HET ULTIEME MYSTERIE SCHUILT IN DE RATIO

Paarse tijden, bizarre tijden. Deze regering was een drager van hoop op authentieke vernieuwing. Maar tegelijk wordt zij bemand door zeer conservatieve politieke krachten, waarbij het zwaartepunt wellicht bij de Franstalige socialisten is te vinden. Wat wij momenteel beleven , is vanuit democratisch oogpunt tamelijk dramatisch. Enerzijds wordt de invoering van het referendum op burgerinitiatief op de lange baan geschoven. Anderzijds worden, verpakt als politieke vernieuwing, aan het hoogste tempo een serie hervormingen doorgevoerd, die onder het mom van progressiviteit de verworvenheden van de Verlichting afbreken.

De aanval op het vrije denken en het vrije woord lijkt nu wel definitief ingezet. Daarbij treedt, in vergelijking met twintig of dertig jaar geleden, een merkwaardige verschuiving op in de politieke fraseologie. In de jaren zestig leverde het communisme het geijkte vijandbeeld. Wie de heerschappij van het kapitaal en de opkomst van het globale kapitalisme aanvocht, was een communist en moest maatschappelijk worden uitgesloten. Bij uitbreiding werd eenieder die het systeem contesteerde gebombardeerd tot communist, of in het beste geval tot 'nuttige idioot' in dienst van het communisme. In Duitsland kwam er een verbod op verkiezings-deelname voor de communistische partij en een dito Berufsverbot.

De pointe van het hele scenario is daarbij het gegeven, dat het communisme niet liet échte alternatief of tegenbeeld vormt van het kapitalisme, maar een schertsalternatief. Het communisme is nooit een gevaarlijke uitdaging geweest voor het kapitalisme. In feite is het communisme een vorm van staatskapitalisme: de productiegoederen zijn niet langer het bezit van privé-kapitalisten, maar bezit van de staat, die op zijn beurt grondwettelijk onder de leiding staat van de communistische partij. Omdat die partij op zijn beurt volgens het leninistische principe van het 'democratisch centralisme' is ingericht, hebben de arbeiders en bedienden in een communistische economie eigenlijk niet langer een verzameling van aandeelhouders, maar een verzameling van hoge partijfunctionarissen als patroon. In die zin is het communisme eigenlijk alleen maar een aberrante en onefficiënte vorm van het kapitalisme.

Maar het communisme heeft doorheen de hele twintigste eeuw toch een belangrijke dienende rol vervuld voor het kapitalisme: door te poseren als het enige en ware alternatief voor het kapitalisme, vormde het door zijn feitelijke onaantrekkelijkheid (er zijn nooit grote vluchtelingenstromen van kapitalistische naar communistisch gebieden geweest, altijd was het andersom) en schreeuwende inefficiëntie eigenlijk een permanent argument voor het loutere behoud van het kapitalisme, en tegelijk functioneerde het als een soort muizenval annex sterfput voor allerlei mensen die vol engagement en goede wil wensten te ijveren voor een niet-kapitalistische en menswaardige economie.

Toen tien jaar geleden het communistisch stelsel als een vermolmde boom in elkaar zakte, ontstond voor het inmiddels geglobaliseerde kapitalisme de dringende nood aan een opvolger voor het communisme. Er diende een nieuw, en aan de nood der tijden aangepast vijandbeeld tot stand te komen, compleet met een aangepaste fraseologie. De alternatieve vijand werd het fascisme en het racisme, kortom uiterst rechts.

Uiterst rechts in Europa weegt intellectueel en politiek niet zwaar. Een figuur als Haider is eigenlijk vooral een soort handige paljas. Hij vormt in geen enkel opzicht een bedreiging voor het globale kapitalisme. Er is trouwens geen enkel fundamenteel verschil te bespeuren tussen het programma en het beleid van de huidige Belgische en Oostenrijkse regeringen. Die Oostenrijkse regering maakt zich niet schuldig aan de wandaden (folteringen, deportaties, bombardementen...) van regimes in landen als Iran, Rusland of Israël, allemaal staten waarmee onze regeringsleiders - met minister Louis Michel op kop - goede maatjes willen zijn. De hele boycotactie tegen Oostenrijk heeft dan ook niet als bedoeling, om één of ander de kop opstekend fascisme de pas af te snijden. De bedoeling is, om via de fixatie op de stropop Haider preventief het ontstaan van een onafhankelijke en vrije Europees politieke cultuur en menswaardige economie onmogelijk te maken, net zoals vroeger de fixatie op de communistische stropop de ontwikkeling van daadwerkelijke antikapitalistische alternatieven onmogelijk maakte. Haider stelt het huidige systeem weliswaar niet consequent in vraag, maar hij past toch niet naadloos in de plannen van de Europese economische en politieke elite, bijvoorbeeld doordat hij luidop verwijst naar het soevereiniteitsverlies van zijn land binnen de Europese constructie. De actie tegen Haider moet aan iedereen duidelijk maken dat politiek uit de pas lopen absoluut niet wordt geduld: iedereen moet naadloos de marsrichting volgen naar een ondemocratische Europese Superstaat. En tevens is het de bedoeling, om het ondemocratische Europese niveau als een soort morele waakhond en bewaker van maatschappelijke normen te doen aanvaarden.

