Antroposofie en racisme

De laatste tijd kwam de antroposofie enkele keren in het nieuws, vooral in Nederland en Duitsland: antroposofie zou racistisch, ja zelfs fascistisch zijn. In het tijdschrift "Erziehungskunst" van september ll. verscheen een bijdrage rond deze discussie van Thomas Voss. We vertaalden en bewerkten dit artikel dat een schriftelijke weergave was van een voordracht die de auteur hield in Keulen in juni 1995.

Vanwaar komen de beschuldigingen

"In de jaren 70 en 80 werd de Steinerschoolbeweging zeer sterk gedragen door geïnteresseerde mensen uit links-alternatief-ecologische middens. Een leidende figuur van toen schreef in 1979: "Als linkse hazen lopen wij onze hielen kapot om socialistische dromen na te jagen, en als we dan ergens geraken dan staat daar dikwijls reeds een antroposofische schildpad en zegt:" Te laat, ik ben er al !" : hier een klassenloos ziekenhuis, daar een eigen coöperatieve bank, ginder een zelfbestuurde peutertuin of school, uitgeverij, alternatieve heil- en therapie-instituten, conferentieplaatsen, vrije kunstakademies, geneesmiddelenfabriek, bio-dynamische landbouwbedrijven enz. Waar de linksen van vandaag met veel lawaai weinig bereiken, doen antroposofen in alle stilte veel."

Dit opstel, geschreven in een links cursusboek, werkte enigszins als een vonk en opende voor vele jonge mensen de weg naar de Steinerpedagogie. Ondertussen zijn de tijden drastisch veranderd. Sinds de val van de muur en het ineenstorten van het socialisme in Oost-Europa zijn ook de linksen in West-Duitsland in een diepe crisis geraakt, en kunnen zich niet meer oriënteren. Naar de zwakke kanten van het marxistisch-leninistisch maatschappijmodel wordt in de eigen rijen voor een deel nog altijd zeer terughoudend gevraagd. In de plaats daarvan gaat men des te ijveriger op zoek bij de ecologische en spiritueel-esoterische bewegingen die steeds meer invloed krijgen, naar vermeende rechtse elementen. Zo is men dan op de Steinerschoolbeweging gestoten, die altijd meer uitbreidt; men denkt er ecofascistisch en racistisch gedachtengoed te hebben ontdekt. De aantijgingen tegen "de" antroposofen werden drie jaar geleden geformuleerd door Jutta Ditfurth, de voormalige woordvoerdster van de Groenen, en in een bijlage van 6 pagina's in de TAZ (Berliner Tageszeitung) verspreid.
"Wie Steiner leest moet zich moeizaam door gedachtenschroot doorworstelen", aldus Ditfurth." De basis van het antroposofisch wereldbeeld is de leer van de wortelrassen, zo racistisch en mensenverachtend dat er nauwelijks iets gelijkaardigs kan bestaan." Deze polemiek is shockerend, monstrueus en tegelijk vol vooroordelen. Want tenslotte proberen wij de kinderen in de Steinerschool in onze dagelijkse arbeid op te voeden volgens een menskunde die niets te maken heeft met ras, geboorte of huidskleur; ons enig doel is het vormen van een individualiteit, en dat in iedere Steinerschool ter wereld, zowel in Keulen, Novosibirsk, Johannesburg als in een Indianenreservaat in Zuid-Dakota.

Het rassenbegrip bij Rudolf Steiner

Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie en de Steinerpedagogie, heeft op verschillende plaatsen in zijn werk, dikwijls in telkens andere samenhangen, ook over rassen gesproken. En wij staan nu voor de vraag wat Steiner onder ras verstond, en hoe het begrip ras een rol speelt in de antroposofie.
Steiner probeert aan te tonen hoe de mensen zich in de loop van een lange geschiedenis afgezonderd hebben uit vroegere bloeds- en taalverbanden. "Uit de grote, reusachtige verbanden van de oorspronkelijke mensheidsgroeperingen zonderden zich volkeren af, uit de volkeren dan de stamverbanden, dan uit de stammen de clans, uit de clans de grootfamilies, daaruit tenslotte de individuele familie, waaruit zich dan gans op het eind het individu, de afzonderlijke mens losmaakte."

