Meer over het bolsjevisme
Toen de bolsjevisten de macht overgenomen hadden in 1917 werden zij het grote voorbeeld voor de onderdrukte en uitgebuite proletariërs van de Westerse wereld. Door de traditionele machthebbers werd dit voorbeeld met afgrijzen en schrik in 't oog gehouden. Bolsjevisme stond gelijk met het einde van alle cultuur, met barbaarsheid. Ook in ons land riep de geestelijkheid de jongeren op om het atheïstische en antiklerikale bolsjevisme te gaan bestrijden. Velen moesten na de tweede wereldoorlog met spijt inzien dat ze hun standpunt wat meer hadden moeten nuanceren.
Rudolf Steiner nuanceerde reeds toen het bolsjevisme nog in zijn kinderschoenen stond. Enerzijds betoogde hij altijd dat het zinloos is om met geweld en terreur bepaalde programma's door te drijven om zo het lot van de mensheid te verbeteren: een groot stuk menselijkheid en jammer genoeg ook een stuk mensheid gaat daarbij verloren.
Maar anderzijds kan aan de basis van het bolsjevisme een edel streven liggen. Echter, wat een mens alleen uitbroedt over een ideale maatschappij, hoe spitsvondig het ook is, het heeft geen enkele waarde in een sociale samenhang.
[ ... ] "Een mens die alleen leeft zou nooit de menselijke spraak kunnen ontwikkelen. De menselijke spraak kan alleen maar in een sociale gemeenschap ontstaan. De mens die alleen leeft, ontwikkelt ook geen sociale manier van denken, geen sociaal gevoel en geen sociale instincten. Alleen in de juiste gemeenschap kan het sociale leven ontwikkeld worden. Tegenwoordig staat er veel in de weg opdat dat zou kunnen gebeuren. Doordat nl. gedurende de laatste eeuwen het materialisme is opgekomen, heeft de mens zich van de ware werkelijkheid verwijderd. De ware werkelijkheid is hem vreemd geworden. Hij is eenzaam geworden in zijn innerlijk. En het eenzaamst zijn diegenen geworden die uit het leven zijn gerukt en met niets anders samenhangen dan met een lelijke machine, met de fabriek enerzijds en met het zielloze kapitalisme anderzijds. Kaal is het geworden in de menselijke zielen. Maar uit deze zielekaalheid maakt zich dan los wat zich nu eenmaal uit de afzonderlijke, individuele, persoonlijke mens kan losmaken. Wat dan opstijgt uit deze afzonderlijke individuele, persoonlijke mens, dat zijn innerlijke gedachten, innerlijke schouwingen van de bovenzinnelijke wereld, dat zijn ook schouwingen die ons de uiterlijke zintuiglijke natuurwereld verklaren. Precies dan, als we zo gans eenzaam zijn, als we alleen op onszelf worden teruggeworpen, dan hebben we de beste zielestemming voor al wat de afzonderlijke mens aan inzicht in zijn samenhang met de natuur- en geesteswereld moet ontwikkelen. Daartegenover staat nu wat zich als sociaal denken moet ontwikkelen. Slechts wie dit bedenkt kan juist oordelen over het betekenisvolle historische ogenblik waarin wij ons nu bevinden. De mensen moesten eens in de wereldontwikkeling zo eenzaam worden, opdat ze vanuit de eenzaamheid van hun ziel geestelijk leven zouden willen ontwikkelen. De eenzaamsten waren de grote denkers die in schijnbaar totaal abstracte hoogten hebben geleefd en die in hun abstracties slechts de weg zochten naar de bovenzinnelijke wereld. Maar natuurlijk moet de mens niet alleen de weg zoeken naar de bovenzinnelijke wereld en naar de natuur, hij moet de weg zoeken vanuit zijn gedachten naar het sociale leven. Aangezien echter het sociale leven niet in de eenzaamheid kan worden ontwikkeld, maar alleen in het werkelijke mee-beleven van de andere mensen, daarom