winter 2002 GEEN SECESSIE VOOR HOLLYWOOD EN SAN FERNANDO VALLEYOp november jl. werden in Los Angeles twee referenda gehouden over de afscheiding van twee voorsteden. De meeste aandacht ging naar San Fernando Valley, een noordelijke voorstad van de Californische metropool. SFV telt 1,3 miljoen inwoners en zou als zelfstandige stad op de zesde of zevende plaats komen op de US-ranglijst. Los -Angeles, momenteel de tweede stad van de USA (na New York) zou in geval van afscheiding Chicago moeten laten voorgaan. Zo ver kwam het echter niet. De afscheidingsbeweging haalde wel een nipte meerderheid (51%) in SFV zelf, maar niet in de totale metropool (67% tegen afscheiding). De Californische wet laat eenzijdige secessie niet toe. In de voorstad Hollywood bleef de secessiebeweging ver achter: het referendum in deze voorstad zelf leverde 69% tegenstanders van afscheiding op.
http://www.montereyherald.com/mld/
|
BELASTINGSAFTREK IN PLAATS VAN SCHOOLBON? Een opiniepeiling in de USA wees uit, dat een "tax credit" (belastingsaftrek) voor opvoeding op ruime steun kan rekenen bij het Amerikaanse publiek. Het idee van de schoolbon krijgt daarentegen heel wat minder steun. Hier zijn de twee eerste vragen met de bijbehorende antwoorden: (zie http://www. hslda.org voor meer details) 1. Onderschrijft of verwerpt U de volgende stelling: "Belastingsaftrek voor opvoeding geeft ouders meer mogelijkheden voor vrije school-keuze".
Onderschrijft: 65,8% 2. Onderschrijft of verwerpt U het voorstel om ouders per kind een belastingsaftrek van $2.000 toe te staan, te gebruiken voor de aankoop van computers, boeken, privélessen, inschrijvingsgeld of alle mogelijke andere pedagogische uitgaven?
Onderschrijft: 70,1% Dit concrete voorstel krijgt verhoudings-gewijs veel steun bij jongeren, Afro-Amerikanen en Republikeinse kiezers. In Californië zijn het laatste decennium twee volksinitiatieven ter invoering van de schoolbon mislukt. De reden is dubbel. Enerzijds verzetten de machtige lerarenbonden, maar ook vele politici zich tegen meer autonomie voor de ouders. Anderzijds vrezen vele ouders dat een schoolbon nooit onvoorwaardelijk zal zijn. Een schoolbon wordt gepercipieerd als geld dat men van de staat krijgt en dat dus als onderwerpingsmiddel kan worden gebruikt. Een belastingskrediet wordt gezien als eigen geld dat niet door de staat wordt ingepikt, en waarover men zonder voorwaarden kan beschikken. Voorstanders van authentieke vrije schoolkeuze mikken dus in het vervolg beter op belastingsvrijstelling. ______________________________ USA : OPINIEPEILING OVER DIRECTE DEMOCRATIE Rasmussen Research hield tussen 29 april en 1 mei 2001 een opiniepeiling in de USA, waarbij 992 personen werden ondervraagd over de wenselijkheid van het volksinitiatief in hun staat. Hierop antwoordde 68% positief en 13% negatief. De 0,05/0,95-foutenmarge van het onderzoek bedraagt 3,11%. Momenteel bestaat in 24 van de 50 Amerikaanse deelstaten een of andere vorm van directe democratie. Omtrent de wenselijkheid van het referendum op volksinitiatief op nationaal (federaal) niveau, antwoordde 57% positief en 21% negatief. Momenteel bestaat op federaal niveau in de USA geen enkele vorm van directe democratie. De USA kunnen dus geen democratie worden genoemd, want de politieke besluitvorming gebeurt niet op de wijze die door de absolute meerderheid van de bevolking wordt gewenst. In heel wat Amerikaanse deelstaten voert de politieke klasse allerhande manoeuvers uit, om de bestaande mogelijkheden tot direct-democratische besluitvorming uit te hollen. NAAR EEN REFERENDUM OVER DISCRIMINATIE VAN HOMOSEXUELEN IN MARYLAND In Maryland werden 53.000 hand-tekeningen verzameld, nodig voor een referendum over de nieuwe anti-discriminatiewet in deze Amerikaanse deelstaat. De nieuwe wet verbiedt discriminatie op basis van sexuele geaardheid. Rond dit soort wetten is in de USA zijn hier en daar controverses ontstaan. Zo kwamen scouts-verenigingen die homosexualiteit uitsluiten, onder vuur te liggen en stellen veel ouders zich vragen bij de sexuele opvoeding omtrent homosexualiteit die op de openbare scholen wordt gegeven. Het initiatief, dat ondermeer gesteund wordt door de Katholieke Kerk, wil de vrijheid herstellen voor private organisaties en personen, om te discrimineren op basis van sexuele geaardheid. Volgens opiniepeilingen liggen de kansen op het initiatief vrij laag; meer dan 60% van de bevolking zou gekant zijn tegen discriminatie op basis van sexuele geaardheid. (www.TakeBackMaryland.org)