Ik
familie
clan
stam
volk
volkerengroep
grote rasgroep

Als Steiner over rassen spreekt, dan is het belangrijk om niet uit het oog te verliezen, dat hij het altijd enkel over tijdperken uit een zeer ver verleden heeft, toen de mens wat betreft lichamelijke, ziele- en geestelijke ontwikkeling nog maar pas aan het begin stond. In het bijzonder spreekt hij over de "atlantische tijd" waar de mensen nog volledig in grotere rasverbanden ingebed waren. Het zijn vooral vier rassen waar Steiner over spreekt: Het Afrikaans-Ethiopisch ras, het Aziatisch-Mongools ras, het oeramerikaans-Indiaans ras en het Kaukasisch-Europese ras. Bij het karakteriseren van die rassen gebruikte hij voor het zwarte ras dikwijls het woord "negers" en voor het blanke ras "ariërs", iets wat toentertijd de gewoonte was. Volgens Steiner drukt zich in ieder ras een bepaalde leeftijdsperiode van de mens resp. de mensheid uit. Zo zegt hij van het zwarte ras dat de mensen hier de elementen van het kind-zijn sterker weerhouden hebben, wat men bvb. kan zien in de beweeglijkheid en de wakkerheid van de ledematen. Het Aziatisch ras heeft vooral de kracht van de jeugd uitgedrukt. In de jeugd versterken ademhaling en bloedcirculatie. Bij de Aziaten is volgens Steiner een grote wakkerheid in de ademhaling en in de ritmische bloedcirculatie vast te stellen. Een naklank van dit fenomeen kan men nog aantreffen in de sterke neiging tot yoga, een ademhalingsmeditatie. Bij het Kaukasisch-Europese blanke ras spreekt Steiner van een bijzondere wakkerheid van het denken, van de koporganisatie. Hij trekt een parallel met de volwassenenleeftijd, waar de verbinding tot de wereld van de mythen verbroken is ten gunste van het logisch denken. Tenslotte wordt het oeramerikaans-Indiaanse ras beschreven als het ras dat vooral de wijsheidskrachten en de kracht van de terugblikkende herinnering ontplooide. De Indiaanse bevolking werd gekenmerkt door een sterke innerlijkheid en een diepe verbondenheid met de natuurgeest. Bij deze karakteriseringen van Steiner -hier bewust kort en gevat weergegeven- zou ik enkele bemerkingen wilen maken:

1) Vooreerst het taalgebruik van Rudolf Steiner. Tegenwoordig voelt men zich al ongemakkelijk bij het woord "neger" omdat men daar een discriminatie in hoort. Totaal ongepast is ook het woord "ariër" geworden. Na de holocaust kan ook het rassenbegrip niet meer zonder meer toegepast worden - dat is terecht en te begrijpen. Rudolf Steiner echter leefde in een tijd -en dat mag men niet vergeten- die op dit gebied nog meer onbevangenheid toeliet. Een kritiek die een taal die 70 jaar geleden gesproken werd, uitsluitend beoordeeld vanuit het heden, blijft oppervlakkig en onhistorisch.

2) De rassenthematiek is bij Steiner altijd gekaderd in een totaalvisie op de mens. Kind-zijn of jeugd is op zich niet slechter of minder waard dan volwassenheid en ouderdom. Het zijn periodes in het leven van een zich ontwikkelende mens. Tot zo'n totaalvisie hoort ook dat de rassen niet beschouwd worden als mekaar uitsluitende tegenstellingen, maar als polariteiten die mekaar noodzakelijkerwijze aanvullen in een levende organische eenheid. "Het is nu zo bij het mensengeslacht, dat de mensen over gans de aarde eigenlijk allemaal op elkaar aangewezen zijn. Ze moeten elkaar helpen. Dat volgt reeds uit hun natuurlijke aanleg."

