Valeriaan

door Wilhelm Pelikan

Iedere plantenliefhebber kent de karaktervolle gestalte van de echte valeriaan (Valeriana Officinalis). Vroeger schreef men deze plant grote krachten toe, daarvan getuigen de bijnamen die hij in de Franse en Engelse taalgebieden verwierf : "guérit tout" en "all heal". Als de hoogzomer gekomen is, na de kersenoogst, terwijl het koren rijpt, vindt men hem in vochtige weiden, aan de rand van het bos, op zonnige plekken in het woud ; vlug opgeschoten, gekroond met een wit-roodachtige bloeiwijze.

Valeriaan heeft vocht nodig ; als men hem plukt dan wordt hij op korte tijd slap en hangt mat naar beneden; zo vlug wordt het water van deze sappige plant in de lucht uitgeademd ; en aangezien vanuit de wortel geen vers sap komt, verwelkt hij. Breekt men hem af dan ziet men dat de geribbelde stengel hol is, hij heeft het lucht-element in zich. Dit doorluchtingsproces zet zich voort tot in de wortelstok, men vindt er luchtholtes die herinneren aan de met lucht gevulde internodiën van de stengel, evenwel gemodificeerd en samengedrongen. Dit streven naar het luchtige kan men ook al duidelijk aflezen aan de vormen en de vormveranderingen in de groei en ontwikkeling van deze plant. De vorm die uit de wortelstok plastisch tevoorschijn komt, is reeds in het bladerwerk langs onder luchtig verdeeld. Alras worden naar boven toe de vederbladeren fijner, geveerder, spitser. Nog luchtiger wordt de bloeiwijze waarmee de valeriaan zich over de nabije kruiden en grassen verheft, ze snel overwoekert en zich door ieder zuchtje wind laat wiegen. Naar het luchtige opent zich ook onze plant door zijn reuk die men zacht maar indringend beleeft in zijn bloem. Het blad, als men het kneust, ruikt al sterker ; wortels en wortelstok ruiken krachtig en kruidig. De valeriaan toont zich niet alleen in het lucht-element, maar ook in het reuk-element, van de bloem tot aan de wortel, en hij prikkelt de neus even karakteristiek als hij het oog betovert. Men geraakt in onzekerheid of men deze reuk met zijn nuances van boven naar onder in sympathie gaat opnemen of in antipathie gaat afwijzen. Want het zoet-vluchtige dat ons gevoel eerst bekoort laat al vlug uit zijn diepte iets zweetachtig los, iets licht ranzig-rottend, een soort kattenreuk.

Naast struikgewas dat hem beschaduwt kan de valeriaan manshoog worden, de helft van zijn hoogte bereikt hij in volle licht, op stenige berghellingen, waar hij veel fijner geleed groeit. De variëteiten uit de bergen zijn ook aromatischer en rijker. Hij reageert dus gevoelig op de manier hoe licht en schaduw, water en lucht, vochtige of droge warmte, het reliëf op hem werken. Uiteindelijk is het een spel van aardse en kosmische krachten dat zich in hem uitleeft en vorm krijgt ; waarbij de kosmische zichtbaar overwegen.

