DOCUMENTEN VAN DE VERLICHTING (1): HET PLAKKAAT VAN VERLATINGE


Deel twee
Deel drie

De Middeleeuwers gingen uit van het idee van de goddelijke soevereiniteit. God is de hoogste autoriteit, en via de paus en door de paus gekroonde koningen en keizers oefent hij zijn gezag over het volk uit. Bij de absolute vorsten vervaagt het godsbeeld, maar de soeveiniteit berust nog altijd ondubbelzinnig bij de de monarch. Het volk is met andere woorden niet soeverein, het verkeert in een toestand van onderworpenheid aan de vorst. Wanneer men speurt naar de herkomst van het idee van volkssoevereiniteit kan men de omgekeerde weg bewandelen. Men kan vertrekken van het prototype van een soevereiniteitsverklaring, en dan de weg terugvolgen. Vanzelfsprekend kan men zo'n spoor in het verleden niet ondubbelzinnig vervolgen. Wij zullen hier twee zo'n stappen zetten: van de Amerikaanse 'Declaration of Independence'(1776) naar het 'Plakkaat van Verlatinge' (1581), en van dit laatste dan naar de 'Blijde Inkomste' (1356). Drie documenten, gescheiden door telkens ongeveer 200 jaar.

De bronnen van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring

De aanhef van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring luidt:
"We beschouwen de volgende waarheden als vanzelfsprekend: dat alle mensen gelijk geschapen zijn, dat ze door de Schepper werden bekleed met bepaalde onvervreemdbare rechten, waaronder het Recht op Leven, op Vrijheid en op het Streven naar Geluk; dat ter verzekering van deze rechten, regeringen door de mensen worden ingesteld die hun macht ontlenen aan de goedkeuring door de geregeerden; en dat wanneer een vorm van regering de voormelde doelstellingen ondermijnt, het volk het volste recht heeft om die regering te wijzigen of terzijde te schuiven en een nieuwe regering in te stellen"("We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable Rights, that among these are Life, Liberty, and the pursuit of Happiness. That to secure these rights, Governments are instituted among Men, deriving their just powers from the consent from the governed. That whenever any Form of Government becomes destructive to these ends, it is the Right of the People to alter or to abolish it, and to institute new Government").

Het geheel van de Onafhankelijkheidsverklaring heeft de vorm van syllogisme dat als volgt kan worden samengevat: het volk heeft het recht om een bestuur, dat de onvervreembare rechten van de mensen schendt, af te zetten. Welnu, de Engelse kroon schendt de onvervreemdbare rechten van de Amerikaanse burgers. Bijgevolg zijn deze laatsten gerechtigd om de Engelse kroon af te wijzen. Het citaat hierboven is eigenlijk de premisse van dit syllogisme. De premisse heeft op haar beurt een duidelijke spirituele dimensie. Oppervlakkig beschouwd komt dit tot uitdrukking in de verwijzing naar de Schepper. Maar het eigenlijk mysterie zit in de allereerste woorden: 'we hold these truths to be self-evident..'. Hier wordt eigenlijk bevestigd dat de mens met het denken toegang heeft tot de evidente waarheid, dat mensen gelijk geschapen zijn en over bepaalde grondrechten beschikken, die maar kunnen gerespecteerd worden indien die mensen soeverein zijn. Met andere woorden: de verlichte geesten die in de achttiende eeuw dit document neerschrijven, beroepen zich niet op één of andere openbaring om tot de gelijkheid en de soevereiniteit van de burgers te besluiten. Nee, zij beroepen zich op de rede, die deze gelijkheid en soevereiniteit als 'vanzelfsprekend' Iaat zien. Dit is een verregaande stelling, omdat de gelijkheid tussen de mensen niet kan gegrondvest worden op materiële factoren of overwegingen. Men kan in de stoffelijke dimensie van de mens nergens die gelijkheid grondvesten; gelijkheid in rechte valt gewoon niet uit de wetten van natuurkunde of scheikunde af te leiden, evenmin als we de kleur van een voorwerp kunnen afleiden uit zijn gewicht.

