Driegeleding

Als men bij Steiner leest dat het noodzakelijk is dat de maatschappij heden ten dage een driegelede structuur krijgt -waarbij in het geestesleven vrijheid, in het rechtsleven gelijkheid en in het economische leven broederlijkheid moet heersen-, dan stelt men zich dikwijls de vraag: hoe moeten we eraan beginnen ? Rudolf Steiner wees er zelf op dat de driegeleding niet iets is dat zomaar kan ingevoerd en uitgevoerd worden, bij manier van spreken, als een politiek programma. In de eerste plaats moet iedereen inzicht krijgen in deze driegeleding en dan kunnen de mensen zelf aan de slag gaan en zoekend een driegelede weg vinden; in het begin op kleine schaal, ieder op de plaats waar hij in 't leven gesteld is, later in grotere verbanden. Hoe verkrijgt men nu inzicht in de principes die achter die driegeledingsidee staan ? Men kan de boeken en voordrachten van Rudolf Steiner lezen en herlezen, op zich laten inwerken, erover nadenken. Ook de werken van auteurs die zich intensief met deze materie hebben bezig gehouden (Dieter Brüll, Stefan Leber).
Of men kan cursussen en seminaries volgen.
De Vrije Volkshogeschool in Berchem (is ondertussen de Rudolf Steiner Academie geworden) organiseerde dit werkjaar ( 1994) een cyclus rond sociale wetmatigheden. Om de theorie wat aanschouwelijker te maken werden in februari twee mensen uitgenodigd om over hun initiatief te spreken: Mia Stockman en Luuk Humblet. Zij baten samen met een derde persoon, Marian Coessens, in Gent een natuurvoedingswinkel uit: de Blauwe Bloem.

Onderstaande informatie is ondertussen al verouderd, de Blauwe Bloem bestaat niet meer, en de Rudolf Steiner Academie ook niet meer.

Daar proberen zij ook om de driegeledingsidee in de praktijk om te zetten. Zij begonnen dit initiatief in de tijd toen biologisch-dynamische producten nagenoeg onbekend waren. In die periode begon de antroposofische gedachte in het Gentse uitbreiding te nemen en vanuit een kring van geïnteresseerde mensen kwam de vraag naar producten die geteeld waren op een organisch correcte manier. Om aan deze vraag te voldoen ontstond de winkel. Het doel van de initiatiefnemers was dus niet: zoveel mogelijk te verkopen, maar wel: de (voedings)behoeften van de klanten te bevredigen. Na verloop van tijd echter merkten de uitbaters dat het doel van hun onderneming nauwelijks meer te realiseren viel: de druk van de "markt" werd te groot. Aan de kant van de leveranciers werd het aanbod groter, maar daarmee ook de voorraden en de onverkochte goederen. Bijna onmerkbaar groeide bij de winkeliers de reflex om zoveel mogelijk van hun stock -zeker van de bederfbare waren- kwijt te geraken, daar waar men in eerste instantie wou voldoen aan de vraag van de klant. Tegelijkertijd werd de concurrentie groter. Het gewone marktmechanisme verhindert dan dat de prijzen (en daarmee de winstmarges) stijgen, dus moet de winkelier zijn omzet proberen te vergroten om er nog een leefbaar inkomen aan over te houden. De initiatiefnemers stonden voor de keuze: het spel meespelen of de zaak fundamenteel anders inrichten. Ze gingen hun licht opsteken in Nederland, bij "alternatieve" voedingswinkels, bij driegeleders, en, geholpen door omstandigheden, begonnen ze op een nieuw adres met een nieuwe winkel, met een nieuwe manier van werken.

Hoe werkt de winkel nú ?