MICHIGAN : HOOGGERECHTSHOF VERBIEDT REFERENDUM Het meer dan schamele gemeentelijke referendum in België voorziet, naast allerhande verdere beperkingen, dat referendums over budgettaire onder-werpen uitgesloten zijn. Een soortgelijke bepaling geldt in de Amerikaanse deelstaat Michigan. Daar keurde het parlement een wet goed, die verborgen wapendracht voor privé-personen toestaat voor iedereen ouder dan 21 jaar (uitzonderingen zijn voorzien voor personen met een strafblad en voor geesteszieken). De organisatie "People who care about kids" wou hiertegen een referendum organiseren. Dit bleek echter onmogelijk, omdat de wet ook een bedrag van 1 miljoen dollar had voorzien voor de implementatie van de nieuwe regeling. Dit besluit van het hooggerechtshof vormt een belangrijk precedent: voortaan kunnen de parlementsleden alle wetten afschermen tegen volksstemming, gewoon door in de wet ook een luik op te nemen met budgettaire implicaties. De krant "Detroit News" organiseerde een petitie rond de vraag: "Denkt U dat dit gerechtelijk besluit de parlementairen zal aanmoedigen om kiezers te beletten ook op andere domeinen direct te beslissen?". Op deze vraag reageerden 64% der bevraagden positief, en 35% negatief. FLORIDA : MEER COMFORT VOOR DRACHTIGE ZEUGEN De Amerikaanse deelstaat Florida voorziet, dat initiatiefnemers van een referendum de toelaatbaarheid van hun voorstel door het hooggerechtshog kunnen laten bekrachtigen, zodra 10% van de benodigde handtekeningen zijn verzameld. Dat is een interessante regeling. Op vele andere plaatsen gebeurt zoÕn gerechtelijke controle pas na de stemming, wat zeer frustrerend is, zowel voor de initiatiefnemers als voor de kiezers. In Florida werd een dierenwelzijn-initiatief gelanceerd, dat voldoende bewegingsvrijheid wil opleggen voor drachtige varkens. Momenteel verblijven deze dieren meestal in zeer nauwe hokken waarin zij zich niet kunnen wenden of keren. De handtekeningdrempel in Florida ligt op ruim een half miljoen. Momenteel werden reeds 140.000 handtekeningen bijeengebracht. Het hoogerechtshof heeft daarop het initiatief getoetst en toegelaten.
* Sectorieel referendum in de USA? Enkele individuele veetelers en verenigingen voeren momenteel voor het Amerikaanse hooggerechtshof een proces, om een referendum binnen de vleessector af te dwingen. Het vleesverbruik in de USA gaat al jaren gestaag - achteruit. In 1976 verbruikte de gemiddelde Amerikaan 89 pond vlees per jaar, nu nog 65 pond. De vleesprijzen blijven 1 dan ook erg laag. De actievoerders willen dat een tax van één dollar per stuk vee, de zogenaamde `check off fee', wordt a afgeschaft. Deze belasting dient om het 1 vleesverbruik te promoten en om onderzoek te financieren, maar wordt door de initiatiefnemers als geldverspilling beschouwd (Associated Press, 5 - 1 - 2001). * Referendum over Mississippi's vlag De vlag van de zuidelijke Amerikaanse deelstaat Mississippi bevat het embleem van van de confederatie van zuidelijke staten, die zich in de vorige eeuw van het n Noorden wou afscheuren. Organisaties van zwarten beschouwen de vlag als `racistisch', omdat de slavernij één van de de hoofdthema's was tijdens de secessieoorlog, die door het Zuiden werd verloren. Vele burgers van Mississippi beschouwen de verwijzing naar de Confederatie echter als een essentieel onderdeel van de geschiedenis van hun staat, en willen de huidige vlag behouden. Omdat het deelstaatparlement de knoop niet kon doorhakken, wordt de kwestie nu doorgespeeld naar de burgers. Op het stembiljet zullen twee vlaggen prijken: de huidige en een ontwerp voor een nieuwe vlag, zonder het embleem van de Confederatie (Fox News 9 - 1 - 2001). * Nieuw belastingsinitiatief in Washington Tim Eyman, die reeds twee belastingsinitiatieven in de deelstaat Washington lanceerde, heeft nu de handtekeninginzameling voor een nieuw referendum gestart. Het nieuwe initiatief wil dat iedere lokale belastingsverhoging de directe iet goedkeuring van de kiezers moet krijgen. Lokale besturen zouden dus voorstellen tot de belastingsverhoging per referendum aan de burgers moeten voorleggen. |
IN 2000
In november hebben in een reeks Amerikaanse deelstaten opnieuw stemrondes plaatsgevonden over een reeks volksvoorstellen. We beperken ons in dit nummer van de Witte Werf tot twee voorstellen die streefden naar een radicalisering van de onderwijsvrijheid, en die het niet hebben gehaald. In Michigan sneuvelde het voucher-initiatief 'Proposition 1' , en in Californië werd het verwante Proposition 38 afgewezen. In beide gevallen verwierpen ongeveer 7 op 10 kiezers het voorstel.