3) Steiner benadrukt op verschillende plaatsen dat, wanneer hij van rassen spreekt, de wezenskern van de mens als unieke individualiteit daar niets mee te maken heeft. Het ras is slechts een werktuig voor het Ik van de mens, het ras is nooit de ganse mens. Men moet er steeds op letten om de vergankelijke lichamelijke kant van de mens te onderscheiden van zijn geestelijke kant. Het doel van Steiners onafgebroken inspanningen was juist om de individuele geestelijke kant van de mens, die in de nieuwere tijd altijd maar vrijer wordt, te behoeden voor een materialistische mensvisie die al het geestelijke loochent.

4) Steiner gaat uit van de eeuwigheidsnatuur van het Ik. Vandaar volgt voor hem als consequentie de reïncarnatiegedachte: ieder mens maakt met zijn Ik doorheen verschillende reïncarnaties alle verschijningsvormen mee waarin de mensheid zich uitdrukt. Eenzijdigheden vullen elkaar aan en versmelten in een zich verder ontwikkelende persoonlijkheid tot een geheel.

5) Als het rassenbegrip bij Steiner hier en daar ook voor latere tijden gebruikt wordt, zelfs tot bij het beschrijven van onze huidige tijd, dan moet men er altijd van uitgaan dat het om nawerkingen en overblijfselen uit een lang vervlogen tijd gaat. In de laatste bloemlezing van Steiner-voordrachten rond het thema "De opgave van de antroposofie" is er een zeer lezenswaardige voordracht te vinden in verband met ons onderwerp, met als titel: "Het Ik, de God in het innerlijk en de God in de uiterlijke openbaring - het teloorgaan van het ras en de vorming van de zelfstandige individualiteit".

"Nu leven we namelijk precies in de huidige tijd in de eminentste zin in een overgangstijd. Alle groepszielelementen moeten geleidelijk afgeschud worden. Net zoals de afgronden tussen de afzonderlijke naties altijd meer verdwijnen, net zoals de verschillende delen van de naties elkaar altijd meer en meer begrijpen, zo zullen ook de andere groepszielaspecten afgeschud worden, en altijd meer zal het individuele van de afzonderlijke mens op de voorgrond treden. [ ... ] In de atlantische tijd hebben we de mensen gegroepeerd volgens uiterlijke kenmerken in hun lichaamsbouw, nog veel sterker als vandaag. Wat we vandaag rassen noemen, zijn slechts een overblijfsel van de belangrijke verschillen tussen de mensen zoals dat in het oude Atlantis voorkwam. Eigenlijk is dat rassenbegrip alleen maar op dat oude Atlantis van toepassing."

De poging om Steiner bij extreem-rechts te klasseren

Jutta Ditfurth schrijft: "Tot het wezen van de antroposofie hoort een nauwe verbinding met het fascisme. " In plaats van een commentaar zou ik hier liever feiten willen aanhalen. Altijd weer werd en wordt geprobeerd om Rudolf Steiner direct te treffen en hem in een hoek te duwen waar hij niet thuishoort. Dat het gewoonweg belachelijk is hem te willen afschilderen als nationalist of antisemiet tonen volgende feiten:

- Reeds in 1897, nog vóór Emile Zola, koos Steiner openlijk partij voor de jood Alfred Dreyfuß die als Franse officier wegens vermeend landverraad onschuldig veroordeeld en naar het beruchte Duivelseiland verbannen werd.

- In 1901 schreef Steiner een reeks essays voor het blad "Mededelingen van de Vereniging tegen het Antisemitisme".

- Van 1899 tot 1904 doceerde Steiner geschiedenis aan de sociaal-democratische arbeidershogeschool in Berlijn die door Wilhelm Liebknecht was gesticht.

- In 1919 riep Rudolf Steiner samen met geëngageerde mensen uit de burgerij en de arbeidersklasse de beweging voor sociale driegeleding in het leven. In maart 1921 viel Hitler Steiner aan in de krant "Völkischer Beobachter" en noemde de driegeleding van het sociale organisme een joodse methode om de normale geestesgesteldheid van de volkeren te vernietigen.

- Eveneens in 1919 waarschuwde Steiner voor de zgn. Protocollen der Wijzen van Zion -een vuig antisemitisch maakwerk. Hitler nam in 1924 bepaalde delen over in zijn "Mein Kampf".

- In 1920 waarschuwde Steiner in twee voordrachten (en daarna nog eens in een voordracht in 1923) voor het zwart-magisch misbruik van het hakenkruis.

