De Witte Werf 1-2, februari 2000


WELKE DEMOCRATIE ?

 

Haider heeft in elk geval één verdienste: de toetreding van zijn partij tot de Oostenrijkse regeringscoalitie maakt duidelijk, dat het veel gehanteerde begrip 'democratie' uitklaring behoeft. "De democratieën zijn boos", wist minister Laurette Onckelinx te vertellen. Over welke democratieën heeft zij het eigenlijk? Is Oostenrijk plots geen democratie meer? En is België eigenlijk wel een democratie? Onze huidige eerste minister heeft in een vroeger leven herhaaldelijk gesteld dat wij niet leven in een democratie, doch in een particratie. Zijn mening wordt ongetwijfeld gedeeld door de meeste Belgen. Over welk soort democratie spreekt Onckelinx dan eigenlijk? In welk opzicht verschillen de daden en de voornemens van Haider eigenlijk van de daden en voornemens van de 'democratische' partijen?

Het dilemma wordt nog acuter wanneer we het lijstje van Oostenrijks aanklagers overlopen.

Op de eerste rij staat Israël. Dit land bezet grondgebied van zijn noordelijke buurlanden, heeft een deel van de eigen bevolking (de Palestijnen) in een soort thuislanden ondergebracht, en verbiedt deelname aan de verkiezingen voor iedere politieke partij die van Israël een lekenstaat willen maken (momenteel is Israël een Joodse staat, die wettelijk discrimineert op basis van religie). Meer dan 90% van de grond in Israël is staatseigendom, en op deze gronden mogen enkel Joden wonen of een economische activiteit beginnen. Israëlische staatsburgers hebben hun etnisch-religieuse categorie (Jood, Arabier, Druze..) op hun paspoort vermeld, en op basis hiervan genieten ze meer of minder rechten. Oostenrijk heeft geen enkele vergelijkbare wanregeling op zijn actief, noch is de huidige Oostenrijkse regering van plan maatregelen van het Israëlisch caliber in te voeren. Terwijl gemobiliseerd wordt tegen Oostenrijk, dat zijn buurlanden volledig met rust laat, bombardeerde Israël de elektriciteitscentrales rond Beiroet. Onze regering keek bij die gelegenheid (zoals gewoonlijk) naar de andere kant.

 

En zijn aanklagende politici, met Belgen en Fransen in de voorhoede, wel zo zuiver op de graad? Laurette Onckelinx is lid van een partij die betrokken was in een omkoopschandaal, en wie Franse kranten leest weet dat ook de Franse 'democratische' partijen in corruptieschandalen verwikkeld zijn (waarbij vergeleken de geheime potjes van de Duitse christen-democraten peanuts zijn). Diezelfde Franse en Belgische partijen die zich druk maken over het anti-democratische gevaar in Oostenrijk organiseren in eigen land de beperking van de vrije meningsuiting (de wetten tegen revisionisme en racisme worden eerlang gevolgd door nog verdergaande vormen van spreekverbod) en de religieuse discriminatie (godsdiensten met miljoenen doden op hun passief - zoals het katholicisme of de islam - worden gul gesubsidieerd terwijl de vervolging van zogenaamd 'gevaarlijke' sekten in de steigers wordt gezet).

 

En waarom Oostenrijk? Elders in Europa voert Rusland een smerige oorlog, compleet met bombardementen op burgerdoelen, martelingen en ontvoeringen, tegen een klein volk, dat in de 19de eeuw door de tsaristische dictatuur werd gekoloniseerd en alleen maar vrijheid wil. Onze regering kijkt naar de andere kant.

 

Heel geloofwaardig is dat allemaal niet.

 

Het eigenlijke probleem wordt niet gevormd door FPÖ of het Vlaams Blok als zodanig. Het probleem is, dat Haider en het Vlaams Blok juist zo weinig verschillen van de partijen die zich 'democratisch' noemen. Het echte probleem is de achtergebleven ontwikkeling van de Westerse democratie.

Waarom heeft Haider zijn machtige positie bereikt? Waarom zal het Vlaams Blok bij de komende verkiezingen weer vooruitgaan? De verklaring ligt in het gebrekkige democratische systeem, dat burgers geen mogelijkheid biedt om zich gedifferentieerd uit te spreken. In een puur vertegenwoordigende democratie kan een ontevreden burger niet spreken. Hij kan enkel een soort dierlijke kreet slaken, door te stemmen op een protestpartij. En wanneer zo'n kreet dan weerklinkt, kruipen de respectabele politici in hun schulp en gaan ze de democratie nog meer vrezen. Het is een zelfversterkend proces.

 

Wat de Belgische regering momenteel doet, is gemakkelijk en goedkoop. Het is gemakkelijk om de regering van een klein land te demoniseren. Heel wat moeilijker is het, om te laten zien waarin het verschil tussen de Belgische en Oostenrijkse regeercoalities schuilt. Laat de huidige regering eerst maar eens tonen, dat zij echt democratischer is dan de Oostenrijkse. Want dramatische verschillen tussen de Belgische en Oostenrijkse regeeraccoorden zijn niet te zien.