was de eenzame mens van de nieuwere tijd niet erg geschikt om een sociaal denken te ontwikkelen. Precies wanneer hij zo eens flink zijn eigen innerlijk wou laten gelden, werd datgene wat hij in zijn innerlijk uitbroedde antisociaal, het werd geen sociaal denken. Zo leven wij in de meest tegenstrijdige verschijnselen. De nieuwere neigingen en betrachtingen van de mens gaan in de richting van de ontplooiing van geesteskrachten die kiemen in de eenzaamheid en die door het allesoverspoelende ahrimanische materialisme op verkeerde wegen worden geleid. Men bemerkt het gewicht van dit feit ten volle als men de vraag stelt die vandaag voor vele mensen angstaanjagend is. Men kan de mensen vragen : wat noemen jullie bolsjevistisch ? - Lenin, Trotski, antwoorden de mensen dan. Welnu, ik ken nog een derde bolsjeviek, die wel niet meer in onze tijd leeft, maar die derde bolsjeviek is geen ander dan de Duitse filosoof Johann Gottlieb Fichte. U zult reeds een en ander gehoord hebben, opgenomen hebben over de ideële, spirituele denkwijze van Johann Gottlieb Fichte. U zult daarbij minder gedacht hebben aan hoe Fichte als mens naar voor treedt, u kent ook de ideeën die hij in zijn boek "De gesloten handelsstaat" heeft neergepend, een boek dat iedereen zich heel goedkoop kan aanschaffen bij de Reclam-uitgeverij. Leest u de manier en de wijze hoe Fichte zich voorstelt om de menselijke goederen te verdelen en hun maatschappelijke orde in te delen, vergelijkt u dan wat Fichte daar voorstelt met hetgeen Lenin en Trotski schrijven, dan zult u daar een merkwaardige overeenstemming vinden. Dat zal u doen nadenken over het willekeurige, uiterlijke bekijken en veroordelen, en u zult geneigd zijn te vragen: wat ligt daar eigenlijk aan de basis ? - Als u daar dan dieper op ingaat, als u probeert om in te zien wat daar eigenlijk aan de basis ligt, dan komt u tot het volgende: u onderzoekt de bijzondere geestelijke richting die men vandaag bij de radicaalste mensen kan vinden, u begint misschien juist de ziel van Lenin en Trotski te onderzoeken, hun bijzondere manier van denken, hun gedachtenvormen, en u stelt dan de vraag: hoe zijn zulke mensen denkbaar geworden ? Het antwoord luidt: ze zijn denkbaar zowel in een andere sociale ordening als in onze huidige sociale ordening die zich in het licht, of liever: in de donkerte, in de duisternis van het materialisme sinds eeuwen ontwikkeld heeft. Neemt u eens aan dat Lenin en Trotski zich in een andere sociale ordening hadden ontwikkeld. Wat waren zij misschien geworden door hun geesteskrachten op een totaal andere wijze te laten ontwikkelen ? Diepzinnige mystici ! Want datgene dat in zulke zielen leeft, dat zou bvb. in een religieuze atmosfeer de diepste mystiek kunnen worden. In de atmosfeer van het nieuwere materialisme wordt het echter tot wat we kunnen vaststellen. Neemt u de "Gesloten handelsstaat" van Johann Gottlieb Fichte, het is het sociale ideaal van een mens die waarachtig op de meest intensieve manier de hoogste kennispaden trachtte te bewandelen, die een denken ontwikkelde dat voortdurend op de bovenzinnelijke wereld was gericht. Toen hij echter vanuit zijn eigen binnenste een social ideaal wou uitdenken, was het wel een zuiver bouwsel van het menselijke hart, maar het is nu eenmaal zo dat wat ons geschikt maakt om langs een innerlijke weg de hoogste idealen aan inzicht te bemachtigen, ons ook ongeschikt maakt, als we dat aanwenden op het sociale leven, om een sociale manier van denken te ontwikkelen.
