gaf Rudolf Steiner in 1917 (in GA 177). De eerste wereldoorlog verschilde van alle voorgaande oorlog doordat er op een schaal gemoord werd die tot dan toe ongekend was. Men kan daarvoor vele oorzaken vinden in de zichtbare wereld: wapentechniek, de organisatie van de massa, de nationale staten enz. Maar al deze uiterlijke oorzaken zijn maar deelaspecten van een bepaalde geesteshouding. Rechtstreeks heeft bvb. ook de opwarming van de atmosfeer niets met het menselijk bewustzijn te maken, maar onrechtstreeks is het de brutale en verspillende manier om met de natuur om te gaan die de klimaatsverandering mee veroorzaakt. Op dezelfde manier worden oorlogen en geweld veroorzaakt door het menselijk -materialistisch- bewustzijn. Wat Rudolf Steiner uitsprak in 1917 gaat in onze tijd nog altijd op, nog honderd keer meer zelfs.
[ ... ] "Laat die mensen maar praten die geloven dat er nu een oorlog geweest is zoals vroegere oorlogen, en dat er nu vrede gaat gesloten worden zoals er vroeger vrede gesloten werd; laat die mensen maar in hun geloof. Dat zijn mensen die houden van maja, dat zijn de mensen die waarheid en begoocheling niet kunnen uiteen houden. Laat die mensen zelfs een of andere schijnvrede sluiten: orde zal uit de chaos die tegenwoordig door de wereld trekt niet ontstaan tenzij de mensen een begin maken met het aanvaarden van een geesteswetenschappelijk standpunt. En als in uw hart het gevoel zegt: dan zal het nog lang duren, dan zal er niet vlug orde komen - omdat u misschien gelooft dat de mensen er niet toe te brengen zijn om een geesteswetenschappelijke dageraad te laten ontwaken - dan zult u gelijk hebben. Wees er dan ook maar van overtuigd dat uit de huidige chaos nog lange tijd geen nieuwe orde zal ontstaan, want een nieuwe orde zal er niet eerder komen dan dat een geesteswetenschappelijke gezinning de menselijke harten doordringt. Al de rest zal schijn zijn, al het overige zal schijnbare rust zijn, want orde zal uit deze chaos pas ontstaan wanneer men zal begrijpen waaruit deze chaos ontstaan is.
Hij is ontstaan wegens een ongeestelijke opvatting van de werkelijkheid - ja, een on-geestelijke opvatting van de werkelijkheid. De geestelijke wereld laat men niet ongestraft links liggen. Men kan geloven dat men de geestelijke wereld ongestraft kan ignoreren; men kan geloven dat men in de wereld terecht komt met begrippen en voorstellingen die alleen maar aan de zintuiglijke wereld ontleend zijn; men kan dat geloven, en het is het algemeen geloof van de tegenwoordige mensheid. Maar waar is het niet. Neen ! De grootste dwaling die de mensheid ooit heeft gekoesterd, dat is -om het even triviaal uit te drukken- dat de geesten het zich laten welgevallen wanneer ze veronachtzaamd worden. Beschouwt u dat voor mijn part maar als egoïsme, als een zelfzucht vanwege de geesten, maar in de geestelijke wereld geldt een andere terminologie dan hier in de zintuiglijk-fysieke wereld. Beschouwt u het dus voor mijn part maar als een egoïsme der geesten, maar de geesten wreken zich wanneer ze veronachtzaamd worden. Het is een wet, het is een dwingende wetmatigheid: de geesten wreken zich. En bij de vele karakteristieken van onze huidige tijd behoort ook: de wraak van de geesten omdat men ze zolang liet links liggen is de tegenwoordige chaos in de mensheid.
Herinnert u zich hoe vaak ik hier en op andere plaatsen gezegd heb: er bestaat een mysterieuze samenhang tussen het menselijk bewustzijn en de vernietigende krachten in het wereld-al, de ondergangskrachten van het heelal. Het is zo, die mysterieuze samenhang tussen de afbrekende krachten van het heelal en het bewustzijn, die bestaat; en wel zo, dat het ene als vervanging voor het andere enerzijds: kán dienen, - en anderzijds: moét dienen, op de volgende wijze. Laat ons aannemen dat er een tijd was geweest, bvb. de laatste twintig of dertig jaar van de 19de eeuw, waarin de mensheid naar het geestelijke zou gestreefd hebben zoals ze nu in die periode van de 19de eeuw alleen naar materieel weten en materiële daden heeft gestreefd. Laat ons aannemen dat de mensen op het einde van de 19de eeuw naar een spiritueel beleven, naar spiritueel weten, naar spirituele daden hadden gestreefd. Wat zou het gevolg geweest zijn ? Wat zou er gebeurd zijn indien de mensen gezocht hadden om de geestelijke wereld te leren kennen en om vanuit de geestelijke wereld de fysieke wereld een karakter, een basis te geven; in plaats dat ze de laatste tientallen jaren van de 19de eeuw zuiver instinctief altijd meer en meer naar het weten gejaagd dat dan uiteindelijk zijn grote triomf vierde toen het moordtuigen kon ontwerpen; een weten dat volledig ten dienste werd gesteld om de mensheid rijker te maken aan materiële goederen ? Wat zou er gebeurd zijn indien de mensheid ernaar gestreefd had om spiritueel weten, spirituele impulsen voor het sociale leven te verkrijgen ? Dat zou een afkoopsom geweest zijn voor de krachten der vernieling ! De mensen zouden wakkerder geweest zijn en de laatste tientallen jaren van de 19de eeuw niet verslapen hebben. De mensen zouden wakkerder geweest zijn en de eerste twintig jaar van de 20ste eeuw had niet de vernieling moeten betekenen, indien het bewustzijn sterker was geweest. Het spirituele bewustzijn moet nu eenmaal sterker zijn dan het zuiver zintuiglijk-materiele bewustzijn. Ware het spirituele bewustzijn wakkerder geweest de laatste tientallen jaren van de 19de eeuw, dan hadden er geen vernietigende krachten moeten ingrijpen in de eerste twintig jaar van de 20ste eeuw.