Natuurlijk is deze rationeel-spirituele visie van de Verlichting niet plots ontstaan. Men kan zich met recht en rede afvragen, waar de auteurs van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring hun mosterd haalden. En precies op dit punt heeft Stephen Lucas (1994) gewezen op het belang van het 'Plakkaat van Verlatinge': "Zowel in vorm als qua inhoud levert het 'Plakkaat van Verlatinge' een treffend model voor de Onafhankelijkheidsverklaring - zo treffend in feite, dat we ons kunnen afvragen of de overeenkomsten tussen de twee documenten op toeval berust, in de hand gewerkt door de vergelijkbare politieke situatie en behoeften tot argumentatie, of dat misschien Thomas Jefferson en het Continentaal Congres het plakkaat gebruikten als model voor hun verklaring op 4 juli 1776".('In form as well as content, the Plakkaat furnishes a striking archetype for the Declaration of Independence - so striking , in fact, that the question naturally arises as to whether the parallels between the two documents are merely accidental, arising from analogous political situations and rethorical needs, or whether Thomas Jefferson and the Continental Congress used the Plakkaat as a model for their declaration of July 4, 1776'). Lucas biedt heel wat argumenten aan ten voordele van een link tussen de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring en het Plakkaat, waarop we hier niet ingaan.

Het Plakkaat werd gegeven in 's Gravenhage op 26 juli 1581 door de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden, die met dit document de koning van Spanje vervallen verklaren van de soevereiniteit en heerschappij over de zeventien provinciën. De aanhef van deze verklaring luidt:

"De Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden groeten allen die dit zullen zien of horen lezen. Het is algemeen bekend dat een vorst van een land door God tot hoofd van zijn onderdanen is aangesteld om dezen te beschermen en te bewaren voor alle onrechtvaardigheid, schade en geweld, zoals een herder zijn schapen moet beschermen, en dat de onderdanen niet door God geschapen zijn ten behoeve van de vorst, om hem in alles wat hij beveelt - of dat nu godvruchtig is of niet godvruchtig, rechtvaardig of niet rechtvaardig is - onderdanig te zijn om hem als slaven te dienen. Integendeel, de vorst is er ter wille van de onderdanen, zonder welke hij geen vorst is, om hen rechtvaardig en verstandig te regeren en te verdedigen, en hen lief te hebben zoals een vader zijn kinderen en een herder zijn schapen; hij zet zijn lichaam en leven op het spel om hen te beschermen. Wanneer hij dit niet doet, maar in plaats van zijn onderdanen te beschermen probeert hen te onderdrukken, overmatig te belasten, te beroven van hun oude vrijheid, privileges en oude gewoonterechten, en hen als slaven te bevelen en te gebruiken, moet hij dus niet als een vorst, maar als een tiran worden beschouwd. Dan staat het zeker zijn onderdanen vrij hem niet meer als vorst te erkennen - vooral nadat er in de Staten van het land overlegd is - , maar hem te verlaten en in zijn plaats een ander tot soeverein te kiezen om hen te beschermen, zonder dat dit verkeerd is" (Mout 1979).

Uit deze aanhef spreekt dezelfde soevereine geest die ook terug te vinden is in de Amerikaanse Onaf hankelijkheidsverklaring. In het Plakkaat wordt nog, in aansluiting met de Middeleeuwse opvatting, naar de vorst verwezen als naar een door God aangestelde macht. Dit element ontbreekt in de Amerikaanse Verklaring. Ook de gelijkheidsgedachte is in de aanhef van het Plakkaat niet zo uitdrukkelijk uitgesproken; in de plaats wordt verwezen naar 'oude vrijheid, privileges en oude gewoonterechten'. Maar de ultieme soevereiniteit ligt volgens het plakkaat ondubbelzinnig bij het volk, waarvan de vorst uiteindelijk een (door God aangewezen) dienaar is. En als bron voor deze stelling wordt alweer naar het algemeen menselijk inzicht verwezen en niet naar één of andere openbaring ('het is algemeen bekend..'). Overigens heeft het Plakkaat dezelfde syllogistische opbouw als de Onafhankelijkheidsverklaring. Het pakkende besluit van het Plakkaat, na uitvoerige opsomming van alle wanda den die onder Philips II in de Nederlanden door de Spaanse bezetters werden aangericht, klinkt als volgt:

"Daarom maken wij bekend dat wij, door de uiterste nood gedwongen, na onderling overleg en met algemene stemmen de koning van Spanje hebben verklaard en verklaren bij dezen ipso iure vervallen te zijn van zijn heerschappij, jurisdictie en erfelijke aanspraken op deze landen. Wij zijn niet van zins hem voortaan in enige zaken met betrekking tot zijn soevereiniteit, jurisdictie en domeinen in deze landen als vorst te erkennen, noch zijn naam als soeverein te gebruiken of toe te staan dat deze door iemand wordt gebruikt". Kortom , een 24- karaatse, zelfbewuste soevereiniteitsverklaring door de burgers van de Nederlanden. Deze Nieuwe Geest kwam dan in de tachtigjarige oorlog in frontale botsing met de oude, op hiërarchie, zogezegde openbaring en redeloze onderwerping gebaseerde oude orde.