 

Laat ons eens het cruciale punt bekijken: de invoering van het referendum op volksinitiatief. Dit punt komt zowel in de Belgische als in de Oostenrijkse regeringsverklaring voor (zie verder in deze Witte Werf). De Oostenrijkse regeringsverklaring is specifiek: de nieuwe rechtse regering wil alleen maar een nep-referendum invoeren, met een onwerkbaar hoge handtekeningdrempel van 15% en met allerhande uitgesloten onderwerpen (Haider wil zijn volk bijvoorbeeld geen grondwettelijke referenda op volksinitiatief toestaan, de Oostenrijkse bevolking mag zich niet uitspreken tegen Europese rechtsbepalingen enz.). De Belgische regeringsverklaring is niet specifiek, en dat is niet toevallig. In de huidige coalitie zitten immers zowel voor- als tegenstanders van directe democratie. Veel zal afhangen van de kamercommissie voor politieke vernieuwing. Wat wij in de eerste plaats nodig hebben, is een systeem naar Zwitsers model, met directe volkssoevereiniteit over alle aangelegenheden, via een werkbaar referendum.

 

Indien onze politici net als de Oostenrijkse kiezen voor de invoering van een nep-referendum , dan zijn ze geen haar beter dan hun Oostenrijkse collega's. Enkel wanneer ze kiezen voor volwaardige volkssoevereiniteit, door de invoering van een authentiek en werkbaar referendum, zitten ze in een morele positie om de Oostenrijkse regering als ondemocratisch te bestempelen.

 

Er tekenen zich op het Europese toneel twee wegen af.

 

De eerste weg wordt momenteel gevolgd door de Franse regering. Hoewel de voorstanders van deze weg zich bedienen van progressief en politiek correct klinkende taal, breken zij in feite de verworvenheden af die sinds de Verlichting op ons continent gaandeweg zijn bereikt. Zij dringen de vrijheid van meningsuiting terug, en door het installeren van ondemocratische besluitvormingsniveau's boven de nationale staten breken zij ook de soevereiniteit van de burgers af. Het Vlaams Blok of Haider zijn niet salonfähig, niet omdat ze minder 'democratisch' zouden zijn dan de gevestigde politieke partijen, maar wel omdat ze zandkorrels vormen in de antidemocratische EU-machine die door de Europese politiek elite wordt opgebouwd. Eén van de grote zonden die de FPÖ in de ogen van haar Europese tegenstanders heeft begaan, is trouwens de (vergeefse) eis tot een referendum over de Europese Muntunie geweest.

 

De tweede weg, de enige die echt met de volkswil overeenstemt, is die van de installatie van een volwaardig direct-democratisch besluitvormingskanaal in alle Europese landen en op alle bestuursniveau's. Het momenteel bestaande half-democratische bestel respecteert de volkssoevereiniteit niet. Het volk kan immers niet soeverein beslissen of een politiek besluit via vertegenwoordigende of directe weg tot stand moet komen. Het volk is gedwongen om de besluitvorming aan een kleine 'vertegenwoordigende' minderheid over te laten, ook inzake aangelegenheden waarvoor de meeste burgers directe besluitvorming verkiezen.

 

In feite weerspiegelen deze twee wegen de hoofdtegenstelling die momenteel de wereldpolitiek beheerst: de tegenstelling tussen het globale kapitalisme en de soevereine nationale rechtsstaten. De nationale staten zijn een sta-in-de-weg voor het mondiale kapitalisme, dat streeft naar de oprichting van een soort pseudo-rechtsorde boven de staten. De tijd dat het kapitalisme zich van een rechts jargon bediende ter bereiking van zijn doelstellingen is al lang voorbij. Momenteel promoot het globale kapitalisme alles wat nationale identiteit en soevereiniteit ondermijnt. Het hedendaagse politiek correcte jargon staat volledig in dienst van het mondiale kapitalisme. De politieke correctheid valt nooit de fundamenten van het kapitalisme aan, zoals het bezit van productiemiddelen via aandelen of het renteprincipe. Soevereine nationale rechtsgemeenschappen worden echter frontaal aangevallen. Een van de belangrijkste dimensies van de anti-Oostenrijkse campagne is de morele legitimatie van het ondemocratische Europese bestuursniveau: de ondemocratische Europese Unie werpt zich op als 'behoeder' van de democratie tegen een nationale regering die tenminste nog op een formele democratische legitimatie kan bogen. De lieden die in de Europese Unie de dienst uitmaken schamen zich allang niet meer voor hun ondemocratische geplogenheden; zij voelen zich sterk genoeg om hun anti-democratische werkwijze pochend te bevestigen. Of wat vindt U van de volgende uitspraak van Jean-Claude Juncker over de manier, waarop de besluitvorming in de regeringsconferenties tot stand komt: "Wir beschliessen etwas, stellen das dann in den Raum und warten einige Zeit ab, was passiert. Wenn es dann kein grosses Geschrei gibt und keine Aufstände, weil die meisten gar nicht begreifen, was da beschlossen wurde, dann machen wir weiter - Schritt für Schritt, bis es kein Zurück mehr gibt" ('We nemen een besluit, lanceren het en kijken enige tijd toe of er geen groot geschreeuw opstijgt of enige opstand uitbreekt. Wanneer dat niet het geval is, vermits de meeste mensen helemaal niet begrijpen wat aan de hand is, gaan we weer verder, stap voor stap - tot de terugweg is afgesneden' -Der Spiegel, 52/1999, p.136).

 

De methode van heerschappij via volksmisleiding, die Juncker hier zo openhartig schetst, wordt ook op nationaal niveau toegepast. Momenteel is onze politieke klasse bezig om aan hoog tempo het vrije spreekrecht en het recht op vrije politieke organisatie af te breken. Dezelfde Laurette Onckelinckx, die in de voorhoede strijd tegen de Oostenrijkse regering, heeft op het regeringskabinet een nota gedeponeerd om de bestaande regeling ter bestrijding van racisme en xenofobie drastisch uit te breiden. Ook allerhande andere vormen van discriminatie zullen worden vervolgd en strafbaar gesteld. Het is blijkbaar de bedoeling om de bevoegdheden van het centrum van Johan Leman drastisch uit te breiden.