De aanval tegen de burgerlijke vrijheden: berichten van het front

De dienaars van het globale kapitalisme streven in eerste instantie de installatie na van een opiniedictatuur. Daarbij geldt het principe, dat een dictatuur des te efficiënter werkt naarmate hij beter verdoken is. De opiniedictatuur bestaat uit twee luiken. Enerzijds is er een actieve campagne om bepaalde opvattingen kost wat kost bij het brede publiek ingang te doen vinden. Het gaat om de instandhouding van het ideologische rookgordijn. Eén voorbeeld is de bewering, dat wij in een 'democratie' leven. Alle politici hebben het voortdurend over 'onze democratie' en de traditionele partijen noemen zich in blok de 'democratische partijen'. De waarheid is dat wij niét leven in een democratie, maar in een particratie. Toch blijven vrijwel alle politici stereotiep spreken over 'onze democratie', en zij worden daarin natuurlijk gesteund (foor de weldenkende pers. Geen wonder: deze pers ontvangt grootschalige staatsubsidies en de journalisten leven in een soort symbiose met de politieke klasse. Regelmatig komen nieuwe ideologische concepten het jargon versterken. Zo moet de term 'actieve welvaartstaat' het feit verdoezelen, dat wij ondanks de stijgende productiviteit meer en langer moeten werken, om de stroom van rentes en dividenden naar kapitaalbezitters verder te laten aanwassen. Daarnaast bestaat er een actieve campagne om alle streven naar nationale soevereiniteit in Europa, en vooral in Duitsland, te demoniseren. Europa moet zich maar gedachtenloos in het door de USA gedomineerde globale kapitalisme inpassen. Tegelijk moet de bevolking voorbereid worden op de passieve acceptering van de vernietiging van wat nog rest aan Europese cultuur. De staatscontrole op het onderwijs, waarvan de inhoud voortdurend verder wordt getrivialiseerd, wordt voortdurend versterkt. Bijzondere aandacht gaat daarbij naar rassendiscriminatie en xenofobie. Waarom precies deze discriminaties?
Waarom bijvoorbeeld niet de discriminatie van de mensen met lage inkomens als zodanig? Het antwoord is eenvoudig: de bekamping van de discriminatie van mensen met lage inkomen stelt het kapitalisme in vraag, terwijl de bekamping van 'racisme' en 'xenofobie' juist het kapitalisme dient, omdat het de lokale particulariteiten en autonomieën bestrijdt en de massale migratiestromen voorbereidt die het globale kapitalisme voor zijn handhaving nodig heeft.

De eigenlijke ideologische kern van de opiniedictatuur bestaat in de ontkenning van het individuele, met reden en geweten begiftigde menselijke 'ik'. Meer en meer worden wij, in naam van de politieke correctheid , de emancipatie en het zogenaamde anti-racisme, gereduceerd tot vertegen-woordigers van biologische categorieën. Een van de meest ontstellende maatregelen die nu in de pijplijn zitten, is de mogelijkheid om statistisch materiaal aan te voeren als bewijs voor discriminatie. Indien in uw stad vijftien procent allochtonen wonen, dan moet uw bedrijf ook zowat vijftien procent allochtone werknemers in dienst hebben, moet uw school ongeveer vijftien procent allochtone leraren en leerlingen tellen enz.; zoniet, rust de verdenking van racisme op uw instelling. Dit soort regels impliceert dat mensen moeten gecatalogeerd worden volgens ras of afkomst, en dat men bij het sluiten van bijvoorbeeld arbeids- of huurovereenkomsten met ras of afkomst rekening moet houden om de 'evenwichten' te respecteren. Met andere woorden: deze zogezegd antiracistische wet verplicht de mensen om elkaar constant door een rassenbril te bekijken. Een belangrijke component van deze ideologische terreur is de permanente en onterechte culpabilisering. Indien men bijvoorbeeld vaststelt dat verhoudingsgewijs veel allochtone leerlingen in het beroepsonderwijs terechtkomen, dan wordt dit automatisch toegeschreven aan een gebrek aan 'kansen' en aan discriminatie. De zeer plausibele mogelijkheid dat deze groep gemiddeld minder genetisch bepaalde intellectuele begaafdheid bezit, wordt nooit onderzocht.

