Een antroposoof is zichtbaar voor de doden, een materialist niet

Eén van de subtiele substanties die nog voor de menselijke geest toegankelijk is, wordt Akasha genoemd. En de openbaringen van wezens en fenomenen in de Akasha-substantie, zijn de fijnste van alles wat voor de mens toegankelijk is. Wat de mens aan occulte kennis verwerft, woont niet alleen in zijn ziel maar wordt tegelijk ook in de Akasha-substantie van deze wereld ingeprent. Wanneer we een denkbeeld van de occulte wetenschap in onze ziel oproepen, wordt dit direct in de Akashakroniek opgeschreven en het is van belang voor de alge- mene ontwikkeling van de wereld dat dergelijke zaken in de Akashakroniek ingegrift worden. Want deze af- drukken die door de mensen bewerkstelligd worden en die wij beschrijven als occulte wetenschap, kunnen door geen enkel ander wezen in de ganse wereld in de Akasha-kroniek ingeschreven worden behalve door de mens.
Het is belangrijk te weten dat we na de dood in de geestelijke wereld in de Akashakroniek leven, net zoals we nu op aarde in de atmosfeer leven.
Wanneer een helderziende die in de geestelijke wereld schouwt met de middelen die hem ten dienste staan, in contact komt met de menselijke zielen die daar na de dood leven, dan merkt hij dat een mens die nu op aarde leeft (vroeger was dat anders) en nooit actief met geesteswetenschappelijke denkbeelden en ideeën bezig is, niet kan waargenomen of gezien worden door een menselijke ziel die tussen dood en een nieuwe geboorte verkeert, ook al is deze ziel in zijn nabijheid.

Als een nu op aarde levend mens zich actief bezig houdt met geesteswetenschappelijke gedachten en een idee heeft dat in de Akashakroniek kan ingeschreven worden, dan wordt dat voor alle andere zielen die in de Akas- hasfeer leven, zichtbaar. Een helderziende die zich in alle rust en met veel geduld voorbereid heeft op de gave van het zienerschap, kan, wanneer hij in contact treedt met zielen die door de poort van de dood gegaan zijn, diep aangrijpende, schokkende indrukken krijgen. Ik wil u een dergelijk geval nauwkeurig beschrijven.

Een helderziende maakt contact met een man die pas gestorven is en zijn vrouw en kinderen, van wie hij veel had gehouden, achtergelaten had. Deze man kon na zijn dood geen verbinding met hen krijgen. Deze man en zijn familie waren lieve, goede mensen, maar zij hadden geen neiging gevoeld om geestelijke inzichten op te nemen en zij waren niet boven de traditionele overleveringen van de godsdienst uitgegroeid; overleveringen waardoor vele mensen zich nog verbonden voelen met de geestelijke wereld. En enige tijd nadat hij door de poort van de dood was gegaan zei deze man tot zichzelf: "Ik heb mijn innig geliefde vrouw en kinderen op aarde achtergelaten. Zij waren de zon in mijn leven. Met mijn geestelijk schouwen kan ik hen echter niet bereiken. Ik moet het nu alleen doen met de herinnering aan de tijd dat ik met hen op aarde samen was."

Een heel ander beeld krijgt men als de op aarde achtergeblevene zich heldere en sterke geestelijke denkbeelden vormt. Een gestorvene kan dan, wanneer hij op de achtergeblevene neerziet, diens zieleleven in de tegenwoor- dige tijd volgen omdat de beelden van die aardse ziel in de Akasha-kroniek opgenomen wordt.

Help de doden, lees ze voor

Hiermee raken we een punt dat ons laat zien hoe de antroposofie de kloof tussen de zgn. levenden en de zgn. doden kan en zal dichten. En nu al ( in 1913 - fdw) kunnen we zien hoe mensen die begrip voor het geestelijk leven hebben een grote zegen voor de overledenen kunnen zijn. Als we hen in gedachten de waarheden van de geesteswetenschap voorlezen, hetzij hoorbaar, hetzij in stilte, de ideeën en begrippen in ons opnemen en dan te zelfder tijd voelen dat één of meer dierbare overledenen letterlijk voor ons zitten terwijl wij lezen, dan wordt dat lezen -omdat deze gedachten in de Akashakroniek ingeschreven worden- iets zeer reëels voor die zielen. En dit voorlezen kan voor de overgegane van groot nut zijn, ook voor doden die, toen ze nog op aarde waren, niets van de hogere werelden wilden weten.
Nu zou u kunnen vragen: wat heeft het voorlezen nu nog voor nut, nu de gestorvenen toch in de geestelijke wereld leven ? Heel veel mensen denken dat men alleen maar door de poort van de dood hoeft te gaan om dan ineens alles te ervaren wat op aarde alleen met grote moeite via geesteswetenschap bereikt kan worden. Zij geloven ook dat iemand alleen maar dood hoeft te gaan om na zijn dood al het occulte te kunnen begrijpen, omdat hij nu toch in de geestelijke wereld is, maar dat is niet zo.
Op aarde zijn er ook andere wezens, bvb. dieren, die ook alles kunnen zien wat de mens met zijn zintuigen kan zien, maar die zich geen begrippen kunnen vormen en geen bevattingsvermogen over de geestelijke wereld hebben. Zo is het ook met vele zielen in de geestelijke wereld. Zij zien wezens en feiten van hogere geestelijke werelden, maar zij kunnen zich geen begrippen of ideeën daarover vormen wanneer aardse mensen niet voor hen zulke begrippen en ideeën in de Akashakroniek schrijven. Wanneer mensen dat wel doen, dan kunnen zij het lezen.
De zending van de mens op aarde is heel belangrijk. Wanneer de menselijke zielen nooit op aarde zouden hebben gewoond, dan zouden er toch nog de geestelijk werelden bestaan. Maar er zou dan geen occult weten van deze werelden zijn. De aarde heeft in de loop van de geschiedenis nu een punt bereikt waar de geesteswe- tenschap door geestelijke wezens kon ontwikkeld worden; geestelijke wezens die zo geconstrueerd en georga- niseerd zijn als de aardemens. Alles wat door de geesteswetenschap in de Akasha-substantie geregistreerd is, zou daar nooit in hebben kunnen staan als er geen geesteswetenschap op aarde had bestaan.

