Referenda en directe democratie
in de Verenigde Staten

IN 2002

winter 2002

GEEN SECESSIE VOOR HOLLYWOOD EN SAN FERNANDO VALLEY

Op november jl. werden in Los Angeles twee referenda gehouden over de afscheiding van twee voorsteden. De meeste aandacht ging naar San Fernando Valley, een noordelijke voorstad van de Californische metropool. SFV telt 1,3 miljoen inwoners en zou als zelfstandige stad op de zesde of zevende plaats komen op de US-ranglijst. Los -Angeles, momenteel de tweede stad van de USA (na New York) zou in geval van afscheiding Chicago moeten laten voorgaan. Zo ver kwam het echter niet. De afscheidingsbeweging haalde wel een nipte meerderheid (51%) in SFV zelf, maar niet in de totale metropool (67% tegen afscheiding). De Californische wet laat eenzijdige secessie niet toe. In de voorstad Hollywood bleef de secessiebeweging ver achter: het referendum in deze voorstad zelf leverde 69% tegenstanders van afscheiding op.

http://www.montereyherald.com/mld/
montereyherald/news/politics/4452894.htm



MERKWAARDIGE INITIATIEVEN
IN CALIFORNIE


==>http://www.calvoter.org/iwatch/2002/circ.html

In Californië zitten momenteel een aantal interessante volksinitiatieven in de pijplijn.

* Initiatief 961 betreft een voorstel, om het minimumuurloon in Californië op te trekken tot een geïndexeerd bedrag van $10,29. Het huidige minimumloon werd ook al per volksinitiatief vastgesteld.

==> http://www.ss.ca.gov/elections/elections_j.htm#961

* Initiatief 963 wil het recht invoeren voor iedere inwoner van Californië, om een huis te kopen en te bezitten. Daartoe moet een staatsbank worden opgericht die goedkope leningen toestaat.

==>http://www.ss.ca.gov/elections/elections_j.htm#963

* In 1996 werd in Californië een referendum op volksinitiatief gehouden, dat zogenaamde `positieve discriminatie' verbood. Ward Connerly, de voortrekker van dit initiatief, treedt opnieuw in het strijdperk met zijn `Racial Privacy Initiative' (volksvoorstel 933). De reden is dat, zelfs nadat het volk zich tegen de politiek correcte rassen-discriminatie had uitgesproken, allerlei staatsorganismen via diverse sluikwegen verdergingen met het bevoordeligen of benadelen van mensen op basis van raciale kenmerken. Dit gebeurt ondermeer aan de universiteiten, die nog steeds leden van `ondervertegenwoordigde minderheden' aan boord willen halen, in plaats van mensen op hun individuele kwaliteiten te beoordelen.



Connerly wil dit soort praktijken nu aan de bron afsnijden door de staat gewoon te verbieden data omtrent iemands ras te verzamelen. Doelstelling is een kleurenblind staatsapparaat, dat op geen enkele wijze met iemands ras of etniciteit rekening houdt.

Het volksvoorstel 933 voorziet uitzonderingen voor domeinen waar de raciale factor effectief van belang kan zijn. De politie kan dus raciale kenmerken vermelden bij opsporingsberichten, en ook in medische research kunnen raskenmerken worden verwerkt, omdat de optimale medische behandeling van een patiënt in bepaalde gevallen varieert met de raskenmerken.

Volgens een in april gehouden peiling zou 48% van de kiezers het voorstel steunen, terwijl 34% het zou afwijzen. De meeste kiezers wisten op dat ogenblik echter nog niet veel betreffende het voorstel.
==> http://www.freep.com/news/nw/drace2_20020502.htm

De referendumpraktijk wijst meestal uit, dat de aanhang voor een initiatief afkalft naarmate de verkiezingsdag nadert. Het is dus erg moeilijk om momenteel de slaagkansen voor het initiatief in te schatten.

==> http://www.acrc1.org/index.htm
==> tegenstander: http://www.nlg.org/sf/rpi.html




WE THE PEOPLE...


Amerikaanse deelstaten zijn op hun beurt verdeeld in counties, en in de deelstaten waar volksreferenda bestaan kan doorgaans ook op het niveau van de county direct door de burgers worden beslist.

In Grant County, Oregon, werden met ruime meerderheid twee merkwaardige volksbesluiten direct goedgekeurd.

Een eerste besluit betrof de uitbanning van de Verenigde Naties uit de Grant County.

Een tweede besluit bevestigt dat de inwoners het recht hebben om bomen om te hakken in de wouden van Grant County, ook zonder goedkeuring van de U.S. Forest Service. De problematiek ontstond toen houthakkers en boeren, die traditioneel hout uit de wouden betrokken, dit plots niet meer konden door interventie vanuit het federaal niveau.

In Los Angeles dreigt de San Fernando Valley zich af te scheiden van de stad. Over een volksinitiatief terzake moet op 5 november eerstkomend worden gestemd.

San Fernando Valley heeft ongeveer 1,2 miljoen inwoners en ligt in het Noorden van de agglomeratie. De inwoners van het gebied voelen zich benadeeld ten opzichte van de rest van de stad. Zo hebben zij in verhouding tot hun bevolkingsaantal 40% minder politieagenten; slechts 14% van de investeringen in de wegenaanleg gaan naar San Fernando Valley; van de 34 stadsmuseums is er slechts eentje in hun voorstad; zij hebben per oppervlakte maar half zoveel bibliotheken als de rest van de stad enz. Kleine ondernemingen hebben de tendens om San Fernando Valley te verlaten en om zich in kleinere gemeenten te vestigen, waar de belastingen slechts een fractie bedragen van wat door de stad Los Angeles wordt geëist. Dat is ook de reden waarom de plaatselijke Kamer van Koophandel de afscheiding steunt. De bewoners geloven dat een kleinere en autonome gemeente veel efficiënter kan werken. In totaal betaalde de Vallei, die nochtans een overwegend niet-blanke bevolking heeft, sinds 1997 aan belastingen 5 miljard dollar meer dan ze onder de vorm van diensten ontving.

In Californië is secessie van een gemeente toegelaten zonder goedkeuring vanwege de gemeenteraad; een directe uitspraak door de burgers volstaat. Gedwongen fusies zoals die in België plaatsvonden, zouden er dus onmogelijk zijn.


==>http://www.sierratimes.com/02/06/03/arjj060302.htm
==>http://www.ncmonline.com/content/ncm/2002/feb/0201secession.html
==>http://www.latimes.com/news/printedition/sunopinion/la000038681jun02.story?coll=la%2Dheadlines%2Dsunop%2Dmanual



IN 2001

BELASTINGSAFTREK IN PLAATS VAN SCHOOLBON?

Een opiniepeiling in de USA wees uit, dat een "tax credit" (belastingsaftrek) voor opvoeding op ruime steun kan rekenen bij het Amerikaanse publiek. Het idee van de schoolbon krijgt daarentegen heel wat minder steun.

Hier zijn de twee eerste vragen met de bijbehorende antwoorden: (zie http://www. hslda.org voor meer details)

1. Onderschrijft of verwerpt U de volgende stelling: "Belastingsaftrek voor opvoeding geeft ouders meer mogelijkheden voor vrije school-keuze".

Onderschrijft: 65,8%
Verwerpt: 28,8%
Weet niet/antwoord geweigerd: 5,4%

2. Onderschrijft of verwerpt U het voorstel om ouders per kind een belastingsaftrek van $2.000 toe te staan, te gebruiken voor de aankoop van computers, boeken, privélessen, inschrijvingsgeld of alle mogelijke andere pedagogische uitgaven?

Onderschrijft: 70,1%
Verwerpt: 24,5%
Weet niet/antwoord geweigerd: 5,4%

Dit concrete voorstel krijgt verhoudings-gewijs veel steun bij jongeren, Afro-Amerikanen en Republikeinse kiezers.

In Californië zijn het laatste decennium twee volksinitiatieven ter invoering van de schoolbon mislukt. De reden is dubbel. Enerzijds verzetten de machtige lerarenbonden, maar ook vele politici zich tegen meer autonomie voor de ouders. Anderzijds vrezen vele ouders dat een schoolbon nooit onvoorwaardelijk zal zijn. Een schoolbon wordt gepercipieerd als geld dat men van de staat krijgt en dat dus als onderwerpingsmiddel kan worden gebruikt. Een belastingskrediet wordt gezien als eigen geld dat niet door de staat wordt ingepikt, en waarover men zonder voorwaarden kan beschikken. Voorstanders van authentieke vrije schoolkeuze mikken dus in het vervolg beter op belastingsvrijstelling.

______________________________ USA : OPINIEPEILING OVER DIRECTE DEMOCRATIE

Rasmussen Research hield tussen 29 april en 1 mei 2001 een opiniepeiling in de USA, waarbij 992 personen werden ondervraagd over de wenselijkheid van het volksinitiatief in hun staat. Hierop antwoordde 68% positief en 13% negatief. De 0,05/0,95-foutenmarge van het onderzoek bedraagt 3,11%. Momenteel bestaat in 24 van de 50 Amerikaanse deelstaten een of andere vorm van directe democratie.

Omtrent de wenselijkheid van het referendum op volksinitiatief op nationaal (federaal) niveau, antwoordde 57% positief en 21% negatief. Momenteel bestaat op federaal niveau in de USA geen enkele vorm van directe democratie. De USA kunnen dus geen democratie worden genoemd, want de politieke besluitvorming gebeurt niet op de wijze die door de absolute meerderheid van de bevolking wordt gewenst. In heel wat Amerikaanse deelstaten voert de politieke klasse allerhande manoeuvers uit, om de bestaande mogelijkheden tot direct-democratische besluitvorming uit te hollen.

NAAR EEN REFERENDUM OVER DISCRIMINATIE VAN HOMOSEXUELEN IN MARYLAND

In Maryland werden 53.000 hand-tekeningen verzameld, nodig voor een referendum over de nieuwe anti-discriminatiewet in deze Amerikaanse deelstaat. De nieuwe wet verbiedt discriminatie op basis van sexuele geaardheid. Rond dit soort wetten is in de USA zijn hier en daar controverses ontstaan. Zo kwamen scouts-verenigingen die homosexualiteit uitsluiten, onder vuur te liggen en stellen veel ouders zich vragen bij de sexuele opvoeding omtrent homosexualiteit die op de openbare scholen wordt gegeven. Het initiatief, dat ondermeer gesteund wordt door de Katholieke Kerk, wil de vrijheid herstellen voor private organisaties en personen, om te discrimineren op basis van sexuele geaardheid. Volgens opiniepeilingen liggen de kansen op het initiatief vrij laag; meer dan 60% van de bevolking zou gekant zijn tegen discriminatie op basis van sexuele geaardheid.