De genezende werking van valeriaan is van oudsher bekend en op prijs gesteld. Men vond dat hij enerzijds dempend, kalmerend werkte maar anderzijds ook krachtgevend, zenuwversterkend. Toen de moderne scheikunde overal naar werkende bestanddelen begon te zoeken, die de dragers en oorzaken van de genezende werking zouden zijn, werd de valeriaan natuurlijk ook onderzocht. Een ganse rij interessante stoffen vond men, isovaleriaanzuur onder andere. Met deze stof kon men echter de heilkrachtige werking van valeriaan maar ten dele bereiken. In 1966 vond men dan dat eigenlijk de valepotriaten verantwoordelijk zijn voor de goede effecten. Met deze stof probeert men synthetisch een tranquillizer samen te stellen die kalmeert zonder echter de geestelijke activiteit te onderdrukken. Daarmee lijkt de rol van de valeriaanplant uitgespeeld : een chemisch bedrijf zal de kweekvelden in België en Holland spoedig verdringen en in de plaats van een levendige plant die eeuwenlang voor artsen en zieken een zegen was, komt een dode scheikundige formule. Het geneesmiddelonderzoek van tegenwoordig denkt zijn doel te hebben bereikt als het de chemisch werkzame stof ontdekt. De kennis van die stoffen is van belang, maar toch blijft daarmee het onderzoek staan op een trap die niet de laatste is. Want de werkzame bestanddelen van de valeriaan ontstaan allemaal in de levensprocessen van de valeriaanplant, zij zijn -inclusief hun eigenschappen- de schepping van die levensprocessen, die er trouwens eerst zijn. Bijgevolg zou men om consequent te zijn eerst in die levensprocessen de ware oorzaken van de genezende eigenschappen moeten zoeken. Het plantenleven is rijkelijk gedifferentieerd en drukt zich uit in het vormen van vele substanties die structuur en eigenschappen hebben. Dit levendige ontwikkelen kan ons doen begrijpen en doorzien wat de stoffen die door dit levendige gevormd worden, kunnen bewerkstelligen in de organismen waar ze ingebracht worden.
De levensprocessen die vooraf gaan aan de vorming van werkzame bestanddelen kunnen in het geval van valeriaan gezien worden in het vervluchtigen en verluchten, dat bij hem zo sterk verloopt. Zijn etherische activiteit brengt het levend-vloeiende, zich-plastisch-vormende in de astrale werkingssfeer, lost er helemaal in op. Het intensieve bloeiproces dat daardoor ontstaat strekt zich in de plant uit, tot aan de wortel, doordringt de plant met warmte-, lucht- en lichtkrachten. Het verbindt zich met de vastwordings- en verzoutingstendensen van het wortelgebied. Daarvan getuigen de kamferachtige stoffen die als "Sulfur op het Salniveau" moeten bekeken worden -in de zin van de begrippen Sal, Mercur, Sulfur waarmee de alchemisten de driedelige natuur der planten aanduidden naar wortel-, blad-, en bloeiprocessen. Dergelijke stoffen zijn dus verstarde lucht-vuurprocessen. Preparaten van de valeriaanwortel reguleren bijgevolg bij de mens de verhouding tussen etherlichaam en astraal lichaam, dempen te sterke astrale activiteit in het gebied van de zenuw-zintuigorganisatie en brengen deze onder de werking van het Ik. Dat is ook de reden (het losmaken van het astraal lichaam) dat ze kramp wegnemen en slaap brengen. Deze werking wordt ondersteund door andere stoffen die in de plant gevormd of bezonken zijn en die afgeleid zijn van koolhydraten : zetmeel, suiker, gom, slijmstoffen ; want suiker en alle stoffen waar het lichaam suiker van maakt, komen onder de activiteit van het Ik, prikkelen het Ik. Ook looizuren spelen een rol ; men schrijft ze een kalmerende werking bij darmslijmvliesontsteking toe omdat het astraalverwante substanties zijn.

Rudolf Steiner spreekt in de vijfde voordracht uit de landbouwcursus over het wezensgeheim van valeriaan : "Perst men, vóór men de meststof gebruikt die men aldus bereid heeft, de bloemen van de valeriaan uit, en verdunt men het sap heel sterk, dan kan men , als men dat verdunde valeriaanbloesemsap op een zeer fijne manier aan de meststof toevoegt, iets in die meststof teweegbrengen dat maakt dat zij zich op de juiste manier verhoudt t.o.v. wat men de fosforsubstantie noemt." Wat van de valeriaanbloesem uitgaat geeft dus andere planten -via de meststof- de macht om de juiste hoeveelheid fosfor naar zich te halen. Valeriaan heeft dus een speciale verhouding tot het fosforproces.

We bekijken nu fosfor even van naderbij.
Fosfor werkt in alle natuurrijken, maar het toont zich nooit als element. Daarom bleef het als stof voor de mensheid onbekend tot de alchemist Brandt 300 jaar geleden door het verdampen van urine en het uitgloeien van het residu zonder zuurstof, het eerste vrije fosfor verkreeg. En 200 jaar geleden ontdekte Scheele dat knoken beduidende hoeveelheden fosforzuur bevatten. Daarop leerde men grotere hoeveelheden fosfor produceren door van beenderas calciumfosfaat te maken, en daaruit door gloeien met kolen zonder luchttoevoer het fosfor zelf. Tegenwoordig vertrekt men van mineraal calciumfosfaat.
Als stof is witte fosfor uniek. Nauwelijks is het als damp gewonnen op de hierboven beschreven manier, heeft het zich onder water verdicht tot een kleurloze, doorzichtige, wasachtige substantie, of het zonlicht verandert reeds zijn kleur: het wordt geel. Bij 44° (de temperatuur van een vogellichaam) smelt het reeds, het wordt een klare vloeistof, die men zeer kan onderkoelen vooraleer ze terug kristallijn verstart. Fosfor weert zich dus tegen het vastworden. Het streeft meer naar een vervluchtigen, is reeds bij kamertemperatuur vluchtig, dat merkt men aan zijn karakteristieke reuk. Reeds als vast lichaam, bij 40°, sublimeert het merkbaar. Met kokend water kan men het al destilleren, bij 287 ° verdampt het. De vaste witte fosfor is tamelijk licht (soortelijk gewicht 1,83). Het lost slecht op in de aardse vloeistof water, maar goed in de waterstofrijke vloeistoffen ether, benzol, etherische en vette oliën. De benodigde smeltwarmte is laag, 5 cal. /kg, d.w.z. dat het door zijn wezen het smeltproces tegemoet komt. Het is buitengewoon ontvlambaar, reeds de aanraking met een glasstaaf van 60° doet het ontbranden. Fosforbranden zijn daardoor moeilijk te blussen. Als het verbrandt geeft het veel warmte af: 1kg geeft 5900 cal. Men ziet dus dat fosfor innerlijk verwant is met warmte : het draagt warmte. Wat echter reeds bij zijn ontdekking in 't oog sprong is de manier waarop het zich tot licht verhoudt. Reeds onder zijn verbrandingspunt verbindt het zich begerig met zuurstof, veroorzaakt bij een "koude verbranding" "fosforescerend" licht. Ieder stukje fosfor dat men aan de lucht blootstelt wordt onmiddellijk omhuld door koel verbrandende fosforrook en omgeven door blauwe lichtwolken. Daarbij wordt ozon gevormd. Fosfor is het giftigste element- 0,1 g is al dodelijk. En toch heeft ieder levend wezen het nodig. Witte fosfor (want er bestaat ook rode fosfor) is ongelofelijk actief, het verbindt zich met grote intensiteit met bijna alle elementen. Het vormt een ganse rij verbindingen met waterstof, die ook zeer fosforachtige eigenschappen vertonen naargelang de hoeveelheid fosfor die ze bevatten; ze zijn gasvormig, vluchtig-vloeibaar of vast, licht ontvlambaar of zelfs zelfontbrandend.

