Over de occulte scholing

Rudolf Steiner geeft aan (in GA "Vor dem Tore der Theosophie") dat er drie manieren zijn :

- de oosterse weg
- de christelijke weg
- de rozenkruiserweg.

Voor een moderne mens die in hedendaagse omstandigheden leeft is eigenlijk alleen de laatste manier haalbaar. De twee andere manieren veronderstellen enerzijds een onderwerping aan een goeroe die een mens met zijn huidig (zelf)bewustzijn niet meer kan opbrengen, en anderzijds de mogelijkheid om zich uit het leven min of meer terug te trekken, iets dat onze complexe levensomstandigheden nauwelijks nog toelaten. In de dertiende voordracht van GA 95 geeft Rudolf Steiner meer details over de verschillende occulte ontwikkelingswegen. Hij begint met de oosterse weg. Interessant is dat hij hier verbanden aangeeft tussen karma, sociale omstandigheden en occulte scholing, die men niet vindt in zijn standaardwerken over dit onderwerp* . Daarom besloten we dit uittreksel te vertalen.

Vooreerst zou ik toch willen opmerken dat men in geen enkele occulte scholing de zaak zo moet opvatten, alsof dat wat gezegd en geëist wordt, als een soort zedelijk gebod voor de ganse mensheid zou gelden. Dat is helemaal niet het geval. De eisen gelden alleen voor wie zich werkelijk aan zo'n occulte scholing wil wijden. Men kan bvb. een goede christen zijn en voldoen aan wat de christelijke godsdienst voor een leek aanbeveelt, zonder een christelijke occulte scholing door te maken. Als bvb. iemand zegt:" Men kan ook zonder een occulte scholing een goed mens zijn en tot een soort hoger leven komen", dan is daar niets tegen in te brengen, dat spreekt vanzelf. Ik zei u reeds dat binnen de oosterse scholing een strenge onderwerping aan de goeroe bestaat. Ik wil u nu schetsen wat voor soort aanwijzingen een leraar binnen de oosterse scholing aangeeft. U begrijpt dat men in 't openbaar geen echte aanwijzingen kan geven, men kan alleen de weg karakteriseren. Men kan de voorschriften in acht groepen onderverdelen:

1. Yama ------------------- 5. Pratyahara
2. Niyama ----------------- 6. Dharana
3. Asanam ---------------- 7. Dhyanam
4. Pranayama ------------- 8. Samadhi

1. Yama bevat alles wat iemand die de Yogi-scholing wil doormaken niet mag doen; dit wordt gespecifieerd in de geboden:

Niet liegen, niet doden, niet stelen, niet onmatig zijn, niet begeren.