(www.TakeBackMaryland.org)

MICHIGAN : HOOGGERECHTSHOF VERBIEDT REFERENDUM

Het meer dan schamele gemeentelijke referendum in België voorziet, naast allerhande verdere beperkingen, dat referendums over budgettaire onder-werpen uitgesloten zijn. Een soortgelijke bepaling geldt in de Amerikaanse deelstaat Michigan. Daar keurde het parlement een wet goed, die verborgen wapendracht voor privé-personen toestaat voor iedereen ouder dan 21 jaar (uitzonderingen zijn voorzien voor personen met een strafblad en voor geesteszieken). De organisatie "People who care about kids" wou hiertegen een referendum organiseren. Dit bleek echter onmogelijk, omdat de wet ook een bedrag van 1 miljoen dollar had voorzien voor de implementatie van de nieuwe regeling. Dit besluit van het hooggerechtshof vormt een belangrijk precedent: voortaan kunnen de parlementsleden alle wetten afschermen tegen volksstemming, gewoon door in de wet ook een luik op te nemen met budgettaire implicaties. De krant "Detroit News" organiseerde een petitie rond de vraag: "Denkt U dat dit gerechtelijk besluit de parlementairen zal aanmoedigen om kiezers te beletten ook op andere domeinen direct te beslissen?". Op deze vraag reageerden 64% der bevraagden positief, en 35% negatief.

FLORIDA : MEER COMFORT VOOR DRACHTIGE ZEUGEN

De Amerikaanse deelstaat Florida voorziet, dat initiatiefnemers van een referendum de toelaatbaarheid van hun voorstel door het hooggerechtshog kunnen laten bekrachtigen, zodra 10% van de benodigde handtekeningen zijn verzameld. Dat is een interessante regeling. Op vele andere plaatsen gebeurt zoÕn gerechtelijke controle pas na de stemming, wat zeer frustrerend is, zowel voor de initiatiefnemers als voor de kiezers.

In Florida werd een dierenwelzijn-initiatief gelanceerd, dat voldoende bewegingsvrijheid wil opleggen voor drachtige varkens. Momenteel verblijven deze dieren meestal in zeer nauwe hokken waarin zij zich niet kunnen wenden of keren.

De handtekeningdrempel in Florida ligt op ruim een half miljoen. Momenteel werden reeds 140.000 handtekeningen bijeengebracht. Het hoogerechtshof heeft daarop het initiatief getoetst en toegelaten.

* Sectorieel referendum in de USA?

Enkele individuele veetelers en verenigingen voeren momenteel voor het Amerikaanse hooggerechtshof een proces, om een referendum binnen de vleessector af te dwingen. Het vleesverbruik in de USA gaat al jaren gestaag - achteruit. In 1976 verbruikte de gemiddelde Amerikaan 89 pond vlees per jaar, nu nog 65 pond. De vleesprijzen blijven 1 dan ook erg laag. De actievoerders willen dat een tax van één dollar per stuk vee, de zogenaamde `check off fee', wordt a afgeschaft. Deze belasting dient om het 1 vleesverbruik te promoten en om onderzoek te financieren, maar wordt door de initiatiefnemers als geldverspilling beschouwd (Associated Press, 5 - 1 - 2001).

* Referendum over Mississippi's vlag

De vlag van de zuidelijke Amerikaanse deelstaat Mississippi bevat het embleem van van de confederatie van zuidelijke staten, die zich in de vorige eeuw van het n Noorden wou afscheuren. Organisaties van zwarten beschouwen de vlag als `racistisch', omdat de slavernij één van de de hoofdthema's was tijdens de secessieoorlog, die door het Zuiden werd verloren. Vele burgers van Mississippi beschouwen de verwijzing naar de Confederatie echter als een essentieel onderdeel van de geschiedenis van hun staat, en willen de huidige vlag behouden. Omdat het deelstaatparlement de knoop niet kon doorhakken, wordt de kwestie nu doorgespeeld naar de burgers. Op het stembiljet zullen twee vlaggen prijken: de huidige en een ontwerp voor een nieuwe vlag, zonder het embleem van de Confederatie (Fox News 9 - 1 - 2001).

* Nieuw belastingsinitiatief in Washington

Tim Eyman, die reeds twee belastingsinitiatieven in de deelstaat Washington lanceerde, heeft nu de handtekeninginzameling voor een nieuw referendum gestart. Het nieuwe initiatief wil dat iedere lokale belastingsverhoging de directe iet goedkeuring van de kiezers moet krijgen. Lokale besturen zouden dus voorstellen tot de belastingsverhoging per referendum aan de burgers moeten voorleggen.

IN 2000

CALIFORNIË EN MICHIGAN: VOUCHER-INITIATIEVEN SNEUVELEN

In november hebben in een reeks Amerikaanse deelstaten opnieuw stemrondes plaatsgevonden over een reeks volksvoorstellen. We beperken ons in dit nummer van de Witte Werf tot twee voorstellen die streefden naar een radicalisering van de onderwijsvrijheid, en die het niet hebben gehaald. In Michigan sneuvelde het voucher-initiatief 'Proposition 1' , en in Californië werd het verwante Proposition 38 afgewezen. In beide gevallen verwierpen ongeveer 7 op 10 kiezers het voorstel.

De onderwijsvakbonden ontketenden een massief offensief tegen de voorstellen. In Califronië werden bijvoorbeeld een miljoen persoonlijke telefoonoproepen gedaan om kiezers aan te manen tegen het voorstel te stemmen. Voorstanders van de schoolbon-voorstellen argumenteerden, dat vrij onderwijs even essentieel is als een vrije pers. Hieronder een (enigszins ingekorte) reactie van de schrijver William Mattox op de uitslag van de twee referenda (www.nandotimes.com), die nogal typerend is voor de redeneerwijze van de voorstanders:

Vrijheid van opvoeding
Ik heb een vraag voor al de mensen uit Californië en Michigan die dit jaar tegen de twee volksinitiatieven voor vrije schoolkeuze stemden. De vraag is ook gericht aan al diegenen die zich elders in het land verzetten tegen pogingen om het gezinnen gemakkelijker te maken hun kind naar private scholen te sturen.

Mijn vraag is de volgende: indien wij Amerikanen ons verzetten tegen regeringscontrole op tijdschriften en kranten, waarom denken we dan dat staatsgecontroleerd onderwijs het beste is voor onze kinderen? Ik stel die vraag niet omdat ik denk dat de staat intrinsiek slecht is, of omdat ik geloof dat opvoeders in publieke scholen op één of andere manier verdacht zijn.

Ik stel de vraag omdat ik zie dat selectiviteit in de klassen even veel voorkomt als op de redacties van kranten en tijdschriften.

Met de term 'selectiviteit' doel ik niet op het soort eenzijdigheid dat optreedt wanneer iemand bewust objectieve informatie verdraait om een bepaalde agenda door te drukken.

Met 'selectiviteit' bedoel ik iets subtielers. Iedere opvoeder kiest, net zoals een journalist, welk materiaal hij aan anderen voorlegt, en welk materiaal niet wordt weerhouden.

Dit soort beslissingen beïnvloeden in aanzienlijke mate de wijze, waarop anderen de wereld zien, en ze zijn noodzakelijkerwijs 'tendentieus' in de zin dat deze keuzes weerspeigelen wat de mensen in een school (of op de eindredactie) belangrijk vinden.

Gelukkig veroorzaakt selectiviteit geen ernstige problemen op het journalistieke vlak, omdat de nieuwsconsument de keuzes van de redacties niet moet volgen. Indien een krantenlezer de keuzes van de 'New York Times' niet goed vindt, kan hij 'USA Today' kopen.

Maar in het Amerikaanse opvoedingssysteem hebben de consumenten veel minder mogelijkheden om de eenzijdigheden van de selectoren (of censoren) te ontwijken. Toen bijvoorbeeld de officiële instanties in Kansas beslisten om evolutietheorie te schrappen uit het schoolonderricht, was dat gewoon pech voor ouders die wél wilden dat hun kinderen iets over Darwin zouden leren.

En toen federale staatsverantwoordelijken beslisten dat er niet mocht gebeden worden op gelijk welke activiteit die door een school werd ondersteund, dan was dat brute pech voor diegenen die vonden dat hun schoolgaande kinderen moeten leren dat verering voor de Almachtige "..het begin is van alle wijsheid" (Psalm 111:10).

En tenslotte: toen staatsverantwoordelijken in New York City eerst beslisten om 'Heather has two mommies' op te nemen in het schoolcurriculum, en daarna beslisten om deze tekst weer terug te trekken, kwam het tot harde botsingen tussen ouders - een logisch gevolg van het feit dat je aan de willekeur van staatsbeslissingen bent overgeleverd. Mijn punt is niet dat al deze onderwerpen even belangrijk zijn of alle antwoorden op controversiële onderwerpen even waardevol. Ik vraag aan mijn Amerikaanse medeburgers waarom zij denken dat de honger naar waarheid bij onze kinderen het beste wordt gediend door onze scholen , net als de kranten in de vroegere Sovjet-Unie, aan een staatsmonopolie te onderwerpen.

Ik weet wel dat sommigen zullen zeggen dat de 'gemeenschapsschool' helpt om mensen bijeen te brengen - net zoals bepaalde Sovjet-politici vroeger wel zullen gezegd hebben, dat de Pravda de nationale eenheid bevorderde. In werkelijkheid creëert de staatscontrole op de Amerikaanse scholen geen eenheid, doch verdeeldheid.

Heeft de American Civil Liberties Union ooit geijverd voor het sluiten van een kerkdienst? Heeft een lid van Christian Coalition ooit geprobeerd om 'Gay Blade' te censureren? Nee. De hoofdreden voor al de onaangename confrontaties op de scholen is, dat de tegenstrevende partijen gedwongen worden tot pogingen om greep te krijgen op een opvoedkundig staatsmonopolie dat eigenlijk geen bestaansrecht heeft.

Ik weet wel dat sommigen vrezen dat de privatisering van het Amerikaans onderwijs de burgerzin en de wetenschappelijke nieuwsgierigheid zou ondermijnen. (...) Maar ik heb niet de indruk dat Amerikanen die een vrije pers hebben minder intellectuele ernst en ruimdenkendheid vertonen dan Sovjetburgers die op de berichten van Tass waren aangewezen (...) De waarheid is dat wij een vrij onderwijs minstens even hard nodig hebben als een vrije pers".

De zwakte van de schoolbon-voorstellen in Michigan en Californië lijkt te zijn, dat zij uitmonden in een vrij onderwijs en een staatsgecontroleerd onderwijs, die naast elkaar bestaan en allebei op gelijke wijze gefinancierd worden. Wie zijn kind naar een vrije school stuurt krijgt een voucher, en wie zijn kind naar een officiële school ontvangt subisidies voor zijn school. Deze gelijke financiering doet dan de vraag rijzen, waarom de officiële school wél moet gecontroleerd worden en allerlei plichtplegingen moet vervullen, en de vrije school niet. De tegenstanders van de schoolbon-voorstellen speelden dit punt zeer sterk uit: gelijke subisidiëring moet volgens hen gepaard gaan met gelijke verplichtingen jegens de 'overheid'. Op de website van het anti-voucherfront in Michigan (http:// www.allkidsfirst.org/lawsdont.html) staat een hele lijst van wettelijke verplichtingen, die officiële scholen moeten naleven en vrije scholen niet. Zo moeten officiële scholen alle kandidaat-leerlingen uit hun buurt aanvaarden, ze moeten maaltijden serveren die bovendien aan allerhande normen moeten voldoen, ze moeten vijf dagen lerarenopleiding per jaar voorzien, een vast aantal dagen per jaar lesgeven (dit aantal zal de komende tien jaar trouwens worden verhoogd), maatregelen nemen voor het transport van gehandicapte kinderen enz. Vrije scholen ontsnappen aan deze verplichtingen. Indien ze via schoolbons ook staatsgeld krijgen, zouden ze ook deze verplichtingen moeten overnemen.

