Langzaam uitgeroeid

Waarom het kinderaantal in de kapitalistische wereld voortdurend daalt. En wie daarvoor mede verantwoordelijk is.



uit: Klaas', jaargang IX, nr. 22, 10 juni 2002.


 

Kapitalistische uitbuiting berust onder meer op de werking van de "vrije arbeidsmarkt". Mensen bieden op die pseudo-markt stukjes van hun levenstijd te koop aan, en bezitters van productiemiddelen kopen die stukjes tijd aan. In die gekochte stukken levenstijd wordt de verkoper geacht om uit te voeren wat de koper beveelt.

Ik spreek hier van een pseudo-markt omdat de arbeidsmarkt geen echte vrije markt is. Ik ben voor de vrije markt van goederen en diensten. Kenmerk van die vrije markt is dat de aanbieder en de koper over de vrijheid beschikken om niet aan te bieden en niet te kopen. Precies hierdoor is de markt "vrij". De arbeidsmarkt is niet vrij omdat de aanbieders op straffe van uithongering wel degelijk tot aanbieding moeten overgaan. Meer nog: de arbeidsmarkt is zelfs helemaal geen markt, omdat je er niets kunt kopen. In werkelijkheid koop je de arbeidstijd niet; eenieders tijd blijft onherroepelijk de zijne of de hare. Wat je als koper in handen krijgt, zijn de vruchten van iemands arbeid, van iemands tijdsgebruik. Die zogenaamde "vrije arbeidsmarkt" is een illusie, een masker dat scheefgetrokken machtsverhoudingen en uitbuiting toedekt.

Dat kun je merken aan het feit dat de zogenaamde arbeidsmarkt alleen maar kan functioneren in een situatie van permanent overaanbod. Want de pseudo-marktstructuur voor de arbeid volstaat natuurlijk nog niet om tot uitbuiting te komen. Die uitbuiting is enkel mogelijk indien er ook nog een overaanbod aan arbeidstijd is. Slechts indien er een voldoende omvangrijk werklozenleger aanwezig is, kan de prijs van de arbeid naar omlaag worden gedwongen. Een werklozentekort is een gruwel voor het kapitalisme, en géén werkloosheid is met het kapitalisme volstrekt onverenigbaar.

Een vrije markt vooronderstelt rechtvaardige prijzen; dat zijn prijzen die de producent en zijn gezin toelaten om treffelijk te leven. Gegeven de rechtvaardige prijs, leert de vrije markt ons dan hoe groot de vraag is. Een echte vrije markt vereist dus juist dat de lonen niet via marktmechanismen tot stand komen. Wie een echte vrije markt wil, moet de loonschalen wettelijk regelen en niet overlaten aan het machtsspel op de onvrije arbeidsmarkt. Ik ben voor een vrije markt van goederen en diensten, en daarom vind ik dat de arbeidsmarkt moet worden afgeschaft. De kapitalistische elite denkt daar natuurlijk anders over.

 

Het VEV, de gezinsbond en het werklozenleger

Herinnert U zich nog waarom wij geen bindend referendum op volksinitiatief kunnen krijgen? De Grondwet blijkt dit te verbieden. Op basis van grondwetsartikels die in de vroege 19de eeuw door een handvol graven en baronnen zijn neergeschreven, zonder enige rechtstreekse of onrechtstreekse inspraak van het volk, wordt in de 21ste eeuw de uitsluiting van de burgers bestendigd. Meer nog, de PS zorgt ervoor dat wil van de toenmalige graven en baronnen onveranderd van kracht blijft: deze "democratische" partij weigert zelfs de herzienbaarheidsverklaring van de betrokken grondwetsartikelen. En zonder formele herziening van de grondwet kan van het bindend referendum geen sprake zijn, want die Grondwet is geen vodje papier, aldus onze voogden.

Behalve natuurlijk wanneer het om het behoud van arbeidsmarkt en werklozenleger gaat. Want al garandeert onze Grondwet in artikel 23 het recht op arbeid, de voor het kapitalisme zo onmisbare werkloosheid is er blijkbaar toch. Onze voogden mogen van de Grondwet vooral geen soevereiniteit afstaan aan het volk. Maar diezelfde voogden vinden wel dat soevereiniteit mag afgestaan worden aan allerhande "supranationale" organen, waarover het volk geen greintje controle heeft. Zoals de EU bijvoorbeeld, die nu heeft verordend dat de "werkzaamheidsgraad" in Belgie omhoog moet, van 64% naar 70% in 2010.