Wanneer iemand probeert zijn zieleleven op aarde te onderzoeken, dan zal hij allereerst ontdekken dat hij -in onze tijd- zijn activiteiten om kennis van de hogere werelden te krijgen, voor andere doeleinden gebruikt heeft. Het menselijk vermogen om geesteswetenschap te leren, wordt gebruikt om kennis te verwerven van dingen die met de zintuigen en het verstand ( de hersenen) samenhangen. Wij mensen hebben kennis van tweeërlei soort - de ene is de ervaring van de zintuiglijke wereld en de andere datgene wat men door de gees- teswetenschap ervaart en in de Akasha-kroniek geschreven wordt. Want de geesteswetenschap vormt ideeën en begrippen die dan eeuwig in de Akasha-kroniek opgeborgen worden.

Alle weten, alle kennis die door zintuiglijke ervaringen, technische zaken, in de zakelijke en de industriële wereld verkregen wordt, wordt door de Akasha-substantie uitgesloten en uitgewist. Als men die feiten helder- ziend beschouwt, kan men zien dat er een strijd in de Akasha-substantie plaatsvindt tussen indrukken die door de menselijke occulte wetenschap ingeschreven worden (en die eeuwig zijn) en die welke op zintuiglijke re- sultaten berusten en voorbijgaand zijn. Deze strijd ontstaat door de omstandigheid dat de mens toen hij werke- lijk als zelfstandig wezen in de oeroude Lemurische tijd de aarde ging bewonen, reeds toen al door zeer hoge geestelijke wezens voorbestemd werd om in de toekomst de geesteswetenschap te verwerven. Door ingrijpen van de Luciferische wezens werd de aandacht van de mens afgeleid en de zielekrachten die nodig zijn om occulte begrippen en ideeën te kunnen begrijpen, werden hierdoor voor dingen gebruikt die aan de fysieke aarde toebehoren.
Er zijn veel mensen die zeggen dat geesteswetenschap er alleen is voor mensen die helderziende in de geeste- lijke wereld kunnen schouwen. De gewone wetenschap is immers voor ieder intelligent mens toegankelijk, maar de geesteswetenschap toch niet ?
Dat is niet waar, want diep in de eigen ziel bezit ieder mens de mogelijkheid, zonder dat hij een ziener is, de waarheid van de geesteswetenschap te erkennen. Wel is het waar dat de occulte waarheden alleen door zieners ontdekt kunnen worden. Maar als ze eenmaal ontdekt zijn en de zieners er in gewone normale taal over ver- tellen, kan iedere menselijke ziel dit begrijpen die de hindernissen wil overwinnen die in zijn innerlijk aanwe- zig zijn.

Overwin je angst

Als resultaat van de Luciferische impuls werd het later in de aarde-ontwikkeling voor Ahriman ook mogelijk de menselijke ziel te beïnvloeden. Alleen wanneer de mogelijkheid tot begrip voor geesteswetenschap door Ahrimanische invloed achtergehouden wordt, blijft dit begrijpen van geesteswetenschap onbereikbaar. Wan- neer onze zielen niet onder Ahrimans invloed stonden, dan hoefde een geesteswetenschappelijke gedachte alleen maar uitgesproken te worden en een mensenziel zou in zijn meest innerlijke wezen voelen dat die idee of die gedachtegang van de geestelijke wereld waar is. In iedere menselijke ziel leeft er een alledaags bewust- zijn dat begrijpt en zich kan verantwoorden. Daarnaast is er een onbewust zieleleven dat, net als de diepste plekken in de oceaan vrijwel onbereikbaar is, maar toch een enkele keer aan de oppervlakte kan gebracht wor- den. Tot de diepten van de ziel behoort onder andere de vrees die in ieder mens aanwezig is, nl. de vrees voor het zuiver geestelijke. Dit is het resultaat van Ahrimans invloed en die zou niet bestaan als Ahriman niet de macht over de zielen verworven zou hebben. De reden waarom de mensen zich niet bewust zijn van deze angst, is dat Ahriman in het diepste onderbewustzijn werkt. Bovendien speelt het geen rol in de dingen waar- mee de mens zich in het dagelijks leven bezig houdt.

