De mens treedt uit zijn lichaam ...

Regelmatig leest men over bijna-dood ervaringen: mensen die na een zwaar ongeluk in het ziekenhuis terecht komen, vertellen achteraf hoe ze zichzelf in bed zagen liggen, omringd door familieleden en dokters. Een wetenschappelijke verklaring voor dit verschijnsel komt men niet dikwijls tegen. Voor wie gelooft dat de mens behalve een fysiek lichaam ook nog een ziel en een geest heeft, is dit een bewijs voor de onsterfelijkheid van de ziel, of zelfs van een hiernamaals. Ook antroposofen kijken van dit verschijnsel niet op: zij weten immers dat de mens bestaat uit verschillende wezensdelen, etherlichaam, astraal lichaam enz. Blijkbaar maakt een van die wezensdelen zich los van de andere na een zwaar ongeval, en neemt waar wat er gebeurt. Deze laatste verklaring klinkt aannemelijk maar toch strookt ze niet met de werkelijkheid. Rudolf Steiner legt uit hoe de vork in de steel zit in de vierde cyclus van de zgn. "arbeidersvoordrachten".

[ ... ] "Gewoonlijk let men er tegenwoordig niet meer op hoe de ene mens eigenlijk met de andere samenhangt. Het is zo dat tegenwoordig alle mensen eigenlijk afzonderlijk in de wereld staan. [ ... ] Nu wil ik u eens een eenvoudige historie vertellen die aantoont dat men er vandaag de dag helemaal niet meer aan denkt dat een mens in een of andere samenhang met een andere mens staat. Het volgende deed zich voor en werd van verschillende kanten bevestigd: in een familie was een jonger familielid, een meisje van achttien of negentien jaar, ziek. Niet zo ziek dat ze in bed moest blijven, maar toch moest ze regelmatig gaan liggen. Op een keer was haar moeder een poosje bij haar en verzorgde haar. Ze lag op de sofa, werd dus verzorgd door haar moeder, en toen ze zo ongeveer in slaap was gevallen, ging de moeder naar een andere kamer en las daar iets voor uit een boek voor haar man en de andere familieleden. Dat speelde zich af in een kamer die tamelijk ver verwijderd was van de kamer waarin de zieke lag. De zieke had nu het volgende bewustzijn.
Toen de moeder de kamer verliet voelde ze plots de drang om op te staan. Ze stond op en ging haar moeder achterna door twee kamers tot in een derde kamer, waar ze haar zag zitten voorlezen. Ze was er ten zeerste over verwonderd dat niemand opkeek van haar verschijning. De zieke, die nauwelijks kon gaan, en die slapend alleen was gelaten, verscheen dus in de kamer waar de moeder een poosje wou vertoeven omdat die ook voor de anderen iets wou doen. Ze was wel een beetje erg onder de indruk omdat iedereen zo rustig bleef zitten. Plots zei de moeder die voorlas : nu moet ik toch eens naar mijn dochter gaan kijken ! - en ze verliet de kamer. De dochter volgde haar. De moeder ging terug door de twee kamers en vond haar dochter op de sofa, maar vreselijk bleek. Eerst sprak ze haar helemaal niet aan. Dan echter, toen ze haar toesprak, gaf de dochter geen antwoord, ze was gans bleek. De dochter had haar moeder dus gevolgd, ze zag hoe haar moeder in haar kamer ging, en ze zag zichzelf op de sofa liggen. En terug was ze ten zeerste verwonderd, ten eerste dat ze zichzelf op de sofa zag liggen, en ten tweede dat haar moeder haar dáár toesprak. Op dat ogenblik is het alsof ze een vreselijke slag krijgt en het lichaam dat op de sofa ligt krijgt terug een betere kleur, en alles is terug bij het oude.

