Antroposofie en sekten
In 1994 verscheen het boek "Sekten in België" van de journalist Alain Lallemand. Het boek bevat een bloemlezing van gekende groeperingen die als sektarisch omschreven worden. Alain Lallemand heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat hij een fervent bestrijder is van de antroposofische beweging, en dus geeft hij in zijn boek een zeer negatief beeld van de beweging. Zijn beschrijving van de antroposofie is eigenlijk een stukje grof boosaardig cynisme, en geenszins met kennis van zaken geschreven. Dit neemt echter niet weg dat het boek een belangrijke waarde heeft: het brengt -voor de eerste keer in België- een aantal gevaarlijke groepen in kaart en het is een verzameling van belangrijk feitenmateriaal. Dat is dan ook de reden waarom het boek van Lallemand als basis gediend heeft voor de Staatsveiligheid.
Desondanks lijkt het geen slechte zaak te zijn dat de sektelijst er gekomen is, want er bestaan inderdaad uiterst gevaarlijke, demonische sekten die geen ander doel hebben dan de menselijke ontwikkeling te vernietigen. Het ultieme doel van gevaarlijke sekten is het vernietigen van het menselijk Ik, en achter dit streefdoel staat -nu nog verborgen- Sorat, de grote zonnedemon, die in het Boek der Openbaring ten tonele wordt gevoerd. Sorat is de echte tegenstander van Christus. Christus wil dat de mens wordt als een die "verwerkelijkt geloofskracht en wijsheidskennis, die een naam geschreven heeft die niemand kent dan slechts hijzelf"(Openb. 19:11-12). Die naam is het "Ik-Ben", hetgeen betekent "Christus". Sorat wil het tegendeel: hij wil de mens in eerste instantie dierlijk houden, totdat hij later zelf een demon wordt. Sorat werkt nog niet rechtstreeks op aarde, maar vanuit het wereldruim begluurt hij de aarde om op zijn tijd, die zeker komen zal, persoonlijk toe te slaan. Sorat stuurt een bondgenoot vooruit: Ahriman. Ahriman is de Satan die hoegenaamd niets wil weten van een geestelijke ontwikkeling, die koud, gevoelloos is, die de mens tot een automaat wil maken. Wanneer alle moraliteit vernietigd is, dan ligt de weg voor Sorat open om zijn ware intenties te verwezenlijken: het opwekken van de ware boosheid, van het sadisme. Ahriman zou geen greep op de mens krijgen, indien de mensenziel niet voortdurend verzwakt wordt door een ander wezen, en dat is Lucifer. Hij is de duivel die zegt: "Ik ben God. Volg uw driften, uw instincten, daarvoor heb ik ze gecreëerd". Lucifer verhindert een reële zelfontplooiing door de instinctieve gevoelens aan te wakkeren, hij probeert de mens in slaap te wiegen door de lagere gevoelens op te wekken en het Ik-gevoel te camoufleren, en zo kunnen de Ahrimanische wezens ongemerkt de menselijke ziel binnensluipen. Het Duistere Tijdperk is voorbij sedert 1899. De mens staat aan de drempel van een tijdperk waarin bovenzinnelijke beelden zich voor de ziel zullen manifesteren; velen hebben tenminste reeds een onbestemd gevoel, een vermoeden, dat het geestelijk schouwen op het punt staat de ziel binnen te dringen. Dit geestelijk schouwen wordt niet het alleenrecht van enkele uitverkorenen die zich spiritueel geschoold zullen hebben, want deze mogelijkheid zal -eerst nog vaag- iedereen ten deel vallen, ook de meest verstokte materialisten: "Zie, Hij komt in de wolkensfeer, en elk oog zal Hem schouwen, ook zij die Hem doorstoken hebben (Openb. 