Een andere vorm van biologisme die steeds meer de kop opsteekt is de invoering van geslachtelijke quota. De parlementaire werkgroep voor politieke vernieuwing schijnt maar weinig ijver aan de dag te leggen voor de invoering van het referendum. Maar de invoering van het zogenaamde ritsprincipe op de lijsten lijkt een hoge prioriteit te zijn. Ook hier geldt, dat een biologisch kenmerk gebruikt wordt om groepsevenwichten te creëren waaraan de individuen ondergeschikt worden gemaakt. Door de invoering van zo'n biologistische quorums wordt de kans op verkiezing expliciet afhankelijk gemaakt van het geslacht van het individu. De eigenlijke individualiteit, de innerlijke eigenschappen die de basis vormen voor het vertrouwen, worden ondergeschikt gemaakt aan de biologische kenmerken. De geest van deze maatregelen is volkomen retrograad, en werpt ons terug in de diepe Middeleeuwen. Het meest absurde is, dat de voorstanders van zulke maatregelen zich als 'progressief' beschouwen. Om het achterlijk karakter van het biologisme te maskeren wordt het nieuwspraak-vocabularium uitgebreid met een reeks nieuwe termen. Zo spreekt men in verband met de geslachtelijke quorums over 'paritaire democratie'. Beide delen van deze uitdrukking zijn op zich een leugen. Vooreerst bedoelen diegenen die deze term invoeren met 'democratie' eigenlijk 'particratie'. Ook de term 'paritair' is in alle opzichten willekeurig. Ten eerste maakt het feit, dat er evenveel vrouwen als mannen in het parle-ment zitten, helemaal geen eind aan de gigantische impariteit die bestaat tussen de paar honderd parlementairen, die het monopolie op het wet-gevend werk behouden, en de miljoenen burgers - mannen en vrouwen - die de activiteit van die parlementairen machteloos moeten ondergaan. Ten tweede is de geslachtelijke scheidingslijn op zich willekeurig gekozen. Het verschil tussen mensen met een laag inkomen en mensen met een hoog inkomen is eindeloos veel groter dan het verschil tussen mannen met een hoog inkomen en vrouwen met een hoog inkomen. Maar natuurlijk wordt niet naar een inkomenspariteit in het parlement gestreefd. Het idee! De politieke prioriteit van de kamercommissie voor politieke vernieuwing lijkt vooralsnog de installatie van het biologisme te zijn, terwijl echte burgerdemocratie met directe volkssoevereiniteit op de lange baan wordt geschoven.

De bedreiging van het recht op vrije vereniging

Verenigingen die niet de gewenste ideeën of opvattingen koesteren, of die oncontroleerbaar gedachtengoed dreigen te ontwikkelen, worden gediaboliseerd en de vervolging ervan wordt in de steigers gezet. Momenteel richt de aanval zich vooral op extreem-rechtse partijen en op de zogenaamde sektes. Men dient zich geen illusies te maken: het verbod op het Vlaams Blok wordt wel degelijk voorbereid. Door toenemende verscherping van de beperking op de vrije meningsuiting zal het Blok vroeg of laat niet meer aan een veroordeling kunnen ontsnappen, waarna de partijfinanciering zal worden drooggelegd. Dit scenario wordt met grote ijver en verbetenheid voorbereid. Het verbod op het Vlaams Blok zal dienen als precedent voor het verbod op alle mogelijke andere politiek niet-correcte formaties. In Ecolo zijn reeds stemmen opgegaan om de communistische PvdA te verbieden. Maar ook niet-politieke verenigingen komen steeds meer onder vuur te liggen. De sektenvervolging rukt verder op. In Frankrijk heeft deze tendens reeds virulente vormen aangenomen. In Frankrijk is de voorzitter van de Franse sekten-commissie, Jacques Guyard, op 21 maart weliswaar veroordeeld omdat hij de antroposofische vereniging zonder enig bewijs als een sektarische organisatie had bestempeld. Het meest typerend is misschien, dat Guyard zich voor zijn uitlating beriep op het 'geheim' karakter van de werking der parlementaire sektecommissie. Het vervolgingsbeleid gaat echter gewoon verder. In Frankrijk werd bijvoorbeeld in december een massale controle-actie, eigenlijk een regelrechte razzia, tegen de 17 aldaar gevestigde Steinerscholen doorgevoerd. Blijkbaar was deze actie bedoeld, om vooralsnog bewijzen te verzamelen voor de beschuldiging die door Guyard was geformuleerd (de aanval die de politieke klasse momenteel richt tegen het vrije denken, het recht op vrije vereniging en het vrije woord , moet over het algemeen in nauwe samenhang worden gezien met de aftakeling van de vrijheid van onderwijs en de academische vrijheid; het middelbaar onderwijs wordt steeds openlijker onderworpen aan de eisen van het bedrijfsleven, en de universiteiten en de academische vrijheid worden in steeds verdergaande mate uitverkocht - zie het interessante artikel van Luc Huyse in De Morgen - 25 maart 2000, p.31). De razzia leverde totaal niets op, maar illustreert ondertussen wel hoe diep de verstrengeling van wetgevende en uitvoerende macht in Frankrijk gaat, en hoe ver de invloed reikt van de in het verborgene opererende verenigingen die ongetwijfeld de inspiratiebron zijn achter het huidige offensief tegen de burgerlijke vrijheden.

