Abracadabra

door François De Wit.

In het vorige artikel lazen we dat de oude wijzen de taal uit de sterren naar beneden hebben gehaald. Er ont- stond aldus een soort oertaal. Rudolf Steiner op 26 augustus 1923 in Penmaenmawr:

"De taal is inderdaad een universeel uitdrukkingsmiddel van de menselijke ziel. En wie onbevooroordeeld kan terugkijken naar de oertijden van de mensheidsontwikkeling op aarde, die kan zien dat in bepaalde oude oer- talen effectief een diep kunstzinnig element in de mensheidsontwikkeling heerste. Maar die oertalen waren veel meer dan de moderne beschaafde talen uit de ganse mens gehaald. Wanneer wij onbevangen deze ontwik- keling nagaan, dan komen wij uit bij oertalen die bijna als een zingen uitgesproken werden, maar zodanig dat de mens levendig begeleidt wat hij zegt met bewegingen van zijn benen, met bewegingen van zijn armen, zodat een soort dans het spreken begeleidde wanneer er iets diende uitgedrukt te worden in verheven vorm of in een ritueel."

En in "De geestelijke leiding van mens en mensheid" (GA 15) zegt hij over die oertaal:
"Uit de geesteswetenschap weten we dat in oude tijden, namelijk in de atlantische tijd, zoiets als een soort menselijke oertaal bestond, een soort spreken dat over gans de aarde gelijkaardig was omdat 'spreken' in die tijden veel meer uit het innerste van de ziel kwam dan vandaag. In de atlantische tijden voelden de mensen alle uiterlijke indrukken zo aan dat de ziel, als ze iets wou uitdrukken met een klank, tot het vormen van een me- deklinker leidde. Wat dus voorhanden was in de ruimte, maakte dat dat nagebootst werd met een medeklinker. Het waaien van de wind, het ruisen van de golven, het beschermende van een woning voelde men en bootste men na met een medeklinker. Daarentegen wat men innerlijk beleefde als vreugde of pijn, of ook wat een ander wezen kon voelen, dat werd met een klinker nagebootst."

In de woordeuritmiecursus (GA 279) geeft Rudolf Steiner een overzicht van de klinkers en medeklinkers en hun samenhang met resp. planeten en dierenriem:

Ram ........ w
Stier ........ r
Tweelingen...... h
Kreeft ........ v of f
Boogschutter.... g
Steenbok........ l
Waterman........ m
Vissen ........ n
Leeuw ........ t
Maagd ........ b
Weegschaal...... c
Schorpioen...... z

Zon ........ au
Venus ........ a
Mercurius....... i
Maan ........ ei
Mars ........ e
Jupiter ........ o
Saturnus........ u

In De Brug nr. 6 zagen we dat de mens eigenlijk samengesteld is uit de twaalf dierenriemtekens, die telkens voor een andere kwaliteit van zijn lichaam en zijn zieleleven staan. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat iedere letter een soort oerkwaliteit heeft.
Het is niet de bedoeling om met dit schema theorieën te gaan construeren over de mogelijke betekenis van woorden, zegt Rudolf Steiner in de cursus over spraakvorming, men moet zich -als spraakvormer of als eurit- mist- praktisch inleven in stemmingen en geen theorieën bouwen.
Op verschillende plaatsen heeft hij het over de verschillende kwaliteiten van klinkers en medeklinkers, daar- over schreven we ook al in Brug nr.5.
Interessant is toch de verklaring van het woord abacadabra in GA 280 (blz. 51):

"In een tamelijk ver verleden leerden de mensen spreken en wel zo dat ze mantrische offerspreuken leerden. Een in zich afgesloten klankvorm heeft men in ABRACADABRA.
A is de oerklank, die ook het kind als eerste leert. A is de ganse mens. Er is niets in het menselijk organisme dat niet trilt bij de A. Men kan het tot in het topje van de kleine teen voelen; het is het eerste totaalgevoel dat het kind heeft. Daardoor was A de klank bij diegenen die iets van de ganse mens verstonden. B drukt de omhulling van de mens uit, het huis waarin hij woont. Met zijn huis kan de slak lopen, maar niet de mens. Lopen zit nog niet in de A.

A is de ganse mens
AB de mens met zijn huis
ABR de mens loopt met zijn huis
ABRA de mens loopt met zijn huis en komt er uit
ABRAC de mens heeft met zijn huis gelopen, komt eruit en stelt zich krachtig op als mens. Opdat hij altijd mens zou blijven, daarom komt de A altijd terug.
ABRACA Hij stelt zich krachtig daar en voelt zich als mens
ABRACAD hij bemerkt een ander mens
ABRACADA hij wijst naar hem
ABRACADAB de andere mens heeft ook zijn huis
ABRACADABR de andere mens loopt ook en heeft zijn huis
ABRACADABRA dat is een mens zoals ik

Nadat we van onze verrassing bekomen zijn, en deze verklaring eventjes laten bezinken, kunnen we ons afvra- gen of we met deze uitleg ook niet een ander geheimzinnig woord kunnen verklaren, namelijk: ABRAXAS. De meeste lezers zullen zich dit 'toverwoord' wel herinneren uit het boek 'Demian' van Herman Hesse. Dit boek verscheen in 1919 maar werd herontdekt door de hippies en werd voor een ganse generatie een soort cultboek. Als we ons goed herinneren noemde de gitarist Carlos Santana zelfs één van zijn LP's zo. Als we dit woord enkele keren traag uitspreken, dan opnieuw abracadabra uitspreken, dan voelen we direct dat er een andere stemming in leeft. Tot aan ABRAC kunnen we dezelfde verklaring als bij abracadabra aan- nemen; we moeten alleen nog iets vinden voor de SAS.

"Een S ontstaat zo gauw de mens ergens een voorwerp vast neemt -dat kan een staf zijn, een bloeiende twijg, een sluier, een instrument- en zich daarmee 'vorm geeft'. Het oerbeeld van de S is de mens, leunend op een staf."
We herkennen de verwantschap met het symbool van de Mercuriusstaf.
"De uit het slangensymbool gevormde S speelde ook in de oude mysterien een belangrijke rol; het is met de kennis van deze klank dat -belichtend, rustgevend- binnengedrongen wordt in verborgen, geheimnisvolle diepten."

We zouden aldus kunnen vervolledigen

ABRAC de mens heeft met zijn huis gelopen, komt eruit en stelt zich krachtig op als mens. Opdat hij altijd mens zou blijven, daarom komt de A altijd terug.
ABRAKS hij stelt zich krachtig daar en krijgt kennis van diepe geheimen
ABRAKSA maar behoudt zijn menszijn
ABRAKSAS ???

In oude alchemistische afbeeldingen keert het beeld steeds weer van de slang die in haar eigen staart bijt ... Maar we volgen Rudolf Steiners aanwijzing en laten de theorieën aan anderen over !

Bronnen:

Annemarie Dubach, "Die Grundelemente der Eurythmie", Dornach, 1981.
Rudolf Steiner, GA 280, "Methodik und Wesen der Sprachgestaltung".

Terug naar de inhoudstafel.