Precies dit element ondermijnde de steun, die bepaalde andere groepen aan de schoolbon-initiatieven hadden kunnen geven. Zo botste Proposition 38 op het wantrouwen van de thuisonderrichtende gezinnen, die in Californië vrij talrijk zijn (in heel de USA zijn er bijna twee miljoen kinderen die niet meer naar school gaan - zie http://www.city-journal.org/html/10_3_ an_ a_ for_ home.html). In principe zouden ook thuisonderrichtende gezinnen schoolbons kunnen krijgen, want zo'n gezin (of groepje gezinnen) kan als een klein privaat schooltje worden opgevat. De organisaties van homeschooiers vreesden dat vele thuislerende gezinnen in het schoolbon-systeem zouden stappen en daardoor weer zouden ingesponnen raken in een web van toenemende regulering. Het was zelfs denkbaar dat de momenteel bestaande onderwijsvrijheid zou worden afgebouwd en de instap in het vouchersysteem voor zo'n gezinnen zou worden verplicht. Proposition 38 werd dus gewantrouwd zowel door de voorstanders van het officieel onderwijs als door de voorstanders van volledig vrij onderwijs.

Het kernprobleem, dat in Proposition 1 of Proposition 38 niet bevredigend werd opgelost, is dat schoolbons als staatsubsidies gaan functioneren, en bijgevolg vroeg of laat met politiek opgelegde voorwaarden verbonden worden. De eenvoudige waarheid is, dat staatsgecontroleerd onderwijs en vrij onderwijs niet op een rechtmatige manier naast elkaar kunnen bestaan. Ofwel krijgt het vrij onderwijs geen subsidies, of minder subsidies dan het officieel onderwijs, en dan zijn de ouders die hun kinderen naar vrije scholen sturen verplicht om via de belastingen eenzijdig de opvoeding van de kinderen in officiële scholen mee te financieren. Ofwel krijgt het vrij onderwijs wel dezelfde financiële ondersteuning als het staatsgecontroleerd onderwijs, maar dan moet het normaliter ook aan dezelfde voorwaarden voldoen als dit staatsgecontroleerd onderwijs, en evolueert het onvermijdelijk zelf naar officieel onderwijs. Er is geen derde mogelijkheid. Met name in België kan, aan de hand van de schoolconflicten in 1879-1884 en 19501958, deze paradox in concreto bestudeerd worden. Ofwel heb je een totalitair systeem met uniforme schooldwang, ofwel heb je veralgemeend vrij onderwijs. In dat laatste systeem komt de staat in het onderwijs evenmin tussen als in bijvoorbeeld het perswezen.

Maar onderwijs kost geld. Het probleem van het vrij onderwijs is dus in zeer grote mate het probleem van een niet-voorwaardelijke geldstroom die het voor ieder kind volledig de onderwijskosten dekt. Ook ouders die hun kinderen naar de staatsschool sturen, zouden een schoolbon moeten krijgen. Die schoolbon zou onvoorwaardelijk moeten zijn, en verworven moeten worden als een onvoorwaardelijk burgerrecht, door het louter feit van de geboorte. Dit zou op de eenvoudigste manier kunnen gerealiseerd worden door het kindergeld te verhogen tot een bedrag, waarmee ook het onderwijs van het kind direct door de gezinnen kan bekostigd worden. Tegelijk kan dan het departement van onderwijs en de hele daaraan verbonden bureaucratie worden afgeschaft.

De Amerikaanse referenda over onderwijs-vouchers illustreren duidelijk dat kiezers niet over één nacht ijs plegen te gaan. Wie het systeem van de onderwijsfinanciering ten gronde wil hervormen, moet over sterke argumenten en vooral over een coherente visie beschikken; zoniet blijft het publiek niet overtuigd. De huidige voucher-initiatoren beschikten duidelijk nog niet over een samenhangende kijk op de onderwijsproblematiek. Hopelijk komen er in het volgende decennium meer uitgerijpte en doordachte initiatieven.

Uittreksel uit een interview met Noam Chomsky

V: Beschouwt U de EU-structuren als democratisch?

NC: Nee, de structuren van de EU zijn ondemocratisch. Kijk maar naar de ongehoorde macht die de nieuwe Europese centrale bank meekreeg. Zelfs in rechtse neoliberale kringen in de USA was hierop kritiek.

V.: Maar hoe staat het dan met het democratische principe in grote staten van continentale afmetingen, of in statenbonden? Kan in zo'n context überhaupt democratie bestaan in de zin van een werkelijke volksinvloed op het regeringsgebeuren? Een democratie dus, die zich niet beperkt tot deelname aan formele kiesverrichtingen?

NC: Ik geloof van wel. Natuurlijk is een democratie gebaseerd op persoonlijk contact veruit verkieselijk. Maar anderzijds bieden de nieuwe communicatiemiddelen mogelijkheden die we moeten benutten. We mogen nooit vergeten dat de soevereiniteit bij het volk berust. Bevoegdheden kunnen van onder naar boven gedelegeerd worden, maar zo'n delegatie moet altijd intrekbaar zijn.

V: Biedt het instrumentarium van de directe democratie, met referendum en volksinitiatief, een mogelijkheid om deze eis institutioneel gestalte te geven?

NC: Het systeem van referendum en grondwettelijke volksinitiatieven in de USA biedt geen echte mogelijkheid om een bevoegdheidsverlening weer in te trekken. Volgens mij moet een optimale democratie aan het volk een reël werkbaar mechanisme bieden om de beslissingsbevoegdheid weer naar zich toe te trekken. Zo'n mechanisme moet een dusdanige vorm aannemen, dat het niet gebruikt kan worden om de uitvoerende macht of het parlement te hinderen. Volksvertegenwoordigers moeten een zekere vrijheid hebben om zich van hun taak te kwijten. Men kan niet van tevoren bepalen waar het evenwicht hier juist moet liggen. Zo'n ideeën moeten mettertijd rijpen, via ervaring met zelfregering. Ik voeg hier overigens direct aan toe, dat deze bespiegelingen een enigszins academisch karakter hebben, in het licht van de veel grotere verstoringen van de democratie, met name door de afstand van fundamentele bevoegdheden aan ondemocratische instanties die aan niemand verantwoording verschuldigd zijn. Ik denk hier bijvoorbeeld aan multinationals, die een enorme impact hebben op het sociaal-economische leven en op de politieke vrijheid.
Om nog eens terug te komen op de hedendaagse communicatiemiddelen: ik schat de waarde van het internet als informatiemiddel zeer hoog in en ik eis het behoud ervan als openbare instelling. Zonder het internet waren bijvoorbeeld de demonstraties in Seattle tegen de globalisering onmogelijk geweest. Hier neemt een nieuw soort solidariteit vorm aan, een solidariteit tussen mensen uit diverse landen die de machtigen van deze aarde zeker niet zien zitten. Niet toevallig streven bepaalde kringen ernaar, om het internet te privatiseren. Door de uitbreidende commercialisering zal interessante informatie steeds moeilijker te vinden zijn. Bedenk dat het internet niet door de privésector werd gecreëerd, maar door openbare instituten die met belastingsgeld werden gefinancierd (van het Amerikaanse ministerie van defensie tot de CERN) - net zoals vele andere zaken trouwens, en dit ondanks het ruim verspreide vooroordeel dat alle vooruitgang uit private initiatieven voortvloeit. Het nieuwe communicatiemiddel dient als gemeenschapsbezit te worden beschouwd en moet in die hoedanigheid blijven bestaan (...).

Personalia: Noam Chomsky is hoogleraar aan het Massachusetts institute of Technology. Hij is de vader van de generatieve spraakleer en is de bekendste linguist van onze tijd. Hij neemt scherpe anti-kapitalistische standpunten in, geldt als een radicale verdediger van vrije meningsuiting, en verzette zich recent in krachtige bewoordingen tegen de NAVO-interventie in Kosovo. Het interview werd op 14 juni 2000 in Parijs afgenomen en verscheen in Europa-Magazin, nr.3 (2000), p.15-16 (www. crossnet. chleuropa-magazin).

Opmerking:
Chomsky wijst in deze passage terecht op een fundamentele zwakte van de directe democratie in de USA. Enkel op deelstaatniveau (in 24 staten) zijn referenda op volksinitiatief mogelijk; op federaal niveau is elke vorm van directe democratie compleet afwezig. Daardoor kunnen de burgers over federale materies geen referendum afdwingen, en staan zij ook weerloos wanneer een hooggerechtshof een door het volk goedgekeurd voorstel weer vernietigt, omdat het in strijd is met een of andere grondwettelijke bepaling. Reeds Jean-Jacques Rousseau wees erop dat een systeem van permanente en onherroepbare afstand van beslissingsbevoegdheid een democratische onmogelijkheid is. In een democratie moet het soevereine volk steeds over de principiële mogelijkheid beschikken, om instanties terug te fluiten of wetten te veranderen die tegen de volkswil ingaan.

OREGON: NEGATIEVE GERECHTELIJKE UITSPRAAK VOOR VOLKSINITIATIEVEN

(naar bericht van het I & R Institute)

Verzamelaars van handtekeningen voor referenda kunnen voortaan niet meer aan de slag in winkelstraten en op parkeerterreinen van grootwarenhuizen. Dat heeft het Hooggerechtshof van Oregon beslist o 12 september. Tot nu werd het merendeel van de handtekeningen juist op deze plaatsen verzameld. Voor activisten blijven nog enkel voetpaden en bushalte-stations over. Volgens Dane Waters van het Initiative & Referendum Institute vormt de voortdurende beperking van het aantal plaatsen waarop in diverse staten handtekeningen kunnen worden verzameld, de grootste bedreiging voor de leefbaarheid van het volksinitiatief. Om handtekeningen te verzamelen dient men immers de gelegenheid te hebben om mensen aan te spreken, en dit op een ogenblik dat ze over enige tijd beschikken. Winkelplaatsen zijn daarvoor het meest geschikt.

De uitspraak van het Hooggerechtshof kwam er na een omgekeerde beslissing van lagere rechtbanken, die vonden dat private winkelstraten vanuit democratisch oogpunt het equivalent zijn van openbare wegen en dus bruikbaar moeten zijn voor diegenen die hun medeburgers voor de totstandkoming van een volksinitiatief willen aanspreken.

Achter de tegenstrijdige gerechtelijke uitspraken in Oregon gaan natuurlijk twee opvattingen over grondeigendom schuil. Volgens de klassieke liberale marktopvatting, die nu door het hooggerechtshof in Oregon wordt bevestigd, heeft de eigenaar in principe absolute heerschappij over de grond. Grond is in die optie een gewone koopwaar, en wie grond gekocht heeft kan aanspraak maken op het exclusieve genot ervan. Volgens de rivaliserende opvatting is grond geen koopwaar, omdat grond niet in functie van de vraag kan bijgemaakt worden (en ook niet kan verbruikt worden). De eigenaar ontleent in die visie zijn aanspraken op de grond aan het productief gebruik dat hij ervan maakt (waarbij bijvoorbeeld ook de woonfunctie als productief gebruik wordt gezien). Exclusiviteitsaanspraken moeten in die optiek kunnen teruggevoerd worden op dit productief gebruik. Wie bijvoorbeeld een woning betrekt, heeft het recht te bepalen wie zijn woning mag betreden omdat privacy een essentieel aspect is van de woonfunctie. In de mate dat de commerciële functie niet wordt gehinderd door het verzamelen van handtekeningen kan in deze visie de verzameling van handtekeningen in' private' winkelstraten niet beschouwd worden als een inbreuk op het eigendomsrecht van de ondernemingen die deze straten 'bezitten'. In feite kan een ruimte die de facto als straat functioneert, nooit als een privé-domein worden beschouwd zonder de burgerrechten te schenden. Maar het hooggerechtshof van Oregon oordeelt daar dus anders over.