 

Onze bevolking beseft nauwelijks dat het recht op vrije meningsuiting, dat zij als een verworvenheid beschouwd, aan hoog tempo wordt uitgehold. Want natuurlijk zal het niet bij de huidige beperkingen blijven. Wanneer de machthebbers de smaak te pakken krijgen zullen ze blijven doorgaan, en steeds nieuwe meningen en uitlatingen zullen als 'niet toelaatbaar' en 'immoreel' worden verboden. Tegelijk wordt het offensief tegen de vrijheid van vereniging ingezet. In Frankrijk is de charge tegen ongewenste godsdienstige en filosofische verenigingen - de zogenaamde 'sekten' - reeds in een kritieke fase beland en België (via een gemeenschappelijk opererende continentale loge in veel opzichten een soort politieke appendix van Frankrijk) zal snel volgen. Tegelijk lieten de franstalige partijen, maar ook de nieuwe voorzitter van de VU, reeds proefballonnetjes op om ongewenste politieke partijen buiten de wet te stellen. Men moet zich niet laten misleiden door de vaststelling, dat dit proefballonnetje vooralsnog lijkt afgeschoten te zijn. Het verbod op ongewenste politieke formaties ligt volledig in de logica van de huidige autoritaire dynamiek. De VU-voorzitter verwees als precedent trouwens naar het West-Duitsland van de jaren vijftig tot zeventig, waar in een autoritair politiek klimaat (men mag niet vergeten dat in die tijd het hele Duitse staatsapparaat was volgestouwd met mensen die nog gefunctioneerd hadden onder het nazi-regime) niet alleen 'extreme' partijen buiten de wet werden gesteld maar ook honderduizenden individuen omwille van hun politieke of maatschappelijke opvatting werden gebroodroofd. Blijkbaar is dit het systeem dat onze politieke klasse als een soort ideaal voor ogen zweeft.

 

Het nieuwe offensief tegen de directe democratie

 

De nationale rechtsgemeenschappen moeten versterkt worden, niet door terugkeer naar een of ander retrograad en autoritair nationalisme, maar door een radikale democratisering , waarbij het bindend referendum op volksinitiatief als onmisbare en logische hoeksteen moet fungeren. Er zijn ongetwijfeld een hele reeks politici die het inzake directe democratie en burgerlijke vrijheden goed menen. Maar nog te vaak missen deze mensen de helderheid van geest die nodig is om de verworvenheden van de Verlichting efficiënt te beschermen en erop voort te bouwen.

 

Tegen het idee van volledige volkssoevereiniteit en referenda op volksinitiatief is sinds enkele maanden een subtiel ideologisch offensief bezig. Het wordt gevoerd door conservatieve politici, academici en een rits 'weldenkende' journalisten. Het artikel van Filip Rogiers in Knack ('De antihelden van de democratie' 9 februari , p.18-22) is terzake een schoolvoorbeeld. Politici die zich enkele jaren geleden tot de 'nieuwe politieke cultuur' bekenden, aldus Rogiers, hebben nu hun animo verloren "... omdat ze na vier jaar praten en studeren tot diepere inzichten zijn gekomen. Ze hebben vastgesteld dat er aan elk punt op de agenda - referendum, afschaffing van de lijststem, grotere kieskringen, enzovoort - minstens zoveel contra's als pro's zijn verbonden". Rogiers voert de Agalev-er Holemans ten tonele, die een pleitbezorger is van wat hij 'dialogische democratie' noemt: "Dialogische democratie, dixit Holemans, verschilt grondig van directe democratie. Bij het laatste doet het marktmodel zijn intrede in de politiek. Het vertrekt van de gedachte dat als je een enquête houdt, je ook een inzicht krijgt in wat leeft in een samenleving. Terwijl democratie juist betekent dat je mensen in staat stelt om hun eigen visie te bevragen en eventueel te veranderen. Alleen zo krijg je een maatschappelijk draagvlak voor noodzakelijke veranderingen".

 

De techniek van de argumentatie tegen de directe democratie is duidelijk. Eerst wordt directe democratie via referenda op volksinitiatief voorgesteld als een soort marktenquête, zonder enige maatschappelijke discussie of beeldvorming. Daar tegenover wordt dan het alternatief geplaatst van de dialogische democratie, waar de burgers wel luisteren en eventueel van mening veranderen. Wat is dialogische democratie? "Het is geen directe democratie, het staat ver van het noteren en optellen van meningen, ja's en nee's. Het is evenmin een schaamlapje om de representatieve democratie meer legitimiteit te geven. Het is gewoon zeer prozaïsch, democratie als een werkwoord. Een klassiek voorbeeld is de formule van de burgerpanels. In een stad of een gemeente wordt rond een concreet onderwerp een representatieve groep van burgers verzameld. Zij krijgen alle kansen en middelen om zich een gedegen mening te vormen. Ze kunnen getuigen en experts horen. Op het einde van de rit vellen ze een oordeel, ze stellen een oplossing voor. Dat moet geen consensus zijn, geen eenheidsworst. Ook de burgers die in het zand bijten, begrijpen op zijn minst het waarom van de uiteindelijke beslissing. Er is dialoog geweest, confrontatie, meningen zijn bijgesteld".