Dat is een geschiedenis die men serieus mag nemen, die is echt gebeurd. Maar dan komen allerhande mensen die dat willen verklaren. Ja, die leggen dat dan bvb. op de volgende manier uit: nou ja, die dochter heeft behalve een fysiek lichaam ook een astraal lichaam. - Over het astraal lichaam hebben de mensen tot in de 16de eeuw, dus tot voor vierhonderd jaar, altijd gesproken zoals wij over een neus of een oor spreken. Dat is echter iets dat niet bewaard is gebleven, dat is over 't algemeen vergeten geworden. Die mensen kunnen dus over het astraal lichaam praten en kunnen zeggen: nu ja, daar is het astraal lichaam uitgetreden, het wandelde door die kamers, heeft meegemaakt wat daar voorgelezen werd enzovoort, is dan weer teruggegaan en is in het fysiek lichaam geglipt op het moment dat de moeder het meisje toegesproken heeft.

Maar mijne heren, u moet begrijpen, als men de zaak zo verklaart, dan verklaart men dat alsof er een tweede fysieke mens in ons zit die naar buiten kan glippen en kan gaan wandelen als een echte fysieke mens. Een dergelijke verklaring is een sterk bijgeloof. Dit bijgeloof is onder geleerden tegenwoordig zeer verspreid, anders zouden zulke zaken als die van Sir Oliver Lodge, die ik u verteld heb, zich niet voordoen. Het komt erop aan dat men weet wat daar echt gebeurd is.
Nu, wat er werkelijk gebeurd is, is het volgende.
De moeder zit bij haar dochter en verzorgt ze. Nietwaar, daar speelt zich af wat men liefdevolle zorg noemt, en het is voor de dochter zeer, zeer aangenaam dat ze door de moeder verzorgd wordt. Ze voelt de liefde van de moeder. Op zo'n ogenblik, mijne heren, waarop iemand zo sterk de liefde van de ander voelt en daarbij nog heel zwak is, daar doet zich het merkwaardige voor dat hij niet meer met zijn eigen astraal lichaam denkt. Dat wordt dof en het astraal lichaam van de ander krijgt de macht over het eigen astraal lichaam. Dan komt het zelfs voor dat hij met de gedachten van de ander die naast hem zit begint te denken. Nu is het dus zo gebeurd dat, terwijl de moeder de dochter verzorgde met een bepaald gevoel, dat dit gevoel overging op de dochter, en de dochter begon te denken en te voelen als haar moeder. Dan gaat de moeder weg. En juist zoals een bal die een duw krijgt blijft voortrollen, zo denkt de dochter niet meer met haar eigen gedachten, maar met de gedachten van haar moeder. De dochter blijft natuurlijk rustig liggen op de sofa, maar ze denkt voortdurend met de gedachten van haar moeder. En als de moeder dan onrustig wordt, teruggaat, dan denkt ook de dochter dat ze teruggaat. En nu moet u er niet over verwonderd staan dat de dochter bleek geworden is. Bedenkt u maar eens: als u een tijdlang diep bewusteloos bent, dan wordt u ook bleek. Want zoiets brengt ons natuurlijk in een toestand van onmacht, als men met de gedachten van een ander denkt. En als de moeder dan teruggekomen is, dan werkt dat op de dochter zo, dat ze geschokt wordt en terug haar eigen gedachten kan hebben. Aldus ziet u dat de juiste verklaring in dit geval luidt dat een mens precies in zijn geestelijk deel uitermate sterk op de ander inwerkt. Dat doet zich vooral voor als diegene op wie ingewerkt wordt zelf heel zwak is. Als die dus zelf geen zielesterkte kan ontwikkelen, dan heeft de zielesterkte van een ander heel gemakkelijk een invloed op hem.

Zo is het over het algemeen in 't leven. Men bedenkt dikwijls niet wat een grote invloed de mensen op elkaar hebben. Gelooft u werkelijk, als iemand ons iets vertelt en we geloven hem, dat daar altijd een reden, een gegronde reden is die ons overtuigt ? Dat is absoluut niet waar. Iemand die men liefheeft gelooft men vlugger dan iemand die men haat. [ ... ]

Terug naar de inhoudstafel R - U.