Actievoerders in Oregon klagen het feit aan, dat economische machten in feite de publieke ruimte grotendeels hebben overgenomen. Grote commerciële firma's kopen in de stadscentra hele huizenblokken op, leggen daarin privé-straten aan die uitmonden op privé-parkeerterreinen, en installeren aansluitend daarop hun winkels die het grote publiek trekken. De 'orde' wordt op deze terreinen ook grotendeels verzekerd door privé-bewakingsdiensten. De echte openbare straten dienen meer en meer als louter transitkanalen naar de echte straten, waar de grote massa in principe bereikbaar is doch zich op privaat terrein bevinden. Marbet , van de Pacific Green Party, vatte de situatie als volgt samen: 'Democracy is decided in the marketplace, and the decision confirms that it is for sale to the highest bidder" ('democratie speelt zich in essentie af op het marktplein, en de gerechtelijke uitspraak bevestigt dat dit marktplein te koop staat voor de hoogste bieder').

Bisschoppen zeggen ja! tegen vouchers

In de USA staat momenteel de onderwijsvrijheid hoog op de agenda. In Michigan zal in november eerstkomend een volksstemming plaatsvinden over een 'voucher amendment', dat studietoelagen ten bedrage van $3.150 zou toekennen aan privéscholen in districten waar het officieel onderwijs slecht presteert.

De katholieke bisschoppen hebben te kennen gegeven dat ze de maatregel steunen, en ze zullen de 2,3 miljoen katholieken in Michigan schriftelijk oproepen om ja te stemmen (Detroit Free Press, 28 juni 2000).

Ook voucher-initiatief in Californië

Op 7 november eerstkomend wordt ook in Californië gestemd over een voucher-initiatief. Ieder kind dat naar een privé-school gaat zou een schoolbon krijgen van zeker 4.000 dollar (het officieel onderwijs krijgt per kind en per jaar 7.000 dollar). Volgens een peiling gehouden halfweg juni, bleken de stemintenties van de kiezers verdeeld: 39% pro, 39% contra en 22% nog onbeslist. Dat ziet er niet heel goed uit , want doorgaans brokkelt de steun voor een volksinitiatief af in de loop van de laatste weken of maanden.

In 1993 was er in Californië al een soortgelijk initiatief, dat toen door twee derde van de kiezers werd afgewezen. Naarmate de onvrede over het officiële onderwijs toeneemt, versterkt ook de steun voor het voucher-idee.

De kerngedachte achter de voucher-impuls luidt, dat gezinnen weer de initiatiefnemers en scheppers op onderwijsgebied moeten worden. Dit was zo tot diep in de 19de eeuw. Door de geldstroom van de gezinnen naar scholen om te leiden via de staat, heeft de politieke klasse in alle Westerse landen de opvatting doen postvatten, dat alleen de staat onderwijs kan inrichten. Hierdoor heeft de staat een enorme invloed gekregen op het privé-leven van de bevolking, enerzijds door controle op de onderwijsprogramma's en lerarenopleidingen, en anderzijds door de ontmoediging van onderwijsscheppende ouderinitiatieven. Ouders moeten via de belastingen immers sowieso voor het staatsonderwijs betalen, en indien ze voor hun kind een andere onderwijsvorm willen, moeten ze daarvoor nog eens extra opdraaien. Vouchers geven in dat laatste geval de ouders hun geld terug.

De voucher-initiatieven worden op leven en dood bekampt door de machtige onderwijsvakbonden. Zij willen het openbaar onderwijsmonopolie, waarop hun machtspositie is gebouwd, behouden en zelfs nog versterken.

Initiatief tegen 'bilingual schooling' in Arizona

In diverse zuidwestelijke staten van de USA bestaat een systeem van 'bilingual schooling' voor kinderen waarvan de moedertaal Spaans is. Deze kinderen krijgen onderricht grotendeels in het Spaans; het Engels wordt slechts gaandeweg aangeleerd. Tegen dit systeem is veel kritiek gekomen omdat het de kinderen met een blijvende taalachterstand inzake Engels zou opzadelen. In Californië is dit tweetalig onderricht in 1998 via een referendum afgeschaft. In Arizona komt er op 7 november nu een vergelijkbare stemming: de handtekeningdrempel van 101.000 handtekeningen werd met 165.000 ondertekenaars ruimschoots overschreden (The Arizona Republic , 28 juni 2000).

Belangrijke gerechtelijke uitspraken in Utah en Arizona

In Utah bestaat de mogelijkheid tot referendum op volksinitatief. Er is echter een eigenaardigheid: het is een dienst verbonden aan het deelstaatparlement die de uiteindelijke tekst opstelt van de kiesbrochure die de kiezers onder ogen krijgen. Twee volksinitiatieven, namelijk 'Utahns for a common language' (dat Engels als de officiële taal in Utah wil aanduiden) en 'Utahns for property protection', hadden klacht ingediend op de partijdige wijze waarop hun voorstel werd beschreven.

De klagers hebben van de rechter gelijk gekregen. Het probleem is structureel. Beide volksinitiatieven betreffen wetsvoorstellen, die door het parlement van Utah werden verworpen. Bijgevolg zijn de diensten van dit parlement niet de geschikte instantie om de kiesbrochures op te stellen.

Het initiatief 'Utahns for property protection' verzet zich tegen de inbeslagname van eigendom van "..een eigenaar, die geen weet had van de misdaad en er ook niet mee instemde" (in de USA kunnen zo'n inbeslagnames voorkomen, bijvoorbeeld in drugsmisdrijven). De diensten van het parlement hadden de omschrijving "..an innocent owner (who) neither knew of or consented to the crime" vervangen door "..persons accused of any of the specified crimes" ("personen die beschuldigd worden van één der volgende misdrijven"). De rechter herstelde de oorspronkelijke formulering.

Twee dagen na de uitspraak in Utah volgde een gelijkaardig vonnis in Arizona. Het gerechtshof van deze deelstaat oordeelde dat de tekst van twee kiesbrochures moest herschreven worden, omdat de tekst de initiatieven in een nadelig licht stelde. Het betrof de iniatieven 202 ('Citizens growth management initiative', dat nieuwe modaliteiten voorstelt voor planning en regularistie van economische expansie) en 204 ('Healthy Arizona', dat de opbrengsten van bepaalde tabaksinkomsten wil voorbehouden aan gezondheidszorg voor niet-verzekerden).

Het is niet de eerste maal dat op dit domein conflicten voorkomen. De ervaringen uit Utah, Arizona en vele andere plaatsen leren ons dat de uiteindelijke redactie van de brochure door een authentiek onafhankelijke instantie moet gebeuren, en in nauw overleg met de voor- en tegenstanders van het initiatief.

(bron: Associated Press, 8 en 10 augustus, via IRI).

USA : EEN STILLE BELASTINGSREVOLUTIE ?

(uit 'Investor's Business Daily', 17 april 2000)

De huidige belastingsregelingen vereisen dat (volgens schattingen van de 'Internal Revenue Service') de Amerikanen ongeveer 6,1 miljard uren aan belastingsaangiften zullen besteden en ruim 1,9 triljoen dollar aan belastingen gaan betalen. Dat is meer dan 20% van het BNP. Procentueel gezien betaalden de Amerikanen nooit meer belastingen, tenzij tijdens de tweede wereldoorlog.

Uit opiniepeilingen blijkt niet dat de Amerikaanse kiezer erg bezorgd is over die evolutie. Deze peilingen geven aan dat opvoeding, gezondheidszorg, morele waarden, sociale zekerheid doorgaans hoger scoren op het zorgenlijstje dan de belastingen. Allerlei zelfverklaarde autoriteiten besluiten dan ook dat de natie niet in een stemming is voor een belastingsrevolte. Maar volgens het IRI-instituut in Washington is die conclusie helemaal verkeerd. In 24 deelstaten kunnen de burgers direct beslissen over de politiek op deelstaatniveau. Het populairste thema: de belastingen.

Van 1996 tot maart 2000 waren er 12 volksinitiatieven voor belastingsverlaging, waarvan er 8 werden goedgekeurd. Voor de komende herfst zijn 65 referendums op volksinitiatief voorzien in 16 staten: Alaska, Arkansas, Arizona, Californië, Colorado, Florida, Kansas, Massachussetts, Maine, Michigan, Montana, Oklahoma, Oregon, Zuid-Carolina, Zuid-Dakota en Washington. Hieronder zijn verscheidene belangrijke belanstingsinitiatieven. De aandacht gaat vooral naar Massachusetts, dat naar US-normen hoge belastingen kent en waar een voorstel ter stemming komt om de deelstaat-inkomensbelasting van 6% naar 5% terug te dringen. Recente opiniepeilingen toonden aan dat 72% van de kiezers het voorstel onderschrijft en slechts 18% het idee verwerpt.

De populariteit van voorstellen tot belastingsverlaging hebben alles te maken met de gunstige economische toestand, die maakt dat de budgetten van de meeste deelstaten door meevallende fiscale ontvangsten serieuze overschotten vertonen. Het initiatief I-695, dat in de staat Washington door de burgers werd goedgekeurd maar nadien door een ingreep van het hooggerechtshof van de deelstaat sneuvelde, is misschien de voorbode van een brede beweging.


USA: DIRECTE DEMOCRATIE EN LANDCONSERVATIE

De 'Land Trust Alliance', een Amerikaanse organisatie die zich bezighoudt met de bescherming en klassering van landschappen en open ruimtes, heeft een overzicht bekend gemaakt van de referendumresultaten op dit terrein. Het blijkt dat 92 van de 102 referenda, die op diverse domeinen over dit onderwerp werden gehouden, door de burgers zijn goedgekeurd. In vele gevallen gaat het om grote sommen belastingsgeld. Zo keurden de burgers van Miami Beach met een meerderheid van 87% een uitgave van 24 miljoen dollar goed voor parkruimtes en publieke stranden. In totaal gaven de burgers langs direct-democratische weg de toestemming voor 1,8 miljard dollar uitgaven op dit terrein (zie: http://www.lta.org/1999referenda.html).

IN 1999


HET CONGRES VAN HET IRI in mei 1999: ENKELE VERSLAGEN

 

Hieronder volgen verslagen of besprekingen van voordrachten of documentatie, die op het congres ter beschikking werden gesteld.

GELD EN VOLKSINITIATIEF

 

Elisabeth Gerber (universiteit van Californië, San Diego) maakte een uitvoerige studie over de rol van het geld bij volksinitiatieven. Zij publiceerde haar bevindingen in het boek 'The populist paradox' (Princeton University Press 1999) dat we in een volgende Witte Werf uitvoeriger zullen bespreken. Haar belangrijkste vaststelling is, dat geld niet volstaat om een bepaalde maatregel via een referendum goedgekeurd te krijgen. Economische belangen, die proberen om via een volksinitiatief een bepaalde regeling door te drukken, komen doorgaans van een kale reis terug.