In de winkel staat een grote tafel waar de uitwisseling klant-winkelier plaats vindt, op de volgende manier: Op de tafel liggen bestelbons. Daar staan de produkten op die tot het vaste gamma behoren, op de achterkant de aanbiedingen van de dag (groenten en fruit). De klant maakt zijn keuze -evt. aan de hand van de catalogi van de leveranciers- en duidt de dag aan dat hij zijn bestelling komt afhalen. Op het eind van de dag weet de winkelier wat hij tegen de volgende openingsdag moet in voorraad hebben, hij contacteert de leveranciers, en zorgt ervoor dat de bestelling van iedere klant klaarligt op de afgesproken datum. Op die dag komt de klant zijn bestelling afhalen en betaalt, voorzover hij dat niet reeds op voorhand gedaan heeft. Hij vult evt. een nieuwe bestelbon in.

De initiatiefnemers vonden ook dat ze moesten rekening houden met de sociale hoofdwet die Rudolf Steiner als volgt formuleerde: "Het welzijn van een geheel van samenwerkende mensen is des te groter, naarmate de enkeling minder aanspraak maakt op de opbrengsten van zijn prestaties, d.w.z. naarmate hij meer van deze opbrengsten afstaat en naarmate meer van zijn eigen behoeften niet door zijn eigen prestaties, maar door de prestaties van anderen worden bevredigd." In de situatie van en winkelier betekent dit dat hij zijn inkomen niet uit een winstmarge moet halen, maar dat hij zijn klanten moet vragen om hem een inkomen te bezorgen dat hem toelaat zich bezig te houden met hun voedingsbehoeften. Men besloot in de Blauwe Bloem om de prijzen voor de klant doorzichtig te houden, teneinde deze loskoppeling van arbeid en inkomen te bereiken.

Hoe komt de prijs van een produkt tot stand ?

De prijs is samengesteld uit twee delen:
1) de aankoopprijs (groothandelsprijs)
2) een percentage van de aankoopprijs dat dient om de vaste kosten te dekken (huur, verwarming, koeling, verlichting, afschrijvingen). In de Blauwe Bloem bedraagt dit 17% (in deze sector loopt dat dikwijls op tot het dubbele !). Als er klanten bijkomen dan daalt dit percentage natuurlijk.

In de gewone handel komt daar dan nog de winstmarge van de winkelier bij. Daar ziet men in de Blauwe Bloem dus principieel van af. Hoe komen die mensen dan aan een inkomen ? Welnu, zij bepalen zelf wat zij nodig hebben om deze diensten te kunnen verlenen aan hun klanten, zij delen dit mee, en al de klanten samen zorgen ervoor dat ze dit bedrag bijeenkrijgen: ze betalen iedere maand een medewerkersbijdrage. De hoogte van dit bedrag bepalen ze voor zichzelf. Een richtlijn zou kunnen zijn: totaal gevraagd bedrag gedeeld door het aantal klanten = bijdrage per klant. Maar zo eenvoudig is het niet : klanten die arbeidsintensieve bestellingen plaatsen nemen verhoudingsgewijs een groter deel van de tijd van de winkelier in beslag. Bijvoorbeeld: 2 klanten besteden per maand hetzelfde bedrag, maar de ene koopt eens in de maand een bak met 12 flessen fruitsap, de andere iedere week 3 flessen en dan nog verschillende soorten. Het is duidelijk dat de winkelier aan de tweede klant veel meer tijd en werk moet besteden. Er zijn dus verschillende factoren die (kunnen) meespelen, ook het belang dat een klant hecht aan het voortbestaan van dit soort winkel, evt. de hoogte van zijn inkomen kan een factor zijn. Ondermeer om deze zaken te bespreken worden er geregeld klantenavonden georganiseerd. Daar kan dan ook, voorzover dit in de winkel niet al gebeurd is, ingegaan worden op vragen van de klanten,bvb. iemand wenst dat er vleeswaren zouden moeten verkrijgbaar zijn : is het ingaan op deze vraag te rijmen met het doel dat de initiatiefnemers zich gesteld hadden, nl. het leveren van bio-dynamische producten ? Eén of andere antroposoof wenst meer geest in zijn voedingspakket en vraagt naar geestrijke dranken : kan dat ? Allemaal vragen die in het gesprek tussen klant en winkelier opgelost kunnen worden.

