Vertaling en bewerking: François De Wit
In 1990 gaf Florin Lowndes het boek "The Human Life" uit. Dit boek was gebaseerd op de nagelaten geschriften van George O'Neil, een Amerikaanse antroposoof die in 1988 overleed. Deze man probeerde samen met zijn vrouw Gisela die eveneens in 1988 overleed, om een wetenschappelijke-kunstzinnige methode te vinden die zou toelaten de antroposofie op een levendige manier te benaderen. Florin Lowndes (geboren in Roemenië) zet dit werk verder. Het boek is ondertussen al in verschillende talen verschenen, spijtig genoeg nog niet in 't Nederlands. In het boek steekt een grote gekleurde poster met de 'levenskaart' van de mens, verdeeld in zevenjaarsperiodes. Die periodes worden dan op verschillende manieren onderverdeeld en gegroepeerd, en in verband gebracht met de planeten en de hiërarchieën. De bedoeling is dat de mens de voornaamste gebeurtenissen uit zijn leven invult op de kaart en op die manier tot een inzicht komt van waarom bepaalde gebeurtenissen zich juist op een bepaald moment hebben voorgedaan. Het laatste deel van het boek vormt een soort handleiding van hoe men de kaart kan gebruiken.Een vereenvoudigd schema:
Hierboven zien we een eenvoudige versie van de levenskaart.
De mens begint linksboven aan zijn levensloop. Na drie keer zeven jaar 'aanloop' komt hij pas echt tot zijn in-carnatie. Die staat in het teken van de Zon. Vanaf zijn 42ste jaar mogen we al van een soort ex-carnatie spreken, tot het 63ste jaar. Daarna is de mens 'vrij', in de zin dat zijn karma voor dit aardeleven afgewerkt is. De rest van zijn dagen kan hij vorm geven zonder eventuele karmische hindernissen. Maar er zijn dan andere mogelijke belemmeringen.
We zien dat iedere zevenjaarsperiode 'geregeerd' wordt door een planeet.
De periode van 56 tot 63 jaar wordt beïnvloed door Saturnus.
In de volgende periode, van 63 tot 70 jaar, kan ofwel de Maan te sterk werken, of Saturnus.
De periode van 70 tot 77 kan te Mercurius-achtig zijn, of te Jupiter-achtig.
In de periode van 77 tot 84 kan zowel Venus te sterk werken,als Mars.
Daarover o.a. gaat het in het boek vanaf blz. 235 (Franse uitgave).
Een spiegel-effect
De periode van 1 tot 7 jaar wordt gespiegeld in de periode van 56 tot 63 jaar (negende zevenjaarsperiode). De tweede zevenjaarsperiode spiegelt in de achtste. De derde in de zevende.
Daardoor bestaat er een sterke affiniteit tussen deze respectievelijke leeftijdsgroepen. Dat heeft te maken met het vermogen van de oudere generatie om werkelijk de levenservaringen, het innerlijk leven van de jongere generatie te begrijpen. Tevens met de behoefte van deze jongere generaties om zich een idee te kunnen vormen van wat voor hen kan weggelegd zijn als ze eens zo oud zal geworden zijn. Eens hij de overeenstemmende leeftijd heeft bereikt, kan de oudere zich om zo te zeggen bewust inleven in de ziel van de jongere. Vóór hij die leeftijd heeft bereikt, kan hij dat alleen maar doen op een uiterlijke manier, door studie, door aanvoelen, door het gedrag te observeren.
Daaruit volgt dat men, om echt vruchtbaar en efficiënt te kunnen onderwijzen aan adolescenten (tussen 14 en 21 jaar), in de periode van het Geestzelf moet zijn, of reeds verder, dus in ieder geval ouder dan 42 jaar. Schoolkinderen, tussen 7 en 14 jaar moeten idealiter iemand voor zich hebben met het begrip en de innerlijke voeding die de Levensgeest schenkt, dus iemand die al 50 geworden is. En kleuters kunnen zich het meest harmonisch ontwikkelen dankzij de zorg van mensen die reeds geïnspireerd zijn door de Geestmens, dus mensen die hun grootouders kunnen zijn.
Wat wij hier verstaan onder opvoeding is geen overdracht of opstapeling van 'weten' of 'kunnen' -wat het spijtig genoeg tegenwoordig wél betekent- maar letterlijk e-ducatie (van het Latijn: ex-ducare), de spirituele natuur die in een kind aanwezig is maar slaapt, uit die latente toestand leiden. Dat men deze realiteit al tientallen jaren vergeten is heeft werkelijk rampzalige gevolgen zowel voor het leven van het individu, als voor de maatschappij.
Het onvermogen om dergelijke fundamentele waarheden over de menselijke ontwikkeling in te zien ondermijnt de ganse sociale structuur. De oudere generatie, die zoveel kan betekenen voor de kleine kinderen, wordt achteloos verbannen naar rusthuizen. De jonge generatie kan niets ontvangen, de middelste generatie leeft met schrik om oud te worden.
Na zijn 63ste kan de mens eindelijk 'geboren' worden, nu hij aan de eisen van het karma zoals ze vastlagen vóór zijn geboorte, voldaan heeft. Als een 'vrije geest' kan hij zijn persoonlijk leven achter zich laten, zich wijden aan opdrachten ten dienste van de mensheid en samenwerken met de Tijdsgeest. Dat is het ware ideaal in deze levensfase vol creativiteit. De creativiteit is dan geen verplichting, een taak die opgelegd wordt, maar ze is in vrijheid gekozen, ze heeft morele substantie. In deze zin kunnen we zeggen dat het leven begint op je zestigste. Dat was ook de conclusie van een artikel dat verscheen in Minutes Magazine of Nationwide Insurance. Het artikel was bedoeld om de oudere mensen een hart onder de riem te steken. Vorsers bestudeerden de levensloop van zo'n 400 beroemde mensen, staatsmannen, schilders, militairen, dichters of schrijvers. Ze brachten hun grootste scheppingen voort op oudere leeftijd:
35 % van hen toen ze tussen 60 en 70 jaar oud waren,
23 % van hen toen ze tussen 70 en 80 jaar oud waren, en
8 % toen ze ouder dan 80 waren.
