De leesgroep

Sinds jaren komen er in een lokaal van de Michaëli-school te Aalst om de veertien dagen enkele mensen samen om een werk van Rudolf Steiner te lezen en te bespreken. Anderzijds zijn er mensen die ook al jaren intensief met antroposofie bezig zijn, maar die zich niet geroepen voelen om dit in groep te doen. Ze vinden dat ze meer bereiken als ze een avond alleen bezig zijn met een boek van Rudolf Steiner. Nu is het doel van een lees- en studiegroep niet (alleen) om zoveel mogelijk antroposofische inzichten te verwerven. Rudolf Steiner legt uit dat het om twee aspecten gaat: ten eerste de ontmoeting van mens tot mens, en ten tweede het regelmatig en ononderbroken bezig zijn met antroposofie.

" Waar we het vandaag gaan over hebben zijn beschouwingen die voor antroposofen in de ruime betekenis van het woord kunnen interessant zijn, en die ertoe dienen om voor diegenen die deze bijeenkomsten al een langere tijd bijwonen, het een en ander preciezer te belichten. Het is vooral goed dat wij ons af en toe terug eens duidelijk maken dat het er in de geesteswetenschap niet alleen op aankomt dit of dat zo algemeen, als theorie, als een leer te kennen, maar dat het erop aankomt altijd maar weer en weer preciezer en meer gedetailleerd in te gaan op vragen en levensraadsels. Iemand zou misschien kunnen zeggen: "Wat men in eerste instantie voor het leven moet weten van het geestelijk onderzoek, dat kan men gemakkelijk in een klein boekje van ongeveer zestig bladzijden -als er alles moet in staan- afdrukken, en dan kan iedereen zich dit boekje van zestig bladzijden aanschaffen; hij zou dan een overtuiging hebben over het wezen van de mens, over reïncarnatie en karma, over de ontwikkeling van de aarde en de mensheid, en hij zou met deze overtuiging door het leven kunnen gaan". En iemand die dat graag zou zien, zou misschien kunnen zeggen: "Ja, waarom legt de antroposofische beweging het eigenlijk niet zo aan boord dat ze in zoveel mogelijk exemplaren deze belangrijkste gezichtspunten in de wereld verspreid, zodat iedere mens zich deze overtuiging kan eigen maken ? Waarom richt deze beweging het toch op zo'n merkwaardige wijze in, dat ze eens per week de mensen samenroept die zich met antroposofie willen bezig houden, om altijd maar opnieuw zaken te beschrijven die gemakkelijk op zestig bladzijden kunnen weergegeven worden ? Wat hebben die antroposofen toch altijd iedere week aan hun mensen te vertellen ?", zo zou men kunnen vragen. Nu, het is misschien wel zo dat bepaalde geloofsovertuigingen in onze tijd, ook wat betreft het geestelijk onderzoek, zo'n korte samenvatting voor de binnenzak hebben om zich op die manier het belangrijkste te kunnen eigen maken. Maar waar wij ons altijd meer en meer moeten bewust van worden, dat is dat het met zo'n beetje feitenkennis in het geestesonderzoek niet gedaan is, dat het in de grond hoegenaamd niet op het weten aankomt, -hoewel geestesonderzoek bestaat uit een weten, uit kennis- dat het niet voldoende is om in algemene frasen het wezen van het geestesonderzoek te zien, maar dat het om specifieke inzichten gaat. Maar ook hier is het niet voldoende zich deze bepaalde inzichten eigen te maken als een algemene overtuiging, zoals onze huidige tijd dat opvat, en daarmee dan tevreden te zijn. Want het gaat er niet om zich eenmaal zo'n overtuiging te verwerven en dan te weten: de mens leeft meer dan één keer, er zijn oorzaken en gevolgen die zich over meerdere levens uitstrekken, er bestaat reïncarnatie en karma enz. Het eigenlijke heilzame van het geestesonderzoek is niet om deze leerstellingen te verspreiden, maar wel om zich indringend en intiem, meer bepaald wat betreft de details, met deze leer bezig te houden, altijd maar weer en weer, om ze ononderbroken op de ziel te laten inwerken. Want in de grond heeft men er niets aan, aan een overtuiging die ons eenvoudigweg laat geloven: ja, de mens leeft niet alleen tussen geboorte en dood, hij leeft meermaals, reïncarnatie bestaat, karma bestaat enz. Het geloof aan deze zaken, daar heeft men in de grond niet veel aan. En wat betreft de werkelijke diepten des levens is er in de grond niet zo'n groot verschil tussen de ziel van een mens die niet weet dat reïncarnatie en karma bestaan, en de ziel van een mens die dat wel weet. Onze ziel wordt in antroposofische zin pas anders als we ons altijd maar weer bezig houden met wat het geestesonderzoek ons te vertellen heeft, niet alleen over de algemeenheden, maar ook over de bijzondere diepere zaken. Zo komt het dat het goed is wanneer we altijd maar weer bijeenkomen en trachten een goed begrip te krijgen van wat de antroposofie over een bepaald levensgebied te zeggen heeft. Zo maar algemeen te weten dat er een grote wet bestaat die een samenhang bewerkt tussen vroegere daden, vroegere gevoelens en vroegere gedachten van een mens en zijn huidige en toekomstige belevenissen, dat zo maar algemeen te weten, dat volstaat nu eenmaal niet. Geesteswetenschap wordt pas dan een levenszaak als we deze algemene leerstellingen kunnen aanwenden op de afzonderlijke levenservaringen, als we in staat zijn om onze ganse ziel om zo te zeggen in te stellen op een gezichtspunt van waar we het leven op een nieuwe manier kunnen bekijken." [ ... ]

[ ... ] "Iedereen die naar antroposofische bijeenkomsten gaat, zou het gevoel moeten hebben dat hij daar meer vindt dan wanneer hij helemaal alleen met antroposofie aan het werk is. Hij zou er naar toe moeten kunnen gaan omdat hij daar mensen vindt met wie hij graag samen aan antroposofie wil werken. In de antroposofische geschriften vindt men een wereldbeschouwing. In de antroposofische bijeenkomsten zou de mens de mens moeten vinden. Ook wie nog zo ijverig antroposofie bestudeert zou toch een blij en licht gevoel moeten kunnen hebben als hij naar een bijeenkomst van antroposofen gaat, omdat hij zich op de mensen verheugt die hij daar zal aantreffen. Hij zou er zich ook dan nog op moeten kunnen verheugen als hij bij voorbaat weet dat hij niets anders te horen krijgt dan wat hij allang heeft opgenomen. Treft men in een antroposofische groep een nieuw toegetreden lid, dan zou men het als ouder lid niet bij het bevredigende gevoel moeten laten dat de antroposofie er weer een nieuwe aanhanger bij heeft. Men zou niet alleen maar de gedachte moeten hebben: daar is weer iemand die men met antroposofie kan volstoppen, maar men zou een gevoel voor het menselijke moeten hebben dat met een nieuw lid in de antroposofische groep binnenkomt." [ ... ]

Terug naar de inhoudstafel I - L.