Andrej Belyj over Rudolf Steiner
De bouw van het eerste Goetheanum in Dornach was voor allen die erbij meehielpen een geweldige leerschool. Mensen van verschillende nationaliteiten moesten met elkaar samenwerken op een ogenblik dat Zwitserland omringd was door oorlogvoerende partijen. De gebeurtenissen op het slagveld hadden natuurlijk hun weerslag op de verhouding tussen Duitse, Russische, Engelse en Nederlandse antroposofen. Hun vaderlandsliefde, hun chauvinisme, moesten ze overwinnen ter wille van een zelfgekozen, hoger doel: de bouw van een uniek kunstwerk. Dit unieke kunstwerk, met zijn twee koepels was bijna volledig uit hout. Zuilen, kapitels, architraven moesten allemaal met de hand een vorm krijgen, een kunstzinnige vorm dan nog wel. Vele deelnemers hadden voordien nog nooit iets praktisch gedaan, nog nooit met hout, glas of steen gewerkt. Rudolf Steiner zelf was zo druk bezet dat hij niet iedere dag aan iedereen aanwijzingen en correcties kon geven. Hij verwachtte dat de helpers hun eigen kunstzinnig oordeel zouden scholen, samen met hun handvaardigheid. Onvermoeibaar steunde hij allen die ernstig bezig waren en eerlijk aan 't zoeken waren. Maar als hij ergens eigendunk, verwaandheid, ijdelheid aantrof, dan kon hij de betrokkene er behoorlijk van langs geven ... op zijn manier ! Zo vertelt Andrej Belyj in zijn boek "Mijn jaren met Rudolf Steiner"(uitgegeven bij Vrij Geestesleven) heel openhartig wat hem eens overkwam. Met de "doctor" wordt natuurlijk Rudolf Steiner bedoeld, Katsjer is de naam van de werkleidster, Boegajev is de echte naam van Andrej Belyj. Deze vertaling is van Menno Kraan. [ ... ] "Twee ontmoetingen met de doctor tijdens het werken aan het hout staan me nog voor de geest: de ene ontmoeting kwetste me, de andere integendeel: het valt me moeilijk die te beschrijven, zoals het hoe dan ook pijnlijk is lofuitingen te beschrijven, ook al zijn ze voor de groep bedoeld waarin je werkte; deze lof gold mij in wezen niet, maar ketste zogezegd via mij verder. Eerst het eerste geval. Het was duidelijk dat de doctor zich van zijn werkwijze nog niet geheel bewust was; anders waren Von Eckhardstein en ik niet zo in de nesten geraakt. Duidelijke richtlijnen waren er niet. Ik kreeg Steiners kritiek te verduren doordat de leidster in gebreke bleef wat betreft haar aanwijzingen en doordat ik met lof overladen werd door de kunstenares Von Eckhardstein, wier ervaring door ons hoog werd aangeslagen: mijn ervaring als houtbewerker bedroeg niet meer dan twee maanden. Het begon zo: we zaten te luisteren naar een voordracht van de doctor in Bazel; op dat moment woedde er een orkaan boven Dornach, die onze werkbarak verwoestte; ze waren ongeveer twee weken bezig met repareren; om geen tijd te verliezen verhuisden we naar een andere barak, waar de modellen voor de kleine koepel stonden; er werd in provisorische, toevallig zo samengestelde groepen aan gewerkt; alleen ik bleef "werkloos" over; Von Eckhardstein komt naar me toe en nodigt me uit om met haar aan een nieuwe, mij weinig bekende vorm te komen werken. Eenmaal bij Von Eckhardstein in de hoedanigheid van haar enige helper, gehoorzaamde ik aan haar aanwijzingen: de kostuumontwerpster van de mysteriedrama's, de vormgeefster van de weekspreuken, een zeer naaste leerling van Steiner, "helderziend" zoals men zei - moest ik haar dan soms tegenspreken, terwijl ook Katsjer, toen ze mij met Von Eckhardstein bezig zag, niet naar me toekwam ? Het was toch niet haar taak om Von Eckhardstein aanwijzingen te geven. Von Eckhardstein was capricieus en zat vol koketterie en extravagantie, om te beginnen zag je dat al aan haar kleding: een paars werkschort en een blauwzijden haarband creëerden een impressie van Lucifer op de groene heuvels van Dornach (in een dergelijk kostuum speelde zij de rol van Lucifer in Steiners mysteriedrama's); zelfs het handvat van haar guts had ze paars geverfd; steunend op de hand met de guts en haar andere hand gebiedend naar