Over de relativiteitstheorie
In 1905 publiceerde Einstein zijn (speciale) relativiteitstheorie. "Dit is een natuurkundige theorie, opgebouwd uit een aantal vooronderstellingen (of hypothesen) waarvan de juistheid in principe voldoet aan de eis van toetsbaarheid. Sommige moeilijk te toetsen zaken en enkele van de conclusies die nogal in strijd schijnen met wat we dagelijks om ons heen zien, zijn voor honderden mensen op de hele wereld aanleiding geweest om te gaan bewijzen dat "Einstein ongelijk had". Tot dusverre is dat niet gelukt."( de Graaff en Heise in : Natuur&Techniek, 1973, nr. 3, p. 103)
Ook Rudolf Steiner "relativeerde" de relativiteitstheorie. Maar hij probeerde niet te bewijzen dat Einstein ongelijk had: hij geeft toe dat het onmogelijk is om die theorie te weerleggen !
[ ... ] "Er zit dus in het nieuwere denken een impuls om niet meer tot een waarheidsbegrip -in de oude kennistheoretische betekenis- te komen. Men vraagt: waarmee hangt dat samen ? Ik zou U natuurlijk veel moeten vertellen, als ik in zijn totaliteit zou willen schilderen waarmee dat samenhangt. Eén van de vele redenen is dat er in de nieuwere tijd een oneindige hoeveelheid feitenmateriaal bijgekomen is, en dat de mensen altijd maar machtelozer werden in hun denken, machtelozer omdat ze niet meer konden beheersen, niet meer konden samenhouden met het denken het oneindig rijke materiaal aan empirische waarnemingen, aan empirische kennis. Een andere reden is ook dat men in de loop der tijden teveel aan het abstracte denken is gewoon geraakt. In vroeger tijden dacht men nog niet zoveel. Men probeerde zich met het denken bij de buitenwereld te houden, bij de feiten. Men had het gevoel dat men in zekere zin met het afgeleide denken niet vooruitkwam, dat dit denken zich toch aan iets moest houden. Later is men veel beginnen nadenken, heeft zo het abstracte denken geleerd en is het in zekere mate beginnen liefhebben, men werd eraan gewoon. Daarbij kwamen dan vele tijdsgebonden schadelijke invloeden, in de eerste plaats het idee dat eigenlijk iedereen die hoogleraar wil worden iets belangrijk moet denken of navorsen, en iets zéér belangrijk als hij professor wil worden ! En zo ontstond een soort hypertrofie van het denken, als ik het zo mag uitdrukken. Men dacht er maar op los en kwam zo op gedachtenconstructies, die als gedachtenbouwsels een innerlijke logica vertonen. Ik wil U zo een denkconstructie tonen die innerlijk zeer logisch is. Stel U eens voor: hier is een berg; op deze berg (A) wordt een schot afgevuurd; na een tijdje, bvb. na twee minuten: twee schoten, en na nog eens twee minuten: drie schoten. Nu staat er iemand daar rechts (B) en luistert. Hij wordt niet neergeschoten, hij luistert. Hij zal horen: een schot, na een tijdje twee schoten, na een tijdje: drie schoten. Laat ons nu echter eens aannemen dat de zaak niet zo verloopt dat hier iemand één schot, twee schoten, drie schoten afvuurt, en daar een andere hoort: één schot, twee schoten, drie schoten, maar dat een mens (C) met een bepaalde snelheid beweegt van de berg links naar de berg rechts. Die snelheid zou zeer groot moeten zijn. Nu weet U uit de elementaire fysica dat het geluid een bepaalde tijd nodig heeft om van het ene punt tot het andere te geraken. Als dus hier (A) geschoten wordt, en daar (B) staat iemand te luisteren, dan hoort hij het geluid: na een bepaalde tijd komt het eerste schot eraan, twee minuten later de twee schoten, nog eens twee minuten later de drie schoten.
Maar laat ons nu aannemen dat een mens (C) zich sneller beweegt dan het geluid. Hij komt aangevlogen in de richting van berg (A). Daar wordt een eerste schot afgevuurd, dan de twee schoten, dan de drie schoten. Als de drie schoten afgevuurd zijn komt die mens aan bij punt (A) en vliegt verder met een snelheid groter dan het geluid, het geluid van de schoten achterna. Hij haalt het geluid van de drie schoten in, en hij hoort eerst de drie schoten. Dan vliegt hij verder, voorbij het geluid van de twee schoten, hij hoort dan de twee schoten. Tenslotte passert hij het geluid van het eerste schot: hij hoort als laatste het eerste schot. Iemand die sneller vliegt als het geluid hoort dus omgekeerd: drie schoten, twee schoten, één schot. Een gewone mens, op de gewone aarde, onder gewone omstandigheden, die hoort één schot, twee schoten, drie schoten. Als men geen doodgewone mens op een doodgewone wereld is, maar een wezen dat sneller vliegt dan het geluid, dan hoort men de zaak omgekeerd: drie schoten, twee schoten, één schot. Men moet alleen maar de kleine handigheid oefenen om het geluid in te halen en sneller te vliegen dan het geluid* .
