De Staat

Voor de meeste mensen lijkt het heel vanzelfsprekend dat de staat ingrijpt in alle takken van het maatschappelijk leven. Nochtans is dit niet altijd zo geweest. De moderne nationale staten zijn een eerder recent verschijnsel. Om de zaken efficiënter te laten verlopen, hebben ze bureaucratieën in het leven geroepen. Deze laatste hebben de neiging om te vergeten dat zij er zijn om de burger te dienen en niet omgekeerd. In vele landen voelen de burgers zich dan ook beperkt in hun vrijheid door al te verregaande overheidsinmenging. Verschillende denkers hebben zich met het fenomeen van de staat bezig gehouden en hebben gepoogd te bepalen waar de grenzen zijn tot waar de staat mag ingrijpen. Rudolf Steiner verwijst naar het boekje van Wilhelm von Humboldt "Ideen zu einem Versuch die Grenzen der Wirksamkeit des Staats zu bestimmen".
Bij Wilhelm Reich, een leerling van Freud, vonden we een vereenvoudigd model van hoe een administratief apparaat kan verworden tot een onderdrukkend systeem. We vertaalden het voor u. Aangezien Reich een psychoanalyst is, moet men de verwijzingen naar het sexuele erbij nemen . Over de marxistische visie gaan we niet uitweiden, maar over Karl Marx zullen we het in de volgende Brug eens hebben.

[ ... ] "Laten we eens proberen om het dubbel wezen van de staat te begrijpen aan de hand van een eenvoudig voorbeeld:
In het prille begin van de menselijke beschaving waren de maatschappelijke taken van het samenleven en de arbeid op een eenvoudige manier af te handelen. Daardoor waren ook de tussenmenselijke verhoudingen ongecompliceerd. Dit feit kunnen we vaststellen bij de resten van deze oude eenvoudige beschavingen die zich tot op de dag van vandaag voortgezet hebben en nog bestaan. Laten we ons terug oriënteren op de organisatie die ons het best bekend is, nl. die der Trobrianden. Zij leven in een ruil-economie, t.t.z. ze hebben een gebruikseconomie en nog geen waren-economie van belang. De ene clan vangt vissen, de andere kweekt tuinvruchten. De ene heeft teveel vissen en de andere teveel groenten. Daarom ruilen ze vissen tegen groenten en omgekeerd. Hun economische productieverhoudingen zijn zeer eenvoudig. [ ... ] Hoe meer nu de arbeid die dient om de behoeften te bevredigen, opgesplitst wordt, en hoe complexer de behoeften zelf worden, des te minder kan het afzonderlijke werkende lid van de maatschappij de veelvuldige functies vervullen die hem toegewezen zijn. Bijvoorbeeld:
We verplaatsen onze Trobrianden-maatschappij met haar ruil-economie naar een willekeurige streek in Europa of Azië. We kunnen dit gerust doen want alle naties van deze aarde zijn uit volksstammen ontstaan, en deze op hun beurt uit clangroepen. Op dezelfde manier ging overal de ruil-economie vooraf aan de waren- en geldeconomie. Laat ons nu aannemen dat in zo'n kleine gemeenschap van 200 of 300 leden de behoefte ontstaat om met andere gemeenschappen in contact te treden. Deze behoefte is nog klein, slechts één persoon op 200 voelt de behoefte om aan een persoon van een andere gemeenschap iets mee te delen. Hij springt op zijn paard en rijdt naar het andere dorp om zijn boodschap over te brengen. De techniek van het letterschrift is opgekomen en de behoefte om sociaal verkeer met andere plaatsen te hebben ontwaakt langzaam. Tot nu toe was ieder zijn eigen postbode, nu echter vraagt men een ruiter om meerdere brieven mee te nemen en te bezorgen. De dorpen worden groter en tellen reeds 2000 of 5000 inwoners. Honderd leden van één gemeenschap voelen de behoefte om met honderd leden van een andere gemeenschap in schriftelijk contact te komen. Samen met de ontwikkeling van het goederenverkeer ontwikkelt zich het briefschrijven, het is niet langer meer een zeldzaam curiosum. Brieven bezorgen wordt een dagelijkse, levensnoodzakelijke opdracht die altijd maar moeilijker op de oude manier te vervullen valt. Onze gemeenschap beraadt zich daarover en besluit een brievenbesteller aan te stellen. Daartoe ontlast ze één van haar leden, die zich nog in niets van zijn kameraden onderscheidt, van zijn andere taken, garandeert hem zijn levensonderhoud en verplicht hem daarvoor voor de gemeenschap de brieven te bezorgen. Deze eerste brievenbesteller is de vleselijke belichaming van een verhouding tussen mensen, nl. de verhouding van het brievenschrijven en -bestellen. Op deze wijze ontstond een maatschappelijk orgaan dat nog niets anders doet dan de opdracht van vele briefschrijvers uitvoeren. Onze brievenbesteller is het primitieve type van de maatschappelijke administrator wiens levensnoodzakelijke arbeid nog geheel en streng in dienst van de sociale gemeenschap staat.
Laat ons nu verder aannemen dat die primitieve dorpjes in de loop der jaren, -niet in de laatste plaats dankzij de nieuwe functie van het brievenschrijven en het sociale verkeer dat daardoor ontwikkeld wordt,- evolueerden tot kleine stadjes van zo'n 50.000 inwoners. Eén brievenbesteller volstaat niet meer, er zijn er nu 100 nodig. Deze 100 postbodes hebben op hun beurt een eigen administratie nodig in de vorm van een hoofdpostbode. Deze hoofdpostbode is een voormalige simpele brievenbesteller die onlast wordt van zijn plicht om brieven te bestellen. Daarvoor neemt hij de grotere taak op zich om het werk van de 100 postbodes zo practisch mogelijk in te richten. Hij bewaakt nog niets, en hij beveelt nog niets. Hij steekt niet uit boven de gemeenschap van de postbodes. Hij maakt alleen maar het werk van de 100 postbodes gemakkelijker door uren vast te stellen waarop de bussen gelicht worden en de post besteld wordt. Hij komt ook op het idee om postzegels in te voeren, die het functioneren van de post vereenvoudigen. Op deze wijze wordt een eenvoudige functie van de maatschappij zelfstandig. "De Post" wordt een apparaat van de maatschappij dat daaruit gegroeid is met het doel die maatschappij beter samen te houden. Het stelt zich nog altijd niet als bovengeschikte macht tegenover die maatschappij.