Het "niet doden" is een zeer strenge eis en heeft betrekking op alle wezens. Geen levend wezen mag gedood of zelfs maar belemmerd worden, en hoe strenger men dit opvolgt, des te meer vruchten het afwerpt. Of men dat in onze cultuur kan naleven, dat is iets anders. Als men doodt, al is het maar een mug : het beïnvloedt de occulte ontwikkeling. Of iemand het soms toch moet doen, dat is een andere vraag. .
"Niet stelen", ook dat moet ten strengste doorgevoerd worden. Een Europeaan zal zeggen:"Ik steel niet", maar de oosterse yogi bekijkt het niet zo simpel. In de streken waar deze oefeningen voor het eerst ingevoerd zijn door de grote leraars van de mensheid, waren de levensverhoudingen veel eenvoudiger; men kon gemakkelijk vaststellen wat stelen was. Maar een yoga-leraar zal niet willen toegeven dat een Europeaan niet steelt, hij neemt dat heel streng. Als ik mij bvb. de arbeidskracht van een mens toeëigen, als ik van een voordeel geniet dat wettelijk toegelaten is, maar dat de uitbuiting van een ander inhoudt, dan noemt de yoga-leraar dat stelen. Bij ons liggen de zaken in onze sociale verhoudingen zo gecompliceerd, dat velen dit gebod overtreden zonder er ook maar het geringste bewustzijn van te hebben. Stel u voor dat U een vermogen hebt en het op de bank zet. U doet er niets mee, u buit niemand uit. Maar de bankier begint te speculeren en buit daardoor andere mensen uit met uw geld. In occulte zin bent u daar verantwoordelijk voor, uw karma wordt belast. Daaraan ziet u dat dit gebod bij een occulte scholing een diepgaande studie vereist. Even gecompliceerd zijn de verhoudingen bij het "niet onmatig zijn". Een rentenier bvb., wiens kapitaal door zijn bank buiten zijn weten belegd werd in een brouwerij, maakt zich even schuldig als de fabrikant die de drank maakt. Het niet-weten verandert niets aan het karma. Bij deze verboden is er maar één iets dat wijst in de juiste richting: het streven naar een leven zonder behoeften. Hoe meer men deze toestand benadert, hoe minder men iemand kan schade berokkenen. Bijzonder zwaar is het om het "niet begeren" door te voeren. Het betekent dat men streeft naar een leven zonder behoeften, de wereld tegemoet te treden zonder begeerten, en alleen te doen wat de wereld van ons vraagt. Ja, ik moet zelfs mijn goed gevoel onderdrukken als ik iemand een weldaad bewijs. Niet dit goed gevoel moet er mij toe aanzetten om ergens te helpen, maar enkel het zien van de persoon die lijdt. Ook in andere gevallen, bvb. als ik zelf iets moet uitgeven, dan mag ik niet denken: ik wil, ik wens, ik begeer dat, maar ik moet zeggen: je hebt dat nodig om je lichaam in stand te houden, of om je geest te ontwikkelen, anderen hebben dat ook nodig; je begeert het niet, maar denkt erover na, hoe je het best door de wereld komt. Binnen de yoga-leer wordt het begrip yama, zoals gezegd, buitengewoon streng opgevat, het kan niet zonder meer naar Europa overgeplant worden.

2. Niyama. Dat betekent het naleven van religieuze gebruiken. In Indië, waar deze regels hoofdzakelijk aangewend werden, is daarmee een vraag opgelost die in Europa veel moeilijkheden oproept. Hier zegt men vlug: dogma's betekenen voor mij niets meer, ik hou mij alleen aan de innerlijke waarheid en geef niets om uiterlijke vormen. Hoe meer hij los kan komen van religieuze gebruiken, des te verhevener dunkt zich de Europeaan. De Hindoe denkt het tegenovergestelde en houdt vast aan de rituelen van zijn godsdienst; daar mag niemand aan raken. Welke mening men zich daarover vormt, dat ligt bij de hindoes in ieders vrijheid. Er bestaan oeroude heilige riten, met een zeer diepe betekenis. Iemand zonder ontwikkeling zal zich daar een zeer elementaire voorstelling bij maken, een mens met een grotere ontwikkeling maakt zich een andere, betere voorstelling, maar niemand zal zeggen dat de voorstelling van de andere verkeerd is. De wijze volgt hetzelfde gebruik als de eenvoudige mens. Er zijn geen dogma's, maar rituelen. Op die manier kunnen de diep-religieuze gebruiken zowel door wijzen als door onverstandigen nageleefd worden, beiden kunnen zich in de ritus verenigen. Zo vormen de riten een bindmiddel voor de bevolking. De vrijheid van mening wordt niet beperkt doordat men zich voegt naar een streng ritueel. De christelijke kerk heeft het tegenovergestelde principe gevolgd. Niet gebruiken, maar meningen heeft men de mensen voorgeschoteld, en het gevolg is dat nu de vormloosheid in ons sociale samenleven wet is geworden. Een totaal veronachtzamen van alle gebruiken die mensen zouden kunnen verbinden is begonnen. Alle vormen, die symbolisch hogere waarheden uitdrukken, worden geleidelijk afgeschaft. Dat veroorzaakt grote schade voor de ganse ontwikkeling van de mensheid, in het bijzonder voor de occulte ontwikkeling in oosterse zin.
Onder de Europese bevolking zijn er tegenwoordig velen die geloven dat zij niet meer met dogma's leven, maar juist bij de vrijdenkers en materialisten* zitten de grootste dogma-fanatici. Het materialistische dogma is nog veel dwingender dan welk ander dan ook. De onfeilbaarheid van de paus geldt voor velen niet meer, maar wel de onfeilbaarheid van de universiteitsprofessor. Ook de meest progressieve leeft onder het dogma van het materialisme, hoewel het tegendeel beweerd wordt. Hoeveel dogma's rusten er bvb. niet op de jurist, de dokter enz. Iedere universiteitsprofessor verkondigt zijn dogma. Of ook: hoe zwaar weegt niet het dogma van de onfeilbaarheid van de publieke opinie, van de media !
De oosterse geheimleraar eist om niet uit te treden uit de vormen die een band scheppen tussen de wijze en de onwijze, want deze oeroude heilige vormen zijn beelden van de hoogste waarheid. Zonder vormen is er geen cultuur; het is een begoocheling als iemand het tegendeel gelooft. Nemen we bvb. aan dat iemand een kolonie zou stichten, volledig vormloos, zonder wetten, zonder riten en religieuze gebruiken. Voor wie inzicht heeft in zulke zaken is het klaar dat zo'n kolonie een tijdlang heel goed kan gedijen, omdat de mensen leven volgens de oude vormen die ze meegebracht hebben. Van zodra ze echter deze verliezen, gaat de kolonie ten onder, want zonder vormen kan op de duur zo'n kolonie niet bestaan. Alle cultuur moet uit de vorm geboren worden. Het innerlijke moet naar buiten toe uitgedrukt worden door vormen. De moderne cultuur heeft de vormen verloren; zij moet ze terugvinden. Ze moet terug leren om ook uiterlijk uit te drukken wat binnen in de ziel ligt. De vorm bepaalt op de duur het menselijk samenleven. Dat wisten de oude wijzen, en daarom hielden ze de beoefening van religieuze gebruiken in ere.

