Rudolf Steiner persoonlijk

Kurt von Wistinghausen was een jonge kerel toen hij in juni 1924 Rudolf Steiner hoorde en zag in Breslau. Na een voordracht, speciaal voor de jongeren, en die eveneens over de Michaël-impuls ging, was er gelegenheid om vragen te stellen:

[ ... ] "Toen in de vragenbeantwoording, die reeds op 9 juni zo lang geduurd had, de vraag gesteld werd naar het juiste geestgerichte beroep en naar een handelen in de zin van de Michaëlsidee, sprak Rudolf Steiner met beslistheid over het inhoudslozer worden van de gewoonlijke beroepen, en van de noodzaak om naast het beroep een weg te vinden naar de krachtbron die het leven vorm geeft. In deze context kwamen de grandioze Michaëlsfeesten ter sprake die hij, Dr. Steiner, voor de toekomst op het oog had, maar die hij vast en zeker zou weerhouden zolang in de antroposofische beweging de kracht niet aanwezig was om dat feest "op een waardige manier" te houden. "Als het op een waardige manier gehouden wordt, dan zal het grote impulsen in de mensheid laten invloeien". Terwijl Rudolf Steiner van die toekomstige "feesten van hoop en verwachting" sprak, werd zijn gestalte voor de ogen van de aanwezigen kaarsrecht, zijn blik richtte zich over onze hoofden weg als naar de verte en kreeg een stalen glans, die ons als de spiegeling van een wereld scheen, die hij direct aanschouwde. Met verheven stem zei hij dat men bij deze feesten een beeld voor zich zou moeten hebben van "Michaël met leidersogen, met een wijzende hand, met een geestelijk bewapening". Dat was een ogenblik, zo indrukwekkend dat het bepalend was voor het verdere leven. [ ... ]

Oskar Schmiedel studeerde scheikunde in Nürnberg in 1907. Hij woonde een voordracht van Rudolf Steiner bij in München. Hij vertelt:

"Tijdens een voordracht voor de antroposofen te München legde Rudolf Steiner uit dat edelstenen eigenlijk zintuigorganen zijn van hogere hiërarchieën. Na de voordracht stelde ik de vraag of er bij de fabricatie van synthetische edelstenen dan zintuigen geschapen werden. Daarop antwoorde Rudolf Steiner dat hij dat niet kon zeggen omdat hij nog niet bij zo'n fabricatieproces aanwezig kon zijn om dat waar te nemen. Na de vragenbeantwoording kwam hij bij mij, klopte mij op de schouder, bijna verontschuldigend, en zei: "Echt waar, ik heb dat nog niet kunnen bijwonen". Dat was een van de zeldzame keren die ik meegemaakt heb dat Dr. Steiner het antwoord op een vraag schuldig bleef. Maar dit geval bevestigde weerom dat hij geen antwoord gaf dat niet steunde op eigen waarneming."

Terug naar de anecdotes.