In totaal werden dus 66 % van de belangrijkste prestaties met wereldbetekenis geleverd door mensen ouder dan 60 jaar ! Dat kan natuurlijk alleen maar bereikt worden na een lang leven van arbeid en studie. Nemen we als voorbeeld de Faust van Goethe. Dit werk ontstond als kiem toen Goethe 21 was; het eerste fragment Urfaust schreef hij op zijn 24ste. Faust, een fragment verscheen toen hij 41 was. Ten slotte verscheen het eerste deel van het werk toen hij 59 was. Daarna begon hij aan het tweede deel, dat hij pas voltooide op zijn 82ste (in 1832).
Na zijn 63ste komt de mens in een levensperiode die in potentie meer vrijheid inhoudt. Uiterlijk bezien is het de leeftijd van het pensioen. De mens kan dan ofwel zijn levensweg verderzetten en gebruik maken van de nieuwe mogelijkheden en uitdagingen, ofwel zet hij een pas terug en kiest eigenlijk voor een weg van terugkeer in plaats van vooruitgang. Ook op dat moment bestaat er geen stagnatie, geen status quo: men gaat vooruit of men gaat achteruit.
We zien op de levenskaart dat de mens een eerste maal fysiek geboren wordt. Hij passeert de sferen van de Maan, Mercurius en Venus. Hij blijft 21 jaar in de sfeer van de Zon waar achtereenvolgens zijn gewaarwordingsziel, zijn verstands- of gemoedsziel en zijn bewustzijnsziel ontwikkeld worden. Het culminatiepunt ligt rond het 33ste levensjaar, wanneer na een min of meer bewuste levenscrisis, de mens opnieuw geboren wordt in de ziel.
Dan gaat hij door de sferen van de buitenste planeten: Mars, Jupiter en Saturnus. Op zijn 63ste wordt de hyperbolische beweging een spiraalbeweging, de mens keert terug naar de Zonnesfeer waaruit hij gekomen is toen hij zijn aarde-leven begon. We kunnen terug spreken van een nieuwe geboorte : in de geest.
Er volgt een soort nieuwe jeugd: de mens vormt zich een nieuw 'lichaam' dat bestaat uit nieuwe levensroutines, nieuwe activiteiten, dikwijls een nieuw milieu enz. Nieuwe levenskrachten worden aangesproken, de mens krijgt terug goesting om bij te leren of om creatief te worden. Ten slotte kan de tachtigjarige 'adolescent' zelfs de strijd opnemen tegen de verkalking van maatschappelijke vastgeroeste structuren, met frisse ideeën die hij uit de wereld der Engelen put, een wereld waar hij nu dichter bij staat.
In dat geval ondergaat hij de positieve invloed van de Maan (nieuwe levensstijl) en van Saturnus (versterkte eerbied voor het leven en voor morele impulsen. Zeven jaar later zorgen de therapeutische krachten van Mercurius voor vitaliteit en brengt Jupiter hernieuwde creativiteit en een koninklijke waardige houding. Nog eens zeven jaar later krijgt hij van Venus een gelouterde schoonheid en uitstraling en Mars wapent hem met stoutmoedigheid en buitengewone kracht.
Het moet gezegd zijn dat deze ontwikkeling voor de meeste van onze tijdgenoten een ver ideaal zal blijven, dat slechts door enkele uitzonderlijke individuen kan verwezenlijkt worden. Maar toch, de mensen worden alsmaar ouder en het idee dat er eigenlijk een leven lang moet geleerd worden verdringt langzamerhand het idee dat men zo vlug mogelijk in zijn luie zetel moet gaan zitten.
Mensen die voor dit laatste kiezen ondergaan de negatieve krachten zowel van de binnenste planeten als van de buitenste.
Maan: oppervlakkigheid.
We zien dan bvb. de gepensionneerde die een nieuwe kindertijd beleeft: hij houdt zich bezig met spelletjes (golf, lotto, kaarten enz.). Bij kinderen ontwikkelen deze spelen de basis voor het later Ego, bij de oudere is het zuiver egoïsme.
Mercurius: gierigheid en overbezorgdheid voor de eigen gezondheid.
Venus: een overmatige bekommernis voor de uiterlijke schijn die zeer vaak groteske resultaten oplevert.
Een mens die bang is voor het 'spook' van de ouderdom en een sterke antipathie koestert voor de oude dag -eigenlijk heeft hij schrik voor de vrijheid die hij dan zou kunnen opnemen- kiest voor de schijnzekerheid van het bekende en gewone. Hij keert terug op zijn passen. Hij verliest het contact met de toekomst en uiteindelijk ook met het heden. De buitenste planeten beginnen negatief te werken.
Saturnus: pessimisme en slecht karakter.
Jupiter: hardheid die tot uiting komt in starre ideeën of eeuwige kritiek.
Mars: een oorlogszuchtige houding, graag ruzie maken en stoken.
En zo kan de mens op twee manieren de sfeer van de Zon bereiken: verbrand en verblind door de hitte en het licht of: verwarmd en verlicht door de reinigende levenskrachten van de Zon.
Terug naar de inhoudstafel A - D.