3. Asanam betekent het innemen van een bepaalde lichaamshouding bij de meditatie. Dat is voor de oosterling veel belangrijker dan voor de Europeaan, omdat het lichaam van de Europeaan niet meer zo gevoelig is voor bepaalde fijne stromingen. Een oosters lichaam is nog fijner, het voelt stromingen aan die van oost naar west, van noord naar zuid, van boven naar beneden gaan; want overal ter wereld vloeien er geestelijke stromen. Dat is de reden waarom bvb. kerken in een bepaalde richting werden gebouwd. Daarom ook laat de Yoga-leraar de yogi een bepaalde houding innemen; de leerling moet handen en voeten op een bepaalde manier houden, zodat die stromen op een regelmatige wijze door het lichaam kunnen gaan. Een Hindoe die zijn lichaam niet in deze harmonie inpast, zou de vruchten van de meditatie compleet op het spel zetten.

4. Pranayama is het ademen, het yoga-ademen. Dat is een zeer wezenlijk en uitvoerig bestanddeel van de oosterse yoga-scholing. Het speelt bijna geen rol in de christelijke scholing, bij de rozenkruiserscholing daarentegen terug al meer. Wat betekent ademen voor de occulte ontwikkeling ? De betekenis van het ademen ligt reeds in het "niet doden", in het "niet het leven hinderen". De occulte leraar zegt: "Gij doodt voortdurend stilletjes uw omgeving door te ademen". Hoe kan dat nu ? Wij nemen lucht naar binnen, houden hem vast, halen er zuurstof uit voor ons bloed en laten hem dan weer los. Wat doet zich daar voor ? Met de lucht ademen wij zuurstof in, verbinden hem in ons met koolstof en ademen koolzuur uit; daarin kan echter geen mens of dier leven. Wij ademen zuurstof in, en koolzuur, een giftige stof, ademen we uit. Met iedere ademtocht doden wij onophoudelijk andere wezens. Gedeeltelijk doden we onze ganse omgeving. We ademen levenslucht in en ademen lucht uit die we zelf niet meer kunnen gebruiken. De occulte leraar is erop uit om dat te veranderen. Als het alleen van de mensen en de dieren afhing, dan zou alle zuurstof vlug verbruikt zijn en het leven uitsterven. Dat we de aarde niet ten gronde richten, dat hebben we te danken aan de planten, want die doen het tegenovergestelde. Zij nemen koolzuur op, scheiden de zuurstof van de koolstof en gebruiken deze laatste om hun lichaam op te bouwen. De zuurstof maken ze vrij en mens en dier ademen deze dan in. Zo vernieuwen de planten de levenslucht; zonder hen zou alle leven reeds lang vernietigd zijn. Aan hen danken we ons leven. Zo vullen plant, dier en mens mekaar aan. Dit proces zal in de toekomst anders worden, en vermits hij die een occulte scholing doormaakt nu reeds begint met wat anderen later zullen ontwikkelen, moet hij zich gewoon maken om met de adem niet meer te doden. Dat is pranayama, de wetenschap van het ademen. Onze moderne, materialistische tijd heeft altijd open vensters nodig, en stelt frisse lucht als een genezend middel op de eerste plaats. Bij de Indische yogi is het tegendeel het geval. Hij sluit zich in een grot op en ademt zoveel mogelijk zijn eigen lucht. De yogi heeft de kunst geleerd om zo weinig mogelijk de lucht te verpesten, omdat hij geleerd heeft de lucht te gebruiken. Hoe doet hij dat ? Dit geheim was in de Europese geheimscholen altijd al geweten, men noemde het "het bereiken van de steen der wijzen" of "de steen der filosofen". Als men de steen der wijzen wil vinden dan moet men het geheim van het ademen vinden. Bij de eeuwwisseling