Een onthullend arrest

In België heeft het Arbitragehof op 21 maart de klacht van de Antroposofische Vereniging tegen de oprichting van een 'Informatie- en Adviescentrum inzake schadelijke sektarische organisaties' verworpen en daarbij een arrest geproduceerd, dat tamelijk nauwkeurig de nieuw opkomende vrijheidsbeperkende ideologie weergeeft. Het arrest is in twee fundamentele opzichten onthullend.

Vooreerst bevestigt het arrest in wezen de visie van de regering, dat een organisatie officieel 'schadelijk' kan zijn zonder de wet te overtreden. De regering stelde in haar verdediging: "Het komt het Centrum niet toe lijsten of andere systematische overzichten van schadelijke organisaties publiek te maken. Dit belet evenwel niet dat het Centrum op vraag van het publiek informatie verschaft over de, naar haar kennis, schadelijke aspecten van de levensbeschouwelijke of religieuze organisaties die het als schadelijk beschouwt. Het begrip 'schadelijk' verwijst naar de definitie bepaald in artikel 2 van het amendement. Het Centrum zal eveneens voor het publiek het aanspreekpunt vormen. De burger die informatie wenst over de schadelijke sektarische organisaties of het slachtoffer van de praktijken van dergelijke organisaties is moet met zijn vragen bij een centraal punt terecht kunnen". Met andere woorden: het 'Informatie- en adviescentrum zal ten overstaan van informerende personen wel degelijk laten weten welke organisaties het als schadelijk beschouwt en waarom. Het deelt dus officiële 'labels' uit, zonder dat hiertegen enige vorm van beroep mogelijk is. Van staatswege wordt dus een limbo ingesteld van activiteiten en organistievormen, die weliswaar niet onwettig doch wel 'gevaarlijk' zijn.

Ten tweede: het Arbitragehof gaat zelfs nog een stap verder door het officiële begrip 'gevaarlijke opinie' in te voeren. In het arrest luidt het: "Het Centrum kan enkel het publiek op preventieve wijze informeren over de activiteiten van een vereniging, zodat het met kennis van zaken de opinies die gevaarlijk kunnen zijn, maar die vrij geuit worden door een dergelijke vereniging, kan beoordelen".

Kunnen opinies gevaarlijk zijn? Het antwoord kan om principiëel logische redenen alleen maar negatief zijn. Het denkbeeld dat opinies gevaarlijk kunnen zijn impliceert het voorhanden zijn van een soort hogere opinie of meta-opinie, van waaruit men dan de 'gewone' opinies in gevaarlijke en ongevaarlijke kan onderscheiden. Natuurlijk bestaat zo'n niveau van meta-opinies niet: het vrije denken is voor zichzelf de enige en niet verder herleidbare toetssteen. Het vrije denken van de mensen produceert voortdurend opvattingen, opinies en ideeën, die met elkaar in de clinch gaan; en uit deze vrije, chaotische strijd ontstaan weer nieuwe opvattingen, meer en meer met waarheid aangereikt naarmate de strijd heviger en vrijer is. Aan dit proces is niets gevaarlijks; het is integendeel de onderdrukking ervan die gevaren oplevert (en tevens de menselijke waardigheid aantast).