Enkele voordelen van dit systeem :

* voor de winkelier:

1) hij is niet verplicht de klanten zoveel mogelijk op te solferen, hij levert wat zij vragen.
2) Erkenning : een aantal mensen is bereid om hem en inkomen toe te staan voor zijn werk.
3) Minder financieel risico: hij moet geen grote voorraden aanleggen, hij blijft bijna nooit met onverkochte waren zitten (de uitval in de Blauwe Bloem; 2% ! Ter vergelijking: de groenten-fruitafdeling in een grootwarenhuis moet tot 40% weggooien ; dit verlies wordt natuurlijk op voorhand in de prijs verrekend).
5) Efficiëntie : in samenspraak met de klant kan er afgesproken worden om slechts op beperkte tijdstippen open te zijn.

* voor de klant:

1) hij koopt wat hij nodig heeft, en niet wat hem in 't oog springt.
2) Hij weet waarop de prijs die hij betaalt gebaseerd is.
3) Hij betaalt minder ; daar er geen bederfbare waren moeten weggegooid worden wegens niet verkocht, wordt dit verlies ook niet in de prijs ingerekend.
4)Hij loopt nauwelijks het risico dat wat hij nodig heeft al uitverkocht is als hij 10 minuten voor sluitingstijd komt: zijn bestelling is klaar.
5) Menselijk contact met winkelier en andere klanten.
6) Bewuster consumeren en leven.

* voor de economie:

efficiëntie : er wordt geproduceerd waar echt vraag naar is, en ook niet meer dan de vraag. Niet zoals het huidig systeem : zoveel mogelijk produceren, dan middels dure reclamecampagnes dit proberen te verkopen, en, desnoods door productie te vernietigen, de winst hoog houden.

Vandaag de dag wordt er geproduceerd voor weinig bewuste consumenten. Mensen staan er niet bij stil welke gevolgen het voor de ganse maatschappij heeft als ze op ieder moment van de dag (nu ook al 's nachts en in het weekend) welgevulde rekken met alle mogelijke waren willen hebben. Dat leidt noodzakelijkerwijs tot verspilling. Verwende consumenten zullen het spijtig vinden om niet te kunnen "shoppen" in die overgevulde warenhuizen, met een waaier aan keuzemogelijkheden, die we, denkend aan de derde wereld, hemeltergend mogen noemen. Een aantal mensen zien hier waarschijnlijk zelfs hun vrijheid in, in dat ondoordachte consumeren. En terzelfdertijd laten ze zich hun echte vrijheid ontnemen in ruil voor wat brood en spelen. (Maar daarmee zitten we reeds in het geestesleven, en dit keer gingen we in het economisch leven blijven.)

Aan de hand van dit voorbeeld is, geloof ik, duidelijk hoe broederlijkheid al op kleine schaal kan werken. Vanuit een (voorlopig) kleine groep mensen gaat toch al een zekere druk uit naar de leverancier, en vandaar naar de producent, en voor men het weet is de ganse maatschappij driegeleed !

Om af te sluiten keren we even terug naar de theorie.
Een initiatief als de Blauwe Bloem bevindt zich in het economisch leven omdat het gaat over het verhandelen van waren, maar toch kunnen we er de drie gebieden in onderscheiden:

-geestesleven : de initiatiefnemers zijn vrij om hun doelstelling, en de manier om dit doel te verwezenlijken, te bepalen.
-rechtsleven : er worden afspraken met de klanten gemaakt, t.t.z. met mensen die akkoord kunnen gaan met de doelstelling van de initiatiefnemers.
-economisch leven : het eigenlijke winkelbedrijf, waar producent, tussenpersonen en afnemers zoveel mogelijk proberen aan mekaars behoeften te voldoen : broederlijkheid !

Terug naar de inhoudstafel .