Sociaal én individueel_

Onderstaand artikel sluit goed aan bij 'Over de liefde' van Michaëla Glöckler. Het verscheen in 'Erziehungs-kunst van maart 2000. De auteur, Thomas Voss is leraar geschiedenis en Russisch in de Steinerschool in Keu-len.

Reeds in het begin van de twintigste eeuw heeft Rudolf Steiner met de antroposofie iets geschapen dat als een levenspraktisch alternatief kan gebruikt worden tegenover alle uitgekiende dogma's, tegenover alle simplisti-sche materialistische ideologieën over het sociale leven en de mens. We kunnen de antroposofie begrijpen als een poging om het motief van de ontmoeting te stellen tegenover het kille van de moderne wereld, de gereser-veerdheid, de anonimiteit, de vereenzaming en het opgesloten-zijn in het eigen ego. Antroposofie kan ook als relatiekunde begrepen worden, die probeert oefenwegen te tonen waardoor we bewust kunnen vorm geven aan het chaotische en hectische van onze moderne wereld, en waardoor we de ontmoeting tussen het Ik en Gij bewust kunnen leren.

In het middelpunt van de antroposofie staat een samenhangende mensenkunde. Rudolf Steiner benadrukt altijd weer dat iedere theorie, hoe spitsvondig ze ook is, die niet de mens als uitgangspunt neemt, moet eindigen in een vernietigend anti-humanisme. Ik geloof dat de ganse geschiedenis van de twintigste eeuw genoeg bewezen heeft dat Rudolf Steiner gelijk had. Misschien kan men aanvullen: alle ideologen van de twintigste eeuw hiel-den en houden zichzelf voor de enige ware realisten en pragmatici. Maar hun daden en misdaden hebben ons in plaats van algemeen menselijk geluk alleen oorlog en verdrijving gebracht en hebben ons met een leegge-plunderde planeet achtergelaten. "Wil men begrip verkrijgen voor het sociale, dan gaat het er vooral om dat men zich een begrip verwerft van de mens, interesse voor de mens, gedifferentieerde interesse voor de mens. Mensen willen leren kennen, dat is wat een opgave voor de toekomst, de allerbelangrijkste opgave voor de toekomst moet zijn." (1)

Steiner onderscheidt in zijn mensenkunde twee fenomenen: enerzijds het egoïsme en anderzijds de individua-liteit. Deze twee begrippen werden vaak volledig ongedifferentieerd gebruikt en op een hoop gegooid. Het is zinvoller om het Ik van de mens te begrijpen als een dubbelnatuur, als een wezensdeel dat enerzijds open staat voor de wereld en anderzijds op zichzelf gericht is. We kunnen ook spreken van een alledaags Ik, onze gewo-ne persoonlijkheid, een lager Ik, en daarnaast een waar, hoger Ik. Het lagere Ik is voor de vorming van de menselijke persoonlijkheid even belangrijk als het hogere Ik. Het hogere Ik, dat de eigenlijke individualiteit van de mens uitmaakt, is in staat om boven zichzelf uit te groeien en zich te openen voor de buitenwereld. Het alledaagse Ik daarentegen loopt voortdurend gevaar om zich alleen op het eigen ego te focussen. Het hogere Ik is veel sterker georiënteerd op de geest en bevat de krachten en impulsen waarmee we terug de verbinding met de wereld en onze sociale omgeving kunnen tot stand brengen. De verbinding die we ooit verloren hebben, hoewel we samen geschapen zijn. Dit hogere Ik, dat pas de ware individualiteit is, kan men ook het toekomst-Ik of het relatie-Ik noemen omdat het noodzakelijk is om de relatie met anderen te laten ontstaan, naast onbaatzuchtigheid, sociale mondigheid, toewijding en broederlijkheid. Het lagere Ik uit zich bvb. in zelfbespiegeling, in het combinerend verstand, in het intellect dat bij het lichaam hoort. Het vertoont verhardingstendensen en wil zich afsnoeren van de buitenwereld. Het hogere Ik bezit als het ware een idealistische kern, die door innerlijke activiteit vergroot wordt en die leeft in alles waar een mens zich met echte interesse wijdt aan een zaak, aan zijn medemens of zijn omgeving. Het hogere Ik is iets waar-van wij in het dagelijkse leven alleen maar een fragmentje kunnen te pakken krijgen. Het geheel van ons hoger Ik en onze individualiteit is voor onze normale zintuiglijke waarneming niet zichtbaar, het ligt in het verleden en vooral in de toekomst. In dit geheel ligt verborgen en versluierd wat er van ons nog gaat worden in de toekomst.