 

Niettemin is het met de inzet van voldoende financiële middelen wel mogelijk om de nodige handtekeningen voor een referendum te verzamelen. Wie over veel geld beschikt is dus doorgaans wel in staat, om een referendum af te dwingen. Gerber vond dat economische belangengroepen dit in 68% van de gevallen doen, niet om het eigen voorstel goedgekeurd te krijgen (want dat lukt in de meeste gevallen toch niet), maar wel om een authentiek volksinitiatief op hetzelfde domein te blokkeren. Indien bijvoorbeeld onder de bevolking een meerderheid bestaat van 60% voor een bepaald voorstel, dan kun je door het lanceren van een 'gematigder' voorstel de score van het oorspronkelijke voorstel doen afkalven tot 45%, terwijl je zelf maar 20% of 30% haalt. In dat geval zijn beide voorstellen afgekeurd, zodat alles bij het oude blijft, wat eigenlijk de bedoeling was van diegenen die het 'gematigder' voorstel lanceerden.

 

'Authentieke' volksinitiatieven, die dus niet gesteund worden door één of andere economische belangengroepen, hebben in slechts 26% van de gevallen blokkade van een ander voorstel tot doel.

 

De praktijk, om een initiatief via het lanceren van een parallel initiatief te blokkeren, is in Californië tamelijk gebruikelijk. In Zwitserland komt deze praktijk vrijwel nooit voor.

 

Zoals we reeds vroeger in de Witte Werf hebben bericht, zou het probleem van de door economische machten gelanceerde initiatieven vrij gemakkelijk kunnen worden opgelost, door het betaald inzamelen van handtekeningen te verbieden. Er zijn daartoe in diverse Amerikaanse deelstaten ook reeds heel wat pogingen geweest, maar het Amerikaanse gerecht vernietigt alle wettelijke regelingen in die zin.

 

BEPERKTE HERVERKIESBAARHEID

 

Boekbespreking:

Eric O'Keefe "Who rules America: the people vs. the political class" Spring Green (Wisconsin): Citizen Government Foundation (1999)

 

In de USA is de beweging voor directe democratie tamelijk nauw verweven met een andere beweging, die streeft naar de (her)invoering van de zogenaamde 'term limits'. Dit betekent dat verkozenen slechts een beperkt aantal keren voor herverkiezing in aanmerking kunnen komen. Op het IRI-congres zat het boekje van O'Keefe dan ook in het informatiepakket, dat iedere deelnemer werd bezorgd.

 

Beperkte herverkiesbaarheid is natuurlijk ook in ons land niet helemaal onbekend, omdat Agalev in zijn begintijd het principe ook erkende. De ervaringen die deze partij opdeed illustreren goed, waarom beperkte herverkiesbaarheid zo fundamenteel is. Agalev heeft namelijk het principe opgegeven onder druk van zijn verkozenen. Deze laatsten verwerven, precies doordat ze verkozen zijn en zich dus in tegenstelling tot niet-verkozen partijleden voltijds met politieke kunnen bezighouden, vrij snel een overwicht (meer bekendheid en spreekgelegenheid in de partij en in de media, meer dossierkennis enz.). Het argument tegen de beperkte herverkiesbaarheid luidt, dat de reeds verkozenen een kapitaal aan ervaring en bekendheid vertegenwoordigen dat je niet zomaar mag 'weggooien'. Agalev heeft trouwens bij de laatste verkiezingen resoluut haar schroom voor het electoraal uitspelen van mediabekende 'boegbeelden' overboord gegooid, met gunstig electoraal gevolg.

 

Maar dit betekent nog niet dat de argumenten voor beperkte herverkiesbaarheid niet deugen. Want de laag van permanente beroepspolitici, die nu ook binnen Agalev is ontstaan, is objectief een groep met een eigen belang, dat niet noodzakelijk samenvalt met het algemeen belang. De zogenaamde 'politieke klasse', die bij onbeperkte herverkiesbaarheid onvermijdelijk ontstaat, streeft eerst en vooral naar haar eigen behoud. Iemand die herverkozen kan en wil worden, zal onvermijdelijk bij zijn politieke beslissingen en stemgedrag ook denken aan zijn herverkiezing. Het duidelijkst komt dit tot uiting bij de partijdiscipline: partijen kunnen het stemgedrag van de verkozenen controleren, omdat ze bij 'wangedrag' de herverkiezing van het parlementslid kunnen hypothekeren. Iemand die zeker weet dat hij niet meer herverkozen kan worden, is niet meer vatbaar voor dit soort partijtucht. Leden van de politieke klasse ondergaan permanent waardenassimilatie vanuit het onrepresentatieve milieu waarin ze vertoeven, en waar naast leden van de eigen klasse vooral economische lobbying bepalend is (in Brussel bevinden zich ongeveer 10.000 officiële lobbyisten). Het is dus de moeite waard om deze problematiek eens door een andere, Amerikaanse bril te bekijken, en daarvoor is het boekje van O'Keefe zeer geschikt.

 

O'Keefe begint met een interessante historische vaststelling: het principe van beperkte herverkiesbaarheid was bij de grondleggers van de USA zo vanzelfsprekend, dat ze het niet eens in de grondwet opnamen. Ten onrechte, zoals later bleek. Zo had George Washington reeds het principe vooropgesteld, dat een Amerikaanse president slechts eenmaal herkozen zou mogen worden. Maar pas nadat Franklin Roosevelt gedurende vier presidentstermijnen op zijn zetel bleef zitten, heeft men de beperkte herverkiesbaarheid in de grondwet opgenomen (22ste amendement). Beperkte herverkiesbaarheid werd door John Adams nogal dichterlijk beschreven als volgt: "Representatives should be like bubbles on the sea of matter borne; they rise, they break, and to that sea return". In het eerste ontwerp van de Amerikaanse grondwet stond de beperkte herverkiesbaarheid ingeschreven, maar uiteindelijk werd het principe weggelaten, omdat het zo algemeen aanvaard werd dat expliciete formulering overbodig leek. Eén van diegenen die dit betreurden was Thomas Jefferson. Hij voorzag dat de mentaliteit op lange termijn wel eens zou kunnen veranderen.

 

Toch bleek Jefferson's bezorgdheid op korte termijn overbodig. Gedurende het grootste deel van de 19de eeuw kwam het maar zeer zelden voor, dat een lid van het Congres langer dan drie termijnen zetelde.

 

Bij de verkiezingen van 1876 bleven slechts 3 leden van het Huis zetelen, die minstens twaalf jaar dienst hadden. In 1976 was dit aantal echter opgelopen tot 146, en in 1990 tot 198. Voor de senaat gelden vergelijkbare cijfers. Met andere woorden: de Amerikaanse parlementen worden nu, in tegenstelling tot vroeger, bemand door beroepspolitici. In 1896 was de gemiddelde diensttijd van een Amerikaans parlementslid 30 maanden, in 1990 meer dan tien jaar. Invoering van beperkte herverkiesbaarheid (three term limit: een parlementslid mag hoogstens tweemaal worden herkozen) zou de rotatie in het Amerikaanse parlement doen verdubbelen, en doen terugkeren tot het gemiddeld niveau voor WO II.

 

Een democratische paradox

 

Terwijl in ons land de overgrote meerderheid van de burgers weinig of geen vertrouwen uitspreekt in de politici of de politieke instellingen of partijen, kiezen die burgers toch steeds opnieuw voor dezelfde volksvertegenwoordiging. Dit is een democratische paradox, die ook in de USA voorhanden is en waaraan O'Keefe heel wat aandacht besteedt. Uit een opiniepeiling, gehouden in 1996, bleek dat 55% van de ondervraagden liefst het hele Congres naar huis zou willen sturen en volledig vervangen door nieuwe vertegenwoordigers. Zeven weken later werd toch 95% van de Congresleden herkozen. Hoe kan dat?

 

Eigenlijk is het mechanisme vrij eenvoudig. Het berust op het principiële menskundige gegeven, dat je alleen vertrouwen kan geven aan een bekende. Zelfs al heb je relatief weinig vertrouwen in iemand, dan zul je die nog altijd verkiezen boven een totaal onbekende. Kiezers spelen immers altijd op veilig. Voor een verandering wordt pas geopteerd indien dit alternatief voldoende gekend is. Dit geldt zowel voor representatieve als voor directe besluitvorming. Indien machthebbers erin slagen om het veld van bekendheid te bezetten, dan kunnen zij daaruit nauwelijks verdreven worden, ook al genieten ze ten gronde weinig of geen vertrouwen.

 

In ons land wordt dit gekendheidsmonopolie door de politieke klasse dan ook zorgvuldig in stand gehouden. Een waaier van mechanismen staat hiervoor ter beschikking. Beroepspolitici hebben een quasi monopolie op de toegang tot de media. Er bestaat op dit terrein ook een symbiose tussen de politieke klasse en de media: ze hebben elkaar nodig en ze dienen elkaars belangen. Deze vergroeiing is zeer mooi te zien in de verkiezingstijd. Het monopolie van de gevestigde partijen in de openbare omroep is zelfs wettelijk geregeld. Maar ook in de geschreven pers is er geen doorkomen aan. Toen WIT in 1995 aan de verkiezingen deelnam, was iedere toegang tot de media potdicht afgesloten. Persconferenties bleven volledig onbezocht. Enkele dagen voor de verkiezingen besteedde de openbare radio dan een kort bericht aan de kleine partijen. Geen enkel journalist had WIT hiervoor gekontakteerd, en over de radio werd het absurde bericht omgeroepen dat WIT ernaar streefde om alle wetgevend werk via referenda te laten verlopen. Toen telefonisch met de nieuwsredactie contact werd opgenomen en een rechtzetting werd geëist, werd ons gniffelend meegedeeld dat zo'n rechtzetting 'moeilijk' zou zijn. Beroepspolitici vullen dit persmonopolie meestal aan met een systeem van individueel dienstbetoon, dat voor lokale bekendheid zorgt. In vele gevallen functioneren verkozenen ook als lobbyist voor een of andere 'middenveldorganisatie' (vakbond, boerenbond enz.) die in ruil tijdens de verkiezingstijd ook de campagne voor naambekendheid van de politicus ondersteunt.

 

In de USA is dit niet anders. Zetelende parlementsleden hebben een enorm bekendheidsvoordeel ten opzichte van nieuwkomers, en ze doen er meestal alles aan om dit voordeel te maximaliseren. Amerikaanse parlementsleden hebben het recht om per jaar ongeveer een miljoen brieven op overheidskosten te versturen. Van deze mogelijkheid wordt druk gebruik gemaakt, en met resultaat. In 1994 had 63% van de kiezers post gekregen van zetelende parlementsleden, terwijl slechts een kwart iets had ontvangen van kandidaat-nieuwkomers. Zetelende Amerikaanse parlementsleden hebben ook het recht om hun medewerkers op overheidskosten onbeperkt te laten telefoneren. Daardoor krijgen in de kiescampagnes ook driemaal meer kiezers een oproep van de zetelende kandidaten. De zetelende kandidaten hebben ook kosteloos toegang tot radio en televisie, zodat in 1994 33% van de kiezers de zetelende kandidaat hadden gehoord op de radio, terwijl slechts 18% de tegenkandidaten had gehoord. In 1996 bood Compuserve vrije websites aan aan alle zetelende volksvertegenwoordigers en aan alle tegenkandidaten. De 'Federal Election Commission' stak hier een stokje voor; de gratis websites zouden als niet-toegelaten giften in natura worden beschouwd. De tegenkandidaten konden dus niet kosteloos over een website beschikken, maar de zetelende kandidaten wel: die hebben van overheidswege zo'n website ter beschikking. Natuurlijk wordt de 'Federal Election Commission' die deze maatregel nam door zetelende parlementsleden gecontroleerd. Dit systeem loopt natuurlijk helemaal parallel met het Belgische stelsel, waar gevestigde partijen (en dus hun kandidaten) belastingsgeld voor hun propaganda kunnen gebruiken, terwijl tegenkandidaten over die mogelijkheid niet beschikken en tegelijk slechts in beperkte mate giften mogen ontvangen. Het dienstbetoon bij de Amerikaanse parlementsleden is eveneens zeer sterk ontwikkeld. De parlementsleden hebben op kosten van de belastingbetaler ongeveer 18.000 personeelsleden in dienst die zich in hoofdzaak met deze 'constituent service' bezighouden.