van de 18de naar de 19de eeuw sijpelde veel daarvan door. Er werd veel over de steen der wijzen in openbare geschriften gepubliceerd, maar men merkt dat de schrijvers er zelf niet veel van verstonden, hoewel alles uit de juiste bron stamde. In een staatskrant uit Thüringen verscheen in 1796 een artikel over de steen der wijzen waarin o.a. het volgende gezegd werd : "De steen der wijzen is iets dat men slechts moet leren kennen, want iedere mens heeft hem al gezien. Het is iets dat alle mensen een bepaalde tijd bijna iedere dag ter hand nemen, iets dat men overal kan vinden, alleen weten de mensen niet dat het de steen der wijzen is". Dat is een geheimzinnige aanduiding : overal zou de steen de wijzen te vinden zijn. Maar deze zonderlinge aanduiding is letterlijk waar. De zaak zit nl. zo : als de plant haar lichaam vormt, neemt ze koolzuur op, houdt de koolstof en bouwt er haar lichaam mee. Mens en dier eten de plant, nemen daardoor de koolstof in zich op en geven hem langs de adem als koolzuur terug af. Zo bestaat er een koolstofkringloop. In de toekomst zal dat anders zijn. Dan zal de mens leren zijn mogelijkheden uit te breiden, en dat wat hij nu overlaat aan de plant, zal hij dan zelf volbrengen. Zoals de mens opgestegen is door het minerale rijk en het plantenrijk, zo zal hij ook teruggaan: hij neemt het plantenbestaan in zich op en maakt het ganse proces in zichzelf door. Hij zal de koolstof in zich houden en bewust daarmee zijn lichaam opbouwen, zoals de plant het tegenwoordig onbewust doet. Hij zal zelf in zijn organen de zuurstof aanmaken die hij nodig heeft, zal hem verbinden met de koolstof tot koolzuur en zelf de koolstof afzetten in zijn lichaam. Daardoor kan hij dus zelf aan zijn lichaamsskelet voortbouwen. Dat is een idee met een groot toekomstperspectief. De mens doodt dan niets anders meer. Nu is, zoals bekend, koolstof en diamant dezelfde stof. Diamant is gekristalliseerde, doorzichtige koolstof. U moet niet denken dat de mens later als een zwarte zal rondlopen, want zijn lichaam zal uit doorschijnende, en zelfs weke koolstof bestaan. Dan heeft hij de steen der wijzen gevonden. Hij verandert zijn eigen lichaam in de steen der wijzen. Dit proces moet hij die zich occult ontwikkelt zoveel mogelijk nu al beginnen, d.i. hij moet zijn adem de mogelijkheid om te doden ontnemen. Hij moet hem zo bewerken dat de uitgeademde lucht terug bruikbaar wordt, zodat hij hem altijd maar weer kan inademen. En hoe gebeurt dat ? Door dat men een ritme in het ademhalingsproces brengt. Daartoe geeft de leraar aanwijzingen. Inademen, inhouden, uitademen, daarin moet, al is het maar voor korte tijd, ritme zijn. Met iedere ritmisch uitgeademde luchtstoot wordt de lucht verbeterd, zeer langzaam, maar zeker. Men kan vragen :"wat maakt dat nu uit ?" Hier geldt het gezegde : De druppel holt de steen uit. Iedere ademtocht is zo'n druppel. De scheikundige kan dat nog niet aantonen omdat zijn instrumenten nog niet gevoelig genoeg zijn om de fijne substantie te registreren, maar de occultist weet dat daardoor inderdaad de adem levensgunstig wordt en meer zuurstof bevat als onder gewone omstandigheden. Nu wordt de adem echter nog door iets anders rein gemaakt, nl. door te mediteren. Ook daardoor draagt men bij, al is het dan uiterst weinig, om de plantennatuur terug in de menselijke natuur op te nemen, zodat de mens tot het niet-doden komt.

