Het hoger bewustzijn

Met ons gewone bewustzijn nemen we kennis van de wereld rondom ons en ook van onze eigen binnenwereld. We kunnen dit bewustzijn uitbreiden. Hoe moeten we dit aanpakken ?
Dat legt Rudolf Steiner uit in GA 10 "Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden" , één van zijn basiswerken. Het verscheen voor het eerst in 1909. Iemand die vroeger het pad van de geestelijke scholing wilde volgen, had een persoonlijke leraar nodig, een goeroe. In onze tijd is dat niet meer nodig en ook niet meer mogelijk: de mens van deze tijd is niet meer in staat om de hoge graad van vertrouwen op te brengen die zo'n persoonlijke begeleiding pas echt vruchtbaar kan maken. Daarom schreef Rudolf Steiner "Hoe verkrijgt men ... ". Het is een boek dat ook nuttig is voor wie zelf helemaal niet wil helderziend worden: het bevat een schat aan levenswijsheid. We drukken hieronder enkele korte uittreksels af. De aanleiding daartoe is het merkwaardig gedicht van Henriëtte Roland Holst-van der Schalk ( uit "Verworvenheden", 1927 ).

[ ... ] "Iets bereiken kan men alleen door zich telkens en telkens weer aan een zeer bepaalde gedachte over te geven en zich die geheel eigen te maken. Deze gedachte is de volgende: "Ik moet weliswaar alles doen voor de ontwikkeling van mijn ziel en geest; maar ik zal wachten tot ik door hogere machten een bepaalde Verlichting waardig bevonden zal zijn." Wordt deze gedachte in de mens zo sterk dat zij zich tot karaktertrek begint te vormen, dan is men op de goede weg. Deze karaktertrek spreekt dan reeds door het uiterlijk. De blik wordt rustig, de mens verkrijgt zekerheid in zijn bewegingen, vastberadenheid; en alles wat men zenuwachtigheid noemt verdwijnt gaandeweg." [ ... ]

De kleine wachter spreekt:
[ ... ] " Wanneer gij mijn Drempel overschreden hebt, zal ik als een voor u zichtbare gedaante geen ogenblik meer van uw zijde wijken. Als gij in het vervolg verkeerd handelt of denkt, zult gij terstond uw schuld aan mijn gestalte waarnemen als een lelijke demonische misvorming. Pas als al uw verkeerdheden van voorheen zijn goedgemaakt en gij uzelf zo hebt gezuiverd dat het u onmogelijk is om kwaad te bedrijven, zal mijn wezen herschapen zijn in stralende schoonheid. En dan zal ik weder één met u kunnen worden, uw verdere arbeid tot heil.

[ ... ] Zo sta ik thans zichtbaar vóór u, zoals ik onzichtbaar steeds in uw stervensuur naast u stond. Eenmaal over mijn Drempel geschreden, zult gij ingaan in de gewesten, die gij vroeger betreden hebt na de fysieke dood. Nu betreedt gij ze met uw volle bewustzijn en zult voortaan, uiterlijk zichtbaar op aarde zijnd, tegelijkertijd in het rijk van de Dood - dat is in het rijk van het eeuwige Leven verwijlen. Ik ben in waarheid ook de doodsengel; maar zie, ik ben tevens de brenger van een onvergankelijk hoger leven. [ ... ].

DE AFGEZANT

Als uit een nevel scheen hij aangedreven
en was zelf als een nevel grijs,
toen ik hem vond zittend in avondschemer
bij mijn haardvuur. Mild leek hij en wijs,

niet blij en ook niet droef maar gelaten.
Een zweem van een glimlach plooide zijn mond
toen hij zei: 'nu zal ik u niet meer verlaten
tot de Meester zelf verschijnt, die mij zond.'

'Wie is uw meester', vroeg 'k. De naam verstierf
onhoorbaar maar ik zag zijn grijze lippen
't woord vormen dat zij niet lieten ontglippen
en 'k voelde hoe mijn blik van hem wegzwierf

naar een groot're dan hij. Zacht vroeg 'k: 'Wanneer
komt de Meester ?' - Ik zag zijn handen maken
het gebaar dat betekent: 'deze zaken
zijn mij niet bekend'. Toen was alles weer

'lijk het geweest was, enkel dacht ik dat
zo hij in één ding mij wilde inwijden,
ik in vrede den hogen Meester beiden
zou die hem zond. En daarom bad

ik tot hem: 'vriend, zo ge mijn vriend wilt wezen,
zeg mij dan dit ene, o zeg mij:
wat kan ik doen om hem te wachten, vrij
van angst en te zien nad'ren zonder vrezen ?

Vele', als zij denken dat hij komen gaat,
sluiten hun ogen en stoppen hun oren
stijf dicht om zijn vleugelslag niet te horen
maar ik zou willen wachten, het gelaat

hem toegewend, kalm gelijk dat betaamt,
vol eerbied en vol schroom en vol vertrouwen.'
Toen sloeg 'k mijn blik neer en hoorde beschaamd
zijn effen stem deze waarheid m' ontvouwen:

'Zuiver uw huis van alle ijdelheden ;
wat ijdel is kan voor hem niet bestaan ;
laat een hoge wind door uw kaam'ren gaan
en ge zult hem zien naderen in vrede.'


Voor de jongere lezers: 'beiden' in de vijfde strofe betekent afwachten of verwachten (in 't Engels 'to (a)bide ).

Terug naar Poëzie.

Terug naar de inhoudstafel V - Z.