Rudolf Steiner wijst erop in de voordrachten van 6 en 12 december 1918 dat wij tegenover het egoïsme in onze tijd bewust het sociale moeten stellen. Dat kan echter niet van buitenaf opgelegd worden (de grote fout van zowel de Franse als de Russische revolutie). Het sociale moet bewust geoefend worden omdat wij "als denkende mensen van nature helemaal niet sociaal zijn". "Het sociale moet bewust onderhouden worden ... En dat zal in ons tijdvak altijd maar moeilijker en moeilij-ker worden, omdat het andere, het antisociale, eigenlijk het natuurlijke is. Het sociale is het noodzakelijke, dat moet bewust verzorgd worden ... Wat noodzakelijk is en wat zeer bewust moet verworven worden, terwijl het vroeger instinctief in de mens werkte, dat is nu juist de interesse van mens tot mens. De centrale zenuw van alle sociale leven is de interesse van mens tot mens."(1) Rudolf Steiner benadrukt meermaals dat het sociale niet door allerlei nieuwe schema's of uitgedachte pro-gramma's en theorieën mogelijk wordt, het komt allemaal op de mens aan. De verandering begint klein, bij het individu: "Niet van uiterlijke instituties en hun hervorming moeten wij verwachten wat ons gaat verder brengen. Wat voor hervormingen wij ook doorvoeren, tot een wederopbouw zal het niet leiden. Die is pas mogelijk wanneer de mens in zijn eigen innerlijk opzoekt wat in hem tegenwoordig neigt naar destructie. Want al het uiterlijke dat ontstaat in het leven van de mens spruit voort uit de mens zelf, uit zijn innerlijk wezen. Slechts door an-ders te leren, anders te denken, kunnen wij vooruit gaan."(2) We kunnen de huidige toestand van de maatschappij betreuren, de verwoestingen en catastrofen van de twin-tigste eeuw, we kunnen verzinken in fatalisme, defaitisme en pessimisme. Maar we zouden even goed de vraag kunnen stellen: wat heeft zich willen manifesteren in de ontwikkelingen van de 19de en de 20ste eeuw ? Rudolf Steiner wijst erop dat de uiterlijke conflicten en catastrofen, het destructieve, antihumane en boze ons als nooit tevoren in de geschiedenis van de mensheid dwingt om de blik te richten op ons zelf, op ons eigen innerlijk. De twintigste eeuw heeft licht- en schaduwzijden. Het destructieve en vernietigende wordt alsmaar sterker, maar de mens wordt geroepen om wakker te worden door dit kwade, om in zichzelf de heilende krachten te vinden en te ontwikkelen.(3)

