In de naam van het hoger belang_

In de vorige aflevering van De Brug, die volledig over inentingen ging, was er geen plaats meer om in te gaan op de vraag of de staat wel het recht heeft om inentingen verplicht te maken. Ter herinnering: in België is de inenting tegen polio wettelijk verplicht, in Nederland niet, in de Verenigde Staten worden ouders verplicht om hun kinderen 33 of 34 doses van 9 à 10 verschillende vaccins te laten 'slikken'. Het onderstaande artikel is van Barbara Loe Fisher, medestichter en voorzitter van het 'National Vaccine Information Center'. Het origineel is te vinden op http://www.nextcity.com/contents/summer99/16shots.html . Is het toeval dat hier terug de naam van Hans Jonas opduikt, de Duits-Amerikaanse filosoof en godsdiensthis-toricus (1903-1993) die in 1933 moest emigreren en die ook door Michaëla Glöckler aangehaald werd in haar voordracht over de liefde ?

Ieder kind moet ingeënt worden in het belang van de maatschappij, zeggen de voorstanders van verplichte inentingen, en ouders die hun kinderen niet laten inenten brengen andere kinderen ook in gevaar.. De staat moet volgens hen eisen dat het inentingsrisico door iedereen wordt gedragen omdat de kleine minderheid die er nadelige gevolgen van ondervindt niet opweegt tegen de meerderheid die er baat bij heeft. Kortom, als het over verplichte inentingen gaat, dan heiligt het doel de middelen.

Zij die massale inentingen geen goede zaak vinden, noch voor het individu, noch voor de volksgezondheid, stellen dat de risico's nooit wetenschappelijk becijferd zijn, waardoor sommige kinderen een hoger risico lopen dan andere om er een letsel aan over te houden of eraan te sterven. Zo bekeken komt algemene inenting neer op een medisch experiment op kinderen die misschien genetisch gevoeliger zijn. Bovendien, zeggen ze, wie zijn kinderen wél laat inenten moet toch niet bang zijn van de niet-ingeënte - als vaccins dan toch zo be-schermend zijn.

Omdat het ambtenaren van de Staat zijn die wetenschap en geneeskunde vertalen in wetten, worden in het maatschappelijk debat terug enkele vragen opgerakeld die aan de orde waren in de donkere dagen na de Twee-de Wereldoorlog. Er is natuurlijk geen vergelijk met de groteske medische experimenten die systematisch doorgevoerd werden in de concentratiekampen, maar wat wel relevant is zijn de universele ethische principes waarover gediscussieerd werd tijdens de processen in Nürnberg. Heeft de Staat de morele autoriteit om te verordenen dat burgers tegen hun wil hun leven geven voor datgene wat de Staat een hoger belang vindt ?

Een jurist van het U.S. Supreme Court, Oliver Wendall Holmes, paste een utilitaristische ethiek toe in 1927 om een gedwongen sterilisatie van een achterlijke vrouw te rechtvaardigen door te stellen dat "het principe dat achter de verplichte inentingen staat, ruim genoeg is om ook het onderbreken van de eileiders toe te staan." Tien jaar later zou Hitler de utilitaristische ethiek in zijn meest extreme en tragische vorm doen toepassen. In een bemerkenswaardige serie artikelen in het novembernummer (1996) van het Journal of the American Medi-cal Association beschrijven bio-ethici en advocaten hoe wetenschappers, in dienst van de Duitse staat vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog uitgingen van de utilitaristische denkwijze dat een klein aantal individuen mag opgeofferd worden ter wille van het geluk of het theoretisch voordeel van een groter aantal. Wetenschap-pelijke experimenten op individuen, waaronder het injecteren van experimentele vaccins werden goedgepraat met het argument dat de medische kennis erdoor vergroot werd en dat de mensheid er voordeel door had.

Het Nürnberg tribunaal, dat in 1946-1967 het proces maakte tegen de Nazi-dokters en hen liet terechtstaan voor misdaden tegen de mensheid, veroordeelde de pseudo-ethiek van het utilitarisme als inherent immoreel. Het resultaat was de Nürnberg code. Jay Katz, doctor in de rechten, fysicus en ethicus in Yale legt uit: "Er werd daarmee vastgelegd, misschien niet expliciet, maar toch impliciet, dat het bevorderen van de vooruitgang in de wetenschap moet plooien voor een hoger principe, namelijk de bescherming van de onschendbaarheid van het individu. De rechten van de individuen op een vergaande zelfbeschikking en autonomie moeten eerst komen. Wetenschappelijke vooruitgang wordt daar misschien door belemmerd, bij tijden zelfs onmogelijk gemaakt, maar het is die prijs waard.

Katz zegt ook dat de rechters van het Nürnberg Tribunaal, overdonderd door wat ze te weten kwamen, wilden bijdragen tot "een wereld waarin vrije mannen en vrouwen, na zorgvuldig beraad hun eigen beslissingen, goed of slecht, zouden kunnen nemen, maar geen beslissingen die hun nietsvermoedend opgedrongen worden door de autoriteit van de staat, wetenschap of geneeskunde".

Het Eerste Principe van de Nürnberg Code bepaalt dat "de vrijwillige toestemming van de individuele mens absoluut essentieel is". De Code heeft het specifiek over het gebruik van menselijke wezens voor medisch onderzoek, maar vermits ze internationaal aanvaard werd en in 1964 gevolgd werd door de Verklaring van Helsinki, heeft de Nürnberg Code gediend als 'goudstandaard' in de ethische praktijk van de geneeskunde en als basis om alle patiënten het recht te garanderen dat ze geen ingreep kunnen ondergaan die mogelijk schade-lijk is, zonder hun toestemming, gebaseerd op juiste informatie ('informed consent').

Vandaag de dag hebben patiënten deze garantie, ze moeten een toestemming geven na informatie, wanneer ze routine-operaties ondergaan of diagnostische tests of wanneer ze medicatie nemen waaraan een risico verbon-den is van letsel of dood. Maar de verplichte inentingen zijn tot op heden uitgesloten gebleven van die toe-stemming na informatie. Als de staat niet kan uitmaken welke individuen genetisch of anders een hoger risico lopen om ziek te worden of te sterven na een vaccinatie, is dan de inenting die door de staat verplicht wordt niet de facto een medisch experiment en aldus een immorele toepassing van het utilitaristische principe ?

De filosoof Hans Jonas herinnert ons eraan dat een staat misschien het recht heeft om een individu te vragen om zich vrijwillig op te offeren voor wat de staat definieert als een hoger goed, maar zeer zelden, waarschijn-lijk nooit, heeft de staat de morele autoriteit om dat te bevelen. Hij concludeerde: "Laten we niet vergeten dat vooruitgang een doel is waarvoor we kunnen kiezen, het is geen onvoorwaardelij-ke verplichting, en het tempo van de vooruitgang, hoe dwingend het ook lijkt, is geen heilige koe. Laten we ook bedenken dat een tragere vooruitgang in het bestrijden van ziekten de maatschappij niet in gevaar brengt, wat misschien bitter klinkt voor diegenen die aan een ziekte lijden waarvoor nog geen remedie is gevonden. Maar de maatschappij wordt wel bedreigd wanneer de morele waarden eroderen, misschien ten gevolge van een al te voortvarend streven naar wetenschappelijke vooruitgang. Zelfs de meest verbluffende resultaten zou-den in dat geval niet waard zijn om erover te beschikken."

Terug naar de inhoudstafel R - U.