Welnu, deze zaak is is ongetwijfeld zo logisch als maar mogelijk is, tegen de logica van deze zaak kan men niets inbrengen. Het één en het ander heeft er in de nieuwere wetenschap toe geleid dat wat ik U hier gedemonstreerd heb over het voorbijvliegen van het geluid en het omgekeerd-horen, de inleiding vormt van ontelbare voordrachten. Altijd maar weer begint men voordrachten met deze, laat ons zeggen voorbeelden. Daardoor moet dan aangetoond worden dat het slechts afhangt van de positie die men zelf inneemt, hoe men de dingen waarneemt. Het komt doordat wij zo traag zijn vergeleken met het geluid, dat wij niet omgekeerd horen. Ik kan niet alles wat hierbij aansluit uitleggen, maar ik wou U toch zo'n gedachtengang tonen, want voor velen vormt hij enigszins de basis voor een tegenwoordig zeer verspreide, diep-ingrijpende theorie, de zgn. relativiteitstheorie.
Ik heb U maar het allergrofste geschilderd. U ziet echter dat alles daaraan logisch is, zeer, zeer logisch. Zo zijn er vandaag de dag ontelbare oordelen -juist in de filosofische literatuur wemelt het van oordelen die geveld worden vanuit dezelfde vooronderstellingen. Het denken is omzeggens losgescheurd van de werkelijkheid. Men denkt slechts bepaalde aspecten van de werkelijkheid en ontwikkelt daaraan zijn denken.
Iets tegen deze dingen inbrengen is nauwelijks mogelijk omdat men natuurlijk een logische weerlegging verwacht. Maar een logische weerlegging kan er niet bestaan. Juist daarom heb ik in mijn laatste boek "Vom Menschenrätsel" op basis van oudere denkpatronen het begrip ingevoerd dat een waarheid slechts kan bevat worden niet door alleen een logisch begrip, een logisch idee te vormen, maar door een begrip, een idee met werkelijkheidskarakter te vormen. Ik zou zeer ver moeten gaan als ik U zou willen aantonen dat de ganse relativiteitstheorie wel logisch is -en zelfs wonderbaarlijk logisch- maar met de werkelijkheid stemt ze niet overeen. Zodat men kan zeggen: het begrip dat hier ontwikkeld werd aan de hand van die een, twee, drie schoten is zeer logisch, maar wie volgens de werkelijkheid denkt, vormt zich zo'n begrip niet. Men kan het niet weerleggen, men kan het alleen maar niet-doen ! Wie overeenstemming met de werkelijkheid als kriterium neemt, die ziet af van zo'n begrippen. De empirische verschijnselen die men door deze relativiteitstheorie probeert te vatten -Einstein, Lorentz enz.- die moeten op een totaal andere manier gedacht worden, als door de denkpiste die Einstein, Lorentz enz. volgen." [ ...]
Zolang dit logische maar onwerkelijke denken beperkt blijft tot filosofieboeken kan het niet al te veel onheil veroorzaken. In bepaalde wetenschappelijke disciplines kan het een goed instrument zijn. Als men echter begint met mens en wereld te benaderen met zo'n onwerkelijk denken, dan moet het verkeerd aflopen. In de moderne pedagogie is het al zo ver : denkpatronen die in de wetenschap thuishoren worden nu zelfs door de overheid aan de pedagogen opgedrongen - denken we maar aan de eindtermen waar men aan alles gedacht heeft behalve aan het kind als wezen dat ontwikkelt volgens eigen wetten.
Velen hebben deze evolutie zien aankomen en hebben ervoor gewaarschuwd. Eén van hen was Rudolf Grosse, een leerling van de eerste Waldorfschool in Stuttgart. Hij heeft Rudolf Steiner persoonlijk gekend. In 1926 begon hij zelf in een Steinerschool te werken. Jarenlang was hij voorzitter van de Algemene Antroposofische Vereniging en tevens actief in de Vrije Schoolbeweging. Hij stierf in oktober van vorig jaar.
"Rat und Tat für die Erziehung" is de titel van een boek van hem dat in 1980 verscheen. We vertaalden een fragment (p.119 e.v.)
|