De onderwijsvakbonden ontketenden een massief offensief tegen de voorstellen. In Califronië werden bijvoorbeeld een miljoen persoonlijke telefoonoproepen gedaan om kiezers aan te manen tegen het voorstel te stemmen. Voorstanders van de schoolbon-voorstellen argumenteerden, dat vrij onderwijs even essentieel is als een vrije pers. Hieronder een (enigszins ingekorte) reactie van de schrijver William Mattox op de uitslag van de twee referenda (www.nandotimes.com), die nogal typerend is voor de redeneerwijze van de voorstanders:
Vrijheid van opvoeding
Ik heb een vraag voor al de mensen uit Californië en Michigan die dit jaar tegen de twee volksinitiatieven voor vrije schoolkeuze stemden. De vraag is ook gericht aan al diegenen die zich elders in het land verzetten tegen pogingen om het gezinnen gemakkelijker te maken hun kind naar private scholen te sturen.
Mijn vraag is de volgende: indien wij Amerikanen ons verzetten tegen regeringscontrole op tijdschriften en kranten, waarom denken we dan dat staatsgecontroleerd onderwijs het beste is voor onze kinderen? Ik stel die vraag niet omdat ik denk dat de staat intrinsiek slecht is, of omdat ik geloof dat opvoeders in publieke scholen op één of andere manier verdacht zijn.
Ik stel de vraag omdat ik zie dat selectiviteit in de klassen even veel voorkomt als op de redacties van kranten en tijdschriften.
Met de term 'selectiviteit' doel ik niet op het soort eenzijdigheid dat optreedt wanneer iemand bewust objectieve informatie verdraait om een bepaalde agenda door te drukken.
Met 'selectiviteit' bedoel ik iets subtielers. Iedere opvoeder kiest, net zoals een journalist, welk materiaal hij aan anderen voorlegt, en welk materiaal niet wordt weerhouden.
Dit soort beslissingen beïnvloeden in aanzienlijke mate de wijze, waarop anderen de wereld zien, en ze zijn noodzakelijkerwijs 'tendentieus' in de zin dat deze keuzes weerspeigelen wat de mensen in een school (of op de eindredactie) belangrijk vinden.
Gelukkig veroorzaakt selectiviteit geen ernstige problemen op het journalistieke vlak, omdat de nieuwsconsument de keuzes van de redacties niet moet volgen. Indien een krantenlezer de keuzes van de 'New York Times' niet goed vindt, kan hij 'USA Today' kopen.
Maar in het Amerikaanse opvoedingssysteem hebben de consumenten veel minder mogelijkheden om de eenzijdigheden van de selectoren (of censoren) te ontwijken. Toen bijvoorbeeld de officiële instanties in Kansas beslisten om evolutietheorie te schrappen uit het schoolonderricht, was dat gewoon pech voor ouders die wél wilden dat hun kinderen iets over Darwin zouden leren.
En toen federale staatsverantwoordelijken beslisten dat er niet mocht gebeden worden op gelijk welke activiteit die door een school werd ondersteund, dan was dat brute pech voor diegenen die vonden dat hun schoolgaande kinderen moeten leren dat verering voor de Almachtige "..het begin is van alle wijsheid" (Psalm 111:10).
En tenslotte: toen staatsverantwoordelijken in New York City eerst beslisten om 'Heather has two mommies' op te nemen in het schoolcurriculum, en daarna beslisten om deze tekst weer terug te trekken, kwam het tot harde botsingen tussen ouders - een logisch gevolg van het feit dat je aan de willekeur van staatsbeslissingen bent overgeleverd. Mijn punt is niet dat al deze onderwerpen even belangrijk zijn of alle antwoorden op controversiële onderwerpen even waardevol. Ik vraag aan mijn Amerikaanse medeburgers waarom zij denken dat de honger naar waarheid bij onze kinderen het beste wordt gediend door onze scholen , net als de kranten in de vroegere Sovjet-Unie, aan een staatsmonopolie te onderwerpen.
Ik weet wel dat sommigen zullen zeggen dat de 'gemeenschapsschool' helpt om mensen bijeen te brengen - net zoals bepaalde Sovjet-politici vroeger wel zullen gezegd hebben, dat de Pravda de nationale eenheid bevorderde. In werkelijkheid creëert de staatscontrole op de Amerikaanse scholen geen eenheid, doch verdeeldheid.