- In 1922 werd Rudolf Steiner door de antroposoof Hans Büchenbacher op de hoogte gebracht van het feit dat hij als nummer 8 of 9 op de lijst stond van Duitse prominente persoonlijkheden die moesten worden neergeschoten. Samen met antroposofische vrienden richtte Büchenbacher een private zaalwacht op, en het agentschap dat de openbare voordrachten organiseerde huurde enkele boksers en worstelaars. Dat was nl. in die dagen in München bij al die rellen de gewoonte. Op 15 mei 1922 hield Steiner een voordracht in het hotel "De vier jaargetijden". Op het einde van de voordracht stormden plots militante rechtsradicale vechtjassen op Steiner af. "Er begon een korte slachtpartij, maar de aanwezige politie kwam niet tussenbeide. De volgende morgen moest Steiner in het geheim uit de stad geloodst worden. Hij keerde er niet meer terug, het was te gevaarlijk voor hem geworden. Tot zijn dood kwam hij in Duitsland alleen maar in Stuttgart, en dan nooit in 't publiek. En ondertussen waren er andere machten actief in Duitsland." Aangezien men Steiner zelf niet als fascist kan brandmerken, probeert men het via een voormalige leerling van de Steinerschool die in het Derde Rijk een zeer beruchte rol als concentratiekampdokter speelde. Hij zou betrokken geweest zijn bij experimenten op mensen in Dachau, vooral onderkoelingsproeven. Wat men te weten komt van deze Sigmund Rascher is inderdaad onthutsend. Men moet echter klaar en duidelijk stellen: Rascher was geen anthroposoof, en zijn (korte) Steinerschooltijd heeft hij steeds verzwegen.

Hoe reageerden anthroposofen op Hitlers machtsovername ?

Wat deden anthroposofen in 1933 ?
Een paar reacties van mensen die Steiner zelf nog goed gekend hebben. Vooreerst Günther Wachsmuth, bestuurslid van de Anthroposofische Vereniging, in een interview voor de Deense krant "Extrabladet" van 6 juni 1933: "Ik laat mij niet graag uit over politiek", zei Dr. Wachsmuth voorzichtig", maar het is geen geheim dat wij met sympathie volgen wat zich op het ogenblik in Duitsland afspeelt ... Stagnatie is de dood voor alle geestelijk leven. Er moet beweging zijn, en de dappere en moedige wijze waarop de leiders van het nieuwe Duitsland de problemen aanpakken, kan volgens mij alleen maar bewonderd worden. Daar zal zeker iets goed uit ontstaan ..."
We weten niet of deze gedachten vanuit een naieve, of veelmeer vanuit een tactische opstelling geuit werden. Men kan toch wel bedenkingen koesteren bij dit interview, want toen het gegeven werd was er reeds een eerste terreurgolf over het land gegaan.
Een volledig ander geluid treedt ons tegemoet in een brief van 7 maart 1933, waarin Alfred Heidenreich, een priester uit de Christengemeenschap, schrijft: "Maar nu zullen waarschijnlijk de wildemannen regeren. Of men in die middens iets zal aannemen dat uit een vrij geestesleven stamt, dat lijkt mij zeer twijfelachtig. [ ... ] Ik heb zaterdagavond Hitlers toespraak in Königsberg op de radio gehoord. Dat waren nietszeggende frasen van A tot Z. Maar kolossaal suggestief. Meesterlijke demagogie. [ ... ] Hoe Hitler over "God" praat, dat is weinig aangenaam ..."
In 1930 schrijft de historicus Karl Heyer : " Sinds vele maanden treden bijzonder luidruchtig tegenstanders van de Anthroposofische Vereniging naar voor die hun principes halen uit het in stand houden van bepaalde afgeleefde levenssamenhangen, uit een kunstmatige cultus van bloed en ras... Dat is die volksduitse, duitsnationale, nationalistisch-pangermaanse, arisch-antisemitische stroming. Zij kent slechts machtsgroepen die op bloedssamenhangen berusten, zij haat het Ik en al wat dit Ik vrij en tot een krachtvolle drager van sociale krachten wil maken."

