Voor beginners: antroposofie en kruiden

Wilhelm Pelikan schreef een zeer interessant werk over planten, "Heilpflanzenkunde". Het bestaat uit drie delen. De planten worden er in hun uitzicht en werking beschreven vanuit geesteswetenschappelijk oogpunt. Het volgende uittreksel komt uit het derde deel, kapitel XVI, het gaat over : "Specerijplanten en de menselijke wezensdelen".

[ ... ] "Het is voor de mens niet voldoende dat zijn voeding bepaalde stoffen bevat (eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen) om zijn lichaam op te bouwen en zijn krachten te ontwikkelen (caloriegehalte). Voeding moet ook zijn smaak bevredigen. Over deze laatste valt niet te twisten, ieder heeft en houdt de zijne. Wat bij het dier een zuiver driftgebeuren, een honger-bevredigen is, wordt bij de mens een dagelijks terugkerend klein feest, waarbij de esthetische omkadering even belangrijk is als wat fysisch aangeboden wordt; bij de maaltijd horen communicatie en gezelligheid, daardoor wordt ze een deel van het sociale leven. Wie zijn voedsel een individueel tintje wil geven, doet dat door de kruiden, die voor het merendeel van specerijplanten afkomstig zijn. [...]

Het zijn warmte-werkingen die van een plant een specerijplant maken. De koude gebieden brengen er weinig voort. In de gematigde zone komen er al meer voor; maar de meeste groeien in de warme landen. Samen met de temperatuur stijgt ook de smaakgevende kracht van de planten. In de gematigde zone hebben we milde kruiden, in de tropen de vurige. Vergelijkt men jeneverbes, venkel, anijs, komijn, salie, rozemarijn, marjolein, paprika, peper, muskaat, kaneel, dan heeft men een weg van Noord naar Zuid afgelegd.

De menselijke voeding weerspiegelt de mens zelf, de ganse mens met al zijn wezensdelen, niet alleen zijn lichamelijke natuur maar ook ziel en geest. De mens heeft niet alleen een gestalte, leven, gewaarwording in zich, zoals dat ook het mineraal (gestalte), de plant (gestalte, leven) en het dier (gestalte, leven, gewaarwording) hebben. Maar daarbij heeft de mens ook een zelfbewuste geest, die zich als een Ik beleeft, die in zijn innerlijk de wereld begrijpt en vanuit zijn innerlijk met zijn wil scheppend in de wereld ingrijpt. De mens wil met bewustzijn doordringen wat hij wil genieten - niet alleen maar verteren. Een vogel is tevreden als hij kan graantjes oppikken om verzadigd te geraken. De mens bereidt uit dezelfde zaden op kunstige manier brood, dat hij met zout, komijn, venkel, anijs, maan- en sesamzaad, gedroogde vruchten op velerlei wijze kruidt. Waarbij hij dan nog dikwijls 's morgens een andere soort brood eet als 's middags of 's avonds - om a.h.w. zijn ganse organisme voor de spijs wakker te maken. Zo worden de sympathiekrachten der ziel evenveel aangesproken als de verteringskrachten van de organen, zodat de smaak werkzaam wordt -afhankelijk van het gebruikte toevoegsel- al over tong, verhemelte, tot in de maag, de darmen en hun klieren, tot in de onbewuste diepten van de lichaamsorganisatie, tot gal en lever. De kruiden helpen het Ik bij het smaken en laten het toe om de waarde van het voedsel in te schatten. Dit Ik, het menselijke geestwezen, heeft in het lichaam als fysiek instrument vooral de warmte-organisatie; het woont a.h.w. in de bloedwarmte, daarom ook worden temperatuur en temperatuurverschillen zo hardnekkig vastgehouden. Het modern geesteswetenschappelijk onderzoek van Rudolf Steiner heeft dat dikwijls beschreven. Op dit Ik werkt een eerste klasse van kruiden, die men de verwarmende zou kunnen noemen. Zij kunnen dat omdat ze zelf "in de warmte geboren zijn", nl. in de verschillende rijkgevarieerde warmtezones van de aarde. Hun vuur glanst het zwakst in de koude streken, het sterkst in de tropen. In de gematigde zone schenkt ons de familie van de lipbloemigen (labiatae) een waar arsenaal aan kruiden, het is niet voor niets dat de nektar ervan het lievelingsvoedsel van de honingbij -een warmtedier- is :

Salie pepermunt melisse
bonenkruid basilicum marjolein
thijm oregano rozemarijn

Hiermee maken wij pas soepen, sauzen, groenten, salades, aardappelen, vleesgerechten echt smakelijk.