Heeft de American Civil Liberties Union ooit geijverd voor het sluiten van een kerkdienst? Heeft een lid van Christian Coalition ooit geprobeerd om 'Gay Blade' te censureren? Nee. De hoofdreden voor al de onaangename confrontaties op de scholen is, dat de tegenstrevende partijen gedwongen worden tot pogingen om greep te krijgen op een opvoedkundig staatsmonopolie dat eigenlijk geen bestaansrecht heeft.
Ik weet wel dat sommigen vrezen dat de privatisering van het Amerikaans onderwijs de burgerzin en de wetenschappelijke nieuwsgierigheid zou ondermijnen. (...) Maar ik heb niet de indruk dat Amerikanen die een vrije pers hebben minder intellectuele ernst en ruimdenkendheid vertonen dan Sovjetburgers die op de berichten van Tass waren aangewezen (...) De waarheid is dat wij een vrij onderwijs minstens even hard nodig hebben als een vrije pers".
De zwakte van de schoolbon-voorstellen in Michigan en Californië lijkt te zijn, dat zij uitmonden in een vrij onderwijs en een staatsgecontroleerd onderwijs, die naast elkaar bestaan en allebei op gelijke wijze gefinancierd worden. Wie zijn kind naar een vrije school stuurt krijgt een voucher, en wie zijn kind naar een officiële school ontvangt subisidies voor zijn school. Deze gelijke financiering doet dan de vraag rijzen, waarom de officiële school wél moet gecontroleerd worden en allerlei plichtplegingen moet vervullen, en de vrije school niet. De tegenstanders van de schoolbon-voorstellen speelden dit punt zeer sterk uit: gelijke subisidiëring moet volgens hen gepaard gaan met gelijke verplichtingen jegens de 'overheid'. Op de website van het anti-voucherfront in Michigan (http:// www.allkidsfirst.org/lawsdont.html) staat een hele lijst van wettelijke verplichtingen, die officiële scholen moeten naleven en vrije scholen niet. Zo moeten officiële scholen alle kandidaat-leerlingen uit hun buurt aanvaarden, ze moeten maaltijden serveren die bovendien aan allerhande normen moeten voldoen, ze moeten vijf dagen lerarenopleiding per jaar voorzien, een vast aantal dagen per jaar lesgeven (dit aantal zal de komende tien jaar trouwens worden verhoogd), maatregelen nemen voor het transport van gehandicapte kinderen enz. Vrije scholen ontsnappen aan deze verplichtingen. Indien ze via schoolbons ook staatsgeld krijgen, zouden ze ook deze verplichtingen moeten overnemen.
Precies dit element ondermijnde de steun, die bepaalde andere groepen aan de schoolbon-initiatieven hadden kunnen geven. Zo botste Proposition 38 op het wantrouwen van de thuisonderrichtende gezinnen, die in Californië vrij talrijk zijn (in heel de USA zijn er bijna twee miljoen kinderen die niet meer naar school gaan - zie http://www.city-journal.org/html/10_3_ an_ a_ for_ home.html). In principe zouden ook thuisonderrichtende gezinnen schoolbons kunnen krijgen, want zo'n gezin (of groepje gezinnen) kan als een klein privaat schooltje worden opgevat. De organisaties van homeschooiers vreesden dat vele thuislerende gezinnen in het schoolbon-systeem zouden stappen en daardoor weer zouden ingesponnen raken in een web van toenemende regulering. Het was zelfs denkbaar dat de momenteel bestaande onderwijsvrijheid zou worden afgebouwd en de instap in het vouchersysteem voor zo'n gezinnen zou worden verplicht. Proposition 38 werd dus gewantrouwd zowel door de voorstanders van het officieel onderwijs als door de voorstanders van volledig vrij onderwijs.
Het kernprobleem, dat in Proposition 1 of Proposition 38 niet bevredigend werd opgelost, is dat schoolbons als staatsubsidies gaan functioneren, en bijgevolg vroeg of laat met politiek opgelegde voorwaarden verbonden worden. De eenvoudige waarheid is, dat staatsgecontroleerd onderwijs en vrij onderwijs niet op een rechtmatige manier naast elkaar kunnen bestaan. Ofwel krijgt het vrij onderwijs geen subsidies, of minder subsidies dan het officieel onderwijs, en dan zijn de ouders die hun kinderen naar vrije scholen sturen verplicht om via de belastingen eenzijdig de opvoeding van de kinderen in officiële scholen mee te financieren. Ofwel krijgt het vrij onderwijs wel dezelfde financiële ondersteuning als het staatsgecontroleerd onderwijs, maar dan moet het normaliter ook aan dezelfde voorwaarden voldoen als dit staatsgecontroleerd onderwijs, en evolueert het onvermijdelijk zelf naar officieel onderwijs. Er is geen derde mogelijkheid. Met name in België kan, aan de hand van de schoolconflicten in 1879-1884 en 19501958, deze paradox in concreto bestudeerd worden. Ofwel heb je een totalitair systeem met uniforme schooldwang, ofwel heb je veralgemeend vrij onderwijs. In dat laatste systeem komt de staat in het onderwijs evenmin tussen als in bijvoorbeeld het perswezen.
