De vijgeboom


In 1957 verscheen een boek van de bekende Engelse filosoof Bertrand Russel : "Waarom ik geen Christen ben", een verzameling essays over godsdienst en aanverwante onderwerpen. De titel van het boek slaat op een voordracht die de schrijver hield in 1927.
Bertrand Russel was een moreel hoogstaande persoonlijkheid die veel "christelijker" leefde dan de meeste van zijn tijdgenoten. Maar als materialist kon hij met zijn gezond verstand alleen de uiterlijke geschiedenis van het christendom en de godsdienst nagaan. En dat levert natuurlijk geen fraai beeld op : onverdraagzaamheid en oorlog zijn schering en inslag. Beter dus om geen christen of godsdienstige te zijn, dat was zijn conclusie ...
Op nog geen twintig bladzijden maakt hij het proces van het christendom, een begrip voor het Mysterie van Golgotha moeten we van hem dus niet verwachten, zelfs niet voor de persoon van Jezus, wiens gedrag hij soms onbegrijpelijk vindt:

[ ... ] "Er zijn nog andere zaken, minder belangrijke. Zo is er bvb. het geval van de zwijnen in het land van de Gadarenen (Evangelie volgens Marcus, 5de hoofdstuk ). Het was toch niet erg lief tegenover de zwijnen om de boze geesten erin te laten varen en hen de helling te laten afstormen naar de zee. We moeten voor ogen houden dat Hij almachtig was, en dat Hij de duivels eenvoudig had kunnen doen weggaan; maar Hij verkoos om ze in de varkens te laten varen.
En dan is er nog de eigenaardige geschiedenis met de vijgeboom, daar heb ik mij altijd vragen bij gesteld. Wat gebeurde met de vijgeboom ?
" En de volgende dag, toen zij van Bethanië kwamen, werd Hij hongerig. En toen Hij van verre een vijgeboom zag, die bladeren had, ging Hij daarheen om te zien of Hij er ook iets aan vinden zou. En er bij gekomen vond Hij er niets aan dan bladeren; want het was de tijd niet voor vijgen. En Hij antwoordde en zeide tot hem : Nooit ete meer iemand vrucht van U in eeuwigheid ! ... en Petrus ... zeide tot Hem : Rabbi, zie, de vijgeboom dien Gij vervloekt hebt, is verdord."
(Marcus 11:12)
Dit is een zeer eigenaardig verhaal, want het was niet het juiste jaargetijde voor vijgen, en dat kon je de vijgeboom toch niet kwalijk nemen. Persoonlijk voel ik het zo aan dat Christus noch wat betreft wijsheid, noch wat betreft deugdzaamheid even hoog staat als sommige andere mensen die in de geschiedenis bekend zijn. Ik denk dat ik Boeddha en Socrates hoger zou schatten in dat opzicht." [ ... ]

Hier zien we duidelijk dat zelfs de grootste geleerden van onze tijd, waar het gaat om de diepere krachten achter de menselijke ontwikkeling, niet meer inzicht hebben dan de eerste de beste caféklant.

Wat een verschil met Rudolf Steiner : om een gebeurtenis als die met de vijgeboom te verklaren heeft hij een inleiding van acht voordrachten nodig (in de cyclus over het Marcus-Evangelie), en pas daardoor kan hij die bewuste gebeurtenis in het juiste licht plaatsen.
We drukken de betreffende passage hieronder af, maar de lezer zou toch de voorgaande voordrachten moeten lezen om een volledig begrip van de zaak te krijgen.
Een interessante "toevalligheid" : Bertrand Russel haalt Boeddha en Socrates aan. Welnu, in de vierde voordracht van de voornoemde cyclus heeft Rudolf Steiner het over Boeddha en Socrates als vertegenwoordigers van diametraal tegenovergestelde stromingen in de mensheidsevolutie, stromingen die door de Christus verbonden worden. Rudolf Steiner sprak daarover in september 1912.

[ ... ] "Een bijzondere plaats waar men terug het methodisch-kunstzinnige kan leren kennen dat in het Evangelie verborgen is aan occulte feiten van de mensheidsevolutie, is de volgende, eens te meer een kwelling voor de uitleggers.

" En de volgende dag, toen zij van Bethanië kwamen, werd Hij hongerig. En toen Hij van verre een vijgeboom zag, die bladeren had, ging Hij daarheen om te zien of Hij er ook iets aan vinden zou. En er bij gekomen vond Hij er niets aan dan bladeren; want het was de tijd niet voor vijgen. En Hij antwoordde en zeide tot hem : Nooit ete meer iemand vrucht van U in eeuwigheid ! En zijn discipelen hoorden het."