Soms klopt deze angst aan de deur van ons gewone bewustzijn zonder dat men weet waar het vandaan komt. Dat maakt wel dat de ziel ongerust is. Soms zoekt men dan iets dat verdovend werkt om de angst, waarvan men niets wil weten, weg te drukken. Dit kan zijn door zich intensief bezig te houden met materialistische gedachten, theorieën en ideeën. Men kan zeggen dat materialistische theorieën niet gebaseerd zijn op de logica ofschoon men denkt dat dit wel het geval is. Ze ontstaan en worden uitgedacht omdat men bang is voor het geestelijke. Dat is het resultaat van Ahrimans invloed op de ziel ! Daarom zijn de voorbereidende condities voor het directe begrip van de spirituele waarheden veel minder een kennis van de gewone wetenschap dan een werkelijke opvoeding van de ziel in deugdzaamheid en morele, innerlijke geestelijke moed. Daarom kunnen wij zeggen dat de helderziende het occulte onderzoek moet doen, maar de resultaten van het onderzoek kunnen door iedere menselijke ziel begrepen worden wanneer deze zich met alle morele moed die zij in zich bezit, vrij wil maken opdat ze de hindernissen die van Ahriman stammen, kan overwinnen.

Als iemand echt de wens heeft om occulte waarheden door de oorspronkelijke morele krachten van zijn ziel te begrijpen, kan hij het volgende proberen. Hij kan de geesteswetenschap op zijn gevoel laten inwerken zonder dat hij vooraf een standpunt inneemt of hij er al dan niet mee instemt. Hij kan de geesteswetenschappelijke ideeën en begrippen die hij van de helderziende verneemt, opnemen en op zijn gemoed laten inwerken. Wan- neer hij het occulte weten met innerlijk enthousiasme -en niet uit nieuwsgierigheid- opgenomen heeft, zal hij iets ervaren dat met zweven, met een gevoel van geen grond onder de voeten te hebben, vergeleken kan wor- den.
Deze proef zal een volledig andere uitwerking hebben bij iemand die religieus, vol eerbied en ontzag tegen- over het geestelijk leven staat dan iemand die gewoon is materialistisch te denken. Iemand die weliswaar geen occult weten bezit, maar toch wel religieuze gevoelens tegenover de geestelijke wereld heeft, kan zich als resultaat van deze proef wel wat onzeker voelen, maar toch lang niet zo onzeker als de materialist die geen gevoel voor de geestelijke wereld heeft. De laatste zal een sterk gevoel van angst en van 'onzichtbaar zweven' beleven. De materialist kan er zich op die manier van overtuigen dat occulte ideeën en begrippen hem wel degelijk raken en bovendien angst en schrik oproepen. Door deze belevenissen kan de materialist leren hoe bang hij is en hij zal tot zichzelf zeggen: dit bewijst niet alleen hoe bang ik voor dit gebied ben, maar ook dat in mij een sterke neiging tot angst leeft.
Zouden bvb. Ernst Haeckel of Herbert Spencer deze proef gedaan hebben, dan hadden zij er zich niet alleen van kunnen overtuigen dat de occulte wetenschap niet vol tegenstrijdigheden zit zoals zij dachten, waardoor men er onmogelijk zou kunnen in geloven, maar dat zij er in het diepst van hun ziel angstig voor waren. Zij zouden in zekere zin al gauw alle twijfel en ongeloof over wat ze als 'fantasie der geestelijke leer' beschouw- den, vergeten hebben. Zij zouden dan wel moeten toegeven dat het van het grootste belang is deze angst te overwinnen. Als zij zover gekomen waren om dit toe te geven, zouden zij al gauw hun tegenstand tegen de fantasieën over het geestelijk leven hebben moeten opgeven. In dat geval zouden zij tot het inzicht gekomen zijn dat zij zouden moeten proberen de morele moed in zich op te brengen om zichzelf sterker te maken. Dan hadden zij misschien hun zelfopvoeding ter hand genomen. En als het hun dan gelukt zou zijn hun vrees te overwinnen, zouden zij tot zichzelf gezegd kunnen hebben: nu wij sterkere zielen geworden zijn, twijfelen we niet meer aan de waarheid van de geesteswetenschap.
Deze versterking van de morele moed in de ziel is een overwinning op Ahriman. Zijn invloed is duidelijk terug te vinden zowel in de wetenschappelijke publicaties van Haeckel als in de filosofische van Spencer. Ah- riman is degene die de zielen geïnspireerd heeft om een materialistische weg in te slaan.

Als zelfs maar een klein deel van de mensheid -als resultaat van hun ware inzicht- op een dergelijke manier zou werken, zo hun morele moed te versterken, dan zouden al deze materialistische theorieën geleidelijk aan uit de wereld verdwijnen.

Terug naar de inhoudstafel.

Uit GA 152 "Vorstufen zum Mysterium von Golgatha".