Het VEV heeft, blijkens een artikel in Gazet van Antwerpen, een probaat middel gevonden om de "werkzaamheidsgraad" op te drijven en de concurrentie tussen de aanbieders op de arbeidsmarkt te verhogen. Zij stellen vast dat 42% van de vrouwen op actieve leeftijd geen baan buitenhuis hebben en zij willen deze "slapende reserve" aanspreken door de financiële duimschroeven aan te draaien: het huwelijksquotiënt voor éénverdienersgezinnen zou moeten afgeschaft worden. Roger Pauly, de voorzitter van de Gezinsbond, verzet zich hiertegen. Hij wijst erop dat de nataliteit in Vlaanderen nu reeds is gezakt naar een dramatisch laag peil.

Het geval illustreert mooi hoe het kapitalisme het gezinsleven vernietigt en hoe de staat, en vooral de Orwelliaanse supranationale organismen waaraan "onze" volksvertegenwoordigers zoveel soevereiniteit hebben afgestaan, in wezen instrumenten zijn in dienst van het kapitalisme. De kapitalistische machthebbers hebben niet het welzijn en de stabiliteit van de samenleving of de gezinnen voor ogen. Wat telt is de directe winst, en dus ook de directe situatie op de arbeidsmarkt. Dat je, door gezinnen onder druk te zetten, demografische ontwrichting produceert, is de laatste van hun zorgen. Terloops weze ook opgemerkt dat met name de hele pseudo-emancipatorische beweging, met de socialisten op kop, zich ook hier als de trouwste en meest consequente dienaars van het kapitalisme ontpoppen.

 

Kinderwens en kindertal

Waarom hebben mensen tegenwoordig zo weinig kinderen? Een recente CBGS-studie werpt hierop enig licht. Christine Van Peer vergelijkt voor een aantal Europese landen het aantal kinderen dat de mensen idealiter zouden willen hebben, met het aantal kinderen dat men daadwerkelijk krijgt.

Een eerste vaststelling: het aantal kinderen dat vrouwen idealiter zouden willen krijgen, is in al de bestudeerde Europese landen verrassend gelijk en bedraagt ongeveer 2,5. Dit cijfer ligt ook bij jonge en oudere vrouwen gelijk en het volstaat ruimschoots om de bevolking in stand te houden.

Het aantal kinderen dat men zelf wil krijgen, rekening gehouden met de concrete levenssituatie waarin men zich bevindt, ligt evenwel een stuk lager. Voor België ligt dit cijfer gemiddeld iets boven de 2 kinderen. Het ligt bij oudere vrouwen iets lager dan bij jongeren.

Het aantal kinderen dat men daadwerkelijk krijgt, ligt nog eens een stuk lager dan het aantal kinderen dat men individueel zou willen hebben. In België ligt dit cijfer rond de 1,7 zodat de Belgische bevolking dus op termijn moet afnemen.

De hamvraag luidt dus: hoe komt het dat vrouwen minder kinderen krijgen dan ze zouden willen?

Van Peer wijst verschillende factoren aan. Vooreerst is er de inschakeling van vrouwen in het arbeidsproces:

"In vele studies is de relatie tussen vruchtbaarheid en deelname van de vrouwen aan de arbeidsmarkt empirisch onderzocht. Zonder uitzondering vindt men een negatief verband tussen beide elementen. Werkende vrouwen hebben minder kinderen dan vrouwen die geen betaalde arbeid verrichten.(1)