In een geestelijk bouwwerk zoals Fichte dat ontwikkelde kan slechts de mens alleen zijn weg maken. Het sociale denken moet in de menselijke gemeenschap ontwikkeld worden. En de denker heeft dan hoofdzakelijk de opdracht erop te wijzen hoe het sociale organisme moet gevormd zijn opdat de mensen op de juiste manier kunnen samenwerken om in het sociale zelf het sociale te grondvesten. Daarom geef ik u geen aanwijzingen, of geef ik de tegenwoordige mens geen aanwijzingen dat men zus of zo de productie-middelen in privaathanden of in gemeenschapsbezit moet brengen, maar ik zeg: probeer te bereiken dat het sociale organisme geleed wordt in zijn drie geledingen, dan zal ook wat onder de werkzaamheid van het kapitaal staat vanuit het geestesleven bestuurd worden en zijn rechtsleven krijgen door de politieke staat. Dan zullen rechtsleven en geestesleven op een ordentelijke manier samenvloeien met het economisch leven. En dan zal er een sociaal gevoel ontwikkelen dat vanuit bepaalde rechtsbegrippen er zal voor zorgen dat datgene wat iemand méér verworven heeft dan hij verbruikt, terugvloeit naar de geestelijke organisatie. Het gaat terug naar het geestesleven. Ik kan mij inbeelden dat deze dingen in de volgende eeuw op een andere manier moeten aangepakt worden: absoluut zijn die zaken nooit. Maar in onze tijd is men zodanig gewoon om alles vanuit het materialistische standpunt te bekijken, en daardoor bekijkt men niets meer in het juiste licht. Ik heb nu meer dan eens uiteengezet hoe in de moderne tijd arbeid een waar is geworden. De gewone arbeidsovereenkomst kan daar niets aan veranderen, want die gaat ervan uit dat arbeid een waar is en ze wordt afgesloten over de hoeveelheid arbeid die een arbeider voor een ondernemer moet verrichten. Er kan alleen maar een gezonde verhouding tot stand komen wanneer er geen overeenkomst over de arbeid wordt gemaakt maar dat de arbeid als een rechtsverhouding vastgesteld wordt door de staat. De overeenkomst moet gesloten worden over de verdeling van het afgewerkte produkt tussen de lichamelijk werkende en de geestelijk werkende. Over de geproduceerde waren, daar kan een overeenkomst worden over gesloten, maar niet over de verhouding van arbeidskracht tot ondernemer. Alleen zo kunnen we de zaak op een gezonde basis stellen. Maar de mensen vragen nu : van waar komt de ellende in het sociale leven ? Ze zeggen: dat komt door het economisch systeem van het kapitalisme.- Maar uit het economisch systeem kan die ellende niet komen. Die ellende komt ten eerste doordat wij geen werkelijk arbeidsrecht hebben dat de arbeid op een afdoende manier beschermt, en ten tweede doordat wij niet bemerken hoe wij in een levensleugen staan, hoe de arbeider zijn deel weggenomen wordt. Waarop berust dat wegnemen ? Niet op het economisch systeem, maar op het feit dat eigenlijk de maatschappelijke orde zelf de mogelijkheid biedt dat de individuele capaciteiten van de ondernemer niet op de juiste manier delen met de arbeider. Bij waren moet men delen, want ze worden gemeenschappelijk geproduceerd door de geestelijk werkende en de lichamelijk werkende. Wat is dat dan, door zijn individuele capaciteiten iemand iets afnemen wat men hem niet mag afnemen ? Dat is bedriegen, dat is oplichten ! Deze verhoudingen moet men maar gezond en onbevangen beschouwen, dan valt de frank: het ligt niet aan het kapitalisme, maar aan de geestelijke capaciteiten, de geestelijke vermogens. Daar heeft u nu de samenhang met de geestelijke wereld. Maakt u eerst het geestelijk organisme gezond, zodat geestelijke vermogens zich niet meer ontwikkelen met de neiging om de werkende op te lichten, zo maakt u dan ook het sociale organisme gezond." [ ... ] Terug naar de inhoudstafel A - D.
|