Deze stemmen kunnen als voorbeeld dienen . Ze maken duidelijk dat de houding van de anthroposofische beweging niet uniform was. Men kan zeker stellen dat het overgrote deel, het gros van de Duitse anthroposofen met een bewust innerlijk afwijzen tegenover het nationaal-socialisme stond. Van andere anthroposofen moet gezegd worden dat ze het nationaal-socialisme verkeerd inschatten, en zich overgaven aan vele illusies, hoewel de leidende nazi's anthroposofie streng afwezen. Misschien ontbrak het menig anthroposoof nog de nodige wakkerheid, de helderheid van geest, en de ernstige, nuchtere blik voor wat zich in Duitsland op politiek gebied werkelijk afspeelde . Daarbij kwam nog dat in de jaren dertig de Anthroposofische Vereniging hopeloos verscheurd was. Daarenboven waren een ganse rij leidende anthroposofen na 1933 naar het buitenland uitgeweken. In de loop van het Derde Rijk werd de ganse anthroposofische beweging vernietigd. Dat werd voorbereid door geheime dossiers van de Gestapo:

Pruisische Geheime Staatspolitie Berlijn, de 1ste november 1935. De plaatsv. chef en inspecteur

Uit de historische ontwikkeling van de Anthroposofische Vereniging volgt dat ze internationaal georiënteerd is; ook vandaag onderhoudt ze nog nauwe contacten met buitenlandse vrijmetselaars, joden en pacifisten. De onderwijsmethoden die opgebouwd zijn op de pedagogiek van stichter Rudolf Steiner, worden in de nog bestaande anthroposofische scholen toegepast. Ze beogen een individualistische opvoeding, gericht op de afzonderlijke mens, en hebben dus niets gemeen met de opvoedingsprincipes van het nationaal-socialisme. Als gevolg van de tegenstelling tot het volksgedachtengoed dat het nationaal-socialisme vertegenwoordigt, bestaat het gevaar dat door verdere activiteit van de Anthroposofische Vereniging de belangen van de nationaal-socialistische staat geschaad worden. Daarom moet deze organisatie wegens haar staatsvijandig en staatsgevaarlijk karakter ontbonden worden.

getekend Heydrich

De strijd om woorden - een taalbeschouwing

Wat maakte het zo moeilijk om het echte karakter van het nazisme te doorgronden ? Hier stuiten we op een taalkundig fenomeen. Nazi's en anthroposofen gebruikten gedeeltelijk dezelfde woorden. Beide spraken van gezondheid, gezonde aarde, heil, gansheid, organisme, Duitsland en, zoals we reeds zagen, van ras. Maar met wat een verschil ! Alleen de zeer wakkeren hebben toentertijd de diabolische strijd om woorden doorzien. Rudolf Steiner sprak van ras en bedoelde daarmee altijd alleen maar de lichamelijke omhulling; sprak hij van bloed, dan bedoelde hij de drager van het Ik. Voor Hitler werd de ganse mens absoluut bepaald door ras en bloed. Steiner sprak van het uitstijgen boven het ras. Hitler wou de rassenstrijd, de zuiverheid van het arische ras, en schreef de "precieze naleving van de rassenwetten" voor, ook na zijn dood (in zijn testament van 29 april 1945). Steiner probeerde de aanzet voor gezondheid en genezing vanuit het ziele-geestelijke te geven. Voor de nazi's betekende gezondheid altijd: ras-gezondheid, genezing van het volkslichaam betekende: euthanasie, de vernietiging van het zgn. "onwaardige leven".
De biologisch-dynamische landbouw sprak van de gezonde aarde en probeerde de landbouw te bedden in een ecologische en kosmische samenhang. En weer zijn de begrippen duivels gelijkluidend. Want ook de nazi's spraken van een gezonde aarde. Het gezondmaken van de landbouw en de boerenstand was zelfs een van de voornaamste beloften van Hitler. Uiteindelijk kwam er in plaats van een gezonde aarde het waanzinnige bevel van Hitler: de verbrande aarde. Nog een ander voorbeeld: "Ganzheitlich", organisch denken was voor Steiner: veelvoud, veelzijdigheid, een vrij, levendig opzoeken van verbanden. Precies deze woorden gebruikten ook de nazi's, maar bij hen betekenden ze iets gans anders: het zich voegen naar een star biologistisch ordeningsmodel, boven en onder, bevelen en gehoorzamen, gedwongen harmoniseren. Steiner ijverde om uit te stijgen boven het zielloze hersen-intellectualisme door een levendig denken te ontwikkelen. Hitler en Goebbels polemiseerden graag tegen het Westerse intellectualisme en tegen "joodse" intellectuelen. Hun medicijn: denken uitschakelen, voelen, zich laten leiden en marcheren. Anthroposofie probeert te leven in een vrije geestgemeenschap. De nazi's bevalen, dwongen zelfs tot een bloedsgemeenschap. Steiner zag in Duitsland resp. in Midden-Europa de mogelijke bakermat voor een grensoverschrijdende spirituele en sociale impuls. Hij zag in het nationalisme en militarisme destructieve tendensen die Duitsland naar de afgrond zouden leiden. Hitler had voortdurend de mond vol van "Duitsland", "Duitse volk", "Duitsland ontwaak", en propte het vol met de waan van nationalisme, militarisme, dictatuur en extreem racisme.