Hoe is het nu mogelijk dat een dergelijk administratief apparaat van de maatschappij tot een onderdrukkend geweldapparaat wordt ? Dat wordt het niet op grond van zijn oorspronkelijke functie. Het administratieve apparaat behoudt zijn sociale functies, maar daarnaast ontwikkelt het langzamerhand andere eigenschappen, andere dan zijn levensnoodzakelijke werkzaamheid. Laat ons nu aannemen dat zich in ons grootgeworden dorp, onafhankelijk van het postwezen, ook de toestand van het autoritaire patriarchaat heeft ontwikkeld. Er bestaan bvb. reeds grote families die afstammen van de oorspronkelijke stamhoofden. Door accumulatie van huwelijksgoederen hebben ze een tweevoudige macht verkregen, ten eerste de macht die door het bezit komt, en ten tweede de macht om hun eigen kinderen het sexueel verkeer met minder begoede lagen van de gemeenschap te verbieden. Deze twee machtsfuncties gaan in de ontwikkeling van de economische en sexuele slavernij altijd hand in hand. De autoritaire patriarch die altijd maar machtiger wordt, wil verhinderen dat andere, zwakkere leden van de gemeenschap hun verkeer met andere plaatsen ongestoord kunnen verderzetten. Hij wil ook verhinderen dat zijn dochters corresponderen met willekeurige mannen. Hij heeft er belang bij dat zijn dochters zich alleen maar met bepaalde welstellende mannen verbinden. Omdat hij nu belang heeft bij een economische en sexuele onderdrukking bemachtigt hij heel vanzelfsprekend de zelfstandig geworden sociale functies (in ons geval: de post) die eigenlijk in dienst staan van gans de maatschappij. Onze patriarch zal nu door zijn groeiende invloed de bepaling invoeren dat de post niet meer alle brieven zonder onderscheid bezorgt, maar dat bepaalde brieven toegelaten zijn en andere niet, bvb. alle liefdesbrieven en bepaalde zakenbrieven worden weerhouden. Om deze nieuwe functie te kunnen uitoefenen stelt de post een brievenbesteller aan met als opdracht : "postcensuur". De maatschappelijke administratie verwerft daarmee een tweede functie, die haar van nu af aan als autoritaire overheid tegenover de rest van de maatschappij stelt. Daarmee is de eerste stap gezet in de ontwikkeling van een maatschappelijk administratief apparaat naar een autoritair staatsapparaat. De postbodes bezorgen weliswaar nog altijd brieven, maar ze snuffelen ook al in de inhoud van de brieven en beginnen uit te maken wie mag schrijven en wie niet, en wat geschreven mag worden en wat niet. De sociale gemeenschap kan hierop reageren op twee manieren: ze laat begaan of ze protesteert. De eerste kloof in in de sociale gemeenschap is ontstaan, of men het nu "klassetegenstelling" of iets anders noemt. Het komt hier niet op de woorden aan maar op het onderscheid tussen levensnoodzakelijke en vrijheidsbeperkende sociale functies. Van nu af aan staat de deur open voor willekeur. Zo kunnen bvb. Jezuieten de postcensuur gebruiken voor hun eigen doeleinden. Of de geheime politie kan de bestaande postcensuur gebruiken om haar eigen macht te vergroten.