Maar onderwijs kost geld. Het probleem van het vrij onderwijs is dus in zeer grote mate het probleem van een niet-voorwaardelijke geldstroom die het voor ieder kind volledig de onderwijskosten dekt. Ook ouders die hun kinderen naar de staatsschool sturen, zouden een schoolbon moeten krijgen. Die schoolbon zou onvoorwaardelijk moeten zijn, en verworven moeten worden als een onvoorwaardelijk burgerrecht, door het louter feit van de geboorte. Dit zou op de eenvoudigste manier kunnen gerealiseerd worden door het kindergeld te verhogen tot een bedrag, waarmee ook het onderwijs van het kind direct door de gezinnen kan bekostigd worden. Tegelijk kan dan het departement van onderwijs en de hele daaraan verbonden bureaucratie worden afgeschaft.
De Amerikaanse referenda over onderwijs-vouchers illustreren duidelijk dat kiezers niet over één nacht ijs plegen te gaan. Wie het systeem van de onderwijsfinanciering ten gronde wil hervormen, moet over sterke argumenten en vooral over een coherente visie beschikken; zoniet blijft het publiek niet overtuigd. De huidige voucher-initiatoren beschikten duidelijk nog niet over een samenhangende kijk op de onderwijsproblematiek. Hopelijk komen er in het volgende decennium meer uitgerijpte en doordachte initiatieven.
V: Beschouwt U de EU-structuren als democratisch? NC: Nee, de structuren van de EU zijn ondemocratisch. Kijk maar naar de ongehoorde macht die de nieuwe Europese centrale bank meekreeg. Zelfs in rechtse neoliberale kringen in de USA was hierop kritiek.
V.: Maar hoe staat het dan met het democratische principe in grote staten van continentale afmetingen, of in statenbonden? Kan in zo'n context überhaupt democratie bestaan in de zin van een werkelijke volksinvloed op het regeringsgebeuren? Een democratie dus, die zich niet beperkt tot deelname aan formele kiesverrichtingen? NC: Ik geloof van wel. Natuurlijk is een democratie gebaseerd op persoonlijk contact veruit verkieselijk. Maar anderzijds bieden de nieuwe communicatiemiddelen mogelijkheden die we moeten benutten. We mogen nooit vergeten dat de soevereiniteit bij het volk berust. Bevoegdheden kunnen van onder naar boven gedelegeerd worden, maar zo'n delegatie moet altijd intrekbaar zijn.
V: Biedt het instrumentarium van de directe democratie, met referendum en volksinitiatief, een mogelijkheid om deze eis institutioneel gestalte te geven?
NC: Het systeem van referendum en grondwettelijke volksinitiatieven in de USA biedt geen echte mogelijkheid om een bevoegdheidsverlening weer in te trekken. Volgens mij moet een optimale democratie aan het volk een reël werkbaar mechanisme bieden om de beslissingsbevoegdheid weer naar zich toe te trekken. Zo'n mechanisme moet een dusdanige vorm aannemen, dat het niet gebruikt kan worden om de uitvoerende macht of het parlement te hinderen. Volksvertegenwoordigers moeten een zekere vrijheid hebben om zich van hun taak te kwijten. Men kan niet van tevoren bepalen waar het evenwicht hier juist moet liggen. Zo'n ideeën moeten mettertijd rijpen, via ervaring met zelfregering. Ik voeg hier overigens direct aan toe, dat deze bespiegelingen een enigszins academisch karakter hebben, in het licht van de veel grotere verstoringen van de democratie, met name door de afstand van fundamentele bevoegdheden aan ondemocratische instanties die aan niemand verantwoording verschuldigd zijn. Ik denk hier bijvoorbeeld aan multinationals, die een enorme impact hebben op het sociaal-economische leven en op de politieke vrijheid.
Om nog eens terug te komen op de hedendaagse communicatiemiddelen: ik schat de waarde van het internet als informatiemiddel zeer hoog in en ik eis het behoud ervan als openbare instelling. Zonder het internet waren bijvoorbeeld de demonstraties in Seattle tegen de globalisering onmogelijk geweest. Hier neemt een nieuw soort solidariteit vorm aan, een solidariteit tussen mensen uit diverse landen die de machtigen van deze aarde zeker niet zien zitten. Niet toevallig streven bepaalde kringen ernaar, om het internet te privatiseren. Door de uitbreidende commercialisering zal interessante informatie steeds moeilijker te vinden zijn. Bedenk dat het internet niet door de privésector werd gecreëerd, maar door openbare instituten die met belastingsgeld werden gefinancierd (van het Amerikaanse ministerie van defensie tot de CERN) - net zoals vele andere zaken trouwens, en dit ondanks het ruim verspreide vooroordeel dat alle vooruitgang uit private initiatieven voortvloeit. Het nieuwe communicatiemiddel dient als gemeenschapsbezit te worden beschouwd en moet in die hoedanigheid blijven bestaan (...).