5. Pratyahara. Het volgende is pratyahara; dat betekent het beteugelen van de zintuiglijke waarneming. De mens die een leven leidt zoals dat tegenwoordig gaat, ontvangt nu eens hier, dan weer daar een indruk en zo altijd maar door; hij laat alles op zich inwerken. De geheimleraar zegt nu tot de leerling: ge moet zo en zoveel minuten een indruk vasthouden, en ge moogt niet naar een volgende indruk overstappen tenzij door uw eigen vrije wil.

6. Als hij dat een tijdje volgehouden heeft, dan moet hij ertoe komen blind en doof te worden voor iedere uiterlijke zintuiglijke prikkel; hij moet ertoe komen om af te zien van iedere uiterlijke indruk en alleen vast te houden wat als voorstelling in de gedachten achterblijft nadat de indruk zelf verdwenen is. Als men zo alleen in voorstellingen leeft, zijn denken streng controleert, en slechts door een eigen vrij wilsbesluit de ene voorstelling aan de andere knoopt, dan heeft men de zesde toestand: Dharana.

7. Dhyanam. Er bestaan voorstellingen die de mens zelf moet vormen, die niet bestaan in de zintuiglijke wereld. De Europeaan wil dit wel niet toegeven maar toch stammen mathematische of geometrische voorstellingen zoals driehoek of cirkel niet uit de zintuiglijke wereld, het zijn gedachte voorstellingen. Wat ik op het bord teken zijn slechts samengevoegde krijtpuntjes. Nu zijn er een reeks voorstellingen waarin de occulte leerling zich hard moet oefenen. Het zijn symbolische tekens die bewust met bepaalde zaken samenhangen, bvb. het hexagram, een teken dat in het occultisme verklaard wordt; ook het pentagram.

De leerling houdt zijn geest scherp op zulke zaken gericht die niet bestaan in de zintuiglijke wereld. Zo is het ook met andere voorstellingen, bvb. het begrip "leeuw" is een abstracte gedachte. Ook op dat soort voorstellingen moet de leerling zijn aandacht richten. Tenslotte zijn er nog de morele voorstellingen, zoals bvb. "licht op de weg": het oog kan niet eerder zien dan dat het zonder tranen is. Zoiets kan men niet ervaren, alleen in zichzelf beleven. Dit mediteren over voorstellingen die geen fysiek equivalent hebben, noemt men dhyanam.

8. Samadhi. En nu komt het zwaarste: samadhi. Men verdiept zich lang, heel lang in een voorstelling, zoals hierboven beschreven, men laat de geest a.h.w. erin rusten en vult de ganse ziel ermee. Dan laat men deze voorstelling vallen en heeft dan niets meer in het bewustzijn, maar men mag niet inslapen, wat bij de gewone mens onmiddellijk het geval zou zijn; men moet bewust blijven. In deze toestand beginnen de geheimen van de hogere werelden zich te onthullen. Men beschrijft deze toestand als volgt: er blijft een denken dat geen gedachten heeft; men denkt, want men is bewust, maar men heeft geen gedachten. Daardoor kunnen de geestelijke machten hun inhoud in het denken laten instromen. Zolang men zelf zijn denken vult, kunnen zij er niet in. Hoe langer men in het bewustzijn de activiteit van het denken zonder gedachten kan volhouden, hoe meer de bovenzinnelijke wereld zich openbaart.

Op deze acht gebieden liggen de aanwijzingen van de leraar bij en oosterse yoga-scholing."[...]

Terug naar de inhoudstafel M - Q.