De bronnen van het Plakkaat van Verlatinge

Het Plakkaat van Verlatinge werd op zijn beurt geïnspireerd door heel wat bronnen, zoals bijvoorbeeld de geschriften van Erasmus van Rotterdam. Maar wanneer we in het Plakkaat een verwijzing vinden naar de 'oude privileges', dan speelt daarbij in eerste instantie de 'Blijde Inkomste van Brabant' een rol. Met een 'blijde inkomst' wordt oorspronkelijk de ceremonie ter inhuldiging van een vorst aangeduid; maar het is de gebruikelijke benaming geworden van de voorrechtsbrief, die de Brabantse hertogin Joanna en haar echtgenoot Wenceslas van Luxemburg bezworen op 3 januari 1356. De belangrijkste regel in deze oorkonde luidt, dat het volk recht van verzet heeft in geval de hertog zijn verplichtingen schond. Dit principe, dat eigenlijk alleen voor het Hertogdom Brabant gold, werkte inspirerend voor de andere gewesten: "In de XVIe eeuw werd zowel onder invloed der verregaande centralisatie als door de lessen van humanisme en natuurrecht, die gelijkheid op grond van gelijke omstandigheden predikten, de roep steeds sterker, dat de Blijde Inkomste de grondwet zou mogen worden van alle Nederlanders" (de la Fontaine Verwey 1975). Philips II had in 1549, bij zijn inhuldiging in 1549, de Blijde Inkomste bezworen, hoewel zijn vader, Karel V, eerst bezwaar had gemaakt omdat het recht op verzet dat in dit document stond vermeld, gemakkelijk tot opstand zou kunnen leiden. De bezwaren van keizer Karel werden echter door de Staten van Brabant weggewuifd met (te mededeling, dat het hier in Middeleeuwse zin slechts om een recht op passieve ongehoorzaam-heid zou gaan. Maar vanaf 1564 zullen diverse herdrukken van de Blijde Inkomste worden verspreid, voorzien van commentaren die bevestigen dat de Blijde inkomste ook actieve verwerping van de ongeschikte vorst toestaat, en dit op basis van een natuurrechtelijke interpretatie van het contract tussen volk en vorst, zoals voorgesteld door Erasmus. Bovendien ging men ook betogen dat de Blijde Inkomste voor de volledige Nederlanden geldt. Men riep vergezochte constructies in om te betogen dat , vermits de leider der Nederlanden, de prins van Oranje, in Brabant was geboren, het in de Blijde Inkomste verzekerde recht op verzet ook gold voor bijvoorbeeld Holland en Zeeland.

In allerlei geuzenliedjes werd dit idee verspreid:

Den Coninck is u schuldich
Na sijnen eedt, 't is claer,
T's lants vrijheyt menichvuldich,
Te beschermen eenpaer.
So hij dat niet wil houwen,
Maar ghebruyckt cracht en ghewelt,
Van uwen eedt vol trouwen,
Heeft hij u vrij ghestelt.

Doorheen de Blijde Inkomste, het Plakkaat van Verlatinge en de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring zien we steeds duidelijker een nieuwe geest zich aandienen, die over heel de wereld beschouwd heel duidelijk in de Nederlanden, en wellicht in Brabant zijn eerste punt van werking ontvouwde: de geest die liet inzien dat de mens zijn eigen meester is en op voet van gelijkheid met diegenen, waarmee hij een rechtsgemeenschap vormt, soeverein wetten maakt en regelt wat moet geregeld worden. Deze geest heeft als bijzonder kenmerk, dat hij zich beroept op een objectief natuurrecht waarvoor de evidente grond door alle mensen zelfstandig kan worden ingezien. Het is deze geest die wij onze eigen moeten maken, en zorgvuldig uitdiepen, indien wij in Europa ooit tot een echte democratie, tot authentieke volkssoevereiniteit willen komen.

referenties:
- H.de la Fontaine Verwey (1975) 'Uit de wereld van het boek' (dl.1) Amsterdam: Nico Israël (zie p.113-132: 'De Blijde Inkomste en de opstand tegen Philips II') - Stephen E.Lucas (1994) 'The Plakkaat van Verlatinge: a neglected model for the American declaration of independence' p.187-207 in: R.Hofte & H.Kardux (eds.) 'Connecting Cultures. The Netherlands in five centuries of transatlantic exchange' Amsterdam: VUB Press - M.E.H.N.Mout (1979) 'Plakkaat van Verlatinge 1581. Inleiding, transcriptie en vertaling in heen-daags Nederlands' Den Haag: Staatsuitgeverij.