 

Een en ander wordt dan aangevuld met de praktijk van wat de Amerikanen 'pork' noemen: het bestrooien met overheidsmanna van het eigen kiesdistrict. Deze praktijk maakt dat gevestigde politici tot steeds meer uitgaven geneigd zijn. Parlementsleden in hun eerste termijn keuren gemiddeld 7 à 9% minder uitgaven goed dan de oudgedienden: hoe langer je in Washington zetelt, hoe meer belastingsgeld je spendeert. Een bijzonder brutaal voorbeeld hiervan was de 'midnight pay raise' in 1989, waarbij de leden van het Huis van Afgevaardigden - zich gezien het gevorderde uur onbespied wanend - aan zichzelf een forse loonsverhoging toekenden. De maatregel werd goedgekeurd met 252 tegen 174 stemmen. Bij diegenen die zes jaar of minder in het Huis zetelden, keurden 49 de maatregel goed, terwijl 72 tegenstemden.

 

 

Nog een democratische paradox

 

Het idee van beperkte herverkiesbaarheid geniet de steun van ongeveer 75% van de Amerikaanse kiezers (p.17). Hoe zit het met de verkozenen? Een recent onderzoek bij parlementsleden op deelstaatniveau wees uit dat de verhoudingen hier omgekeerd lagen: 76% waren tegenstanders, slechts 18% voorstanders van beperkte herverkiesbaarheid (p.68). Hoe is dit mogelijk, wanneer we aannemen dat de volksvertegenwoordigers de wil van het volk vertegenwoordigen? Paradox!

 

Misschien nog interessanter was de uitkomst van het onderzoek bij professionele lobbyisten: hier was slechts 9% te vinden voor het idee, terwijl niet minder dan 86% onbeperkte herverkiesbaarheid verkiest. Dat is niet verwonderlijk, want beperkte herverkiesbaarheid verwoest het 'old boys'-netwerk dat voor een goede lobbyist zo essentieel is. Eén lobbyist verklaarde zelfs nadrukkelijk: "Lobbyisten onderschrijven de bewering van de voorstanders van beperkte herverkiesbaarheid: deze maatregel zou de gevestigde banden doorbreken en het zakendoen door de belangengroepen bemoeilijken" (p.68) Maar tegelijk is deze vaststelling voor de modale kiezer misschien wel het sterkste argument om inderdaad te opteren voor een systeem van beperkte herverkiesbaarheid.

 

Ondertussen is beperkte herverkiesbaarheid ingevoerd in 18 Amerikaanse deelstaatparlementen. In 16 van deze staten gebeurde dit via een referendum op volksinitiatief. In de twee andere staten, namelijk Utah en Louisiana, besloot het parlement alleen maar tot de invoering van de maatregel nadat een volksinitiatief reeds was opgestart en volkomen duidelijk was geworden, dat de beperkte herverkiesbaarheid sowieso eraan kwam. In drie andere staten, namelijk Washington, Massachusetts en Nebraska, werden volksinitiatieven voor beperkte herverkiesbaarheid door de rechtbanken afgeschoten. Veel commentaar is bij deze stand van zaken niet nodig...


NEBRASKA : GUNSTIGE UITSPRAAK VOOR HET REFERENDUM

Op 19 november velde het hooggerechtshof van Nebraska een gunstige uitspraak in het proces tegen een nieuwe wet, die het parlement van deze deelstaat had ingesteld om het referendum op volksinitiatief te bemoeilijken. Dit soort pogingen zijn tegenwoordig schering en inslag in de USA. De nieuwe wet schreef voor dat alle gegevens op de handtekeninglijsten exact moesten overeenkomen met de gegevens op de lijsten van geregistreerde kiezers. Een afgekorte straatnaam, of de weglating of afkorting van een tweede of derde voornaam zou dus leiden tot de verwerping van de handtekening.

Het parlement verantwoordde de wet als een anti-fraude maatregel. Het hooggerechtshof heeft echter geoordeeld dat de wet in dit opzicht haar zogenaamd doel duidelijk voorbijschiet en in feite bedoeld was om het referendumproces te hinderen. De nieuwe wet werd als ongrondwetttelijk verworpen.

CALIFORNIË : VOLKSINITIATIEF OVER ELEKTRONISCH STEMMEN

Eind december is in Californië de handtekeningactie van start gegaan voor een volksinitiatief, dat registratie en stemmen over het internet moet mogelijk maken. Indien tegen 25 mei 419.260 handtekeningen worden bijeengebracht, komt het in november 2000 tot een stemming over dit voorstel.

Hoe zou het stemmen via een persoonlijke computer kunnen verlopen op een manier, die fraude uitsluit en het geheim der stemming garandeert?

In een eerste stap zou de kandidaat-kiezer naar de website van zijn County moeten surfen, een elektronisch aanvraagformulier opladen, tekenen en terugzenden, samen met het ID van de computer. Na verificatie van de handtekening krijgt de kiezer dan een PIN-nummer dat enkel op de eigen computer werkt. Op de dag der stemming surft hij dan naar het elektronisch kiesbureau (waarvoor het PIN-nummer nodig is) , klikt zijn keuzes in en zendt ze door. De keuze wordt gecodeerd bij het doorzenden. De computer op het kiesbureau noteert enerzijds wie stemt, en anderzijds hoé werd gestemd, maar op twee verschillende plaatsen.

Niet iedereen is enthousiast over het voorstel. De peilingen wijzen uit dat slechts 30% van de burgers het internetsysteem echt ziet zitten. Sommigen merken op dat het systeem een eenzijdig voordeel geeft aan de bezitters van computers.

PHILADELPHIA II

Op het internet is een discussie losgebroken over het 'Direct Democracy Initiative' van Mike Gravel, ex-senator (1969-1981) voor Alaska. Het is de bedoeling van dit initiatief om enkele tientallen miljoenen handtekeningen te verzamelen onder een nieuwe soevereiniteitsverklaring door het volk, die net als de eerste soevereiniteitsverklaring (die in Philadelphia werd bekendgemaakt) zou aanvangen met de woorden: 'We the people...'.

Het is dus de bedoeling dat het volk, door direct uitspreken van de meerderheidswil, grondwetgevend werk doet. Volgens Mike Gravel moet in zo'n geval de staat zich neerleggen bij de uitspraak, vermits de staat de emanatie en uitdrukking is van de volkswil. Tegen deze opvatting is in principe niets in te brengen. Indien de bestaande staat zich democratisch noemt maar geen direct-democratisch besluitvormingskanaal voorziet, is het volk gerechtigd om zich toch direct uit te spreken, waarna de staat zich moet aanpassen aan de volkswil. Tegenstanders van Philadelphia II twijfelen echter zeer sterk aan de reactie van de Amerikaanse volksvertegenwoordiging en het Amerikaanse Hooggerechtshof, in het geval dat de massale handtekeningactie zou slagen. Een deelnemer aan de discussie merkte op, verwijzend naar de internering van Amerikaanse staatsburgers van Japanse afkomst tijdens WO II: "We mogen niet vergeten dat (het Hof) weigerde een wet af te keuren, die burgers van de USA in concentratiekampen plaatste". Het is wel degelijk denkbaar dat het Hooggerechtshof zich op cruciale momenten tegen de burgers richt.

De discussie gaat echter vooral over andere aspecten van het Philadelphia II- voorstel. We gaan hier in op één element, namelijk het alternatief dat Philadelphia II aandraagt voor het huidige systeem van handtekeningophaling, en dat heden ten dage overal wordt gehanteerd waar referenda op volksinitiatief überhaupt bestaan.

Het systeem van de handtekeningophaling is ongetwijfeld nogal omslachtig, en werkt ook bepaalde vormen van ongelijkheid in de hand. Volksinitiatieven die over veel geld beschikken kunnen bv. handtekeningen laten ophalen tegen betaling; in de westelijke staten van de USA bestaat op dit vlak een hele industrie. Maar zelfs indien men deze commerciële handtekeninginzameling tegen betaling verbiedt (wat juridisch niet zo eenvoudig ligt), blijven nog andere vormen van ongelijkheid bestaan: niet iedereen is even goed ter been, of heeft evenveel tijd of evenveel media-impact. Men moet het streven naar gelijke mogelijkheden niet tot in het absurde doordrijven, maar anderzijds is het toch wenselijk om oog te hebben voor alle voorstellen die het bestaande systeem kunnen verbeteren.

Philadelphia II komt met zo'n voorstel (website: http://www.vote.org/us ; zie sectie 4C,3). In plaats van de handtekening te verzamelen van bijvoorbeeld 5% der kiesgerechtigden (wat al gauw neerkomt op meerdere honderduizenden handtekeningen) kan men, op basis van een veel kleiner aantal handtekeningen, een representatieve poll laten uitvoeren onder de bevolking. Indien bij deze poll 50% van de mensen vindt dat over het voorstel een referendum moet plaatsvinden, gaat het referendum door.

De bezwaren tegen dit voorstel gelden alweer niet het principe, doch de drempel van 50%. Donald Davidson schrijft bijvoorbeeld (webdiscussie van 'Canadians for Direct Democracy'):

"De enige manier waarop een voorstel 50% goedkeuring kan wegdragen is, dat 50% van de bevolking het voorstel al steunt. Dat is een 'catch 22' situatie".

Deze opmerking van Davidson is niet helemaal correct. Hij schijnt ervan uit te gaan dat alleen mensen die een voorstel steunen, ook het doorgaan van een referendum over zo'n onderwerp zullen steunen. Er is echter geen reden om dit te geloven. Het is best mogelijk dat tegenstanders van een voorstel toch een stemming over dat onderwerp willen. Als alternatief stelt Davidson voor:

"De drempel van 50% is veel te hoog. De drempel moet op 5% liggen want dat is ook de drempel die in het systeem van de handtekeningverzameling moet gehaald worden".

Ook deze opmerking is niet logisch sluitend. Een handtekeningdrempel van 5% geeft aan, dat minstens 5% van de bevolking het referendum moet aanvragen. Doch bij handtekeningverzameling wordt nooit de hele bevolking aangesproken. Indien een drempel van 5% gehaald wordt, zal dit altijd betekenen dat meer dan 5% van de bevolking een referendum wenselijk acht, omdat niet alle burgers werden aangesproken om hun handtekening te plaatsen.