Peper, muskaat, kruidnagel, curcuma (in kerrie), paprika, maar ook kaneel en piment zijn gaven van de tropen die de stofwisseling machtig aanwakkeren en die rijsttafel, mais, sago, tapioca, en de in deze streken bijzonder moeilijk te verteren vleesgerechten toegankelijk maken voor de stofwisseling die in deze hitte gemakkelijk verslapt; ook versterken ze de werking van lever en gal. De warmte-organisatie, en het Ik dat erin leeft maar dat door de tropenhitte, een lichaamsvreemde warmte, voortdurend met overweldiging wordt bedreigd, heeft de sterke impulsen in de voeding die van deze kruiden uitgaat nodig om zijn innerlijke wilswarmte te kunnen handhaven en naar buiten te kunnen werken.

Maar de mens is niet alleen een geest-, maar ook een zielewezen. Ook de ziel heeft in het lichaam een bijzondere organisatie nodig waar ze kan in leven : een luchtsysteem. Daardoor, door alle ademhalingsprocessen kan ze zich als gevoelig en voelend zielewezen in een lichaam thuisvoelen. Ook de dieren hebben een lucht-organisatie als basis voor de ontplooiing van een zieleleven -natuurlijk op een lager niveau als de mens. Hiermee moet men eveneens rekening houden bij de voeding en bij het koken. Hier helpt een klasse van kruiden, nl. diegene die het "luchtig maken" van het organisme stimuleren, en daardoor het ganse menselijke zielewezen, het astraal lichaam, aanspreken. Zulke kruiden worden geleverd door planten die een relatie hebben met het luchtelement, zoals de lipbloemigen die hebben met het warmte-element. Dat zijn de schermbloemigen (umbelliferae). Deze "grijpen naar het luchtige", breiden er hun fijn-geleed blad in uit, versproeien er a.h.w. in ,uitstralend met schermen en schermpjes, vullen zich ermee in hun holle stengels, opgeblazen bladscheden en luchtgevulde vruchten. Zij streven naar een "astralisering", beluchting van hun vloeiend-levendige plantennatuur, en overschrijden daardoor een klein beetje de grens die hier voor planten bestaat (normaal is er in een plant met zijn water-organisatie alleen plaats voor een etherlichaam). Door dit overschrijden kan de schermbloemenfamilie ons kruiden schenken waarmee men vloeibare spijzen, soepen en sauzen, aromatiseert: men denke slechts aan peen, selder, pastinaak, kervel, peterselie, dille. Door deze kruiden wordt onze vloeistof-organisatie krachtig door astrale activiteit aangegrepen, alle spijsverteringsklieren opgewekt tot verhoogde uitscheiding. Maar ook verhinderen ze een ontsporing van de luchtwerking, opgeblazenheid enz. Daarop berust de gunstige werking van venkel, anijs en komijnzaad op het zwaar verteerbaar graneneiwit in sommige broodsoorten.