 

De begripsverwarring die hier wordt doorgevoerd is die tussen twee tegenstellingen:

 

'wel beeldvorming' <=> 'geen maatschappelijke beeldvorming'

en

'soevereiniteit' <=> 'geen soevereiniteit'

 

Mensen als Holemans en Rogiers verwerpen het referendum op volksinitiatief op basis van de eerste tegenstelling (maatschappelijke beeldvorming is gewenst en onverenigbaar met het referendum), om dan een alternatief te promoten dat zogezegd wél beeldvorming garandeert maar , een beetje helaas, de volkssoevereiniteit opgeeft.

 

Het is natuurlijk volmaakt absurd om te beweren dat een referendum op volksinitiatief niet kan gepaard gaan met een intensief proces van maatschappelijke beeldvorming, en Rogiers noch Holemans doen dan ook geen enkele moeite om deze veronderstelling te adstrueren. Ze stellen gewoon de onverenigbaarheid van volksreferendum en maatschappelijke beeldvorming voor als iets evidents en hopen dat de lezer zal volgen. Vervolgens worden 'alternatieven' (zoals burgerpanels) voorgesteld als werkwijzen die wél maatschappelijke beeldvorming garanderen, terwijl de soevereiniteitsvernietiging die aan dit 'alternatief' kleeft zo weinig mogelijk in de verf wordt gezet en sluipsgewijs als iets aanvaardbaars wordt voorgesteld. Lees Rogiers' tekst maar eens aandachtig. De burgers verzamelen zich niet op eigen initiatief, maar "..een representatieve groep wordt verzameld". Door wie? Rogiers zegt het niet, maar het antwoord is natuurlijk: door onze voogden, door diegenen die het beter weten, door de politieke klasse. De burgers vormen zich niet soeverein een mening, nee: "ze krijgen alle kansen en middelen om zich een gedegen mening te vormen". Krijgen? Van wie? Alweer blijft het expliciete antwoord uit. En op het einde van de rit beslissen de burgers niet soeverein, nee, ze "...stellen een oplossing voor". Aan wie? En wie aanvaardt of verwerpt de oplossing? Juist.

 

De nieuwspraak over 'dialogische democratie' is 'just another brick in the wall', een nieuw ideologische barrière die wordt opgeworpen om de ontwikkelen van een authentieke democratie op basis van volkssoevereiniteit af te blokken. Het dient maar eens gezegd: dit soort 'democraten' zijn geen haar beter dan het Vlaams Blok.

 

Een ander koekje van hetzelfde deeg levert het editoriaal van Dirk De Wilde van 28 februari in De Morgen: "Meer democratie kan gemakkelijk tot veel minder democratie leiden. Kijk naar de referenda. Totnogtoe worden die gewonnen door actiegroepen die tegen een bepaald beleidsvoorstel ageren, zonder veel aandacht voor het geheel". De Wilde bedoelt eigenlijk: het referendum op volksinitiatief is een instrument dat op de maat van demagogen is geknipt.

 

Maar wat kan zijn bewering over "actiegroepen... zonder veel aandacht voor het geheel" in godsnaam betekenen? Er werden tot nu toe in België slechts een handvol referendums 'gewonnen', en de drijvende kracht werd in die gevallen altijd gevormd door één of meer traditionele politieke partijen. In Gent is er een referendum geweest tegen de Belfortparking, gesteund door Agalev (en het ACW). Is Agalev een actiegroep zonder veel aandacht voor het geheel? Zo ja, dan zit de huidige regering met een probleem. Een tweede Gents referendum over gratis openbaar vervoer werd door een authentieke actiegroep gelanceerd maar door de politieke partijen (met Agalev en Holemans op kop) onmogelijk gemaakt: de burgers mochten van de politieke partijen niet eens stemmen over het idee van de actiegroep, laat staan dat die actiegroep het referendum 'won'. In Sint-Niklaas werd een referendum gehouden tegen de aanleg van de Grote Markt. Drijvende kracht achter het referendum was ditmaal de SP, nog al zo'n "actiegroep zonder oog voor het geheel", en bovendien geleid door de notoire fantast Freddie Willockx. In Boechout zat de VU dan weer achter het referendum. De initiatiefnemers kregen een ruime meerderheid achter zich, maar van 'winnen' was geen sprake vermits de bestuurscoalitie de uitslag naast zich neerlegde. Tenzij men bereid is om de politieke partijen die momenteel de federale en Vlaamse regering vormen als "actiegroepen zonder veel oog voor het geheel" af te doen, is De Wilde's bewering flagrant onwaar. De simpele waarheid is dat in ons land buiten de politieke partijen nog geen enkele 'actiegroep' een referendum heeft kunnen afdwingen, laat staan 'winnen'. Overigens is het absurd om op basis van de huidige Belgische 'ervaringen' conclusies te trekken over het referendum. De enkele volksraadplegingen die tot nu toe hebben plaatsgevonden waren noch bindend noch afdwingbaar. Wie zich over de referendum-praktijk een serieus oordeel wil vormen kijkt het best naar Zwitserland, want daar werd met referenda op volksinitiatief de meeste ervaring opgedaan (twee degelijke recente bronnen zijn: Kirchgasser, Feld en Savioz 'Die direkte Demokratie' en : Trechsel en Serdült "Kaleidoskop Volksrechte", allebei vorig jaar uitgegeven bij Helbing & Lichtenhahn / Bazel). Zowel Rogiers als De Wilde doen aan regelrechte misleiding: ze wakkeren door foute voorstellingen de klassieke vooroordelen tegen de democratie aan met de bedoeling om de huidige, autoritaire bestuurswijze te legitimeren. Het gaat in beide gevallen om diffamatie tegenover het direct-democratische proces en tegen het concept van volksoevereiniteit. Men moet zich door zo'n perscampagnes niet laten imponeren. Honderd jaar geleden fulmineerden de meeste journalisten ook tegen het algemeen enkelvoudig stemrecht.