Dit vereenvoudigd voorbeeld kan men gemakkelijk toepassen op de ingewikkelde machinerie van de huidige maatschappij, zonder de zaak te vertekenen. Of het nu gaat over het bankwezen, onze politie en ons schoolsysteem, of de vertegenwoordiging van de maatschappij tegenover andere naties. Wij kunnen ons oriënteren temidden van de chaos als we consequent bij het beoordelen van een of andere bevoegdheid van de staat de vraag stellen: wat was hier de oorspronkelijke functie, welk maatschappelijk doel moest er gerealiseerd worden ?- en wat is er dan later bijgekomen dat de vrijheid van de leden van de maatschappij onderdrukt ? De veiligheidspolitie van New-York of Berlijn had oorspronkelijk de opdracht om de gemeenschap te beschermen tegen moord en diefstal. Als dusdanig is dat nog altijd een nuttige functie. Als de veiligheidspolitie zich echter het recht toeëigent om onschuldige spelletjes in privé-huizen te verbieden, of om de mensen voor te schrijven of ze mensen van het andere geslacht alleen in hun woningen mogen ontvangen, wanneer ze moeten opstaan en naar bed moeten gaan, dan hebben we het beeld van tiranniek-autoritair staatsgeweld voor ons, dat boven en tegen de maatschappij geplaatst is.

[ ... ] Het wordt duidelijk dat het staatsapparaat terug een uitvoerend orgaan van de maatschappij moet worden. De staat moet niet afgeschaft worden, alleen zijn irrationele functies moeten hem afgenomen worden. De rationele functies zijn levensnoodzakelijk en moeten blijven bestaan. Dit onderscheid tussen irrationele en levensnoodzakelijke functies maakt het mogelijk om bij iedere nieuwe administratieve functie op tijd na te gaan of ze probeert zich boven en tegenover de maatschappij te stellen, en dus een nieuw autoritair staatsinstrument begint te worden. Zolang ze de maatschappij dient, is ze er een deel van; ze is welkom, noodzakelijk en hoort thuis in het gebied van de levensnoodzakelijke arbeid. Werpt ze zich echter op tot heer, tot een tiran over de gemeenschap, wil ze een zelfstandige macht worden, dan wordt ze een doodsvijand van de maatschappij en moet als dusdanig behandeld worden.BR> Dat de moderne en gecompliceerde sociale organismen niet zonder administratief apparaat kunnen bestaan, dat is zonder meer duidelijk. Het is even duidelijk dat de tendens tot machtsmisbruik door de staat principieel niet kan uitgeroeid worden. Daarmee komen we op een breed onderzoekingsgebied voor sociologen en sociaal-psychologen. Want als een autoritaire staatsstructuur vernietigd is, dan blijft de opdracht bestaan om een herhaling van het autoritair zelfstandig worden van administraties te voorkomen. Dit zelfstandig worden is een onmiddellijk gevolg van het onvermogen van de werkende mensenmassa's om hun zaken zelf in te richten en te besturen, om zichzelf te controleren. Het probleem van de autoritaire staat kan dus nooit meer behandeld en overwonnen worden zonder het probleem van de mens-structuur en omgekeerd. [ ... ]

Terug naar de inhoudstafel R - U.