Het intensiefste, het indringendst -kennistheoretisch- , maar ook het wreedst neemt men dat waar wanneer men in contact treedt met vele doden die in de geestelijke wereld toegekomen zijn hetzij op het einde van de 19de eeuw, hetzij in het begin van de 20ste eeuw. Vele zielen waren daarbij die hier op de aarde door de handel en wandel, het geloop en gejaag binnen het materiële, geen gelegenheid hadden om hun bewustzijn te wekken met spirituele impulsen. Velen zijn door de poort van de dood gegaan zonder ook maar het geringste idee te krijgen van iets dat wijst op spirituele impulsen. Was er nu hier op aarde, vooraleer deze zielen door de poort van de dood gingen, de mogelijkheid geweest om iets spiritueels in hun voorstellingen, in hun begrippen op te nemen, dan hadden ze dat kunnen meedragen door de poort van de dood. Dat zou een bezit geweest zijn dat ze na de dood goed konden gebruiken. Maar ze hebben het niet kunnen verwerven.
Wie de geestesgeschiedenis, de zogenaamde geestesgeschiedenis van de laatste tientallen jaren van de 19de eeuw en de eerste van de 20ste eeuw kent, die weet dat men toen niet meer in staat was om het woord "geest" op de juiste plaats te gebruiken; men heeft het in alle mogelijke verbanden aangewend, behalve op hetgeen werkelijk geest is. En aldus hebben de zielen niet de mogelijkheid gekregen om de geest hier te leren kennen. Ze moesten de afkoopsom betalen. Nu ze door de poort van de dood naar de geestelijke wereld gegaan zijn smachten ze, ja, waar smachten ze eigenlijk naar, deze zielen, die hier in het materialisme leefden, waar smachten ze naar ? Naar vernietigende krachten in de fysieke wereld smachten ze ! Want dat is de afkoopsom.
Deze dingen kunnen niet gevat worden met leuke begrippen. Wil men op dit gebied realiteiten leren kennen, dan moet men zich een gevoel aankweken voor wat in de Egyptische mysteriën de onverbiddelijke noodzakelijkheid werd genoemd. Hoe vreselijk het ook is, het was absoluut noodzakelijk dat er vernietiging optrad aangezien de gestorvenen een geweldige behoefte voelden tot vernietigende krachten waarin ze konden leven, nadat ze hier de afkoopsom door spirituele impulsen niet hebben kunnen opbrengen.
Er zal geen orde uit de chaos ontstaan indien de mensheid niet besluit om dergelijke zwaarwegende waarheden werkelijk in de ziel op te nemen en om dergelijke zwaarwegende waarheden in de ideeën te laten stromen die vandaag in de politiek leven. En als deze waarheden pessimistisch klinken en u bij uzelf denkt: hoe ver staat de mensheid nog af van hetgeen voor onze tijd noodzakelijk is, - dan hebt u gelijk. Maar laat dit gerechtvaardigd pessimisme voor u een innerlijke aansporing zijn, een wakker voornemen om waar u maar ook kunt, op welke plaats in het leven u ook staat, te proberen om zielen wakker te maken voor datgene waarvoor de geesteswetenschap een impuls kan geven. Vandaag is dat natuurlijk nog maar in beperkte mate mogelijk, maar men moet er echt eerlijk en oprecht naar streven om op een manier die de ene of de andere kan verstaan opmerkzaam te maken op dit concrete feit dat de moderne tijd behoeften in de gestorvenen doet ontvlammen waaraan nu tegemoet wordt gekomen met hetgeen de levenden tegenwoordig tot hun ontzetting meemaken.
Als men bedenkt hoe gemakkelijk velen het zich maken die voor hun medemens vanuit een of ander oogpunt schilderen hoe het gebied eruit ziet dat de mens betreedt na zijn dood, als men de zalvende preken hoort - en tegenwoordig wordt het voorbeeld van de kanselpredikers al gevolgd door de politici - met hun simpele voorstellingen over de geestelijke wereld, dan moet men er wel een begrip van krijgen hoever de gemakkelijke ijdeltuiterij van leidende persoonlijkheden van deze tijd verwijderd is van de realiteit. Wanneer men de uitlatingen van dergelijke leidende persoonlijkheden -die in hun leven echter juist uitmunten doordat ze van leiden niet de minste kaas gegeten hebben en doordat ze zich door alle mogelijke krachten waarvan ze zich niet bewust zijn laten leiden, behalve door de juiste- wanneer men hun uitlatingen vergelijkt met datgene wat voor onze tijd écht noodzakelijk is, dan ziet men hoe ernstig, hoe oneindig ernstig de tijd is." [ ... ]
Terug naar de inhoudstafel E - H.