Personalia: Noam Chomsky is hoogleraar aan het Massachusetts institute of Technology. Hij is de vader van de generatieve spraakleer en is de bekendste linguist van onze tijd. Hij neemt scherpe anti-kapitalistische standpunten in, geldt als een radicale verdediger van vrije meningsuiting, en verzette zich recent in krachtige bewoordingen tegen de NAVO-interventie in Kosovo. Het interview werd op 14 juni 2000 in Parijs afgenomen en verscheen in Europa-Magazin, nr.3 (2000), p.15-16 (www. crossnet. chleuropa-magazin).
Opmerking:
Chomsky wijst in deze passage terecht op een fundamentele zwakte van de directe democratie in de USA. Enkel op deelstaatniveau (in 24 staten) zijn referenda op volksinitiatief mogelijk; op federaal niveau is elke vorm van directe democratie compleet afwezig. Daardoor kunnen de burgers over federale materies geen referendum afdwingen, en staan zij ook weerloos wanneer een hooggerechtshof een door het volk goedgekeurd voorstel weer vernietigt, omdat het in strijd is met een of andere grondwettelijke bepaling. Reeds Jean-Jacques Rousseau wees erop dat een systeem van permanente en onherroepbare afstand van beslissingsbevoegdheid een democratische onmogelijkheid is. In een democratie moet het soevereine volk steeds over de principiële mogelijkheid beschikken, om instanties terug te fluiten of wetten te veranderen die tegen de volkswil ingaan.
(naar bericht van het I & R Institute)
Verzamelaars van handtekeningen voor referenda kunnen voortaan niet meer aan de slag in winkelstraten en op parkeerterreinen van grootwarenhuizen. Dat heeft het Hooggerechtshof van Oregon beslist o 12 september. Tot nu werd het merendeel van de handtekeningen juist op deze plaatsen verzameld. Voor activisten blijven nog enkel voetpaden en bushalte-stations over. Volgens Dane Waters van het Initiative & Referendum Institute vormt de voortdurende beperking van het aantal plaatsen waarop in diverse staten handtekeningen kunnen worden verzameld, de grootste bedreiging voor de leefbaarheid van het volksinitiatief. Om handtekeningen te verzamelen dient men immers de gelegenheid te hebben om mensen aan te spreken, en dit op een ogenblik dat ze over enige tijd beschikken. Winkelplaatsen zijn daarvoor het meest geschikt.
De uitspraak van het Hooggerechtshof kwam er na een omgekeerde beslissing van lagere rechtbanken, die vonden dat private winkelstraten vanuit democratisch oogpunt het equivalent zijn van openbare wegen en dus bruikbaar moeten zijn voor diegenen die hun medeburgers voor de totstandkoming van een volksinitiatief willen aanspreken.
Achter de tegenstrijdige gerechtelijke uitspraken in Oregon gaan natuurlijk twee opvattingen over grondeigendom schuil. Volgens de klassieke liberale marktopvatting, die nu door het hooggerechtshof in Oregon wordt bevestigd, heeft de eigenaar in principe absolute heerschappij over de grond. Grond is in die optie een gewone koopwaar, en wie grond gekocht heeft kan aanspraak maken op het exclusieve genot ervan. Volgens de rivaliserende opvatting is grond geen koopwaar, omdat grond niet in functie van de vraag kan bijgemaakt worden (en ook niet kan verbruikt worden). De eigenaar ontleent in die visie zijn aanspraken op de grond aan het productief gebruik dat hij ervan maakt (waarbij bijvoorbeeld ook de woonfunctie als productief gebruik wordt gezien). Exclusiviteitsaanspraken moeten in die optiek kunnen teruggevoerd worden op dit productief gebruik. Wie bijvoorbeeld een woning betrekt, heeft het recht te bepalen wie zijn woning mag betreden omdat privacy een essentieel aspect is van de woonfunctie. In de mate dat de commerciële functie niet wordt gehinderd door het verzamelen van handtekeningen kan in deze visie de verzameling van handtekeningen in' private' winkelstraten niet beschouwd worden als een inbreuk op het eigendomsrecht van de ondernemingen die deze straten 'bezitten'. In feite kan een ruimte die de facto als straat functioneert, nooit als een privé-domein worden beschouwd zonder de burgerrechten te schenden. Maar het hooggerechtshof van Oregon oordeelt daar dus anders over.