 

De vraag blijft evenwel of de politici die het goed menen met de democratie, voldoende doorzicht en bewustzijn aan de dag kunnen leggen om zich een weg te banen door dit ideologisch mijnenveld. De tegenstrevers zullen in elk geval proberen, om enerzijds de parlementaire commissie voor politieke vernieuwing op een dood spoor te plaatsen en anderzijds het offensief tegen het vrije spreekrecht en het recht op vrije vereniging te intensifiëren. Dit wordt geen rustige eeuw.

 

 

UITTREKSEL UIT DE TOESPRAAK VAN PREMIER GUY VERHOFSTADT BIJ DE INSTALLATIEVERGADERING VAN DE GEMENGDE PARLEMENTAIRE COMMISSIE POLITIEKE VERNIEUWING (17 januari 2000)

 

Op 17 januari werd de parlementaire commissie voor politieke vernieuwing geïnstalleerd. Premier Verhofstadt hield bij die gelegenheid een toespraak, waaruit de onderstaande passage is overgenomen.

*

 

"... als de samenleving grondig wijzigt dan kunnen de politieke structuren niet achter blijven, dan moeten zij worden aangepast.

 

Dat is geen nieuw gegeven maar een rode draad doorheen de constitutionele geschiedenis van ons land. Bij zijn onafhankelijkheid in 1930 had België de reputatie dat het over de meest liberale, democratische en vooruitstrevende grondwet van zijn tijd beschikte. Toch telde dit land bij zijn eerste algemene verkiezingen op 3 november 1830 slechts 46.099 stemgerechtigde kiezers: 'cijnskiezers' (op basis van betaalde belastingen) en 'capacitaire' kiezers (op basis van functie of diploma). De verlichte vaders van de Belgische onafhankelijkheid gingen ervan uit - net zoals overigens iedereen in die tijd - dat slechts een welvarend en hoogontwikkeld man een vrije burger kon zijn. Van vrouwen in de politiek was in 1830 hoegenaamd geen sprake.

 

Dit in onze ogen ondraaglijke contrast, in een land dat in 1830 circa drie miljoen inwoners telde, moet er ons aan herinneren hoezeer de politieke democratie een kind van haar tijd is. Democratie is geen statisch gegeven, maar een dynamisch, een open proces. Democratische structuren en spelregels kunnen niet zonder meer en onveranderd van de ene op de andere generatie worden overgedragen. Dat blijkt uit onze eigen vaderlandse geschiedenis, want op ten minste vier sleutelmomenten werd ons politiek bestel grondig geheroriënteerd.

 

Een eerste keer gebeurde dit in de jaren '90 van vorige eeuw, toen onder druk van de eerste democratische partijen het cijnskiesstelsel moest wijken voor het algemeen meervoudig stemrecht. De doorbraak van de democratische partijen en de eerste wereldoorlog vervingen dat meervoudig stemrecht in 1919 door het algemeen enkelvoudig stemrecht, nog steeds uitsluitend voor mannen evenwel. Kort na de tweede wereldoorlog, meer bepaald in 1948, werd dat enkelvoudig stemrecht uitgebreid tot de vrouwen, waarna de opeenvolgende staatshervormingen in de jaren 1970-1980-1988-1992 het unitaire België omvormden tot een federale staat. In die laatste periode werd het stemrecht verder uitgebreid naar de 18 tot 21-jarigen.

 

Elk van die moderniseringen van het politiek democratisch bestel was in wezen een antwoord op een ingrijpende en duurzame maatschappelijke ontwikkeling: de opmars van het liberale staatsdenken eerst, de opkomst van de politieke democratie en de arbeidersbeweging rond de eeuwwisseling, de emancipatie van de vrouw na de tweede wereldoorlog, de bewustwording van de gemeenschappen en de aanvaarding van het federale denken in de jaren zeventig en tachtig, de groei van de Europese democratie en de intrede van de groene partijen, de ontvoogding van de jeugd tenslotte die een volwaardige plaats in de samenleving opeist.

 

Hoe verscheiden deze vernieuwingsbewegingen in het verleden ook mogen geweest zijn, toch hadden ze allen een gemeenschappelijk oogmerk, met name de horizontale verbreding van de represenatieve democratie. Elk van deze vernieuwingsbewegingen stelde zich immers tot doel nieuwe bevolkingsgroepen bij het politieke besluitvormingsproces te betrekken. Met andere woorden, het stemrecht werd steeds verder uitgebreid zonder de democratische spelregels zelf te herzien. Van een verticale uitbreiding van ons politiek systeem, met andere woorden een 'verdieping' van onze democratie was er zelden of geen sprake. Directe vormen van inspraak - zoals het petitierecht bijvoorbeeld - zijn vaak even oud als de representatieve democratie, maar ze kregen in ons land zelden meer dan een bescheiden bijrol toebedeeld. Dat was ook het geval met het referendum dat we ooit eenmaal hebben uitgeprobeerd, dit naar aanleiding van de Koningskwestie. Alleen in de laatste jaren lijkt de directe democratie een voet aan de grond te krijgen.