Het is, om een realistisch voorbeeld te nemen, helemaal niet gevaarlijk om te beweren, dat AIDS geen virale aandoening is. Wat wel gevaarlijk kan zijn, is de onwettige uitoefening van de geneeskunde op basis van deze overtuiging. Dan gaat het niet meer om opinies, maar om medische handelingen. Een democratische samenleving kan perfect opleggen, dat voor bepaalde handelingen een bepaalde bevoegdheid moet bewezen worden. Het zijn dan echter de handelingen, en niet de opinies, die gevaarlijk kunnen zijn en geregeld moeten worden. Iemand die zich als arts voordoet en op basis van de vermelde opinie iemand een AIDS- besmetting bezorgt, kan heel goed vervolgd worden, maar niet om zijn opinie als zodanig, doch wel omdat hij onwettig de geneeskunde beoefent. En een erkend arts die hetzelfde doet, kan voor een beroepsfout vervolgd worden. De opinie als dusdanig, geventileerd in bijvoorbeeld een wetenschappelijk tijdschrift, is niet gevaarlijk.De betrokken onderzoeker zal het wellicht moeilijk hebben om zijn opinie in het vrije debat te laten standhouden, maar dat is juist de kracht van het Vrije Woord: dat het verkeerde of foute opinies op termijn uitwiedt. Problematisch en gevaarlijk kan het pas worden, wanneer men met de opinies bepaalde handelingen gaat verbinden. Handelingen kunnen gevaarlijk zijn, opinies als zodanig nooit. En wetten kunnen handelingen verbieden, maar geen opinies. Sektes kunnen, evengoed als andere organisaties, overgaan tot onwettige handelingen zoals vrijheidsberoving, onwettige uitoefening van de geneeskunde, diefstal of fiscale fraude. En sektes die zich aan zo'n onwettige praktijken overgeven kunnen eventueel als gevaarlijk' worden beschouwd, net als supportersclubs , commerciële bedrijven of politieke partijen die hetzelfde doen. De term 'gevaarlijk' drukt dan uit, dat de organisatie en haar leden zich voortdurend aan wetsovertredingen schuldig maken. Maar de 'opinies' of doctrines van de sekte als zodanig, los van enige daad, kunnen niet vanuit enig objectief hoger standpunt het label 'gevaarlijk' toegediend krijgen. Dit blijkt ondermeer uit het feit dat bijna alle belangrijke opvattingen die we nu als vanzelfsprekend beschouwen (heliocentrisme;de noodzaak van vrij wetenschappelijk onderzoek; vrije menings-uiting...) ooit als 'gevaarlijk' werden betiteld (Galileï, Vesalius, Voltaire...). Natuurlijk zijn ook vele als gevaarlijk beschouwde opinies nu verdwenen. Maar ze verdwenen omdat ze in de strijd tussen de ideeën als verkeerd werden ontmaskerd.

Het Arbitragehof is blijkbaar een andere mening toegedaan. Het meent dat een staatsinstelling op één of andere miraculeuze wijze wel degelijk toegang heeft tot een hoger waarheidsniveau, dat toelaat om de onder de burgers circulerende opinies 'objectief' te verdelen in gevaarlijk of ongevaarlijk, schadelijk of onschadelijk. Hierdoor heeft het Arbitragehof principieel de idealen van de Verlichting verlaten en voor de autoritaire staat en de gedachtenpolitie geopteerd. Hoe irreëel het standpunt van het Arbitragehof is, blijkt reeds uit de bemanning van het Centrum, dat volgestouwd wordt met leden van katholieke, vrijzinnige en skeptische organisaties, die nu met de wet en de subsidiegelden in de hand hun ideologische concurrenten kunnen bestoken. Vermits het Centrum in wezen bevolkt wordt door mensen uit de Kerk en uit de loges, waarbij voor de rest natuurlijk zorgvuldig is rekening gehouden met de 'politieke evenwichten', kan men gemakkelijk raden welke opinies 'gevaarlijk' zullen geacht worden.