De omkeer: bewust relaties aangaan

Tegenwoordig staan we aan een keerpunt, de mens zoekt naar levensvolle relaties. Hij wil bewust vanuit de kracht van het Ik relaties vorm geven, relaties waarin de medemens intiemer, d.i. terug geestelijk kan waarge-nomen worden, waar de levensvolle betrekking tot de ander gezocht en gevonden wordt. Men kan deze broe-derlijkheid natuurlijk ook in de roes beleven, zonder eigen inspanning, bvb. met drugs. Daarmee komt men alleen maar in een schijnbroederlijkheid terecht, een karikatuur van wat eigenlijk bedoeld wordt. Over het supercommerciële spektakel 'Love Parade'(4) werd al dikwijls geschreven hoe miljoenen mensen opgingen in een diffuus wij-gevoel, maar eigenlijk ieder achter het masker van zijn ego gevangen blijft: "Het feest der liefde baart slechts een massa eenzaamheden." (5) Interessant is wel dat de jeugd van de eeuwwisseling de 'Love Parade' helemaal niet als het enige symbool van haar generatie aanziet. Op de eerste plaats staan, volgens Der Spiegel 28/99, ontmoeting en betrokkenheid. Vooral een betrouwbare vriendenkring die ruimte biedt voor gemeenschap maar ook voor conflicten. "Open en eerlijk met elkaar omgaan, de ander niet bedotten, maar hem dulden en aanvaarden in zijn anderszijn, van hem leren zonder zich zelf te verliezen - zo zou menselijke communicatie, zo zou privé- en openbare handel-wijze moeten zijn."(6) Het maatschappelijk engagement van de jongeren is in de laatste jaren zeker niet verminderd, het is wel veran-derd. Vaste banden met kerkelijk-caritatieve of partijgebonden instituten zijn er duidelijk veel minder. Daarte-genover staat dat jongeren zich altijd meer spntaan en doelgericht engageren voor concrete, overzichtelijke projecten en initiatieven die ze zelf nemen, die hun "kansen bieden om de eigen persoon te veranderen, de maatschappij, de staat. Vanuit het standpunt van de jeugd is dat alleen of toch voornamelijk mogelijk door direct contact en met kleine schreden, en niet via de grote politiek ... Jongeren hebben een grote behoefte aan eigen ervaring en feedback van anderen, aan belevenissen en plezier in de zin van levensvreugde ... Sociaal engagement is voor jongeren een mogelijkheid om het leven voor zichzelf zinrijk en zinvol vorm te geven. Het is individualistisch, maar in een maatschappelijke samenhang .. In een zelfgekozen engagement wordt de kans gezien om volwassen te worden, zonder het speelse element direct te verliezen. (7) De veralgemening die stelt dat toenemende individualisering automatisch iedere gemeenschap ondermijnt, is niet houdbaar. Ondanks de sombere tijdingen over een ego- en ellebogenmaatschappij, is het vrijwillige bur-ger-engagement van de Duitser gestegen in vergelijking met de jaren 80. De zelfhulpbeweging is een belang-rijke, groeiende sector geweest in de laatste jaren. Er ontstaat "een ethiek van individuele zelfontplooiing en zelfverantwoording, die tot de machtigste verworvenheden, tegelijk een bron van zingeving, in onze moderne samenlevingen behoort. Het mensentype van onze tijd is het individu dat kiest, beslist, zich zelf regisseert, dat zich de auteur van zijn eigen leven weet, als schepper van zijn eigen identiteit ... Het is het meermaals ver-ketterde individualisme, en niet het traditionele plichtsbewustzijn, dat aan de basis ligt van een tot hiertoe nooit geborgen schat aan engagement, en dat eigenlijk een geweldig 'sociaal kapitaal' vormt dat in onze maatschap-pij sluimert. We moeten dit individualisme niet verwisselen me consumentisme. Het is namelijk zeer moreel. Tegelijk is het op een eigenzinnige manier sociaal en politiek gericht." Volgens de socioloog Ulrich Beck zouden de verantwoordelijken in de politiek en in de maatschappij moeten ophouden met het verketteren van het individualisme. Ze zouden het veeleer als een wenselijk en onvermijde-lijk product van een democratische ontwikkeling moeten zien. De angst voor vrijheid die overal heerst ziet volgens Ulrich Beck niet welke bindingskrachten er in het individualisme sluimeren. Er zou veel meer aan-dacht moeten besteed worden aan het laten ontstaan van vrije associaties in het ganse land die aan jongeren en volwassenen ruimte kunnen bieden voor eigen initiatieven en vrijwillige, zelfgeorganiseerde arbeid.(8) Interessant is dat Becks overtuiging hier samengaat met de inzichten van Rudolf Steiner. Ook Rudolf Steiner voorzag in de driegeledingsbeweging het ontstaan van 'vrije associaties'. Voor Steiner is individualiteit en individualisme een integraal bestanddeel van de antroposofie. Er was hem veel aan gelegen om het individua-lisme te laten aanvaarden als een sociaal principe voor onze tijd. " Er wordt tegenwoordig veel gepraat over de noodzaak om het individualisme te overwinnen. Daar kan het helemaal niet om gaan, nee, in de mens zelf moeten we de maatschappij ontdekken ... We moeten in de mens zelf de maatschappij vinden."(9) In zijn 'Filosofie der Vrijheid' omschreef Rudolf Steiner deze houding als 'ethisch individualisme': de sociale gemeenschap kan slechts gevonden worden vanuit de kracht van de zich altijd verder ontwikkelende individu-aliteit. Bij Ulrich Beck gaat het om hetzelfde, hij spreekt van een ethiek van individuele zelfontplooiing, een ethiek der zelfregering, op andere plaatsen over scheppend individualisme, zelfs van altruïstisch individualis-me. Karl-Martin Dietz omschrijft het individualisme als een principe van samenwerking, als een 'zeer efficiënte paradox'. Voor hem is een voorwaarde van het individualisme de 'versterking van de Ik-kracht, uit de isolatie en weg van het gericht-zijn op zichzelf naar een integratie met de wereld. Ook de Berlijnse filosoof Volker Gerhardt maakt het authentieke Ik dat zich openstelt voor zijn omgeving tot uitgangspunt van zijn sociaalfilosofie: "Wanneer het individu zich in zijn zelfbewustzijn openstelt voor de wereld die hij deelt met zijn medemens, dan maakt hij tegelijk ruimte vrij voor toekomstig handelen. De mens vergroot zijn individualiteit wanneer hij niet alleen rekening houdt met wat hij op dit ogenblik is, maar ook met wat hij in de toekomst kan en wil wor-den."