Men moet geen helderziende zijn om het structureel verband te zien. Enerzijds heeft een werkende vrouw toch nog een pak huishoudelijk werk te doen in verband met haar kinderen, en anderzijds is het hebben van kinderen mogelijkerwijs ook minder bevredigend indien de kinderen gedurende een groot deel van de tijd moeten ondergebracht worden bij derden. In vele landen, waaronder België, is het risico op onvervulde kinderwens ook groter bij hoger opgeleide vrouwen. Het is mogelijk dat dit komt doordat het opgeven van een beter betaalde job neerkomt op een groter offer (gederfde inkomsten). In Finland bleken vrouwen die geloofden dat de openbare steun voor gezinnen met kleine kinderen voldoende was, tweemaal meer kans te hebben op een derde kind dan vrouwen die meenden dat die steun onvoldoende is. Een onzekere werksituatie lijkt ook de kans op een onvervulde kinderwens te verhogen. Werkende vrouwen met een job van minder dan 34 uur per week hebben een grotere kans op onvervulde kinderwens: het gaat vaker om interimwerk en weinig stabiele of zekere jobs. Een andere factor die een rol speelt, is de duur of stabiliteit van de relatie. Hoe langduriger de relatie, hoe kleiner de kans op onvervulde kinderwens. De noodzaak om betaald werk te verrichten en economische onzekerheid zijn duidelijk elementen die veroorzaken dat vrouwen minder kinderen krijgen dan gewenst.

Nu is het niet de taak van de staat om goede familielevens via wettelijke weg in te voeren. Uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid ter zake bij de individuen, en het zou zeker verkeerd zijn om alles wat hier op individueel vlak misloopt in de schoenen te schuiven van de politieke klasse, die momenteel de wetgevende macht monopoliseert. Maar de wetgever dient wel optimaal ruimte te scheppen opdat diegenen die zich hiertoe geroepen voelen, onbelast kunnen proberen om een goed familieleven op te bouwen. Momenteel belast de politieke klasse niet alleen de families (zie verder), zij subsidieert ook tamelijk consequent de situaties waarbij familieleden maximaal uit elkaar worden gedreven. Wie zijn kinderen thuisonderwijs geeft, krijgt niets; wie zijn kinderen in een school plaatst, krijgt daarentegen (via de school) enorme subsidies. Wanneer een moeder thuisblijft om voor haar kleine kinderen te zorgen, dan krijgt ze niets. Wanneer ze haar kinderen in een kinderdagverblijf plaatst, wordt ze gesubsidieerd. Karikaturaal: wanneer twee moeders van vier kinderen ieder voor hun eigen kroost zorgen, krijgen ze niets, maar wanneer ze elkaars kinderen zouden "opvangen" worden ze onthaalmoeders en vloeien de subsidies. De staat vervalst voortdurend de concurrentie ten nadele van de gezinnen, en wanneer je de laatste plannen van het VEV eens bekijkt, weet je meteen ook waarom dat gebeurt.

 

Hoeveel kost een kind?

De opvoeding van een kind kost, volgens de geactualiseerde cijfers (april 2002) van de Gezinsbond, 226,10 euro voor een kind van 6 jaar, tot 391,45 euro voor een kind van 18 jaar. De kinderbijslagen en fiscale voordelen dekken deze kosten niet. Voor een gezin met 3 kinderen bedraagt de dekkingsgraad ongeveer 88% voor kinderen onder de zes jaar, en ongeveer 61% voor kinderen van 18 jaar. Voor een gezin met twee kinderen zakken deze percentages tot 61% respectievelijk 44%. De dekkingsgraad neemt af met de leeftijd van het kind. Je ziet aan allerlei details dat de levensstandaard van een gezin afneemt met het aantal kinderen. In gezinnen met vier of meer kinderen krijgen de kinderen bijvoorbeeld slechts een derde van het zakgeld dat gegeven wordt in een gezin met één kind.

De CD&V heeft recent voorgesteld om althans vanaf het tweede kind een kostendekkende kinderbijslag in te voeren van 300 euro per maand. Dit voorstel zou een budgettaire meerkost van 0,887 miljard euro meebrengen. Met dit bedrag is natuurlijk nog geen kostendekking voor alle kinderen voorzien, vermits de eerste kinderen uit de boot vallen. Men kan zich overigens afvragen in welke mate de voornemens van de CD&V op dit vlak ernstig moeten genomen worden. Deze partij heeft gedurende het grootste deel van de naoorlogse tijd geregeerd en is dus in hoge mate verantwoordelijk voor de bestaande toestand.