Andere kruiden helpen dan weer een derde menselijk wezensdeel, de drager van de levenskrachten, het etherlichaam, dat zijn stoffelijke drager in het stromend sappenwezen, in de vloeistof-organisatie vindt. Het bewerkstelligt opbouw, voeding, vermeerdering en genezing, hierin geleid weliswaar door de hogere wezensdelen, Ik en astraal lichaam (ziel en geest). Deze kruiden helpen dit derde wezensdeel om de eiwitten uit de voeding te halen, af te bouwen, lichaamseigen te maken en terug op te bouwen in de eigen lichaamsorganisatie, aan te passen aan de werking van de hogere wezensdelen. Dat doen planten die zwavelhoudende aromastoffen vormen. Want zwavel bevordert het verlevendigen van het eiwit waarvan hij een belangrijk bestanddeel is; hij versnelt de levensprocessen, geeft ze energie. Dit soort planten heeft een woekerende, borrelende groei, een onkruidachtige levenstaaiheid die hen onder omstandigheden laat groeien waar andere planten verkommeren, bvb. herik, looksoorten, lepelblad. Twee plantenfamilies leveren vooral zwavelhoudende aromastoffen, nl. de bolgewassen (leliaceae) en de kruisbloemigen (cruciferae). We denken maar aan ajuin, knoflook, bieslook, waarmee we vlees- en visgerechten, eieren, kwark, kaas, erwten, bonen, linzen lichter verteerbaar en smakelijk kunnen maken. Ook nog mosterdzaad, mierikswortel, waterkers worden daarvoor gebruikt, evenals de verwante kappertjes. Deze zwavelkruiden bevorderen niet alleen de opname van eiwitsoorten in het lichaam, ze brengen ze ook in het bereik van de ademhaling, komen daarmee de luchtorganisatie en het astraal lichaam tegemoet. Wie zulke kruiden ietsje teveel gebruikt heeft verraadt door zijn adem dat de zwavelwerking tot in de ademhalingsorganisatie is opgestegen ! Ook van deze kruiden heeft een bewoner van zuidelijke streken meer nodig dan iemand uit noordelijker breedten.

Kruidenplanten staan dicht bij geneeskrachtige planten, ze zijn dikwijls tegelijkertijd zowel het een als het andere. Dat werpt een licht op het wezen van de menselijke voeding. Wij nemen ons voedsel uit de buitenwereld die ons eigenlijk vreemd is en door de spijsvertering volledig moet worden omgevormd; anders zou het voor ons vergif zijn. Daarom wordt iedere spijs als een belasting beleefd -de ene al meer dan de andere-, tot ze door de verteringskracht overmeesterd is. Eigenlijk "eten wij ons ziek en verteren wij ons gezond"(Rudolf Steiner). Deze dagelijkse kleine genezing wordt door kruidenplanten , of door de specerijen die ze voortbrengen, ondersteund; dat ligt aan hun geneeskrachtige werking. Zo is bvb. de curcumawortel enerzijds het hoofdbestanddeel van currypoeder, maar kan men er anderzijds ook een goed medicijn voor de gal uit winnen. Venkel, anijs, komijn stimuleren de spijsverteringsklieren, maar kunnen als geneesmiddel dienen bij gestoorde melkproductie. Op dezelfde manier kunnen schermbloemigen voor maagklachten gebruikt worden. Kruiden, verteren, genezen lopen zo in elkaar over.

Het zijn dus heel bepaalde natuurprocessen die een plant tot specerijplant maken, vooral warmte- en luchtprocessen. Men kan bij de natuur in de leer gaan, zoals de alchemisten (Paracelsus), en proberen deze natuurlijke processen na te bootsen. Een kok moet werken met dezelfde elementen die in een plant werken :
- het vloeibare element bij het koken zelf (soepen en sauzen),
- het warmte-element bij het bakken, braden, roosteren (plantaardig en dierlijke eiwitspijzen : meel- en vleesgerechten),
- het lucht-element bij het verzuren van melkspijzen, kool, biet, kaas, soja.

De kook- en kruidkunst moet de brug vormen tussen de voeding, die uit de natuur buiten ons komt, en onze menselijke natuur met zijn hogere wezensdelen. Dan is de mens niet meer wat hij eet, maar dan eet hij wat hij is. We moeten onze spijzen zodanig bereiden dat ze aan ons eigen wezen aangepast worden. Dat lukt door de bewust gekozen en juist gedoseerde kruiden toe te voegen."

Terug naar de inhoudstafel I - L.