J. Verhulst
(met dank voor Arjen Nijeboer, voor de bezorging van de geciteerde documenten).



DOCUMENTEN VAN DE VERLICHTING (II):

DE 'MAGNA CHARTA' (1215) EN DE ENGELSE 'BILL OF RIGHTS' (1689)

De 'Magna Charta'

De Magna Charta wordt algemeen beschouwd als een mijlpaal in de vroege geschiedenis van de mensenrechten omdat dit document duidelijk is gebaseerd op de opvatting, dat de staat er is voor de mensen, en niet omgekeerd.

Een modern burgerdocument kan men de Magna Charta bezwaarlijk noemen. De tekst werd opgesteld door Engelse barons en leden van de clerus, tegen de tirannieke Engelse koning, die een desastreuze oorlog tegen Frankrijk voerde. Het document telt 63 artikelen, waarvan er vele te maken hebben met feodale rechten en plichten. Maar doorheen sommige artikels gloort reeds, in volle Middeleeuwen, de dageraad der Verlichting. Artikel 20 stelt, dat in de rechtspraak de sanctie in evenredigheid moet zijn met het vergrijp. Artikel 40 bevestigt dat recht moet gesproken worden, en dat dit tijdig moet gebeuren - een principe dat in België anno 2000 massaal met de voeten wordt getreden. Artikel 42 kent aan de burgers het recht toe, om vrij naar het buitenland te reizen.

De 'Bill of Rights'

De Engelse 'Bill of Rights' kwam tot stand als reactie tegen koning James II, die tijdens zijn kort bewind hardnekkig poogde om het katholicisme in Engeland weer in te voeren en daarbij de wetgevende positie van het parlement en de burgerlijke vrijheden van de bevolking aantastte. Hij verloor alle steun van zijn onderdanen, werd verplicht tot abdicatie en de kroon ging naar Willem III van Oranje en zijn vrouw Mary II, prinses van Oranje. De 'Bill of Rights' bepaalde enerzijds de kwestie van de troonopvolging: de troonopvolger moest een afstammeling van Mary II zijn én protestant. Hierdoor werd het Engelse koningschap op een parlementaire en voorwaardelijke basis geplaatst. Verder bevestigde de Bill enkele fundamentele rechten:

- de verkiezingen voor het parlement moesten vrij zijn

- het vrij spreken in het parlement kon niet vervolgd of in vraag gesteld worden tenzij in het parlement zelf.

- niet de Kroon doch enkel het parlement heeft wetgevende macht

- de koning mag geen leger op de been houden of belastingen heffen buiten het parlement om

- protestantse burgers mogen wapens dragen

- voor zwaardere vergrijpen moet een onafhankelijke jury worden samengesteld.

De 'Bill of Rights' is religieus niet neutraal en situeert zich nog volledig in het denkkader van het monarchistische denken en de daarmee verbonden 'representatieve democratie'. Maar toch schuilen er in deze tekst verscheidene elementen die , na ruim drie eeuwen, nog altijd betwist worden. De vrijheid van parlementaire verkiezingen wordt bijvoorbeeld serieus bedreigd, door het voornemen om bepaalde politieke partijen te verbieden of te discrimineren, of door het opleggen van biologistische quorums. De recente Belgische grondwetswijziging, die het recht op oordeel door een jury afschaft bij bepaalde opiniedelicten, werpt ons eveneens terug in de tijd voor 1689.

De Bill bevat nog verdere elementen, die ook vandaag tot de verbeelding spreken. Zo verwerpt de tekst met kracht de katholieke praktijk, om geëxcomminceerden vogelvrij te verklaren, en meer algemeen wordt gesteld: "No foreign prince, person, prelate, state or potentate hath or ought to have any jurisdiction, power, superiority, pre-eminence or authority, ecclasiastical or spiritual, within this realm". De uiterst zwakke reactie van de Engelse staat tegen de fatwa, die Iran in 1989 uitsprak tegen Rushdie, suggereert dat ook de Engelse politici volop bezig zijn met de verkwanseling van cruciale historische verworvenheden. Tijd voor een nieuwe 'glorious revolution'?


Verder naar deel drie