Steiner vernoemde in zijn voordrachten meermaals de naam Michaël. In deze aartsengelfiguur verborg zich voor hem de zeer belangrijke opdracht voor de mensen: het materialisme vergeestelijken, d.i. zich naar binnen keren, door een spirituele verdieping in zich de vernietigende krachten van het bloed, het instinct, de wraak, de haat overwinnen, om zich dan veranderd en gesterkt in liefde tot de buitenwereld te wenden, tot het vreemde, tot het nieuwe ... In 1923 zit een mislukte, werkloze germanist op een klein, donker, huurkamertje in de Siebengebirgsallee in Keulen-Klettenberg. Hij is ontgoocheld en denkt aan zelfmoord. In zijn vertwijfeling begint deze mislukte schrijver een boek te schrijven, titel: "Michaël. Een menselijk lot in dagboekvorm". In deze verkapte autobiografie beschrijft de auteur zijn wanhopige zoektocht naar idealen en naar een levensrichting. Hij vindt die tenslotte in het verheerlijken van een Führer, in ras, bloed, roes, fanatisme, en haat tegen al wat vreemd is. De bouwstenen van het nationaal-socialisme zijn gelegd. Het gaat hier om Jozef Goebbels, de latere propagandaminister van het Derde Rijk.

Wij zouden deze beschouwing kunnen verderzetten, maar het is ondertussen toch al duidelijk geworden dat we bij een centraal punt gekomen zijn. Nazi's en anthroposofen gebruikten dezelfde woorden bij dezelfde onderwerpen. Voor kritiekloze critici is het besluit vlug genomem: wie dezelfde woorden gebruikt, heeft ook dezelfde doelen en zit dus in dezelfde boot. Het probleem met zo'n kritiek is dat ze op het vlak van de letterlijke betekenis blijft. Steiner zelf heeft er altijd weer op gewezen dat het er tegenwoordig op aan komt, niet meer te blijven staan bij de analyse van het omhulsel, van de uiterlijke façade van het woord, maar dat de belangrijkste vraag moet worden: wie spreekt er en hoe resp. vanuit welke innerlijke houding wordt er gesproken ? De nazi's wisten dat ze geen begrippen en voorstellingen hadden die naar de toekomst wezen; ze betrokken alles op een afgeleefd verleden. Het verleidelijke en tegelijk perfide geheim van ieder rechts-extremisme is misschien dat ze de woorden van de tegenstander bezetten, ondergraven. uithollen, om dan het woordkadaver, de huls van het woord op te vullen met eigen inhouden die uit het verleden stammen. De frase wordt op de troon gezet.

Het nationaal-socialisme verdraaide geestelijk alles wat zich als een noodzaak voor deze tijd wilde realiseren nl. een echt Michaëlstijdperk. Karl Heyer drukt het zo uit: "Het was het satanische tegenbeeld van wat de anthroposofie voor Midden-Europa had moeten worden."

Terug naar de inhoudstafel R - U.