 

Voor het schoorvoetend hanteren van de directe democratie zijn veel verklaringen denkbaar. Het debat over de nieuwe vormen van democratie werd in ons land al te lang gehypothekeerd door een vermeende tegenstelling tussen representatieve en directe democratie. Alsof het ene het andere noodgedwongen moet uitsluiten en wij als samenleving verplicht zijn te kiezen voor het ene of het andere model. Er valt geen zinnig argument, noch theoretisch noch praktisch, te bedenken om deze tegenstelling te schragen. Het gaat er immers niet om de representatieve democratie te vervangen door directe democratie, maar om aan de vertegenwoordigende democratie een dimensie toe te voegen. Beide vormen van democratie kunnen elkaar immers perfect aanvullen en versterken.

 

Meer nog, het is mijn overuiging dat de democratie van de 21e eeuw een rijke verscheidenheid aan inspraakinstrumenten zal omvatten. We leven immers in een hoogontwikkelde en mondige maatschappij. De relatie tussen de burgers en de politiek wordt dramatisch beïnvloed door de recente communicatie- en informatierevolutie. De mondige burger vraagt niet minder maar méér democratie. Hij wil rechtstreeks kunnen wegen op de besluitvorming. En sommigen zitten hun politieke vertegenwoordigers zelfs op de hielen. Ze willen hun mandatarissen ten allen tijde ter verantwoording kunnen roepen. De politiek is dan ook genoodzaakt te investeren in nieuwe vormen van participatie en inspraak, wil ze haar legitimiteit behouden en uitbreiden.

 

Dat geldt ook voor de individuele burger die nood heeft aan een instantie waar hij altijd terecht kan als hij zich in de uitoefening van zijn rechten en vrijheden benadeeld voelt of wanneer hij meent het slachtoffer te zijn van een ongelijke behandeling door de overheid. Het versterken van de rol van het Arbitragehof lijkt de aangewezen weg om hierop een antwoord te verschaffen, waarbij ik in het midden laat of we de bevoegdheden van het Arbitragehof moeten uitbreiden of beter overgaan tot de omvorming van dit rechtsorgaan tot een volwaardig Constitutioneel Hof. Maar de keuze die we hebben, maakt de zaak niet minder belangrijk. De uitbreiding van de bevoegdheden van het Arbitragehof of de oprichting van een volwaardig Constitutioneel Hof lijkt mij hoe dan ook de derde pijler van de democratische driehoek die we de komende eeuwen voor ogen moeten houden.

 

Het is die driehoek (parlement, directe democratie, Constitioneel of Arbitragehof) die de vele vragen doet oplichten waarop deze gemengde parlementaire commissie een antwoord moet vinden, waarbij het uitgangspunt telkens moet zijn dat we de burger meer greep geven op het politiek gebeuren".

 

ENIGE DUBBELZINNIGHEID BIJ REGINALD MOREELS

 

In DE MORGEN van 26 februari verscheen een uitgebreid interview met Regiald Moreels. Moreels zegt daarin enkele behartenswaardige dingen:

"Bovendien leeft de particratie nog volop. Niet alleen in benoemingen en zo, maar neem nu de Oostenrijk-betoging verleden week: wie liep er op de eerste rij? De partijvoorzitters? Niets is veranderd. Ik denk dat we meer naar een persoonsdemocratie moeten gaan. Een democratie waar de mens meer kan deelnemen aan debatten. Waarom geen referendum over euthanasie? De mensen zijn daar echt mee bezig en willen wel, maar het zijn net de bevoogdende regels van de technocratie die hen in hun cocon terugdringen. Wil de burger dat niet, dan kan hij alleen gaan protesteren op straat, ofwel moet hij een foertstem uitbrengen. Waar geven we hem de kans tot deelname aan het debat?"

 

Uit dat citaat blijkt enerzijds dat Moreels van ver komt (een systeem waarin de burgers niet kunnen deelnemen aan een debat is überhaupt geen democratie en Moreels' 'persoonsdemocratie' is dus pleonasme) maar anderzijds heeft hij toch een duidelijker bewustzijn van de huidige democratische catastrofe dan de meeste van zijn partijgenoten. Maar voorts zit Moreels tot over zijn oren ondergedompeld in de brei van het politiek correcte denken, dat afvoert van de rechtstaat en de verworvenheden van de Verlichting. Zo stelt hij: 'Het is onaanvaardbaar dat de CVP nooit het migrantenstemrecht heeft verdedigd'. Volgens hem braken mensen '..uit oververzadiging een Blok-stem uit'. Moreels en talloze andere politiek correct denkende mensen beseffen niet dat er veel meer aan de hand is.

 

Wat is de juiste oplossing inzake het stemrecht voor migranten? De juiste oplossing bestaat in de invoering van de mogelijkheid tot drempelloze overgang naar de Belgische nationaliteit. Aan deze overgang moet geen enkele inburgeringsvoorwaarde worden gekoppeld. Eventuele inburgeringsvoorwaarden moeten gesteld worden op het ogenblik dat men een permanente verblijfsvergunning verwerft, en niet op het latere moment van nationaliteitsverwerving. Wie bijvoorbeeld naar Australië verhuist, legt een taalexamen af ter gelegenheid van de immigratie, niet ter gelegenheid van een eventuele latere overstap naar de Australische nationaliteit. Mensen die te kennen geven dat zij wettig permanent in België verblijven en definitief hier hun toekomst willen opbouwen, zouden dus drempelloos moeten (kunnen) overgaan naar de Belgische nationaliteit.