Er bestaan geen algemeen-logische regels om één handtekeningdrempel boven een andere te verkiezen. Op plaatsen waar de directe democratie goed werkt, bepaalt het volk zelf langs direct-democratische weg hoe hoog de handtekeningdrempel hoort te zijn. De drempel moet zich situeren op een optimum, waarbij het enerzijds niet te moeilijk wordt om referenda over belangrijke thema's tot stand te brengen, terwijl anderzijds stemmingen over trivia toch zoveel mogelijk worden vermeden. Enkel de praktijk kan uitwijzen waar dit optimum ligt. Cruciaal is dat enkel de burgers, en niet de volksvertegenwoordiging, deze drempel kunnen vastleggen of veranderen. Men kan dus niet anders dan starten met een bepaalde drempelwaarde en het daarna aan het volksinitiatief overlaten of bedoelde drempel al dan niet moet worden veranderd.

Indien men het systeem van Philadelphia II zou willen invoeren (en daar valt wat voor te zeggen) dan zou men , bijvoorbeeld op Vlaams niveau, kunnen starten met een 20% drempel. Men zou bijvoorbeeld kunnen bepalen, dat een poll op overheidskosten plaatsvindt indien men 30.000 handtekeningen verzameld heeft. Indien dan bij de poll blijkt dat minstens 20% van de ondervraagden het gevraagde referendum zinnig vindt, dan kan het referendum doorgaan. Na een paar jaar ervaring kunnen die beginwaarden (30.000 handtekeningen en 20%) dan eventueel per referendum worden herzien.

BERICHTEN UIT HET NOORDEN

De US-staten langs de Canadese grens en ten Westen van de Grote Meren kennen allemaal vormen van directe democratie. De burgers gebruiken deze mogelijkheid ook om hervormingen door te voeren die anders onmogelijk tot stand kunnen komen.

Sinds enkele jaren is de strijd tegen het biologisme een belangrijk punt geworden. Ook in ons land ziet men in steeds toenemende mate de tendens opduiken, om in het rechtsleven biologische quota te gebruiken. Zo is de nieuwe SP-voorzitter een sterk bepleiter van het ritsprincipe, volgens hetwelk kandidatenlijsten afwisselend door een man en een vrouw moeten bezet worden. Zo'n systeem leidt ertoe dat iemands kansen om verkozen te worden afhankelijk worden van diens geslacht. Ook de etnische quota, die bijvoorbeeld worden gehanteerd om migrantenkinderen te spreiden over diverse scholen, zijn in feite een vorm van biologisme: om een spreidingsbeleid te kunnen voeren, moet men de facto eerst ieder kind van het etiket 'wit' of 'bruin' voorzien. Hoewel dit soort praktijken als 'progressief' wordt beschouwd, betekenen zij in feite een regressie ten opzichte van het ideaal van biologische blindheid dat zich sinds de Verlichting in het Westen heeft ontwikkeld. In verschillende Amerikaanse deelstaten (waar het biologisme veel verder is opgerukt dan hier te lande en soms kafkaiaanse proporties aanneemt) hebben de burgers via referenda een einde gemaakt aan de praktijk van 'positieve discriminatie' op basis van rassen- of sexeonderscheid. Ook in Michigan heeft het 'Michigan Civil Rights Initiative' nu een referendum in de pijplijn zitten. Het volksvoorstel stelt gewoon, dat de wetten ras- en sexeblind moeten zijn. De stemming wordt voorzien voor mei eerstkomend.

In Noord-Dakota wordt uitgekeken naar de stembusgang op 21 juni eerstkomend. Vooral het 'term limits' initiatief trekt daar de aandacht. Zoals reeds vroeger gemeld in de Witte Werf, streeft de 'term limits' beweging naar een tijdsbeperking voor wetgevende en uitvoerende mandaten. Het voorstel dat in Noord-Dakota ter stemming voorligt, is vrij streng. Het voorziet voor volksvertegenwoordigers een maximale mandaatduur van acht jaar (zoals momenteel reeds geldt voor de Amerikaanse president). In Idaho staat eveneens een 'term limits' initiatief op de lijst (stemming op 30 april); hier wordt als maximale duur voor een mandaat twaalf jaar voorgesteld.

In Alaska staan een hele reeks interessante referenda voor de deur. Vooreerst zal ook in deze deelstaat worden gestemd over een voorstel om het persoonlijk gebruik en de persoonlijke kweek van marihuana toe te laten. Soortgelijke initiatieven waren reeds succesrijk in een reeks andere deelstaten. Blijkbaar contrasteert de mening van de meeste burgers op dit punt zeer sterk met de overheersende opvatting binnen de politieke klasse, die blijft vasthouden aan een absoluut marihuanaverbod. De USA tellen verhoudingsgewijs een ongelooflijk hoog aantal gevangenen, en een groot deel van de opgeslotenen brommen wegens 'drugsdelicten' die in de ogen van de meeste burgers blijkbaar helemaal geen delicten zijn. Een ander volksinitiatief beoogt de verhoging van de wettelijke minimumwedde, plus een indexering van deze minimumwedde. Verder is er nog een opvallend initiatief, dat het kiessysteem grondig wil hervormen. Kiezers zouden niet langer voor één kandidaat stemmen, maar aan 'ranked voting' kunnen doen. Zij kunnen bij de stemming dus een kandidaat van eerste, tweede, derde , vierde en vijfde keus aanduiden. Volgens dit systeem zou de telling dan als volgt verlopen. Indien één kandidaat de volstrekte meerderheid van de 'eerste keus'-stemmen kreeg, is hij verkozen. Zoniet, wordt in een eerste stap de kandidaat met de minste 'eerste keuze'-stemmen geschrapt. De stemmen van lagere keuze, uitgebracht door de kiezers die de geschrapte kandidaat als eerste keuze hadden, worden dan bij de stemtotalen van de resterende kandidaten geteld. Indien dan één kandidaat een volstrekte meerderheid bereikt, is hij verkozen. Zoniet, dan wordt de procedure herhaald tot er één kandidaat is met een volstrekte meerderheid. Deze procedure zou uiteraard electronisch uitgevoerd worden.


INITIATIEF VOOR VRIJE SCHOOLKEUZE IN MICHIGAN

In Michigan is het initiatief 'School Choice YES!' (http://www.schoolchoiceyes.org/) gelanceerd. Het initiatief beoogt volledige belatingsaftrek van 80% van de schoolkosten (100% voor gezinnen met een inkomen onder anderhalve keer de officiële armoedegrens). Het volksinitiatief voorziet dat men zowel de schoolkosten voor de eigen kinderen als voor de kinderen van anderen kan aftrekken. De ouders kunnen op die manier voor hun kind vrij opteren voor een officiële 'public school' als voor een vrije school naar keuze.

Het volksinitiatief vloeit voort uit de groeiende onvrede die in de USA voorhanden is met betrekking tot het staatsonderwijs. Het initiatief kreeg ondermeer de steun 'National Baptist Convention of America', een kerkgemeenschap die vooral zwarten onder haar leden telt. De voorzitter van deze kerk noemde de vrije schoolkeuze hét burgerrechtthema bij uitstek voor de komende eeuw. De vrije schoolkeuze is vooral voor minderheden erg belangrijk, omdat zij minder mogelijkheden hebben om naar het kwalitatief betere private onderwijs uit te wijken, dat in de USA geen enkele vorm van subsidie geniet.

In diverse USA-deelstaten zijn er in de jaren '90 volksinitiatieven geweest om één of andere vorm van schoolbon in te voeren. De meeste initiatieven botsen echter op het probleem van de scheiding van kerk en staat. Schoolbonnen worden gefinancierd met 'gemeenschapsgeld' en dit laatste mag niet gebruikt worden om private kerken of levensbeschouwelijke verenigingen te financieren. Een financiering via belastingsaftrek vertoont dit nadeel niet.

In Arizona werd in 1997 een systeem van belastingsaftrek voor schoolgeld ingevoerd. De lerarenvakbonden, die het monopolie van de staatsscholen verdedigen, dienden klacht in bij het hooggerechtshof van Arizona omdat de belastingsaftrek tòch overheidsgeld zou vertegenwoordigen. Het hooggerechtshof heeft deze interpretatie op 26 januari 1999 echter verworpen, en bevestigde de (nogal evidente) stelling dat niet-verschuldigde belastingen niet als overheidsgeld kunnen beschouwd worden.

Een opiniepeiling wees uit dat 66% van de kiesgerechigden in Michigan positief antwoordt op de vraag: "Zou U de invoering van een belastingsaftrek steunen die ouders zou toelaten om hun kinderen naar private of kerkgebonden scholen te sturen, doordat ze een deel van hun schoolgeld kunnen recupereren?". Bij de ouders van kinderen in publieke scholen steunt 73% het voorstel, en bij ouders van kinderen in private scholen loopt het aantal voorstanders op tot 89%.

DE NOVEMBER-REFERENDA IN DE U.S.A.

Op 2 november vonden in 9 staten in totaal 46 referendums plaats.

Het meest opvallende resultaat komt uit Washington, waar ondanks een heftig verzet van het grootkapitaal (Microsoft, Boeing en nog enkele andere grote bedrijven investeerden zwaar in de tegencampagne) initiatief 695 werd goedgekeurd. Dit initiatief herleidt de autobelasting tot 30 dollar en onderwerpt alle toekomstige belastingswijzigingen aan een referendum (zie ook het vorig nummer van de Witte Werf).

Verder blijkt ook de opmars van 'medical marijuana' onstuitbaar. Het eigenlijke marijuana-verbod is een federale materie en besluitvorming daarover blijft dus buiten het bereik van de burgers. Op deelstaatniveau kan men het verbod echter wel afzwakken en de formule hiervoor is het verlenen van toelating van gebruik en kweek voor persoonlijke medische doeleinden. Na vele andere staten werd nu ook in Maine, met een meerderheid van 61%, deze afzwakking van het marijuana-verbod goedgekeurd. Eveneens in Maine werd een voorstel ter verstrenging van de abortuswetgeving afgekeurd (44% pro versus 56% contra).

Een verrassing was de nederlaag van het 'term limits' initiatief in Mississippi (45% pro en 55% contra). Het initiatief beoogde de beperking van de herverkiesbaarheid van parlementsleden in te voeren. De nederlaag kwam onverwacht omdat soortgelijke initiatieven die de laatste jaren in een reeks andere staten werden gelanceerd, steeds door een meerderheid van de burgers werden goedgekeurd.

Een volksinitiatief dat de commerciële visserij in de staat Washington aan banden wilde leggen mislukte (40% pro versus 60% contra).

In vele staten vonden ook constitutionele referendums plaats. In deze staten moet een grondwetswijziging verplicht aan een referendum worden onderworpen. In totaal werden 33 van de 41 voorgestelde wijzigingen goedgekeurd. Een opvallende weigering tot goedkeuring kende het voorstel in Oregon, om bij een rechtszaak over moord de jury toe te laten om met 11 tegen 1 stem tot schuld te besluiten. De meeste kiezers vonden dat de jury , zoals nu het geval is, unaniem moet beslissen.

In een reeks steden vonden ook referenda plaats over lokale onderwerpen. Opvallend waren de referenda in drie welvarende gemeenten bij San Fransisco (San Ramon, Pleasanton en Livermore) die verdere bebouwing op het grondgebied van die gemeenten bemoeilijken, door bouwprojecten van 10 of 20 woningen verplicht aan een gemeentelijk referendum te onderwerpen. In Houston (Texas) en St.Paul (Minnesota) wezen de kiezers plannen van de gemeenteraad af, om te investeren in plaatselijke sportstadions. In Missoula (Montana) was er geen meerderheid voor een initiatief, dat een minimumuurloon van 8 dollar wou opleggen aan alle bedrijven die op een of andere manier gemeentelijke steun ontvangen.