Oefeningen

Rudolf Steiner heeft hiertoe een groot aantal oefeningen aangereikt. Een eerste oefening bestaat bvb. in het juist kunnen luisteren en te wachten met een (snel) oordeel te vormen. Op die manier pas kan er voor de ander ruimte ontstaan om zich te ontplooien, of, zoals Johann Galtung het ook noemt, een ruimte van mogelijkheden voor creativiteit. Het tegendeel van het stil-zijn en kunnen luisteren vormen bvb. de praatprogramma's op TV waar alleen maar geluisterd wordt naar wie het brutaalst zijn mening verkondigt en anderen het woord ontneemt en de mond snoert. Onze TV-wereld heeft zich ingesteld op een teugelloos democratisme, waarvoor alleen nog maar kijk-cijfers, blikvangers en sensatie van tel is. Een echte discussie, luisteren en laten uitspreken, dat gaat te traag, dat verveelt, en krijgt dus geen kans. Ieder weet hoe moeilijk het is om zijn mening niet te uiten, zeker wanneer het om zaken gaat die ons zelf sterk emotioneel raken. Dit is een pijnlijke plek in de betrekkingen tussen mensen, en overal -niet alleen bij antro-posofen- worden naar nieuwe wegen gezocht. We kunnen iets leren van de oude volksstammen, waar de cul-tuur van het gesprek en de kunst van de langzaamheid in ere werd gehouden: wie sprak hield een spreeksteen of een klankschaal in de hand.

Een tweede oefening die Rudolf Steiner noemt bestaat erin om het beeld van de ander in beweging te houden en voortdurend te corrigeren en het hogere, het verborgene dat er nog niet is, maar wel wil ontstaan, in onze waarneming, in ons denken en voelen op te nemen. Een modern voorbeeld van hoe deze oefening kan gebeuren is Nelson Mandela. Net zoals vóór hem Ghandi -die ooit ook in Zuid-Afrika leefde en van wie Mandela veel geleerd heeft- ging hij ervan uit dat men situaties en gebeurtenissen altijd een positieve wending kan geven. Zijn strijd tegen de apartheid, de jaren in de gevan-genis, en de strenge en consequente arbeid aan zichzelf hebben hem de kracht gegeven om andere mensen open, zonder vooroordelen en met warmte tegemoet te treden. Het feit dat hij zijn eigen geweten gevormd heeft maakte Mandela zo sterk dat hij zijn voormalige beulen zonder haat maar in een geest van verzoening kon ontmoeten. Over de gevangenisdirecteur van Robbeneiland, Piet Badenhorst, die bekend stond voor zijn onbarmhartig en autoritair optreden, schrijft Mandela in zijn autobiografie: "Over dit ogenblik heb ik nog lang nagedacht. Badenhorst was waarschijnlijk de hardste en brutaalste com-mandant die wij op Robbeneiland ooit hadden. En toch toonde hij die dag in zijn bureau dat hij nog een andere kant had, een kant die tot dan toe verborgen was geweest, maar die toch bestond. Dat was een nuttige herinne-ring aan het feit dat alle mensen, al zijn ze schijnbaar nog zo hardvochtig, een menselijke kern bezitten; en wanneer hun hart geraakt wordt, dan kunnen ze veranderen. Badenhorst was uiteindelijk geen slechte mens; de onmenselijkheid was hem opgelegd door een onmenselijk systeem. Hij gedroeg zich als een beest omdat hij voor zijn beestachtig gedrag beloond werd."