Men kan zich ook afvragen waarom andere benadelingen van mensen met kinderen blijven voortduren. Neem bijvoorbeeld de praktijk van OCMW"s om voor bejaarde ouders gemaakte kosten bij de kinderen terug te vorderen. Voor oudere personen die nooit kinderen kregen, vordert het OCMW uiteraard niets terug: voor die personen komen alle kosten probleemloos voor rekening van de gemeenschap. Maar indien de bejaarde zich schuldig heeft gemaakt aan het krijgen van kinderen, gaat het OCMW moeilijk doen en wil het de gemaakte kosten van die kinderen terugvorderen. Wat probleemloos wordt uitbetaald aan kinderlozen, wordt dus niet op dezelfde probleemloze wijze uitbetaald aan mensen met kinderen. Daar moet ineens worden "teruggevorderd". Of vergelijk een uitkeringsgerechtigde moordenaar, die na tien jaar gevangenisstraf opnieuw kan gaan stempelen, met een uitkeringsgerechtigde jonge moeder, die besluit om tien jaar thuis voor haar kleine kinderen te zorgen, en daarbij haar stempelrecht verliest. Slechts enkele van de talloze voorbeelden die illustreren hoezeer de politieke klasse het gezinsleven genegen is.

 

Eekhoorntjesdenken

We leven in een langzaam uitstervende samenleving, en een uitstervende samenleving is mensonwaardig. Het uitstervingseffect ontstaat doordat de vrouwen minder kinderen krijgen dan ze zouden willen. Hoewel het moeilijk is om de oorzaken van dit fenomeen in detail uiteen te rafelen, is de globale verklaring wel duidelijk. Ons economisch systeem erkent de economische prestatie niet die moet geleverd worden om de generaties te vervangen. Gezinnen met kinderen leveren in: hun levensstandaard ligt lager dan die van gezinnen zonder kinderen. Bovendien drijven de machthebbers met allerlei financiële stokken de gezinsleden zoveel mogelijk uiteen, zodat het gezinsleven in se onaantrekkelijker wordt.

De politieke klasse bezondigt zich bij het denken over de generatiewissels aan eekhoorntjesdenken. Eekhoorntjes sparen nootjes voor de winter. Zij leggen nu een voedselvoorraad opzij, zodat zij in het barre seizoen te eten hebben. Wanneer onze politici zich uitsloven om allerhande pensioenregelingen op touw te zetten, dan doen zij dit schijnbaar in de veronderstelling dat je geld kunt opeten. We moeten nù sparen, om later de pensioenen te kunnen betalen. Maar we sparen geen etenswaren, zoals de eekhoorntjes, doch oneetbaar geld. En dat geld heeft op zichzelf geen reële macro-economische betekenis. De reële economische koek, het totaalpakket van voortgebrachte goederen en diensten, zal over dertig jaar niet groter zijn omdat er dan meer bijeengespaarde bankbiljetten zullen beschikbaar zijn. De grootte van de koek zal enkel afhangen van de omvang en de productieve bekwaamheden van de volgende generatie. Het échte pensioensparen schuilt in de zorg voor de komende generatie, en niet in het opstapelen van baar of giraal geld. De illusie van het eekhoorntjesdenken wordt mede in stand gehouden doordat pensioensparen wél micro-economische betekenis heeft: wie meer heeft gespaard, zal als gepensioneerde wel een verhoudingsgewijs groter stuk van de beschikbare pensioenkoek kunnen binnenhalen. Maar de totale koek zal door het sparen niet groter worden. De grootte van die koek hangt af van de omvang, maar ook van de kwaliteit van de volgende generatie. Want een stevig en hecht familieleven vertegenwoordigt ook in kwalitatief opzicht een cruciale productiefactor. Het is duidelijk dat een aftakelend gezinsleven allerhande maatschappelijke kosten veroorzaakt. De Schotse onderzoeker McArdle vond recent dat een goede binding tussen moeder en tiener in West-Europese landen de meest efficiente rem is op drugsgebruik. De kwaliteit van de familiebanden is over het algemeen relevant, maar de moeder speelt de belangrijkste rol. Ook uiteengevallen gezinnen bieden minder bescherming tegen drugsverleiding. Volgens prof. Marcelli is druggebruik terug te voeren op een soort zelfbehandeling door de tiener of adolescent van de eigen angst en onzekerheid ("sorte de tentative d"autotraitement de cette anxiété"; zie Le Figaro, 9 mei 2002). Ook hij legt het verband tussen drugsgebruik, of het sinds dertig jaar klimmende zelfmoordcijfer bij adolescenten, en dubieuze familiesituatie.