Actievoerders in Oregon klagen het feit aan, dat economische machten in feite de publieke ruimte grotendeels hebben overgenomen. Grote commerciële firma's kopen in de stadscentra hele huizenblokken op, leggen daarin privé-straten aan die uitmonden op privé-parkeerterreinen, en installeren aansluitend daarop hun winkels die het grote publiek trekken. De 'orde' wordt op deze terreinen ook grotendeels verzekerd door privé-bewakingsdiensten. De echte openbare straten dienen meer en meer als louter transitkanalen naar de echte straten, waar de grote massa in principe bereikbaar is doch zich op privaat terrein bevinden. Marbet , van de Pacific Green Party, vatte de situatie als volgt samen: 'Democracy is decided in the marketplace, and the decision confirms that it is for sale to the highest bidder" ('democratie speelt zich in essentie af op het marktplein, en de gerechtelijke uitspraak bevestigt dat dit marktplein te koop staat voor de hoogste bieder').
Bisschoppen zeggen ja! tegen vouchers
In de USA staat momenteel de onderwijsvrijheid hoog op de agenda. In Michigan zal in november eerstkomend een volksstemming plaatsvinden over een 'voucher amendment', dat studietoelagen ten bedrage van $3.150 zou toekennen aan privéscholen in districten waar het officieel onderwijs slecht presteert.
De katholieke bisschoppen hebben te kennen gegeven dat ze de maatregel steunen, en ze zullen de 2,3 miljoen katholieken in Michigan schriftelijk oproepen om ja te stemmen (Detroit Free Press, 28 juni 2000).
Ook voucher-initiatief in Californië
Op 7 november eerstkomend wordt ook in Californië gestemd over een voucher-initiatief. Ieder kind dat naar een privé-school gaat zou een schoolbon krijgen van zeker 4.000 dollar (het officieel onderwijs krijgt per kind en per jaar 7.000 dollar). Volgens een peiling gehouden halfweg juni, bleken de stemintenties van de kiezers verdeeld: 39% pro, 39% contra en 22% nog onbeslist. Dat ziet er niet heel goed uit , want doorgaans brokkelt de steun voor een volksinitiatief af in de loop van de laatste weken of maanden.
In 1993 was er in Californië al een soortgelijk initiatief, dat toen door twee derde van de kiezers werd afgewezen. Naarmate de onvrede over het officiële onderwijs toeneemt, versterkt ook de steun voor het voucher-idee.
De kerngedachte achter de voucher-impuls luidt, dat gezinnen weer de initiatiefnemers en scheppers op onderwijsgebied moeten worden. Dit was zo tot diep in de 19de eeuw. Door de geldstroom van de gezinnen naar scholen om te leiden via de staat, heeft de politieke klasse in alle Westerse landen de opvatting doen postvatten, dat alleen de staat onderwijs kan inrichten. Hierdoor heeft de staat een enorme invloed gekregen op het privé-leven van de bevolking, enerzijds door controle op de onderwijsprogramma's en lerarenopleidingen, en anderzijds door de ontmoediging van onderwijsscheppende ouderinitiatieven. Ouders moeten via de belastingen immers sowieso voor het staatsonderwijs betalen, en indien ze voor hun kind een andere onderwijsvorm willen, moeten ze daarvoor nog eens extra opdraaien. Vouchers geven in dat laatste geval de ouders hun geld terug.
De voucher-initiatieven worden op leven en dood bekampt door de machtige onderwijsvakbonden. Zij willen het openbaar onderwijsmonopolie, waarop hun machtspositie is gebouwd, behouden en zelfs nog versterken.
Initiatief tegen 'bilingual schooling' in Arizona
In diverse zuidwestelijke staten van de USA bestaat een systeem van 'bilingual schooling' voor kinderen waarvan de moedertaal Spaans is. Deze kinderen krijgen onderricht grotendeels in het Spaans; het Engels wordt slechts gaandeweg aangeleerd. Tegen dit systeem is veel kritiek gekomen omdat het de kinderen met een blijvende taalachterstand inzake Engels zou opzadelen. In Californië is dit tweetalig onderricht in 1998 via een referendum afgeschaft. In Arizona komt er op 7 november nu een vergelijkbare stemming: de handtekeningdrempel van 101.000 handtekeningen werd met 165.000 ondertekenaars ruimschoots overschreden (The Arizona Republic , 28 juni 2000).
Belangrijke gerechtelijke uitspraken in Utah en Arizona
In Utah bestaat de mogelijkheid tot referendum op volksinitatief. Er is echter een eigenaardigheid: het is een dienst verbonden aan het deelstaatparlement die de uiteindelijke tekst opstelt van de kiesbrochure die de kiezers onder ogen krijgen. Twee volksinitiatieven, namelijk 'Utahns for a common language' (dat Engels als de officiële taal in Utah wil aanduiden) en 'Utahns for property protection', hadden klacht ingediend op de partijdige wijze waarop hun voorstel werd beschreven.
De klagers hebben van de rechter gelijk gekregen. Het probleem is structureel. Beide volksinitiatieven betreffen wetsvoorstellen, die door het parlement van Utah werden verworpen. Bijgevolg zijn de diensten van dit parlement niet de geschikte instantie om de kiesbrochures op te stellen.