In werkelijkheid gaat het bij de sektenbestrijding niet om de bescherming van de burgers, maar wel om de installatie van gedachtencontrole. De Antroposofische Vereniging beriep zich bij haar verzet tegen de wet op het gelijkheidsbeginsel, in de zin dat enkel levensbeschouwelijke verenigingen met een preventief agerend centrum worden bedacht, terwijl andere organisaties niet op dezelfde wijze worden behandeld, terwijl nergens is aangetoond, dat het levensbeschouwelijk element als zodanig bijdraagt aan de vermeende gevaarlijkheid der sekten. Het Arbitragehof heeft ervoor gekozen, om dit bezwaar eenvoudig naast zich neer te leggen, zonder verantwoording. In het Arrest heet het: "Het kenmerkende van schadelijke sektarische organisaties is dat zij (...) een levensbeschouwelijk of godsdienstig doel hebben of minstens pretenderen een zodanig doel te hebben en zich in hun organisatie of in hun praktijken overgeven aan de vermelde schadelijke onwettige activiteiten. Precies het echt of vermeend levensbeschouwelijk of eligieus karakter van die organisaties lijkt hen aantrekkelijk te maken voor een deel van de bevolking en verklaart dan ook de bijzondere bezorgdheid waarop de bestreden wet beoogt te antwoorden. Het onderscheid tussen de schadelijke sektarische organisaties en andere schadelijke organisaties berust aldus op een objectief criterium en kan in redelijkheid niet voor onverantwoord worden gehouden". Maar het aangevoerde middel had helemaal geen betrekking op het feit dat het onderscheid tussen sektarische organisaties en andere organisaties niet objectief kon worden vastgesteld. Evenmin werd beweerd, dat het levensbeschouwelijke of religieuze aspect voor een deel van de bevolking geen aantrekkelijk element kan zijn. Het aangevoerde middel betoogde, dat bijkomende schadelijkheid door het levensbeschouwelijk of religieus karakter van een vereniging nergens werd aangetoond. Er zijn bijvoorbeeld organisaties die door hun sportief, politiek of paramilitair karakter extra aantrekkelijk zijn voor een deel van de bevol-king. Men zou bijvoorbeeld kunnen stellen, geheel in de logica van de regering en het Arbitragehof, dat het sportief karakter van supportersverenigingen hen aantrekkelijk maakt voor een deel van de bevolking, en dat dit sportief karakter bovendien een objectief criterium vormt dat hen onderscheidt van andere verenigingen. Vermits bepaalde sportverenigingen schadelijk kunnen zijn zou, indien het gelijkheidsbeginsel ernstig wordt genomen, ook voor hen een Informatie- en Adviescentrum moeten worden opgericht. Indien voor supportersclubs en hooliganbendes niet zo'n Centrum wordt opgericht, en tegelijk niet wordt aangetoond waarom nu precies een levensbeschouwelijke (in tegenstelling tot bv. een sportieve) dimensie meer gevaar produceert, dan moet worden besloten dat wel degelijk het levensbeschouwelijke als zodanig geviseerd wordt. Nergens werd een studie gemaakt, waaruit bijvoorbeeld blijkt dat sekten meer doden , zieken, drankmisbruik enz. teweegbrengen dan sport-verenigingen (of wat voor andere verenigingen dan ook).

Gedachtencontrole dus. Het vonnis van het Arbitragehof roept bijgevolg dringend de vraag op die gesteld werd in L'Express' (27 januari 2000, p.86): "Déjà, sous la pression des affaires, en Italie et en Grande-Bretagne, magistrats et policiers doivent déclarer leur appartenance à une loge. Une perspective inacceptable pour les 110.000 maçons français viscéralement attachés à la culture du secret" ('Onder druk van de schandalen moeten in Italië en Groot-Brittannië de magistraten en politie-ambtenaren reeds hun lidmaatschap van een loge bekendmaken. Een perspectief dat onaanvaardbaar is voor de 110.000 Franse loge-leden, die krampachtig vasthouden aan hun cultuur van geheimhouding'). Zeker, het behoort tot de kern van een rechtsstaat dat er vertrouwen is in het gerecht. Maar hoe kan er vertrouwen zijn, wanneer men weet dat het parlementslid en de rechter wellicht behoren tot hetzelfde geheim genootschap waarmee de klager it de clinch gaat? De bekendmaking van de ideologische lidmaatschappen van parlementsleden en rechters zou een essentieel onderdeel moeten vormen van de openbaarheid van bestuur.