Als we eerlijk zijn moeten we toch vragen : dat is toch zonderling wat daar in het Evangelie van een God gezegd wordt, dat hij naar een vijgeboom stapt, vijgen zoekt maar ze niet vindt, en dat men er de reden bijvertelt waarom hij er geen vindt - want er staat uitdrukkelijk "Het was niet de tijd voor vijgen", dat betekent dus dat Hij op een moment dat er geen vijgen zijn naar een vijgeboom stapt, vijgen zoekt en geen vindt - en daarna zegt : "Nooit ete meer iemand vrucht van U in eeuwigheid !"
Wat voor verklaringen worden er al niet voor deze passage gegeven, terwijl er droog en nuchter niets anders staat dan dat de Christus Jezus op een zonderlinge manier honger krijgt, naar een vijgeboom stapt op een ogenblik dat er geen vijgen groeien, geen vijgen vindt en vervolgens de boom vervloekt zodat er in alle eeuwigheid geen vijgen meer aan groeien.
Ja, wat is nu die vijgeboom, en waarom wordt dat alles verteld ?

Wie occulte schriften kan lezen, die zal in de "vijgeboom" vooreerst hetzelfde herkennen als datgene waarvan bij Boeddha gesproken is, die onder de "Bodhiboom" zat en de verlichting ontving voor zijn prediking in Benares. Onder de "Bodhiboom" is hetzelfde als : onder de "vijgeboom".
Wereldhistorisch bekeken was men ten tijde van Boeddha wat betreft het menselijk helderzien nog in de "tijd van de vijgen", dat betekent, men verkreeg de verlichting, zoals het bij Boeddha het geval was, onder de Bodhiboom, onder de vijgeboom.
Nu was dat niet meer zo. Dat moesten de apostelen inzien. Nu was het wereldhistorisch ogenblik aangebroken dat aan die boom, waaronder Boeddha zijn verlichting ontving, geen vruchten meer waren.
En wat met de ganse mensheid toen gebeurde, dat spiegelde zich toentertijd in de ziel van de Christus.
Ook in Empedocles van Sicilië zien wij een representant van de mensheid, een representant voor vele mensen, die eveneens hongerden omdat hun ziel niet meer de openbaring vond die hun vroeger gegeven werd, en die het nu moest stellen met de abstracties van het Ik. Zo kunnen wij van de hongerende Empedocles spreken, van de honger naar de geest die alle mensen van de nieuw aangebroken tijd voelden. En de ganse honger van de mensheid sloeg neer in de ziel van de Christus Jezus vóór het Mysterie van Golgotha aanbrak.
En de apostelen moesten dit geheim deelachtig worden en ervan weten. Christus leidde ze naar de vijgeboom en sprak van het geheim van de Bodhiboom. Hij verzweeg -omdat het geen betekenis meer had- dat nog Boeddha vruchten aan deze vijgeboom had gevonden. Maar nu was het niet meer de tijd van de "vijgen" die Boeddha ten tijde van de prediking te Benares van de Boddhiboom gehaald had; Christus moest integendeel vaststellen dat voor alle eeuwigheid nooit meer de kennisvruchten zouden rijpen aan de boom waarvan het licht van Benares uitstroomde: nu moesten ze komen van het Mysterie van Golgotha.
Welk feit hebben wij voor ons ? Het feit dat de Christus Jezus met zijn apostelen van Bethanië naar Jeruzalem gaat en dat bij die gelegenheid bij de apostelen een bijzonder sterk gevoel, een bijzonder sterke kracht tevoorschijn wordt geroepen die in de zielen van de apostelen helderziende krachten naar voor haalt zodat ze vooral naar imaginaties neigen. Er worden helderziende, imaginatieve krachten gewekt bij de apostelen. Zij zien helderziend de Bodhiboom, de vijgeboom, en de Christus bewerkstelligt bij hen het inzicht dat van de Bodhiboom geen kennisvruchten meer kunnen komen; want het is niet meer de tijd voor de vijgen, d.w.z. de oude kennis, het oude inzicht. Voor alle eeuwigheid zal deze boom verdord zijn en een nieuwe boom moet groeien, de boom die bestaat uit het dode hout van het Kruis, waaraan niet de vruchten rijpen van het oude inzicht, maar de vruchten die de mensheid moet hebben van het Mysterie van Golgotha, dat met het kruis van Golgotha als een nieuw zinnebeeld verbonden is.
In plaats van het beeld van de Boeddha, gezeten onder de Bodhiboom is er nu een ander beeld in de wereldgeschiedenis gekomen: het beeld van Gogotha, waar een andere boom, de boom van het kruis, opgericht is, waaraan de levendige vrucht van de zich openbarende Mensengod hing, opdat van Hem het nieuwe inzicht zou uitstromen van de zich altijd maar verder ontwikkelende boom die in alle eeuwigheid vruchten moet dragen."


(Einde van de achtste voordracht)


Terug naar de inhoudstafel .