 

Waarom verwerpen de politiek correct denkenden deze eenvoudige en evidente oplossing waarvoor ook moeiteloos een meerderheid bij de Belgische bevolking kan worden gevonden? Zij verwerpen deze oplossing omdat zij het bloed-en-bodem-denken van de migranten verdedigen en beschermen. Heel wat allochtone groepen eisen migrantenstemrecht, doch met behoud van de buitenlandse nationaliteit, om twee redenen. Enerzijds willen zij de sentimentele bloed-en-bodembanden met het land hunner vaderen tot in hun rechtsstatuut uitgedrukt zien. Anderzijds zijn zij, zeker in het geval van Marokkaanse migranten, ook erg gesteld op het reactionaire rechtsysteem van hun moederland. Achter de 'progressieve' eis tot migrantenstemrecht schuilt bruin gedachtengoed; weliswaar geen Pruisisch bruin, maar: bruin = bruin.

 

Het nationaliteitsbewijs is geen vodje papier, maar een document met een diepe progressieve betekenis. Het nationaliteitsbewijs is iemands lidkaart van een democratische rechtsgemeenschap, die met name het gelijkheidsidee , het idee dat alle leden van de rechtsgemeenschap in rechte gelijk zijn, concreet uitdrukt. De grondwet zegt dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet, en het feit dat mijn buurman en ik beiden een Belgisch nationaliteitsbewijs hebben is de concrete uitdrukking van deze gelijkheid in rechte. Dat is geen ouderwets idee; dat is een groots idee, een mensheidsidee, waarvan de toekomst eigenlijk nog moet beginnen.

 

De campagne voor migrantenstemrecht is niets anders dan een aanval op het concept van de soevereine rechtstaat, waarin de burgers als gelijken hun wetten maken waaraan ze dan ook op gelijke wijze moeten gevolg geven. Het is een campagne die in het kaart speelt van de grote tegenstander van de democratische rechtsstaat, namelijk het globale kapitalisme. Weet Moreels wel aan wiens kant hij staat?

 

Belangrijke nieuwe onderzoeksresultaten aan de universiteit van Zürich

 

We geven hier een korte samenvatting van twee nieuwe onderzoeksprojecten die onder leiding van prof. Bruno Frey aan de universiteit van Zürich zijn doorgevoerd. Beide studies zijn op het internet te vinden en worden eerlang in vakbladen gepubliceerd:

 

* Working Paper No. 15 "Happiness, Economy and Institutions"

Bruno S. Frey and Alois Stutzer, July 1999

* Working Paper No. 25 "Outcome, Process & Power in Direct Democracy" Bruno S. Frey, Marcel Kucher and Alois Stutzer , November 1999

 

In de eerste studie ('Happiness, economy and institutions', working paper no.15, july 1999) werd een onderzoek uitgevoerd naar het verband tussen democratische instituties en geluksgevoel bij de burgers.

 

Economisten meten de laatste tijd meer en meer rechtstreeks het gerapporteerde geluksgevoel van mensen. De reden is eenvoudig: het uiteindelijke motief dat de economische machine draaiende houdt (of zou moeten...) is het menselijk geluk. Het onderzoek op dit vlak heeft verschillende interessante resultaten opgeleverd. Geld maakt in beperkte mate gelukkig: mensen met hogere inkomens melden een iets grotere tevredenheid. Het verschil is naar alle waarschijnlijkheid toe te schrijven aan de stress veroorzaakt door bestaansonzekerheid bij mensen met een (te) laag inkomen. Een andere constante is, dat werkloosheid het geluksgevoel sterk ondermijnt (zie Dienr e.a.1999). Ook inflatie is een indrukwekkende bron van ontevredenheid: het effect inzake geluksdaling van een inflatiestijging van 1% komt ongeveer overeen met een inkomensdaling van 2%.

 

Frey en medewerkers baseerden zich op een rondvraag bij 6000 Zwitsers, die gevraagd werden om hun geluksgevoel (gaande van 'compleet ontevreden' tot 'volkomen tevreden') te situeren langs een schaal van 1 tot 10. Het globale geluksgevoel bij de Zwitsers ligt hoog: het gemiddelde is 8,2 en niet minder dan 29% van de Zwitsers geven een score 10 aan ('perfect gelukkig').

 

Het niveau van direct-democratische participatiemogelijkheden in de 26 Zwitserse kantons werd gerangschikt van 1 tot 6. De kantons hebben in Zwitserland grote bevoegdheden (hun gezamelijk budget is even groot als het federaal budget) en de modaliteiten inzake directe democratie lopen van kanton tot kanton zeer sterk uiteen. Figuur 1 geeft de indexwaarden voor de diverse kantons. Basel Land is het kanton met de sterkst uitgebouwde directe democratie, terwijl Genève aan de staart bungelt.

 

De onderzoekers konden vooreerst een aantal resultaten uit vorig onderzoekswerk reproduceren. Zo bleek een hoger inkomen een zwak positief effect te hebben op het geluksgevoel; gehuwde mensen zijn gelukkiger dan ongehuwden; werkloosheid gaat gepaard met een zeer sterke vermindering van het geluksgevoel.