Het wonder van de Verlichting

De repressieve kramp die momenteel doorheen onze samenleving trekt is gericht tegen de verwor-venheden van de Verlichting. Het is daarom nodig, om de kern van deze verworvenheden in alle klaarheid te herkennen. Deze kern is ten gronde spiritueel. Wat in de Verlichting aan de oppervlakte doorbrak, en zich doorheen alle mogelijke revoluties en menselijk lijden een weg naar het bewustzij baande, is de kiem van een spiritueel mensbeeld. Het gelijkheidsbeginsel, waarop de verwerping van de absolute monarchie en de onderschrijving van het democratisch ideaal stoelt, kan immers nooit gegrond zijn op een materialistische mensvisie. In lichamelijk opzicht zijn mensen verschillend. Sommigen beweren dat deze verschillen 'klein' en daarom in juridisch opzicht verwaarloosbaar zijn, maar deze bewering is gratuit, omdat er geen onafhankelijke maatstaf bestaat om binnen het fysieke werkelijkheisdomein een verschil als 'objectief groot' of 'objectief klein' te bestempelen. Mensen vertonen wel degelijk verschillen inzake vermogens en bekwaamheden, die maatschappelijk zeer relevant kunnen zijn. Het Verlichtingsideaal gaat er echter van uit, dat deze verschillen niet het eigenlijke menszijn raken. Met andere woorden: mensen hebben verschillen, maar mensen zijn gelijk. En de vraag naar wat in de mens precies gelijk is, leidt tot het spirituele. Het is voor het onbevooroordeelde menselijke denken onmiddellijk duidelijk dat de werkelijkheid niet herleidbaar is tot het materiële aspect ervan , zoals dat wordt beschreven door de natuurwetenschappen. We hebben namelijk onmiddellijk kennis van een aspect van de werkelijkheid dat door geen enkele natuurkundige of scheikundige wet wordt voorspeld, te weten het bewustzijn als zodanig. Het bewustzijn is ons onmiddellijk gegeven, en komt voor alle kennis omtrent de stof, want het bewust-zijn is juist een bestaansvoorwaarde voor iedere kennis. Wanneer we dit bewustzijn onder de lens van ons denken leggen, ontdekken we dat onthechte aandacht de verschijningsvorm is van het bewustzijn die vereist wordt voor de verwerving van alle mogelijke vormen van kennis en inzicht. Wil de aandacht inderdaad op de verwerving van waarheid zijn gericht, dan dient hij onthecht te zijn van begeerte en uit te gaan van een morele optie, namelijk de optie voor de waarheid. Goethe heeft dit punt zeer scherp gezien: "In der Naturforschung bedarf es eines kategorischen Imperatives so gut als im sittlichen; nur bedenke man, daß man dadurch nicht am Ende, sondern erst am Anfang ist" ('In het natuurkundig onderzoek heeft men ook en categorische imperatief nodig, evengoed als op zedelijk domein. Men bedenke evenwel, dat men dan aan het begin en niet aan het einde van de wetenschappelijke activiteit staat'- Maximen und Reflexionen 574). Wanneer we de onthechte aandacht op de andere mens richten, neemt deze de bijzondere vorm aan van nog ongedifferentieerde betrokkenheid. De aandacht kan niet anders dan zich metamorfoseren in betrokkenheid, wanneer zij op de andere mens is gericht en het eigenlijk menselijke in die andere mens daadwerkelijkheid in het visier krijgt. Dat is een feit dat wij, met ons denken als waarnemingsorgaan op het verschijnsel aandacht gericht, objectief kunnen vaststellen. Het is deze ongedifferentieerde betrokkenheid, die enerzijds de kern van het menszijn en van de menselijke moraliteit uitmaakt en anderzijds de objectieve grondslag vormt voor het gelijkheidsideaal. Betrokkenheid is de eigenlijke substantie waaruit een samenleving bestaat: betrokkenheid is sociaal kapitaal. Betrokkenheid als zodanig bestaat slechts onder één vorm, net zoals er slechts één soort wit is (daarom bestaat er - zoals Wittgenstein opmerkte - geen doorschij-nend wit glas op dezelfde wijze, als er bv. doorschijnend rood of groen glas bestaat; wit als zodanig laat geen nuances toe). De mens heeft een lichaam, gewoontes, een karakter... maar hij is betrokkenheid. De kern van ons wezen is onze allerindividueelste betrokkenheid op de ander.

Het niveau waarop mensen gelijk zijn - het niveau van de betrokkenheid - is enerzijds onstoffelijk, maar anderzijds mits enige inspanning toch voor de rede en voor het denken volkomen transparant. We kunnen al denkend tot dit niveau doordringen met behoud van een moderne, objectiverende en wetenschappelijke geestesgesteldheid. Dat is het uitgangspunt voor een rationele en sociale spirituali teit: het mysterie dat wij met de ratio de grondslag voor de menselijke gelijkheid in het vizier kunnen krijgen. Het is precies omwille van het feit, dat de meeste mensen hiertoe reeds spontaan en louter intuïtief tot op zekere hoogte in staat zijn, dat het concept van de met rede en geweten begiftigde mens zich heeft kunnen vestigen- In het recht maken we een onderscheid tussen 'schuldig' en 'niet schuldig', en we houden rekening met elementen als 'niet toerekeningsvatbaar' of 'verminderd toerekeningsvatbaar'. We gaan er dus van uit dat de mondige mens normaliter toegang heeft tot een gemeenschappelijk niet-stoffelijk domein, namelijk de met gedachten doorweven betrokkenheid. Zonder deze premisse zijn objeciviteit, recht en democratie eigenlijk ondenkbaar.