1:7). "Hij" is de Christus, die niet meer op aarde zal komen, maar in de wolkensfeer, dat betekent in de geestelijke etherische sfeer die de grens vormt tussen de fysieke aarde en de hemelsfeer. Vanaf nu kan de mens, niet als een persoonlijke verworvenheid, maar als een natuurlijke gave, de Christus nabij komen in de wolkensfeer. De mensenziel evolueert dus naar een spiritueel inzicht op een hoger niveau dan het aardse vlak, en dit zal zich op een relatief korte termijn voltrekken. Deze evolutie erkennen de traditionele geloofsbelijders niet -de materialisten uiteraard evenmin. Voor dezen is slechts een bepaalde (materiële) evolutie mogelijk op fysisch gebied; zij willen de godenwereld strikt gescheiden houden van de mensenwereld, en voor hen kan de mens slechts geloven in een godenwereld, hij kan deze wereld nooit naderen, laat staan zich ermee verbinden. Omdat de traditionele kerken blijven vasthouden aan een starre dogmatische leer (die vroeger weliswaar een bestaansrecht had), keren de mensenzielen zich af en zoeken zij alternatieven om hun geestelijke noden te lenigen. Welke zijn de alternatieven ? - De antroposofie (in al haar vertakkingen: sociaal leven, pedagogie, religie, landbouw, kunst enz.), die een waardige Ik-ontwikkeling nastreeft, met inachtneming van het diepste respect voor de menselijke vrijheid, en met één als voorbeeld hoe het moet (en niet anders zijn kan): Christus. - De sekten: hun streven is erop gericht het Ik-bewustzijn te manipuleren en te verzwakken om het tenslotte te vernietigen. Welke leer er ook gepropageerd wordt, hij is altijd gebaseerd op een gefantaseerde geesteswereld (visioenen, hallucinaties of gewoon bedrog) of op een of andere heidense cultus die geen bestaansrecht meer heeft. De leer is nooit op Christus gericht, tenzij wanneer Christus aangevoerd wordt als een profeet onder de andere profeten, of voorgesteld wordt als "Jezus, de eenvoudige man uit Nazareth"; in deze optiek wordt Christus' betekenis voor de mensheid geminimaliseerd, ja zelfs geridiculiseerd.
De sekteleer is de leer van Ahriman, de misleider. Met alle mogelijk denkbare listen en manipulaties (want Ahriman is uiterst inventief) wordt gepoogd de ziel te misleiden. Allerhande onzinnige fantasieën, visioenachtige toestanden, hallucinaties enz. worden als de ultieme spirituele leer uitgelegd. Dat dergelijke toestanden niets te maken hebben met bovenzinnelijke waarneming, integendeel mogen beschouwd worden als onder-zinnelijke verschijnselen, blijkt uit de volgende tekst:
"Zij willen ervaringen waarvoor de mens niets hoeft te doen, waarbij hij geheel passief blijft. Zijn zulke mensen bovendien niet bekend met de eenvoudigste eisen inzake de wetenschappelijke benadering van een verschijnsel, dan zien zij in ziele-ervaringen of ziele-uitingen waarbij de ziel afdaalt onder het niveau van bewuste werkzaamheid dat het zintuiglijk waarnemen en het doelgericht handelen kenmerkt, een objectieve benadering van een niet-zintuiglijke realiteit. Tot dit soort van ziele-ervaringen behoren visionaire toestanden, mediamieke openbaringen. Wat door zulke openbaringen voor de dag treedt, is echter geen bovenzintuiglijke maar een onderzintuiglijke wereld".