In samenlevingen waarin pensioenregelingen niet bestonden, was het belang van de kinderzegen welbekend en direct evident. Wie geen kinderen had, ging een twijfelachtige oude dag tegemoet. Kinderloosheid was een bijbelse vloek. De invoering van de wettige pensioenregeling heeft de economische relevantie van de kinderzegen gesocialiseerd. Dit is een goede zaak, maar de andere kant van de medaille moet dan natuurlijk zijn dat ook de kosten verbonden aan het hebben van kinderen, gesocialiseerd moeten worden. Hoe kan dit gebeuren?

Ik geloof dat de meest logische manier om dit te realiseren de invoering is van een kostendekkend basisinkomen voor kinderen, een basisinkomen voor volwassenen en de invoering van de leerbon voor leerplichtige kinderen.

 

Het basisinkomen en de leerbon

De invoering van een kostendekkend basisinkomen voor kinderen komt neer op de invoering van een kostendekkend kindergeld, zoals ten dele reeds door de CD&V wordt voorgesteld.

De invoering van een basisinkomen voor volwassenen is mijns inziens superieur aan het opvoedersloon dat het Vlaams Blok wil invoeren voor ouders met kinderen. Er is een fundamenteel filosofisch verschil tussen het basisinkomen, dat ruimte schept voor diegenen die kinderen willen, en het opvoedersloon, dat het krijgen van kinderen via betaling wil uitlokken. Betalen doe je op de vrije markt, voor goederen en diensten die zich emanciperen van hun maker. Wanneer ik op de markt een brood koop, doet de identiteit van de bakker er niet toe. Het enige wat belang heeft, is dat het brood goed en de door mij betaalde prijs rechtvaardig is. Wanneer iemand van mens tot mens voor mij zorgt, dan kan ik die zorg echter niet betalen. Betalen van persoonlijke zorg vernietigt de zorgkwaliteit. Indien de gezinsleden moeder iedere avond zouden betalen voor de bereide maaltijd, dan is de moederzorg geen moederzorg meer. De samenleving moet zodanig ingericht worden, dat vrije zorgruimte ontstaat. Te noteren valt dat die vrije zorg een absoluut onmisbare productiefactor is. In een kapitalistische samenleving wordt het belang van de vrije zorg nog meer miskend dan het belang van de vrije markt. Het universeel basisinkomen creëert consequent ruimte voor de productiefactor van de vrije zorg.

Verder dient men, om een menswaardige situatie te creëren, ook de leerbon in te voeren. De leerbon is een tegoed dat het gezin krijgt om de leeractiviteit van een leerplichtig kind te financieren. Momenteel krijgt het lager onderwijs ongeveer 2500 euro per jaar en per kind, en het middelbaar onderwijs ongeveer 5000 euro. Dit bedrag wordt momenteel door de staat via de fiscaliteit aan de gezinnen ontnomen, en dan onder allerlei voorwaarden doorgegeven aan de scholen. Ervaringen wijzen uit dat gezinnen een groot deel van het opvoedingswerk zelf kunnen uitvoeren, en dit op een veel efficieëntere en goedkopere wijze dan staatsgestuurde scholen dit kunnen. Terwijl het kapitalistisch regime op allerhande gebieden concurrentie invoert waar zulks ongepast is, laat het om redenen van ideologische controle geen vrije concurrentie toe op een domein waar die concurrentie juist bij uitstek is aangewezen, namelijk tussen gezinnen en scholen. Scholen moeten zo goed zijn dat gezinnen vrij verkiezen om hun leerbon te investeren in de school van hun keuze. Net als het basisinkomen vormt de leerbon een essentieel onderdeel van de vrije zorgruimte.

 

Recht op arbeid

En tenslotte dient het recht op arbeid te worden gegarandeerd. Het recht op arbeid staat zoals gezegd in onze Grondwet, maar het blijft dode letter, vermits het onverenigbaar is met het kapitalisme. Recht op arbeid betekent dat de kosten van sollicitatie, bijscholing en hergroepering van arbeid in functie van gewijzigde behoeften, niet willekeurig op individuele hoofden terechtkomen doch worden gesocialiseerd. Wie betaalde arbeid wil verrichten, moet dus onmiddellijk aan de slag kunnen in wat we "invoegbedrijven" of "draaischijfbedrijven" kunnen noemen. De werklozensteun moet worden afgeschaft: wie wil werken, kan direct beginnen bij een invoegbedrijf, en dit volgens het gewone werkweek-schema. Het invoegbedrijf wordt gefinancierd door het geheel van de economie, net zoals bijvoorbeeld het wegennet. In het invoegbedrijf maak je kennis met de werkaanbiedingen. Je kunt er opleidingen volgen die gevraagd zijn. Je kunt er solliciteren. Je kunt er een eigen bedrijf leren opstarten.