de vorm uitgestrekt, schitterde zij met haar groene, fosforiscerende ogen achter mijn rug en dirigeerde al mijn handelingen (gedurende de eerste dagen), terwijl ze mij heel verleidelijk complimenten in het oor fluisterde. Het hout was hard en zij had maar weinig kracht; ze liet mij de guts vasthouden en zelf sloeg zij er met de hamer op; of zij hield de guts vast en ik sloeg erop; ons duet trok de aandacht (het blok hout stond in een gang): iedereen bleef staan bij het zien van dat vreemde schouwspel: de schilderachtige Von Eckhardstein die heel schilderachtig op de guts stond te slaan die ik voor haar vasthield; men wees naar ons en zei waarschijnlijk: "Zo'n ervaren kunstenares heeft niet toevallig Herr Boegajev als assistent aangenomen !" Spoedig echter liet Von Eckhardstein alles aan mij over en verdween van de werkvloer; wat ik ook deed, ze prees me altijd: "Heel mooi, heel smaakvol !" Mijn aandelen stegen, bij de mensen om mij heen, maar ook bij mijzelf; ik geloofde Von Eckhardstein. Uiteindelijk verdween Von Eckhardstein volledig, maar Katsjer kwam er niet voor in de plaats; het lot van de vorm lag in mijn handen; met grote overmoed, zonder de verhouding der vlakken te meten en goed te doordenken, ging ik aan de slag en gaf me over aan mijn "artistieke intuïtie", wierp een vluchtige blik op het model en hakte het geheel in het net uit; wanneer je zag hoe de spaanders in het rond vlogen, had je kunnen denken: "Dat is een echte beeldhouwer, die kent zijn zaakjes." Zo keken de oude vrouwtjes die langskwamen ook naar mij; en ik moet bekennen dat ik erdoor gevleid werd. De vorm leek zijn voltooiing te naderen; als ik van de steiger kwam, genoot ik er zelf van wanneer ik er van opzij naar keek; en ik vergeleek mijn methode van werken met die van de vorm ernaast, die een soort "dor" kristallijn geheel was hetgeen me niet beviel; de sterkste kant van mijn vorm vond ik zijn rondheid. Naar men zei kwam de doctor er tijdens mijn afwezigheid op af en bleef er lang staan naar kijken. De volgende zondag werd er een voordracht van hem aangekondigd over het thema 'vormgeven in hout'. De voordracht vond plaats op de plek waar wij werkten; er werd een kleine lessenaar bij mijn vorm neergezet; mijn hart bonsde helemaal: ik dacht dat hij mijn vorm ten voorbeeld zou stellen: Katsjers terughoudendheid en de 'vleierij' van Von Eckhardstein hadden mij het hoofd op hol gebracht. Inderdaad koos de doctor mijn vorm uit, maar, mijn God, wat hoorde ik daar ? Alles wat ik voor goed hield werd door de doctor verworpen: die rondheid was smakeloos, het was zelfs een 'vetlaag' die zo snel mogelijk diende verwijderd te worden: de doctor trok grimmige gezichten in mijn richting (zo leek het mij althans); telkens draaide hij zich abrupt naar mijn vorm om, wees ernaar en zei: "Kijk nu toch eens: dat lijkt toch precies op een dikke pens !" Later, in de gestencilde samenvatting van de voordracht, las ik over mijn uitbrander en trof hier een heel wat mildere uitdrukking: hier ging het niet meer over een "pens", terwijl dat woord toch echt was gebruikt; en er was geen sprake meer van de verschrikkelijke grimassen van de doctor, toen hij, naar het mij leek, vol verachting mijn vorm bekritiseerde: meer dan de helft van de zaal wist wie de maker was: hij had zo staan schitteren op de steigers in die dagen, en hij was iedereen opgevallen door de trotse zekerheid van zijn bewegingen en het stoere gezwaai met zijn hamer. Ik zat op hete kolen; en jawel, ik was razend; ik dacht: "Dat is geen pak rammel meer, dat is gewoon pure spot !" Mijn besluit stond vast: ik zou geen guts meer aanraken. Om de vernedering compleet te maken draaide de doctor zich aan het eind van zijn voordracht om naar de kristallijne vorm waarop ik zoveel had aan te merken, en hij zei: "Hier hebt u nu een voorbeeld van hoe het wel moet !" Zo werd voor het eerst het principe der vlakken toegelicht (op de resten van mijn vernietigde hoop !)." Terug naar de anecdotes.
|