 

Wat ons het meest interesseert is uiteraard de invloed van directe democratie op het geluksgevoel. Deze invloed bleek aanzienlijk te zijn. In Basel Land zijn er bijvoorbeeld 11% meer mensen die op de geluksschaal een 10 aanwijzen in vergelijking met Genève. Om een kwantitatieve indruk te krijgen van het effect kan men kijken naar het percentage burgers dat zichzelf een gelukscore van 10 toekent. Een stijging van één punt voor de direct-democratische index leidt naar een gemiddelde stijging van dit percentage 10-scorers met 3,2%.

 

De onderzoeksgroep van Frey kon deze waarneming nog verder verfijnen door het effect van het direct-democratische proces apart na te gaan voor Zwitserse en niet-Zwitserse inwoners. Hoewel beide groepen aan dezelfde wetten zijn onderworpen, kunnen niet-Zwitserse inwoners niet deelnemen aan het direct-democratische proces. De niet-Zwitsers ervaren dus wel het effect van de maatregelen, die via directe democratie tot stand komen, doch niet het effect dat door de betrokkenheid bij het direct-democratische proces wordt teweeggebracht. Hieruit blijkt, dat ongeveer twee derde van de gelukswinst wordt veroorzaakt door de betrokkenheid , die het direct-democratische proces als zodanig teweegbrengt. Het overige derde is gelukwinst veroorzaakt door de langs direct-democratische weg genomen maatregelen.

 

Het democratische proces is als zodanig dus een belangrijke bron van tevredenheid (zie ook Sen 1997). De mens is als zodanig een wezen dat zelfbepaling wenst. Dit blijkt ook uit andere onderzoeksresultaten. De groep van Frey vond bijvoorbeeld dat zelfstandigen en huisvrouwen gelukkiger zijn dan mensen die in dienstverband werken. De politiek niet correcte vaststelling dat huisvrouwen doorgaans gelukkiger zijn dan werkende vrouwen hangt wellicht samen met het feit dat thuiswerkende vrouwen hun arbeid autonomer kunnen organiseren.

 

De Zwitserse onderzoekers gingen zorgvuldig na of er geen andere verklaringen waren voor hun observaties. Zo zijn meer direct-democratische kantons ook significant welvarender, en men diende dus na te gaan of het niet deze hogere welvaart was die de grotere tevredenheid teweegbracht. Dit bleek niet het geval.

 

Frey en Sutzer vonden overigens ook dat grotere lokale (gemeentelijke) autonomie een belangrijk positieve effect heeft op het geluksgevoel.

 

Referenties

Diener, E., Suh E. M., Lucas R. E. and Smith H. L. (1999). 'Subjective Well-Being: Three Decades of Progress', Psychological Bulletin, vol. 125(2), pp. 276-303.

 

Sen, A.K. (1997) "Maximization and the act of choice" Econometrica 65(4), 745-779

EUROPEES NETWERK VOOR DIRECTE DEMOCRATIE

 

Op 27 en 28 november 1999 werd officieel het Europees netwerk voor directe democratie opgericht ('Netwerk van Directe Democratie Initiatieven in Europa' - NDDIE). Het doel van het netwerk is, om de bestaande nationale groepen in verbinding te brengen en de oprichting van nieuwe groepen te bevorderen. Een andere doelstelling is de samenwerking met organisaties die naast andere doelstellingen ook de directe democratie nastreven. Het netwerk ontwikkelt zich in eerste instantie op Europees vlak, maar heeft mondiale ambities. Zo is het bekende 'Initiative and Referendum Institute' in Washington tot het netwerk toegetreden.

De algemene coördinatie berust bij Heiko Dittmer (WIT) en Thomas Rupp (Merh Demokratie). Heiko Dittmer coördineert ook Zuid-Europa, Frankrijk en Benelux; Jiri Polak coördineert Oost-Europa, Bruno Kaufmann Scandinavië en de Baltische staten, en Thomas Rupp verzorgt de contacten met Engeland en Ierland. De eerste conferentie van het NDDIE zal in de herfst in München plaatsvinden.

CONFERENTIE IN BOEDAPEST EN OVERLEG IN ROME

 

Op 25 en 26 februari vond in Boedapest de conferentie 'Direct democracy: the Eastern and Central European Experience' plaats. Ruim honderd personen uit twintig landen namen eraan deel. Namens WIT waren Heiko Dittmer en Christine Gruwez aanwezig. Ook uit Duitsland (Thomas Rupp namens 'Mehr Demokratie'), Griekenland (George Kokkas, namens 'Forum for Citizens Democracy') en Tchechië (Jiri Polak voor 'Movement for Direct Democracy') waren burgerbewegingen vertegenwoordigd. De meeste voordrachten hadden een strikt academisch karakter, maar in de marge van de conferentie werden ontmoetingen georganiseerd met mensen uit Slovenië, Moldavië, Hongarije, Slovakije en Kirgizistan. De meeste Oost-Europese landen hebben in tussen 1989 en 1991 een nieuwe grondwet gekregen, waarin vaak elementen van directe democratie zijn opgenomen. In deze landen werden de laatste tien jaar ook verrassend veel referenda gehouden.

 

Op 27 februari voerden de vertegenwoordigers van WIT en Georga Kokkas (Griekenland) in Rome gesprekken met vertegenwoordigers van diverse Italiaanse groepen. Deze bijeenkomst was ingericht door Pino Strano (van 'Associazione per la Democrazia Diretta') en beoogde de lancering van een nationale petitie om in Italië tot een volwaardig referendum op burgerinitiatief te komen. Momenteel bestaat in Italië een abrogatief referendum met een participatiequorum van 50%, waarop terecht veel kritiek is. De Italiaanse groep komt in Juni in Florence bijeen om de actie te lanceren.