Waarom worden wij getiranniseerd door een "centrum voor gelijke kansen" terwijl er bijvoorbeeld in de verste verte geen sprake is van een "centrum voor recht op arbeid"? Omdat wij in een kapitalistisch regime leven. De kapitalistische ideologie wil dat kandidaat-werknemers als concurrenten aan de startlijn verschijnen, en de kapitalistische pseudo-moraal wil dan dat die concurrenten "gelijke kansen" krijgen. De wedren zelf, het principe van de arbeidsmarkt, wordt niet in vraag gesteld. Integendeel, de "arbeidsreserve" (het werklozenleger) moet voortdurend en met alle middelen worden aangevuld; daarom is het "gelijkekansencentrum" tevens een centrum voor zogenaamd anti-racisme: nationale grenzen of een soevereine staat zijn immers hindernissen voor het globale kapitalisme. Wat de bevolking nodig heeft, zijn echter niet gelijke kansen, maar wel gelijke rechten, met op de twee eerste plaatsen: gelijk recht op deelname aan het wetgevend werk (wat directe democratie impliceert) en gelijk recht op arbeid voor iedereen.

 

Geen particratie, maar democratie

We kunnen er niet omheen dit punt ook vanuit democratisch oogpunt te beschouwen.

Onze Europese landen zijn geen democratieën, maar particratieën: niet de burgers, maar de partijhoofdkwartieren maken de wetten. Zeg maar dat de Leidse prof Tromp het gezegd heeft: "Van democratie is geen sprake" (NRC-Handelsblad, 4-5-2002, p.1). Het is dus de particratie die verantwoordelijk is voor de instortende nataliteit. Wij worden " in letterlijke zin " door de partijen langzamerhand uitgeroeid. En het VEV-standpunt maakt ook duidelijk waarom: de particratie dient niet de belangen van het volk, maar van de kapitaalbezitters.

De invoering van een daadwerkelijk recht op arbeid, van een algemeen en onvoorwaardelijk basisinkomen en van de leerbon kan aan de gezinnen de nodige stabiliteit en ruimte geven om een menswaardig gezinsleven te ontwikkelen. Maar dit moet dan wel door de bevolking en door de gezinnen worden gewild. Er moet een maatschappelijk debat komen, los van de partijen en ook los van de door de elite gecontroleerde media, over wat we eigenlijk willen inzake sociale zekerheid. Geven we aan elkaar, als individuen en als gezinnen, menswaardige levensruimte of niet? Een belangrijker vraag is er niet. En slechts weinig tijd rest ons, voor het gezamenlijk vinden van het antwoord.



Jos Verhulst



Bronnen

* "CD&V wil meer investeren in kinderen. Persmededeling". www.cdenv.be/persberichten/04-2002/Kinderbijslagen.htm Boudewijn Vanpeteghem "CD&V belooft elk kind evenveel kindergeld" De Standaard 20/4/2002

* Paul McArdle e.a. (2002) "European adolescent substance use: the roles of family structure, function and gender" Addiction, p.329-336

* Catherine Petitnicolas "Des adolescents si vulnérables" Le Figaro, 9 mei 2002

* Christine Van Peer "Desired and realized fertility in selected FFS-countries" CBGS Working Document, 2000, 6 Aan te vragen bij: andre.guns@wvc.vlaanderen.be

* Jos Vranckx " "Je mag moeders niet verplichten te gaan werken". Voorzitter Gezinsbond Roger Pauly wijst voorstel VEV af, Gazet van Antwerpen, 16 april 2002

* "Kinderen: een dure aangelegenheid? Gezinsbeleid in Vlaanderen, 1994 (2). Verkrijgbaar bij de gezinsbond, met geactualiseerde cijfers. Contacteer: studiedienst@gezinsbond.be

 

 

Noten

(1). "In many studies, the relation between the participation of women in the labour market and fertility has been the subject of empirical research. These invariably paint a picture of a negative relationship between the two : working women having less children than women who do not undertake paid work."