Een derde oefening bestaat erin dat wij vaker op ons leven terugblikken en nuchter alle mensen voorbij ons geestesoog laten passeren die in ons leven een rol hebben gespeeld, hetzij als leraar, vriend, hetzij als iemand met wie wij voortdurend in conflict lagen: "En wij zullen zien, als wij dit doen, dat wij langzamerhand leren ons zelf vergeten, dat we ontdekken dat eigenlijk bijna alles wat aan ons is er niet zou zijn indien niet deze of gene persoon als helper of leraar of op andere manieren in ons leven had ingegrepen."(1) In plaats van altijd te denken vanuit onze Ik-burcht, een middelpuntsdenken, kunnen we ook denken vanuit de periferie, de cirkelomtrek. "In plaats van afstand treedt dan een verbondenheid op een hoger niveau op. Wij worden gewaar dat wij in de grond onszelf, zoals we nu eenmaal geworden zijn, voor het grootste deel te danken hebben aan deze om-geving. De omtrek schijnt niet meer door het middelpunt bepaald te zijn, integen-deel het middelpunt lijkt gegroeid te zijn vanuit de omtrek."(10) Rudolf Steiner raadt ook aan om de circulatie van goederen doorzichtig te maken door innerlijk te proberen een product te volgen vanaf het begin van het productieproces tot aan de verkoop. Een dergelijke oefening laat ons wakker worden voor onze sociale omgeving en laat ons inzien hoeveel wij te danken hebben aan onze medemens. Indien die niet zou bestaan en onvermoeibaar zou arbeiden dan zouden wij in onze complexe en gespecialiseerde wereld niet eens kunnen leven. Wanneer wij bewust de omloop van goederen en reële prestaties nagaan die zovele mensen voor ons verrich-ten, dan kan er een stemming van dankbaarheid opkomen voor de inzet van al deze mensen. Wat men vroeger in de herfst vierde als dankfeest aan de natuur, dat kan dan een dagelijkse grondtoon in ons worden tegenover de stroom die waarden creëert in onze maatschappij en waarvan wij kunnen genieten.