De aanval die zich momenteel ontplooit tegenover de waarden van de Verlichting, heeft als bijzonder kenmerk dat hij alleen maar kan afgeslagen worden door zich uitdrukkelijk op het bovengaande te steunen en het rationeel inzicht in de eigenlijke wezenskern van de mens consequent te cultiveren. Daarin verschilt de huidige aanval op de vrije samenleving tamelijk fundamenteel van het vorige offensief tegen de Verlichting, dat met het nazisme zijn hoogtepunt bereikte. Het nazisme was geba-seerd op een volle erkenning van de fysieke verschillen die mensen onderling vertonen, gecombineerd met een ontkenning van de niet-materiële of spirituele zijde van de mens. De individuele mens werd dus gereduceerd tot het exemplaar van een ras. Het huidige biologisme is gebaseerd op een gedeeltelijke ontkenning van de fysieke verschillen tussen de mensen, om op basis hiervan een soort pseudo-spirituele mensvisie door te voeren: er wort gestreefd naar gelijkheid - en gelijkheid is zoals we zagen op zich een spiritueel begrip -, maar deze gelijkheid wordt niet op spirituele grondslag geves-tigd maar op basis van een valse fysieke gelijkheid. Tegenover het nazisme volstond het om in algemeen-menselijke zin beroep te doen op het spirituele karakter van de mens, op zijn intrinsieke waardigheid die iedere fysieke dimensie oversteeg en als zodanig niet verder moest gespecifieerd of gediversifieerd worden. Tegenover het biologisme, dat daadwerkelijk als de hogere , schijnbaar meer beschaafde maar ten gronde veel gevaarlijker opvolger van het nazisme moet beschouwd worden, kan slechts weerstand geboden worden indien men wel binnen het spirituele domein langs puur rationele en objectief-denkende weg vermag te diversifiëren. We kunnen nu niet meer volstaan met een spontane intuitieve aanraking van het begrip 'menselijke gelijkheid', doch we moeten bewust de natuur van de grondslag voor de menselijke gelijk-heid in het oog vatten, om het authentieke gelijkheidsbegrip van valse opvattingen omtrent gelijkheid te kunnen onderscheiden. Dit betekent dat de politicus van de 21 ste eeuw een aanzienlijke meditatief-denkende inspanning moet leveren, om voor zijn geestesoog nauwkeurige beelden te vormen over wat nu eigenlijk menselijk zelfbewust-zijn, menselijk denken en menselijke aandacht en betrokkenheid zijn, en hoe deze werkelijkheden relateren tot rechtscreatie en democratie. Tegelijk moeten we de ongelijkheden die op fysiek vlak tussen mensen bestaan frontaal leren kennen en erkennen, niet om er rechtsverschillen op te grond-vesten, maar precies om de biologistische rechts-verschillen die nu worden ingevoerd te kunnen bekampen.

Aan de verre horizont: de daadwerkelijke democratie

Wat is democratie? Een democratie komt tot stand, wanneer het volk daadwerkelijk soeverein is, en daadwerkelijk bij alle belangrijke aangelegenheden het laatste woord heeft. We moeten niet geloven, dat met de invoering van het beslissend referendum op burgerinitiatief effectief een levend democratisch regime is ingesteld. Door de invoering van het bindend referendum op volksinitiatief wordt de democratie formeel ingevoerd. Niet meer of niet minder. De invoering van het beslissend referendum op burgerinitiatief is, logisch en feitelijk gezien, de onvermijdelijke tussenstap om tot levende democratie te komen. Met de invoering van het referendumrecht wordt het principe van de volksoevereiniteit ingesteld. Slechts wanneer de burgers bij het wetgevend werk structureel het laatste woord hebben, kan van democratie sprake zijn. Zolang dit punt niet is gerealiseerd, leven wij niet in een democratie doch in een particratie.

Een levende democratie ontstaat pas, wanneer de (nog in te voeren) formele democratie wordt gebruikt om te komen tot een situatie van feitelijke soeveiniteit. Het volk zal, na de invoering van een formele directe democratie, langs de ontstane democratische weg nog de wetten moeten maken die gaandeweg tot steeds diepere levende democratie leiden. Zo moet bijvoorbeeld een weg gevonden worden naar volledige vrije meningsuiting en volledige vrijheid van vereniging.

De bekroning van die ontwikkeling zal echter pas worden bereikt, wanneer de monetaire kreditering zal gedemocratiseerd worden. Het belangrijkste type van besluitvorming, namelijk de beslissingen over wie krediet krijgt om welke ondernemingen (in de algemeenste zin) op touw te zetten, ligt momenteel volledig buiten het bereik van de bevolking. Het zijn bankiers en andere financiers die eigenlijk bepalen, hoe onze samenleving, onze landschappen, en onze productenkorven aan goederen en diensten eruit zien. Het bolwerk van de anti-democratie situeert zich in het financiële domein. Het zijn de bankbesturen en grootgeldbezitters, die via de verlening van krediet bepalen welke nieuwe economische en maatschappelijke activiteiten en doelstellingen een kans krijgen. Dat moet veranderen. Sommige banken, zoals de Triodosbank, doen reeds enige oefeningen in die richting, maar we moeten beseffen dat het hier pas om de allereerste schemering gaat die een nog verre dageraad aankondigt. De directe democratie waarvoor wij nu ijveren is slechts de onontwijkbare toegangspoort tot een nog radicale vorm van democratie die in de toekomst verscholen ligt, als het zaad in een nog onrijpe vrucht.