DENVER (COLORADO) : AANVAL TEGEN BURGERREFERENDUM

De gemeenteraad van Denver (Colorado, USA) heeft een voorstel goedgekeurd om het referendum op burgerinitiatief in deze stad drastisch te bemoeilijken, door de vereiste handtekeningdrempel te verzesvoudigen (van 2.458 tot 17.736 handtekeningen). De huidige drempel is vastgesteld op 5% van het aantal effectieve kiezers tijdens de laatste gemeentelijke verkiezingen.

Het initiatief van de gemeenteraad is ingegeven door het 'open access' initiatief waarover in november eerstkomend wordt gestemd. Dit volksinitiatief wil het monopolie doorbreken dat één internetprovider momenteel heeft inzake internetverbindingen over de kabel. De gemeenteraad wil zo'n monopolie invoeren.

Het voorstel van de gemeenteraad ter verhoging van de referendumdrempel moet echter eerst zelf door de kiezers geaccepteerd worden. In november vindt de stemming hierover plaats (Denver Post, 12 en 13 augustus 1999).


NEW JERSEY : INITIATIEF VOOR DE INVOERING VAN HET VOLKSREFERENDUM

De Amerikaanse staat New Jersey kent geen directe democratie. Alle pogingen in die richting werden gekelderd in het deelstaatparlement. Op lagere bestuursniveaus bestaan hier en daar wel vormen van directe democratie. In één van de counties (Passaic county) van deze deelstaat zullen de burgers in november eerstkomend evenwel stemmen over de vraag: "Moet de county voorstellen dat het deelstaatparlement een grondwetsherziening doorvoert die referendums op volksinitiatief mogelijk maakt?".

VERPLETTERENDE MEERDERHEID VOOR DE INVOERING VAN DE DIRECTE DEMOCRATIE IN TEXAS

De Amerikaanse staat Texas kent geen enkele vorm van directe democratie. Uit een peiling, in 1998 uitgevoerd door 'Rasmussen Research', blijkt nochtans dat 74% van de bevolking voor het referendum op volksinitiatief gewonnen is. Slechts 12% is tegen (http://www.initiativefortexas.htm; zie de volledige cijfers in deze Witte Werf).

De enquête toont ook dat de voorkeur voor het referendum op volksinitiatief bij de jongeren (86%) nog aanzienlijk hoger ligt dan bij de 65-plussers (58%). Een ander belangwekkende waarneming is, dat de meeste voorstanders te vinden zijn bij de mensen met het laagste inkomen. Deze waarneming komt overeen met de vaststellingen in het Braziliaanse Porto Alegre, waar ook de meeste belangstelling voor directe democratie bij de armsten valt te noteren.

Bij het Belfortparking-referendum in Gent bleek niettemin dat mensen uit armere buurten minder deelnamen aan het kiesgebeuren. Mogelijk is dit te verklaren door het feit dat dit referendum een aangelegenheid betrof die mensen met lagere inkomens minder aanbelangde: wie zich geen auto kan permitteren, maakt zich wellicht ook minder druk over ondergrondse parkeergarages. Indien de machthebbers wel een referendum toestaan over de inplanting van een parking, maar niet over de invoering van gratis openbaar vervoer (wat wél prioritair de lagere inkomens zou interesseren) , dan moeten ze niet verbaasd zijn over 'cynisme' bij de bevolking in het algemeen, en bij de minder bedeelden in het bijzonder.

MISSISSIPPI: POGING VAN PARLEMENT OM VOLKSINITIATIEF TE KELDEREN MISLUKT

 

In de staat Mississippi bestaat het volksinitiatief, al is de te volgen procedure zeer lastig. Niettemin is de 'term limits' actiegroep er reeds geruime tijd geleden in geslaagd om de nodige handtekeningen te verzamelen voor een wetsvoorstel, dat voor parlementsleden slechts een eenmalige herverkiezing zou toelaten. Het zou dus onmogelijk worden om, zoals nu het geval is, twintig of dertig jaar in het parlement te zetelen. Terwijl in België zo'n lange parlementaire carrière als zeer eervol wordt beschouwd, komt dit wortelschieten van beroepspolitici in vertegenwoordigende organen in de USA steeds meer onder vuur te liggen. Tenslotte hebben de USA reeds een belangrijke stap terzake gezet, door de duur van het presidentschap tot maximaal 8 jaar te beperken.

 

Vanzelfsprekend vonden de parlementsleden van de staat Mississippi dit initiatief niet leuk, en ze vonden er niets beters op dan een wet goed te keuren, die retroactief geldig zou zijn en het volksinitiatief vooralsnog onwettig zou maken. Ze deden dit door met terugwerkende kracht te bepalen, dat handtekeningen voor een referendum in de staat Mississippi enkel door bewoners van Mississippi zelf mogen verzameld worden. Omdat de 'term limits'-beweging in de USA nationaal georganiseerd is, en heel wat militanten uit andere staten naar Mississippi waren afgezakt om te helpen bij de handtekeningcampagne, kwam dit neer op een retroactief verbod van het volksinitiatief.

 

Een federale rechtbank heeft deze wet op 13 juli vernietigd, op basis van de overweging dat de wet overduidelijk bedoeld was om het 'term limits'- volksinitiatief retroactief te blokkeren en dus beoogde "... om discriminatie op basis van een politieke overtuiging door te voeren".

 

De rechtbank heeft de voorziene bepaling (dat handtekeningen voor een referendum enkel door bewoners van de staat Mississippi mogen verzameld worden) dus niet om inhoudelijke redenen vernietigd, maar wel omdat de wet die deze bepaling invoerde feitelijk bedoeld was om de belangen van de parlementsleden veilig te stellen. Het Initiative & Referendum Institute (IRI) gaat nu , samen met een aantal andere betrokkenen, een klacht indienen om dit soort bepalingen ook inhoudelijk te verbieden. Dane Waters, de voorzitter van IRI, verklaarde terzake: "Dit soort bepalingen beperkt het recht van iedere Amerikaanse burger om te ijveren voor verandering waar hij dat nodig acht. Zowel de beweging voor vrouwenstemrecht als de burgerrechtenbeweging hingen af van de belangeloze actie van burgers die in heel wat staten van de USA tegelijk actief waren. Zo'n activiteit zou nu worden ingeperkt, en wij hopen om dit te kunnen voorkomen".


OREGON : EEN OFFENSIEF VAN HET PARLEMENT TEGEN HET REFERENDUM OP BURGERINITIATIEF

 

Op 1 juli keurde de senaat van Oregon een wetsvoorstel goed dat de handtekeningdrempel voor een grondwetsherziening op volksinitiatief aanzienlijk wil verhogen (van 8% tot 12% van het aantal stemmen uitgebracht bij de laatste goeverneursverkiezingen). Het Huis van afgevaardigden zal zeer waarschijnlijk volgen. Het goedgekeurde wetsvoorstel kreeg de steun van een zeer vreemde coalitie, waarin de houtindustrie, de landbouworganisaties en vakbonden elkaar vonden.

 

De achtergrond van het nieuwe wetsvoorstel is de toenemende voorkeur van referendum-initiatiefnemers om te mikken op grondwetsherzieningen in plaats van op gewone wetswijzigingen. Deze laatste kunnen in Oregon namelijk achteraf weer ongedaan gemaakt worden door het parlement, en hoewel de parlementsleden terzake een zekere schroom aan de dag leggen, maken ze af en toe door het volk rechtstreeks goedgekeurde voorstellen toch weer ongedaan. Bij een grondwetsartikel ligt dit moeilijker (in Zwitserland leidt ieder federaal referendum op volksinitiatief per definitie tot een grondwetswijziging).

 

De burgers moeten echter zelf hun goedkeuring hechten aan deze drempelverhoging, waarover dus (indien het Huis van Afgevaardigden het voorstel goedkeurt) het volgend jaar een referendum zal plaatsvinden.


12 JANUARI 1999: EEN BELANGRIJKE JURIDISCHE OVERWINNING VOOR DE DIRECTE DEMOCRATIE IN DE USA

 

"Dit vonnis is een overwinning voor het volk en voor zijn mogelijkheid om het beslissend referendum op volksinitiatief te gebruiken" (goeverneur Kirk Fordice van Mississippi, erevoorzitter van het 'Initiative & Referendum Institute').

"Het recht van het volk op zelfbeschikking behaalde een cruciale overwinning vandaag" (Dane Waters, president van het 'Initiative & Referendum Insitute')

"Vandaag behaalden niet enkel de inwoners van Colorado, maar alle Amerikanen, een geweldige overwinning. Het Hooggerechtshof heeft een halt toegeroepen aan een fundamentele aantasting van enkele uiterst fundamentele rechten" (John Berthoud, voorzitter van de 'National taxpayers Union'.

 

Waarover gaat het?

 

In 24 Amerikaanse deelstaten bestaat een of andere vorm van beslissend referendum op volksinitiatief. De laatste 20 jaar kent de direct-democratische besluitvorming in de USA een stijgende populairteit. Bepaalde restricties die door sommige Vlaamse partijen worden verdedigd, zoals deelnamequorums (VLD, VU) of opkomstplicht (SP), zijn in de USA totaal onbestaande. Maar niettemin is het burgerreferendum een doorn in het oog van heel wat Amerikaanse politici, en sinds de jaren '90 ziet men dan ook overal in de USA pogingen opduiken om het volksreferendum wettelijk te bemoeilijken. De Amerikaanse politici concentreren zich vooral op de procedure inzake inzameling van handtekeningen, die ze op allerhande manieren proberen te verzwaren. De spits beet daarbij de staat Colorado af, waar bij wet een waaier van zware beperkingen werden opgelegd aan handtekeningverzamelaars. Tegen deze wet werd bij het Amerikaanse Hooggerechtshof klacht ingediend door het 'Initiative & Referendum Institute' en de 'American Constitutional Law Foundation'.

 

Het Hooggerechtshof vernietigde inderdaad de wet op grond van twee overwegingen. Ten eerste moet een actie voor de inzameling van handtekeningen gezien worden als een zuivere vorm van politieke vrije meningsuiting en dient zo'n actie daarom de hoogste vrijheid en bescherming tegen restricties te krijgen. Ten tweede moet iedere publieke regeling inzake referenda bewijsbaar gericht zijn op de bescherming van de integriteit van het democratisch proces. De wetgever moet dus aantonen dat de regelgeving inzake handtekeningverzameling de bescherming tegen fraude beoogt en ook als zodanig fungeert. Beperkingen die niet aan dit criterium beantwoorden zijn ongrondwettelijk. De aangevochten wet in Colorado had helemaal dit doel niet, maar wou direct-democratische besluitvorming als zodanig verzwaren en hinderen.

 

De initiatiefnemers van de klacht onderzoeken nu of niet langs dezelfde weg andere juridische hinderpalen kunnen teruggedrongen worden, die de politieke klasse in diverse deelstaten recent tegen de directe democratie heeft opgeworpen. In zeker 17 van de 24 staten heef de politieke klasse recent wetten ingevoerd die gebruik van het volksreferenudm bemoeilijken.



Thuisblad.