben; en zo was het daar toen ook. Ze konden niet oordelen volgens een wetenschap die ze nog niet hadden. En wat is het dan wat die heren dokters toen nog niet konden weten ? Ze konden niet weten dat, terwijl zij dat allemaal studeerden, de komeet zich langzamerhand oplost. Want wat doet die ? Welnu, mijne heren, die fijne meteoorregen, die komt van de komeet ! In plaats dat zij eenmaal met de aarde botst en de mensheid de schedel inslaat, geeft zij langzaam haar materie af. Die zit in de aarde, die materie, stuk voor stuk. Om de zoveel jaar leverde de komeet iets voor de aarde. En al die mensen die van de wetenschap willen leven, en niet willen toegeven dat de aarde eigenlijk iets uit de ruimte eenvoudigweg opvreet, die zijn zo dom als diegenen die beweren dat wanneer iemand een stuk brood eet het niet in zijn lijf zit. Het zit natuurlijk wél in de aarde, wat wij van de kometen hebben. Maar de mensen kijken daar altijd overheen. De wetenschap neemt er geen notie van. Waar zit dat dan wat de komeet afgegeven heeft ? Dat gaat over in de lucht, van de lucht in het water als het water verdampt en weer uit de lucht valt; van het water gaat het in de wortels van de planten, van de plantenwortels in wat wij op tafel zetten. En vandaar komt het in ons eigen lichaam en wij eten mee op datgene wat de komeet ons eeuwenlang gegeven heeft. Dat is echter sinds lang vergeestelijkt. En in plaats van in 1933 de aarde een kopje kleiner te maken, heeft de komeet zich al lang als aardevoeding aan de aarde geschonken, en doordat ze een geneesmiddel is, een aardegeneesmiddel, neemt ze van de mensen iets weg: de nervositeit. Ziet u, daar heeft u een stuk geschiedenis: de kometen verschijnen daarboven aan de hemel, en na enige tijd komen ze tot ons, vergeestelijkt, vanuit de aarde." [ ... ]

Zowel het verschijnen van kometen als het optreden van meteorenzwermen zijn dus de zichtbare afspiegeling van geestelijke gebeurtenissen. In 1933, het jaar dat Hitler aan de macht kwam, was er een enorme meteorietenstorm te zien. Op het hoogtepunt van de activiteit werden er in Ierland ongeveer 100 meteoren per seconde geteld, net een sneeuwstorm op een heldere dag. De radiant van deze zwerm lag in het sterrenbeeld Draak, die daardoor eigenlijk een soort vuurspuwende draak werd. Met de woelige periode 1968-1969 hangt misschien de meteorenregen van 1966 samen, de Leoniden genaamd, naar het sterrenbeeld Leeuw waarin de radiant lag. In de V.S. werden tot 155.000 meteorieten per uur waargenomen. De Leoniden verschijnen om de 33,3 jaar. Het is merkwaardig dat noch in 1900, noch in 1933 veel Leoniden te zien waren. Volgens Rudolf Steiner wordt het sociale leven beheerst door een ritme van 33 jaar. De impuls die in 1966 gegeven werd is spijtig genoeg vastgelopen (zie het artikel van Christoph Lindenberg op blz. 11). De volgende Leonidenstorm wordt voor 1999 verwacht: een nieuwe impuls voor een vastgelopen maatschappelijk leven ?

Tot slot een fragment dat goed aansluit bij het beeld van de Draak en de Leeuw (die dan staat voor de Michaëlische moed). Eveneens uit de arbeider-voordrachten, de toon is daardoor wat volkser dan in de voordrachten voor de leden van de antroposofische vereniging:

[...] "Nu kunt u een interessante vraag opwerpen. U kunt zeggen: die kometen die dus samenhangen met dat cyaan -wat dan weer met de wil van de mens samenhangt- die verschijnen onregelmatig; nu eens komt er een, dan is zij lange tijd niet te zien. Dat veroorzaakt bij de mensen ook altijd bijgeloof; precies datgene wat niet altijd verschijnt maakt hen bijgelovig als het dan komt. In de zonsopgang en zonsondergang zagen de mensen van oudsher het goddelijke; later heeft het meer bijgelovig mensengemoed over de kometen allerlei nonsens gefantaseerd. U kunt nu de vraag opwerpen: waarom is het met de kometen ook niet zo dat zoals op bepaalde momenten 's morgens in het jaar de zon verschijnt, ook een komeet verschijnt ? Wel, indien dat het geval was, als de komeet met haar staart net zo regelmatig zou komen en verschijnen als de zons- of maansopgang of ondergang, dan zouden wij mensen geen vrijheid hebben; dan zou alles in ons zo regelmatig zijn als zonsopgang en ondergang, als maansopgang en ondergang. En wat in ons samenhangt met deze regelmaat in het heelal, dat is in ons ook natuurnoodwendigheid. Wij moeten eten en drinken, met een zekere regelmaat, we moeten slapen met een zekere regelmaat. Indien de kometen even regelmatig opkwamen en ondergingen als de zon en de maan, dan zouden wij ons niet willekeurig kunnen bewegen, we zouden eerst moeten wachten: we zouden in een kramptoestand verkeren; de komeet verschijnt: we kunnen gaan ! Ze verdwijnt weer: we geraken terug in de kramptoestand. We zouden geen vrijheid hebben. Deze zogenaamde zwerfsterren zijn datgene wat ons vanuit het heelal de vrijheid geeft. En zo kunnen we zeggen: wat in de mens noodwendig is, honger, dorst, slapen, waken enz. dat komt van de regelmatige verschijningen; en dat wat in de mens willekeurig is, wat vrijheid is, dat komt van de komeetachtige verschijningen en dat geeft de mens de sterkte voor de kracht die in zijn spieren werkt. In onze tijd heeft men volledig verleerd om te letten op wat in de mens vrijheid is. De mensen hebben niet eens meer zin voor vrijheid. Daardoor hebben de mensen zich in de nieuwere tijd totaal vastgepind op dat wat alleen maar natuurnoodwendigheid is. Nu is het zo dat de mensen in hun feesten uitdrukken hoe ze gezind zijn. Ze hebben bvb. de feesten voor de noodwendigheid: Kerstmis, Pasen, maar het herfstfeest, het Michaëlsfeest hebben ze laten vallen, omdat dat samenhangt met de vrijheid, met de innerlijke sterkte van de mens. En zo studeren de mensen eigenlijk ook bij de kometen hoogstens het materiële. Van het andere, daarvan zeggen ze: tja, daarover kan men nu eenmaal niets weten. En zo ziet u vandaag aan de ene kant dat de mensen de vrijheid schuwen; aan de andere kant ziet u dat ze niet het juiste verstand, niet het vernuft hebben om de onregelmatigheden in het heelal te studeren. Als die er niet waren, dan hadden we geen vrijheid. Zodat we kunnen zeggen: de Atheners, die namen alles op wat in het innerlijk van de mens zat. Dat maakte hen praatgraag. Een aspect van het materialisme is dat het vreselijk praatgraag maakt. Dat maakt het echter ook ongevoelig, afgestompt voor alles wat ons sterk kan maken voor meteoreninvloed. Daarom is het Michaëlsfeest hoogstens een boerenfeestdag, en de andere feesten zijn iets dat met noodwendigheid samenhangt, hoewel zij ook niet meer zo hooggeacht worden als in oude tijden, omdat men überhaupt de samenhang met de geestelijke wereld verleerd heeft.
Op deze manier wordt alles doorzichtig. Wanneer de mensen terug zullen verstaan hoe weldadig de kometeninvloed is, dan zullen ze er waarschijnlijk wel aan denken om in de herfst graag een of andere feestelijkheid in te richten, om een soort vrijheidsfeest te houden. Dat hoort in de herfst: een soort Michaëlsfeest, vrijheidsfeest. Dat laten de mensen vandaag voorbijgaan omdat ze daarvoor absoluut geen begrip hebben; ze hebben geen begrip voor de vrijheid buiten in de natuur, en bijgevolg ook niet voor de vrijheid in de mens. Ziet u, de eerzame dame Maan en de majestatische heer Zon, die zitten op hun tronen, willen dat alles afgemeten is, omdat ze voor vrijheid in het universum, in het heelal, geen echte zin hebben. Dat moet natuurlijk zo zijn. Maar de kometen, dat zijn de vrijheidshelden in het universum; daarom ook hebben die de stof in zich die bij de mens samenhangt met de daad, met de vrije daad, met de willekeur, met de wilsactiviteit. En zo kunnen wij zeggen: kijken we naar de zon, dan hebben we in haar datgene wat in ons innerlijk altijd gelijkmatig ritmische spelen uitvoert, het hart en de ademhaling. Kijken we naar een komeet, dan zouden we ieder keer als een komeet verschijnt, een vrijheidsgedicht moeten maken, omdat zij te maken heeft met onze vrijheid ! We kunnen zeggen: de mens is vrij omdat in het wereld-al voor deze zwervers in het heelal, de kometen, ook vrijheid heerst." [...]

Terug naar de inhoudstafel I - L.