Overigens is het volgen van een spirituele scholing niet zonder gevaar. Velen hebben een hartstochtelijk verlangen om in contact te treden met een bovenzinnelijke wereld, terwijl zij menen hiervoor zelf niets te moeten bijdragen. Wie bij zichzelf hogere vermogens wil ontwikkelen, moet eerst en vooral een bepaalde levenshouding streng in acht nemen, zoniet komt men al gauw tot een bedenkelijk resultaat. Die levenshouding bestaat uit een streven naar waarachtigheid (een verdediging tegen Ahriman) en uit de wil tot het leiden van een zedelijk leven (een verdediging tegen de Lucifer-invloed):
"Daarom moet ieder die de geheimen van de menselijke natuur uit eigen aanschouwing wil leren kennen, de gouden regel naleven van alle ware geestswetenschap. En deze gouden regel is: als je één stap voorwaarts probeert te doen in je kennis van verborgen waarheden, doe dan tegelijk drie stappen voorwaarts in de opvoeding van je karakter tot het goede". Een van de laatste voordrachtenreeksen die Rudolf Steiner gehouden heeft, was bedoeld voor priesters. Uit die voordrachten blijkt dat de Apokalyps, de Openbaring volgens Johannes, uiterst actueel is. Vele apokalyptische beelden die in dit boek verduidelijkt worden, hebben rechtstreeks betrekking op de huidige sekteproblematiek. Bijvoorbeeld het deel dat handelt over de val van Babylon, over de val van het Dier en de valse profeet. "Gevallen, gevallen is het machtige Babylon, en het werd tot woonplaats van demonen en wachttoren van onreine geesten, een wachttoren van alle onreine en verfoeide vogels. Want van de wijn van de hartstocht van haar ziele-ontucht, hebben alle volkeren gedronken, en de koningen der aarde bedreven ontucht met haar, en de kooplieden der aarde hebben zich verrijkt aan de macht van haar wellust. (Openb. 18:2-3)
Ooit is de stad Babylon het centrum geweest van een mysteriecultus waar priester-ingewijden zich door middel van mediamieke helderziendheid konden verdiepen in de astrale wereld, in de sterrenwereld. Toen dat soort helderziendheid begon te verdwijnen om plaats te maken voor het Ik-bewustzijn, raakte de cultus in verval. Nu waren er altijd nog mensen die door overlevering of door een atavistische, uit de tijd geraakte helderziendheid, toegang hadden tot de mysteriën, maar dezen konden de sterrengeheimen niet juist meer interpreteren. In de plaats van in de astrale wijsheid kwam men terecht in de "astrale drek". Want in de geestelijke wereld bestaat er werkelijk -beschouwd vanuit een moreel menselijk standpunt- zoiets als "astrale drek". Onze menselijke wereld wordt gekenmerkt door moraal, maar in de astrale wereld bestaat zoiets als moraliteit niet; daar zijn wezens die goed zijn en wezens die slecht zijn, en in hun eigen aard en in hun eigen wereld hebben ook die slechte wezens hun bestaansrecht. Die wezens vormen de "astrale drek", en zelf zeggen zij niet van welke aard zij zijn, "goed" of "slecht". Daarom is het van belang dat men zich geestelijk schoolt vooraleer men wil schouwen in de geestelijke wereld; men moet daar zelf kunnen onderscheiden wat de "goede" en de "slechte" wezens zijn. Zonder een morele scholing wordt de mens, nadat hij in contact gekomen is met de spirituele wereld, onzedelijker dan hij voordien was, omdat hij het onderscheid niet meer kan maken tussen goed en kwaad. Er treedt een zeker moreel verval in, en dat is wat de schrijver van de Apokalyps bedoelt met de "hoer Babylon". "En gegrepen werd het dier, en met hem de valse profeet die wondertekenen volbracht voor zijn aangezicht, waardoor hij verwarde hen, die het merkteken van het dier ontvangen hadden en die de aanbiddende groet brachten voor zijn beeld. Levend werden deze beiden geworpen in de poel van vuur, die door zwavel opgloeit."(openb. 19:20) Bij de val van Babylon zijn mensen betrokken die tot moreel verval geraakt zijn omdat zij zich ingelaten hebben met machten waartegen hun psychische organisatie niet bestand was, m.a.w. Babylon valt ten prooi aan een menselijke dwaling. Bij de val van het dier en de valse profeet -deze laatste is degene die de leer van het dier verkondigt- is niet het menselijke, maar het bovenmenselijke betrokken. Het is het dier zelf (de satan) dat de mensengemeenschap wil treffen. Door het moreel verval en de daardoor verzwakte ziele-organisatie is het zeer goed mogelijk dat de mens zijn persoonlijkheid zelf, dus zijn Ik verliest en, letterlijk, bezeten wordt door een boosaardige menselijke macht: "Er zullen op aarde wezens rondlopen die er weliswaar als mensen uitzien, maar die [ dem Lose verfallen sind ] zodanig dat eigenlijk hun mensen-Ik uit hen weg is, zodat men deze niet meer als mens kan aanspreken omdat zij bezeten zijn door het dier en de valse profeet. Na de "val van Babylon" zullen er mensen op aarde zijn die rondwandelende demonen zijn, waarin de Ahrimanische machten rechtstreeks optreden". jv Terug naar de inhoudstafel R - U.
|