Nieuwe initiatieven

Talrijke mensen proberen vanuit een intuïtieve zekerheid te strijden tegen wat de wereld kapot maakt. Ze wil-len iets met toekomstkracht op de wereld zetten. Het zijn mensen met een helende kracht. Denken we maar aan Greenpeace, Amnesty, Artsen Zonder Grenzen, mensen die opkomen voor burgerrechten of die vrijwillig ontwikkelingshulp gaan doen. Rudolf Steiner in dit verband:
"Daardoor, dat mensen vrijwillig hun gevoelens laten samenstralen, wordt terug iets gevormd dat uitstijgt boven de enkele geëmancipeerde mens. De geëmancipeerde mens heeft zijn individuele ziel ..., maar doordat mensen zich vrijwillig aaneensluiten, groeperen ze zich rond een middelpunt ... Daardoor wordt het vormen van een gemeenschap verenigbaar met de volledige vrijheid en individualiteit van de mens."(11) Individualisering, zelforganisatie en eigen initiatief enerzijds en sociaal engagement voor wat de mensheid als geheel aanbelangt anderzijds, dat hoeft geen tegenstrijdigheid te zijn, het ene kan het andere ondersteunen en daardoor een bijzondere aantrekkingskracht uitoefenen op de jeugd. Dat konden we bvb. zien bij het succesrij-ke protest in Seattle, begin december 1999, van een internationale burgerbeweging tegen een globaal-economisch elite-denken dat een minderheid begunstigt en ontwikkelingslanden zowel als burgers en de natuur in de kou laat staan. Deze protestbeweging tegen een onrechtvaardig economisch bestel had vele gezichten en werd niet centraal gedirigeerd. En toch was ze uitstekend voorbereid. Dat was des te verbazender omdat er groepen samenwerkten die dat nooit tevoren hadden gedaan, die voordien zelfs vijandig tegenover elkaar ston-den, zoals bvb. de Amerikaanse vakbonden en de milieu-activisten. Sedert de Vietnamoorlog kwam het gere-geld tot politieke conflicten tussen deze twee. In Seattle scheen voor de eerste keer de kloof overbrugd. Op één van de spandoeken stond te lezen: "Turtles and Teamsters united at last !". In Seattle werd duidelijk dat naast de macht van de multinationale ondernemingen en die van de nationale staten er de laatste jaren een derde globale macht is gegroeid, die van de wereldwijde burgerbeweging. De Indische wetenschapper die opkomt voor de rechten van de vrouw, Vandana Shiva, was vertegenwoordiger van de NGO's op de WTO-bijeenkomst. Ze verwoordde de eisen van de tijd als volgt: "Wanneer arbeiders en milieu-activisten elkaar de hand reiken, wanneer boeren uit het Noorden en het Zuiden overeenkomen om nee te zeggen tegen genetisch-gemanipuleerd plantgoed, dan handelen ze niet uit eigenbe-lang. Dan verdedigen ze de gemeenschappelijke interessen en rechten van alle mensen, waar dan ook. De politiek van verdelen en heersen is mislukt ... Wij willen een nieuw millennium dat gebaseerd is op economi-sche democratie in plaats van economisch totalitarisme. De toekomst voor de mens en voor andere soorten is slechts mogelijk wanneer de principes van concurrentie, georganiseerde hebzucht, het leven als vrije markt, monoculturen, monopolies en gecentraliseerde, wereldwijde controle van multinationals over ons dagelijks leven, die als heilige koeien bij het WTO behoren, vervangen worden door principes van mensen- en natuur-bescherming, door de verplichting om verscheidenheid te geven en te delen, door decentralisatie en zelforgani-satie ..."

(1) uit GA 186 , Die sozialen Grundforderung unserer Zeit.
(2) uit GA 334, Vom Einheitsstaat zum dreigliederigen sozialen Organismus.
(3)uit GA 185, Geschichtliche Symptomatologie.
(4) zo wordt een reusachtig feest in Berlijn genoemd dat al twee keer in juli plaatsvond en nu waarschijnlijk ieder jaar in de zomer zal doorgaan. Het gaat om een techno-party, de grootste van het millennium, zo werd gezegd in 1999. Er waren toen anderhalf miljoen deelnemers (die 200 ton afval achterlieten !). De slogan luidde: "Music is the key". Jonge mensen 'dansen' zich daar in een roes op de tonen van zeer snel en luid ritmisch lawaai; er worden veel zgn. energy-drinks verbruikt en ook nogal wat straffer spul. (5) Die Welt van 11/7/98.
(6) Jugendwerk der Deutschen Shell, 1997.
(7)Ulrich Beck (uitg.), Die Zukunft von Arbeit und Demokratie, Frankfurt, 2000.
(8) Ulrich Beck in "Schöne neue Arbeitswelt" en "Kinder der Freiheit", Frankfurt.
(9) uit GA 83, Westliche und östliche Weltgegensätzlichkeit.
(10) Lindenau, "Soziale Dreigliederung",Stuttgart, 1990.
(11) uit GA 102 "Das Hereinwirken geistiger Wesenheiten in den Menschen".

Terug naar de inhoudstafel I - L.