Het initiatief 'Utahns for property protection' verzet zich tegen de inbeslagname van eigendom van "..een eigenaar, die geen weet had van de misdaad en er ook niet mee instemde" (in de USA kunnen zo'n inbeslagnames voorkomen, bijvoorbeeld in drugsmisdrijven). De diensten van het parlement hadden de omschrijving "..an innocent owner (who) neither knew of or consented to the crime" vervangen door "..persons accused of any of the specified crimes" ("personen die beschuldigd worden van één der volgende misdrijven"). De rechter herstelde de oorspronkelijke formulering.
Twee dagen na de uitspraak in Utah volgde een gelijkaardig vonnis in Arizona. Het gerechtshof van deze deelstaat oordeelde dat de tekst van twee kiesbrochures moest herschreven worden, omdat de tekst de initiatieven in een nadelig licht stelde. Het betrof de iniatieven 202 ('Citizens growth management initiative', dat nieuwe modaliteiten voorstelt voor planning en regularistie van economische expansie) en 204 ('Healthy Arizona', dat de opbrengsten van bepaalde tabaksinkomsten wil voorbehouden aan gezondheidszorg voor niet-verzekerden).
Het is niet de eerste maal dat op dit domein conflicten voorkomen. De ervaringen uit Utah, Arizona en vele andere plaatsen leren ons dat de uiteindelijke redactie van de brochure door een authentiek onafhankelijke instantie moet gebeuren, en in nauw overleg met de voor- en tegenstanders van het initiatief.
(bron: Associated Press, 8 en 10 augustus, via IRI).
USA : EEN STILLE BELASTINGSREVOLUTIE ?
(uit 'Investor's Business Daily', 17 april 2000)
De huidige belastingsregelingen vereisen dat (volgens schattingen van de 'Internal Revenue Service') de Amerikanen ongeveer 6,1 miljard uren aan belastingsaangiften zullen besteden en ruim 1,9 triljoen dollar aan belastingen gaan betalen. Dat is meer dan 20% van het BNP. Procentueel gezien betaalden de Amerikanen nooit meer belastingen, tenzij tijdens de tweede wereldoorlog.
Uit opiniepeilingen blijkt niet dat de Amerikaanse kiezer erg bezorgd is over die evolutie. Deze peilingen geven aan dat opvoeding, gezondheidszorg, morele waarden, sociale zekerheid doorgaans hoger scoren op het zorgenlijstje dan de belastingen. Allerlei zelfverklaarde autoriteiten besluiten dan ook dat de natie niet in een stemming is voor een belastingsrevolte. Maar volgens het IRI-instituut in Washington is die conclusie helemaal verkeerd. In 24 deelstaten kunnen de burgers direct beslissen over de politiek op deelstaatniveau. Het populairste thema: de belastingen.
Van 1996 tot maart 2000 waren er 12 volksinitiatieven voor belastingsverlaging, waarvan er 8 werden goedgekeurd. Voor de komende herfst zijn 65 referendums op volksinitiatief voorzien in 16 staten: Alaska, Arkansas, Arizona, Californië, Colorado, Florida, Kansas, Massachussetts, Maine, Michigan, Montana, Oklahoma, Oregon, Zuid-Carolina, Zuid-Dakota en Washington. Hieronder zijn verscheidene belangrijke belanstingsinitiatieven. De aandacht gaat vooral naar Massachusetts, dat naar US-normen hoge belastingen kent en waar een voorstel ter stemming komt om de deelstaat-inkomensbelasting van 6% naar 5% terug te dringen. Recente opiniepeilingen toonden aan dat 72% van de kiezers het voorstel onderschrijft en slechts 18% het idee verwerpt.
De populariteit van voorstellen tot belastingsverlaging hebben alles te maken met de gunstige economische toestand, die maakt dat de budgetten van de meeste deelstaten door meevallende fiscale ontvangsten serieuze overschotten vertonen. Het initiatief I-695, dat in de staat Washington door de burgers werd goedgekeurd maar nadien door een ingreep van het hooggerechtshof van de deelstaat sneuvelde, is misschien de voorbode van een brede beweging.
USA: DIRECTE DEMOCRATIE EN LANDCONSERVATIE
De 'Land Trust Alliance', een Amerikaanse organisatie die zich bezighoudt met de bescherming en klassering van landschappen en open ruimtes, heeft een overzicht bekend gemaakt van de referendumresultaten op dit terrein. Het blijkt dat 92 van de 102 referenda, die op diverse domeinen over dit onderwerp werden gehouden, door de burgers zijn goedgekeurd. In vele gevallen gaat het om grote sommen belastingsgeld. Zo keurden de burgers van Miami Beach met een meerderheid van 87% een uitgave van 24 miljoen dollar goed voor parkruimtes en publieke stranden. In totaal gaven de burgers langs direct-democratische weg de toestemming voor 1,8 miljard dollar uitgaven op dit terrein (zie: http://www.lta.org/1999referenda.html).