Als mineraal komt fosfor in de natuur alleen in grote hoeveelheden voor als calciumfosfaat, en wel als apatiet en fosforiet. Het is dus in het aardeproces vast en duurzaam aanwezig in het minerale rijk -in tegenstelling tot zwavel dat zich in het levende, in het eiwit zo goed thuis voelt. Zwavel vindt men ook in de minerale wereld, maar slechts als overgang, het wordt erin gedwongen, streeft er zelf niet naar. Waar fosfor in de minerale wereld vooral als zuur voorkomt, is dat bij zwavel alleen maar als sulfide, in de metalen. Sulfaten zijn als minerale vormen eigenlijk buitensprongen (gips, zwaarspaat), ballingsoorden voor de zwavelnatuur, die daar altijd weer wil uitgeraken. Maar ook het fosfor is voor de opbouw en het leven van planten, dieren en mensen absoluut nodzakelijk -evenals zwavel. Toch werkt het ook in het levende alleen als zuur, nl. bij de aanmaak van proteïnen, nucleoalbuminen, vooral van de kernproteïde van de celkern. In het plantenzaad zit voornamelijk phytine, ook een fosforzuur. Fosfor heeft dus iets te maken met de zaadvorming. Rudolf Steiner noemt het zaadvormingsproces een waterstofproces dat het aards geworden plantaardige weer oplost in het kosmische, zodat de kosmos van de plant een afdruk van zichzelf kan maken en daardoor het aardse plantenwezen kan vernieuwen met een kosmisch wezensdeel. In samenhang met deze processen vormt de plant zeer waterstofrijke substanties, etherische oliën, vette oliën, beide, zoals gezegd stoffen waar fosfor goed in oplost.

Het is in de mens dat men de oplossing van het fosforraadsel vindt. Daar staan fosfor en het fosforproces vooral in dienst van de Ik-organisatie, die haar aardse opdracht slechts kan vervullen door het handhaven van afbouw- en mineraliseringsprocessen. Enerzijds heeft ze de afbouwende activiteit nodig in de zenuw-organisatie en de mineralisering in het beendersysteem, anderzijds heeft ze verbrandingsactiviteit nodig in het stofwisselings-ledematensysteem, meer zelfs : de warmteontwikkeling in het ganse organisme; dit laatste om de weg te banen voor de wilsontplooiing. De bewustzijnsklaarheid in zenuwen en hersenen, het vormen van het beeld van het menselijk Ik in het skelet, het wilsvuur in de ledematen, dat zijn allemaal domeinen van de fosforwerkzaamheid. Fosfor gooit zijn ganse vuurkracht in de dode minerale aardnatuur. Het zoekt zijn weg naar de anorganische substanties die iets betekenen voor de Ik-organisatie van de mens, het wakkert de bewuste activiteit van de mens aan. Waar het Ik in de doodssfeer moet doordringen om daar zijn bestaan op te bouwen, daar is fosfor zijn machtige helper. Deze wonderstof "ondersteunt de Ik-organisatie zodat deze de weerstand van het fysieke lichaam kan overwinnen"(Rudolf Steiner). Als iemand zijn beendersysteem niet genoeg beheerst, wat zich kan uiten in een slepende gang -maar ook als iemand een slepende gedachtenvorming heeft, dan kan hij van fosfor als medicament hulp krijgen. Met fosfor hangen alle toorn- en woedetoestanden samen, een rozig uitzicht. Het werkt direct op het stofwisselingssysteem van het hoofd. Aangezien we met fosfor op het Ik kunnen werken, is het ook bij aangepaste dosering een uitmuntend slaapmiddel. Het veroorzaakt een sterk wakkerzijn overdag, sterke afbouw, gezonde vermoeidheid, en vandaar en vaste slaap (Valeriaan is dan ook bekend als slaapmiddel).

Valeriaan is a.h.w. een plantaardige fosfor. Hij vertoont in het klein wat fosfor machtig en alomvattend doet : het Ik oproepen om al zijn energieën te mobiliseren.

Terug naar de inhoudstafel V - Z.